15/07/1825, Rapport door De Pauw in voorbereiding op het bevaarbaar maken van het kanaal Brugge – Sluis en het verlengen tot aan de Schelde, met een kaart van Sluis (Zeeuws archief, Rijkswaterstaat, 250, kaart: 130x48 cm)
N° 648 846
Rapport der resultaten van gedane voorloopige opnemingen en het prepareren der projecten tot het bevaarbaar maken van het gegraven kanaal van Brugge naar Sluis, gelijk mede van het verlengen van dat kanaal tot in de westerschelde te Breskens
Krachtens den last daar toe inder tijd door de Heer Inspecteur Generaal Gondriaan verstrekt, is voor de opgem[elde] projecte moeten:
- onderzocht worden ze aan de geschikste plaats tot het construeren van een schutsluis voor het debouché van het actueel gegraven kanaal van Brugge naar Sluis in de nabijheid der Stad Sluis, tot de vereeniging van dat kanaal met het Zwin, in dien voege als bij dien last is voorgeschreven;
- gewaterpast worden naar de hoogte ligging der landen tot verlenging van het kanaal van Sluis naar even beoosten de dijkshoek aan de watering van Baarzande in de nabijheid van Breskens zoo in de *ing op Zuidzande en Groede, als in een regte lijn van over beoosten de Oostsluis bij de stad Sluis, tot hetzelfde debouché aan de watering van Baarzande (…)
het bedoeld kanaal in elk der drie genoemde gevallen, aannemende dat de afmetingen van het profil des kanaals en sluizen moeten overeenkomen met die die het reeds gemaakte deel des kanaals tusschen Brugge en Sluis, en dat de bodem eene afhelling verkrijgd, in reede eener lijn welke van der waterstand des kanaals bij Brugge op het gewoon laag water bij Breskens getrokke word. en diepte van de slag dorpel der sluis 2 ellen benede laag water komen, volgens den inhoud van opgem. last kan de kaart van de Pauw voor de platte grond teekening dienen.
Het onderwerp van dit rapport verdeeld zich bepaaldelijk in twee hoofddeelen of onderwerpen als
- Betrekkelijk het daarstellen van een debouché voor het kanaal van Brugge naar Sluis in de nabijheid van laatstgem[elde] stad waarmede dat kanaal met het Zwin in gemeenschap gesteld wordt, en
- om het kanaal van Brugge naar Sluis te verlengen tot even beooste de dijkshoek van de watering van Baarzande in de nabijheid van Breskens en het zelve alzoo onmiddellijk op de westerschelde te doen deboucheren, waar bij twee eensgezinde verschillende rigtingen in aanmerking moeten komen.
Betrekkelijk het eerste ontwerp, waar bij tevens de ontlasting van het landwater door de bij de stad Sluis liggende Pas Sluis ongehinderd moet blijven geschieden, is zoo tot menagement van kosten alsom de stad Sluis deszelfs gelegenheid ter scheepvaart te doen behouden, en voor de betrekkingen des kanaals in het algemeen, geschikst voorgekomen het debouché van het actueel gegraven kanaal van Brugge naar Sluis niet onmiddellijk uittebrengen op het Zwin, maar op het Sluische gat, of vaarwater dat van de Stad Sluis naar het Zwin lijdt en zulks ongeveer 430 ellen te noordoosten der Pas Sluis in de strekkingen en ter plaatsen op de hierbijgevoegde gedrukte kaart van de Pauw N 1 met rood aangetoond, doch meer kennelijk op de meede bijgevoegde speciaale kaart van het terrein N 2 getraceerd waar op tevens de hoogte ligging der landen is aangetekend; ter plaatse op die kaart geteekend zou de schutsluis en schutkolk zeer geschikt kunnen aangelegd worden zoo met opzicht tot de strekking aan het binnen kanaal te geven, als met betrekking tot der strekking van het sluische gat, terwijl de emplacementen van de buiten en binnen in Sluis opzigtelijk de soliditeit dier constructien, meede zeer gunstig is in zoo verre als dezelve vallen op van ouds gecomprimeerd geweest zijnde grond stalen waardoor de vrees voor losheid aan welke anderzinds de ondergronden in deze strooken regt geven te eenemale opgeheven werd.
