1855: Uit het jaarverslag van Zeeland over de binnenhaven van Sluis (Zeeuws Archief, Verslag van den toestand der provincie Zeeland door Gedeputeerde Staten, 1855, 192)
De haven van Sluis, ten gevolge der verlanding van het achterste gedeelte van het Zwin, onbruikbaar geworden zijnde, heeft het gemeentebestuur, in het belang van den handel en van de openbare gezondheid, verzocht dat het kanaal van Brugge tot in de binnenhaven wierd doorgetrokken, waarvan in onze beide vorige verslagen is melding gemaakt. Daarvoor zijn twee ontwerpen vroeger ter bespreking gebragt, die echter, om verschillende redenen, niet voor uitvoering vatbaar schijnen.
De doortrekking wordt bijzonder bemoeijelijkt door de omstandigheid, dat het Lapschuursche gat, waarmede het kanaal alsdan noodwendig behoort verbonden te worden, sedert de verlanding der Passluis, naar de Belgische sluis aan het Hazegras afwatert door de bermsloot welke het kanaal aan de andere zijde begrenst, tot behoud van welke afwatering een syphon of duiker van beduidend vermogen onder het kanaal vereischt wordt. Kwam de zoo verlangde nieuwe uitwatering in het voormalige 4de district tot stand, dan zou tevens dit belangrijk bezwaar opgeheven zijn.
Er is thans door den Hoofd-Ingenieur een ontwerp ingeleverd voor eene doortrekking van het kanaal, met bestendiging der voormelde afwatering door een syphon, met voorziening der uitloozing van de stads-riolen en met afdamming der haven, mede ter bevordering van de openbare gezondheid. Dat ontwerp is aan het Departement van Binnenlandsche Zaken opgezonden.