28/07/1938, Gevaren bedreigen Sluis, Algemeen Handelsblad (www.delpher.nl)

GEVAREN BEDREIGEN SLUIS De oude stadspoorten en de laatste korenmolen wankelen. VOOR RESTAURATIE GEEN GELD

(Van onzen correspondent)
Sluis, 28 Juli.

In den bloeitijd van zijn bestaan waren het in de allereerste plaats handel en scheepvaart, die duizenden het vermaarde Lammensvliet tot doel hunner reis deden kiezen. Toen liep de heirweg naar het machtige Brugge langs deze stad, die - eerst bekend als Lammensvliet, later als Sluis - van deze ongemeen gunstige ligging jaren lang ruimschoots profijt heeft getrokken. Veel is sedertdien veranderd. De zee, die welvaart bracht, heeft zich van Sluis teruggetrokken; alleen een klein kanaal naar Brugge bleef behouden. Scheepvaart en handel hebben hun weg verlegd, maar nog ligt Sluis aan den heirweg naar Brugge! Wie Brugge bezoekt om te zien wat het voorgeslacht in voorspoedvolle tijden bouwde, moet ook Sluis niet vergeten.

Die twee - en ook de andere havens in het Zwingebied - hebben één verleden gemeen, maar weten zich ook in het heden nog in velerlei opzicht nauw verbonden. Sluis - in Zeeuwsch-Vlaanderen, - eens de machtigste haven aan het Zwin, een der toonaangevende steden in het Vlaanderen van die dagen, mag zich sedert korten tijd verheugen in de belangstelling van een nog steeds groeiend aantal vreemdelingen.

Het heeft lang geduurd eer Sluis „ontdekt" werd, maar als men er vorig jaar een honderdtwintigduizend bezoekers telde, bewijst alleen dit cijfer reeds dat Sluis niet vergeten wordt! De boot van Brugge brengt dagelijks vele bezoekers naar het oude havenstadje met zijn schilderachtige kade; en ook per tram komen de toeristen, uit Knocke (de verbindingen met het nabije Vlaanderen zijn voor bezoek aan Sluis heel wat beter, dan die met overig Nederland; er is echter enkele malen 's daags een directe verbinding per tram naar Breskens, waar men aansluiting heeft naar Vlissingen).

Binnenkort zal men het 650-jarig bestaan der stad kunnen vieren, en ook daarmee zal het een druk vreemdelingenbezoek trekken; alles wijst er trouwens op, dat Sluis in steeds wijder kring bekendheid verwerft. Het ontbreekt te Sluis echter nog steeds aan de noodige samenwerking, om het stadje het volle profijt te brengen dat uit een zoo druk vreemdelingenverkeer kan voortvloeien. De wallen rond Sluis (aangelegd in 1598, verbeterd in 1702) verdienen ruimschoots de aandacht van den bezoeker, maar..., men heeft er al heel weinig zorg aan besteed om het verblijf op deze aarden omwalling aangenaam te maken! Aanleg van een wandelpad is al het geringste dat gevraagd mag worden voor een stadje van nog geen 3000 inwoners, dat in één jaar tijds 12.000 betalende bezoekers naar zijn museum trok....

In de wallen bevinden zich nog de poorten die eertijds toegang tot de stad gaven. Maar: restauratie daarvan is dringend geboden! De Westpoort of de zoogenaamde „Steenen Beer" is een ruïne, en herinnert niet aan de „sterke en prachtige poort" die daar ter plaatse na de belegering door de Bruggelingen in het jaar 1437, is gebouwd. Als de stadspoorten van Sluis niet spoedig de zorg krijgen welke zij verdienen, dreigt hier een onherstelbaar verlies.

De laatste korenmolen welke Sluis bezit, is eveneens een der bezienswaardigheden van het oude stadje. Deze molen, „de Brak" genaamd, dagteekent van 1937, maar het is zeer de vraag of men het tweede eeuwfeest van zijn bestaan nog zal kunnen vieren. Ook hier dreigt het gevaar, dat Sluis deze bezienswaardigheid zal verliezen...

Een zoo rijke erfenis als het stille, maar voor den vreemdeling zoo schilderachtige Sluis van de twintigste eeuw uit handen van het voorgeslacht ten deel is gevallen, stelt zware eischen. Het is ook thans, als in 1445, geldgebrek waardoor men de noodige herstelwerken niet kan uitvoeren.

Toen heeft hertog Filips de Goede den Sluizenaren toestemming gegeven om een lijfrente van tweehonderd ponden vlaams op de stad te verkoopen en een loterij in te richten, teneinde daaruit middelen te verkrijgen die noodig waren tot den bouw van een stadspoort. Het is te hopen, dat ook thans middelen worden gevonden om het schoone bezit dat Sluis is, in vollen luister te behouden. Het stadhuis met den toren is in de jaren 1896-1900 onder leiding van dr. Cuypers, J. Frederiks en L. Noest geheel gerestaureerd, doch, thans vragen andere deelen van het stadje de volle aandacht.

Dat Sluis, zelfs bjj algeheelen steun van de zijde der burgerij, niet bij machte is om alles uit eigen middelen te betalen, mag de plannen voor restauratie niet in den weg staan. Het is te hopen, dat - als het mooie stadje na de teistering van brand, oorlog en watervloed en de schending van veel schoons dat men behouden mocht, straks zijn 650-jarig bestaan gaat vieren en plannen beramen om die viering tot een feest te doen zijn — tenminste alles gedaan werd wat mogelijk is om de stad (die eens een der meest bekende van heel Vlaanderen was en relaties onderhield met kooplieden in alle vreemde havens), haar wallen en gebouwen in goeden staat te behouden. 

28/07/1938
Algemeen Handelsblad (www.delpher.nl)
1938