Het Gendsche peil te Brugge, waar op het bestaand kanaal van Brugge naar Sluis is aangelegd, is bevonden te zijn boven het peil der gewoone vloeden in de westerschelde te Breskens 1*05. Het gewoon hoogwater te Breskens boven het gewoon laagwater 4.00
zoo dat het verhang van den waterstand des kanaals bij Brugge op het gewoon laag water bij Breskens, bedraagd 5.05
en indien de waterspiegel in het kanaal aan zodanige hellingslijn beantwoord zou naar evenredigheid van de betrekkelijke afstand, die bij de stad Sluis komen op 2 el 24 onder het Gendsche peil of 1 el 19 onder het peil der gewoone vloede te Breskens, welk laatstgem[elde] peil dat in hoogte overeenkomt met die der gewone vloede in het Zwin en Sluische gat, men geoordeeld heeft verkieslijk te wezen tot punt van vergelijking aan te nemen voor de in deze bedoelde resultaten en projecten; bij het bestaan der gezegde helling in den waterspiegel van Brugge tot Breskens, zijnde eenen afstand van omtrent 30700 ellen, zoo mits dien op de bodem van het bestaand kanaal bij de stad Sluis, dat een waterpasse bodem gegeven is van 3 el 50 onder het Gendsche peil of 2 el 45 beneden dat der vloede in de Schelde eene diepte of waterstand over blijven van 3 el 53 – 2 el 34 = 1,26 en eene capaciteit op de doorsnede van 20 el 00 bodem & breedte (1,26 x 3 beloop der taluds) 5,78 = 23,78 x 1,26 (waterhoogte op de bodem) = 29,96 [vierkante] ellen voor het profil des kanaals waarmeede der Sluis aan het debouché bij Sluis te bouwen, moet overeenkomen bij dezelfde waterstand, zoo dat aan de zelve eene wijdte in den dag gegeven wordende van 12 el 00 denzelfs slagdorpel zou moeten gelegd worden 29,96 genoegzaam = 2.50 + 1 el 19 (dat de waterstand is onder het hoogwater peil van Breskens) = 3 el 69 onder laatstgem[elde] peil maar de ebben daaronder genoegzaam 4 ellen dalende acht men het zoo tot conservatie van de sluisfundering als gemak der scheepvaart raadzaam te weten, de slagdorpel der Sluis te bepalen op 4 el 10 onder het peil der gewoone vloeden, op welke wijze met bijvoeging van de vereischte schutkolk en binnen Sluis ter doorschi*ting van schepen benevens eene geringe rectificatie in den bodem van het sluische gat met roode lijnen op de gedetailleerde situatiekaart aangetoond men vertrouwe dat dit debouché en deszelfs afsluiting aan de bij bovengem[elde] instructie voorgeschreven en wezenlijke vereischtens zou voldoen, in de veronderstelling dat het kanaal ter opening der communiatie van gem[elde] Sluis of tot in het bestaand kanaal word aangelegd, in de strekking met rood op de gedetailleerde kaart getraceerd en tegen de sluis ter diepte van deszelfs fundering aanvangende met eene bodems breedte van 12 ellen, dies rijzende en verbredende tot het bestaand kanaal voortgaat, zoo dat bij dat kanaal gelijke diepte en bodemsbreedte met het zelve verkregen werd, ter zijden met de vereischte boorden, trekpaden en tragels voorzien.
Ofschoon bij de aanleg van het debouché in dezer voege, de ontlasting van het landwater door de Passluis bij de stad Sluis liggende ongehindert zou kunnen blijven geschieden, word evenwel de gemeenschap met die sluis afgesneden van de watergang langs de westzijde van het bestaand kanaal gaende, ter welker voorziening die watergang langs de westzijde van het te delven communicatie kanaal, zou behoren te worden doorgetrokken tot in de grachten van de voormalige de defensie linie het Pas en daar uit door middel van een te bouwen duikertje, de suatie afzonderlijk en onmiddellijk op het Sluische gat gelijdt; ook zou in de door het communicatie kanaal doorgesnede wordende groote weg der 2de klasse N° 1 eene suffisante draaibrug wijd in den dag 13 ellen, benevens een duikertje voor de zoo evengenoemde watergang behoren gebouwd en aangelegd te worden.
Het eerste ontwerp op de voorgeschreven wijze uitgevoerd wordende, zou gewis veel voordelen in zich bevatten, immers blijkt het uit de resultaten der waarnemingen op de rijzingen door vloede en dalingen der ebbe in het Sluissche gat waar van de schaal dier werkingen voorstellende, sub N 3 hier bij overgelegd, dat het verschil van eb en vloed aldaar nog omtrent 4 ellen bedraagd, en mitsdien dat vaarwater aanvankelijk nog eene geschikte gelegenheid aan bied zoo ter scheepvaart als lozing van het overtollige water, terwijl tot de voortduring dier geschiktheid gedurende nog een groote reeks van jaren, zeer veel zou contribueren de lozing door het kanaal, der overtollige wateren uit Vlaanderen te Brugge toekomende, en zoo verre als de afloop van dat water de verlanding van het westelijk Zwin verhinderen zou, blijkens de sub N 4 hier bij gevoegde begrooting van kosten, zijn die bij approximatie berekend op eene somme van f 376.000,-
En als nu overgaande tot het tweede ontwerp of de verlenging des kanaals van Brugge naar Sluis tot even beoosten de dijkshoek van de watering van Beverzande in de nabijheid van Breskens, is diens betrekkelijk op de kaart van de Pauw (bijlaag N 1), met eene blaauwe lijn getraceerd de strekking in de rigting langs Zuidzande en de Groede, terwijl de hoogte ligging der landen blijkt uit de sub N 5 bijgevoegde tabel der waterpassing, welke ligging meede is aangeduid op het langs Profil N 6, waarop tevens aangegeven zijn de waterpeilen der onderscheide polders en wateringen, welker afwateringen bij de – of ten gevolge der – uit voering van dit project zouden belemmerd of afgesneden worden zijnde op het teekenblad bijlaag N 7 gesteld eene schaal der verhangen getrokken van de gewoone waterstand, of het Gendsche peil te Brugge, op de waterstanden in de verschillende tijden van 10 tot 10 minuten bij vloed en ebbe bij de stad terschelde bij Breskens, in welke schaal tevens op dezelver betrekkelijke afstanden onderling gebragt zijn, de plaatsen der afwateringen die bij de uitvoering van dit project dadelijk zijn geinteresseerd, er, of in de verlenging des kanaals, of ter zijde langs het zelve waar het debouché bij Breskens zouden moeten geland worden, terwijl eindelijk in het tableau bijlaag N 8, zijn geindiqueerd de sluizen door welke de zooeven genoemde afwateringen tegenwoordig geschieden met dezelver capaciteiten, tijden van lozingen verschillende waterstanden enz.
Bij de renseignementen in de genoemde stukken begrepen nog voegende, dat in de eerste plaats het Zwin in de strekking voor het project des kanaals, bereids zoo verre verland is, dat met de bekende omzigtigheid werkende, de digting aldaar zonder bijzondere inconvenienten geschieden kan men in de tweede plaats, in het algemeen der geaardheid der ondergrond en in de strekking des kanaals zodanig is dat daar in zeer geschikt de delvingen kunnen gedaan en ook daar op de vereischte leidijken kunnen gelegd worden, is het met gerustheid daar voor te houden, dat het uitvoeren der onderwerpelijke verlenging mogelijk is, ofschoon zulks aan veel bedenkelijkheden is bevonden onderworpen te zijn, voor al ten opzigte der moogelijkheid uit de aftesnijden afwateringen resulterende.
Immers behoud naar aanleiding der bij de instructie voorgeschrevene vereischtens, de bodem eene afhelling te verkrijgen in rede eener lijn die van den waterstand des kanaals te Brugge op het gewone laag water bij Breskens getrokken werd, * verhanglijn op het langsche profil, bijlaag N 6, is afgetekend, en zoo uit de indicatie *ij* op gezegd langsprofil gesteld als de schaal der verhangen, bijlaag N 7, benevens het tableau der capaciteiten, bijlaag N 8, blijkt het gemanifesteerd dat de voornaamste der door het kanaal afgesneden wordende afwateringen, als die van de Pas Sluis en Oostsluis bij de stad Sluis, volstrekt niet op die verhanglijn lozen kunnen, als meede dat zulks voor de overigens, die van minder aanbelang zijn, niet als zeer gebrekkig geschieden kan, waarom het merendeels onvermijdelijk en door het geheel geraden is, de bedoelde afwateringen door laterale lijdingen daar het debouché des kanaals bij Breskens te voeren, tot welken exoneratie blijkens de capaciteiten der gezamenlijke tegenwoordige uitwaterende sluizen in de bijlaag N 8 opgegeven, des afwatering sluizen aan dat debouché in de buitenmond van het Hoofd kanaal uitkomende de capaciteit zou behoren gegeven te worden van omtrent 30 vierkante ellen op de doorsnede bij laagwater, en zulks door het stigten van vijf kokers elk wijd tusschen de muren 3 ellen 70 d, met de vloer diep 2 ellen onder het laag waterpeil zoodanig dat na de vermindering door de stempeling der deuren tijdens de lozing, in de capaciteit te veroorzaken, de zelve op genoegzaam 30 vierkante ellen bepaald blijft, aan welke capaciteit ook het lateraal afwateringskanaal behoord te beantwoorden, dat tevens uithoofde der verscheidenheid in hoogte van de waterpeilen de verschillende polders, door middel van geschikte wachters van derzelver boezems zou afgesloten moeten zijn.
Met weinig uitzonderingen moeten bedoelde afwateringen aan de oostzijde van het kanaal bepaald worden, zoo dat volgens de gegeven grondslagen de waterleiding langs die zijde, aan het debouché bij Breskens de diepte gevende van 2 ellen onder het laag waterpeil of 6 ellen onder de gewone vloeden en de boorden opgaande met 2:1, de bodembreedte zou vereischen te zijn 12 a 13 ellen, naar de zijde van Sluis bij de ontlasting van het water dat tot de suatie van de Passluis behoord rijzende, zoo dat aldaar de diepte van 4 el 30 d onder het peil van hoogwater of 2 ellen beneden het winterpeil van het landwater verkregen word, tot loozing van het water uit het Lapschuursche gat of binnen toevoerwatergang naar de Passluis, dat door de verlenging des kanaals zou door sneden worden, zouden de eerste plaats nodig wezen, het water dat door de watergang langs de westzijde van het bestaande kanaal naar de Passluis werd toegevoerd door een siphon onder door het Hoofdkanaal te leiden op het Lapschuursche gat bezuiden het kanaal, en in de tweede plaats verkieslijkst wezen de glacis der voormalige vesting werken van de stad Sluis te doorsnijden, en alzoo het water te voeren door de kapitalen gracht der vesting tot in de nabijheid van de Oostsluis, alwaar de wachter tegen de opgem nieuwe watergang zou moeten gesteld worden, en van waar dien watergang dus ook zou aanvangen terwijl de genoomde kapitale gracht door de vereischte afdamming tusschen de onderscheiden ravelijns, zou moeten gescheiden worden van de buiten vesten, ten einde deze te kunnen laten dienen tot leiding naar de nieuw aanteleggen watergang, van het met een hoger stand aangevoerd wordende water dan de Aardenburgsche vaart dat zich tegenwoordig door de sluis aan de zogenaamde duiventorens op het binnen einde der Have van de Stad Sluis ontlast, ook zou over de door deeze waterlopen, zoo door de kapitale gracht als de buitenvest te doorsnijden groote weg bij het inkomen aan de oostzijde der Stad Sluis, de vereischte Brugge of Heulen moeten gelegd worden, gelijk ook in alle zoodanigen strekkingen alwaar de bruggen over het Hoofdkanaal moeten zijn, over de bedoelde watergangen Bruggen of heulen gebouwd zouden moeten worden.
Zo de veronderstelling dat niet dadelijk zou voorzien worden in de afwatering welke door de sluis aan het Hazegras bepaald is, zou het langs de westzijde des kanaals voldoende wezen, om aanvangende in den Olijslagerpolder een watergang te delven breed in den bodem 1 el 00 zich naar de zijde van Breskens verbreedende tot 1el 70 en aldaar diep 5 el 00 onder het peil van hoogwater afgesloten met een duiker sluis tot gelijke diepte, en wijd in den dag 3 ellen suerende op den buiten mond van het Hoofdkanaal.
In dezer voege voor de afwatering der landen gezorgd zijnde, zou het kanaal van Brugge naar Sluis naar de opgegeven strekking kunnen verlegd worden, met eene bodemsdiepte aan de sluis bij Breskens te bouwen van 2 ellen onder het peil van gewoon laagwater, van daar rijzende naar de zijde van Brugge volgens eene lijn die evenwijdig is aan de verhanglijn getrokken uit de gewone waterstand te Brugge op het laagwater te Breskens, zoo dat ondergezegde verhanglijn, nergens minder diepte als 2 ellen bestaat, waar toe de bodem van het bestaand kanaal van Sluis af, naar de zijde van Brugge nog over eene lengte van omtrent 4500 ellen zou moeten verdiept worden, tot dat gezegde rijzende lijn de tegenwoordige bodemsdiepte (3 el 50 onder het Gendsche of 2 el 45 d onder het hoogwater peil van Breskens) ontmoet kunnende trouwens om der wille der bodemsbreedte van 20 ellen in dit gedeelte van het bestaand kanaal, deze verdieping welvoeglijk verkregen worden door de wederzijdsche taluds van 3:1 te verlengen of onder uit te trekken, waar door op het punt, van waar de verlenging tegen de zuidwestzijde der Stad Sluis zou moeten aanvangen, de bodems word bepaald op eene breedte van 15 el 56, en diepte van 3 el 19 beneden het hoogwater peil van Breskens, zooals zeer duidelijk op het overlangs profil bijlaag N 6 is aangetoond.
Indien met gezegde bodemsdiepte en breedte, belopen ter wederzijde opgaande van 3:1, tot 1 el 00 boven het Gendsche peil, of 2 el 65 boven dat van de gewone vloed te Breskens, even als de tragels van het bestaand kanaal, nabij de Stad Sluis word aangevangen, en volgende tot het debouché bij Breskens de omschreve helling in den bodem (tot 2.00 ellen onder het laagwater te Breskens = 6 el 00 benede het peil van hoogwater aldaar: of 7 el 05 onder het Gendsche peil, dat als de gewone waterstand is aangenomen te Brugge) zou vertrouwd men, het onder alle inzichten voldoende wezen indien de bodem des Kanaals te Breskens de breedte behield van 12 ellen en de sluizen aldaar meede gelijke wijdte en den dag gegeven werd, voorzien van een voldoende schutkolk tusschen de binnen en buiten sluizen die elk met een paar vloed en een paar eb deuren gesloten zijn, en daar en boven in de buiten sluis met wayerdeuren voorzien zijn om ten allentijde geopend en gesloten te kunnen worden.
Bij het bestaande kanaal gaat den trekweg en de baan tot groote weg langs de zuid oostzijde des kanaals, denzelve zou bij de bedoelde verlenging ook tot de doorsnijding van de straatweg binnen de stad Sluis, aan de zijde behooren gecontinueerd te worden, doch bij genoomde straatweg over te gaan langs de westzijde des kanaals van waar * ** delvingen des kanaals komende, ter volle hoogte der tragels en breedte van 15 ellen op de kruin te Breskens kan worden doorgetrokken allen met uitzondering van de traverse door het Zwin, alswaar de baan ter hoogte der doorgaande tragels slechts 11 ellen breedte verkrijgt, waar tegenaan de westzijden een dijk tot zeedijkshoogte of 4 ellen boven het peil der gewone vloeden, kruin breed 4 ellen en zeewaardich beloop van 3:1 moet sluiten, zijnde op de bijlaag N 6 getekend profillen, dwarsse doorsnede van het kanaal met de nevens het zelve aan te leggen tragels en waterleidingen.
Volgens de omschrijving daar van in deze gedaan, wijders zouden corresponderende met de voornaamste door het kanaal te traverseren wegen, dubbelde gedeel van hout getimmerde draaibruggen wijdt in den dag 13 elle behoren gebouwd, en buiten de sluizen aan het debouché tegen de Westerschelde de vereischte havenhoofden aangelegd te worden, voor alle welke bewerkingen te zamen genomen het oogmerk der verlenging des kanaals van Brugge naar Sluis, tot in de Westerschelde bij Breskens, in de strekking van Zuidzande en Groede, volgens de bedoeling der meenigen instructie zou kunnen *gen worden, terwijl de kosten voor die gezamenlijke bewerkingen in de bijgevoegde begrooting (bijlaag N 9) bij approximatie zijn berekend op eene somme van f 2,280,000.-
Hier meede zouden de resultaten van het onderzoek nopens het in deze voorgestelde tweede ontwerp geheel zijn medegedeeld indien niet nog overig bleef het bewerken der verlenging van even bewesten de Oostsluis bij de Stad Sluis, in eene regte lijn tot het debouché bij Breskens, in plaats van de voor omschrevene strekking langs de dorpen Zuidzande en Groede te volgen, waar omtrent men echter vertrouwd voldoende te zullen wezen alleen aan te merken, dat de strekking in eene regte lijn slechts 200 elle korter wezen zou als die langs de genoemde dorpen, de geaartheid en hoogte ligging der gronden moet geacht worden dezelfde te wezen, dat daar bij onder alle inzichten dezelfde doorzieningen met opzicht tot de afwatering der landen zoude noodzakelijk wezen en de kosten tot de uitvoering benodigd slechts f 14,000.- kunnen geachte worden, minder te zullen belopen als in de strekking langs genoemde dorpen, waarom indien dat de uitvoering van dit project geschreven worden, het onder alle inzichten, doch speciaal voor de belangens dier dorpen verkieslijk wezen zoo de strekking langs dezelve te volgen.
Hier mede hoopt de ondergeteekenden vervuld te hebben de last, die hem bij de in den aanvang dezer genoomde instructie is opgelegd geworden, tot zijn leedwezen heeft hij daar aan niet eerder kunnen beantwoorden, uit gebrek aan de vereischte adsistentie, en deze met des zelfs bijlage eerbiedig aan het verligt oordeel van den Heer Inspecteur Generaal Administrateur van de Waterstaat onderwerpende, hoopt hij wegens de daar in bestaande te kort komingen op hoogst der zelf toegevenheid te mogen reekenen, zoo wel als dat hij vermeend te slotte, als zijner gevoelens nopens het al dan niet executeren van de voorgestelde projecte, of een dezelve, te mogen en moeten bijvoegen, te weten:
In de eerste plaats zal de uitvoering van het eerste ontwerp, zijnde het openen van een debouché des kanaals van Brugge op het Sluissche gat, op de ontworpen wijze in de nabijheid der stad Sluis, zeer veel kapitale belangens zoo van scheepvaart voor de stad Brugge als van afwatering van de provincie Westvlaanderen en de op het Zwin suerende polders afwateringen van de provincie Zeeland en Oostvlaanderen, in zich vereenigd, voor zoo verre als hierdoor in de eerste plaats de scheepvaart van de stad Brugge eene nieuwen of meerderen weg zou geopend worden, en tevens die op het kanaal naar Ostende, aan mindere inconvenienten zou onderhevig worden ten tijde van overtollige te Brugge toekomende opperwateren, voor welke het debouché op het Sluissche gat ter geschikte lozing zou kunnen dienen; en in de tweede plaats door de lozing van de gem[eld]e te Brugge toekomende overtollige wateren op het Sluissche gat en het Zwin de verlanding der geulen in die vaarwateren aanzienlijk zou beletten, waar door dezelve hoogsvermoedelijk nog gedurende eene groote reeks van jaren, dan anders het geheel wezen zou, in staat zullen blijven om de behoeftens voor de waterlozing door de bestaande sluizen en de scheepvaart voor de tegen het Zwin belendende kwartieren te blijven vervullen; terwijl in de derde plaats de werken voor dat debouché al nu benodigd, t’eeniger tijd, indien eens de totale verlanding van het westelijk Zwin niet meer zou kunnen voorgekomen worden, de gelegenheid openen als dan de verlenging des kanaals van Brugge in de strekking van het Sluissche gat te effectieren, door de afdamming van het Zwin bewesten de uitloop van het gezegd Sluissche gat, waardoor dan tevens de gelegenheid zou geopend worden om de afwatering der al nu op het Sluissche gat en het Zwin suerende polders of wateringen in de verlenging van het kanaal zelve te ontvangen, En in de tweede plaats, dat door de uitvoering van het tweede project of de verlenging des kanaals naar Breskens, wel is waar de scheepvaart ter communicatie van de stad Brugge met de noordelijke provincien des Rijks zou worden gefaciliteerd; ofschoon door de daarstelling des Kanaals van Gend naar Terneuze de behoefte daar toe zoo niet weggenomen aanzienlijk verminderd is, maar met het debouché op het Sluissche gat word die communicatie ook aanzienlijk gefaciliteerd, terwijl *ijders de verlenging tot nabij Breskens, zoo verre den ondergetekende bekend is, en uit aanmerking dat Ostende eene geschikte haven voor de zeevaart der stad Brugge opleverd, voor als nog – en zoo lange het Zwin voor de scheepvaart en afwatering zal geschikt wezen – geenerlei bijzonder of algemeen belang kan worden toegekend, immers in geen opzicht tot zodanige graad dat zulks eenigermate zou kunnen opwegen tegen de opofferinge, zoo van kosten voor de uitvoering der werken te besteden, en het doorsnijden van particulieren eigendommen enz. enz. als de uitvoering van het tweede project vereisschen zou.
Op grond van deze gevoelens, neemt den ondergetekenden verder de vrijheid te adviseren om met ter zijde stelling van het ontwerp tot de verlenging des kanaals van Brugge naar Sluis tot de Westerschelde bij Breskens, het daarheen te dirigeren, dat door het gem[eld]e kanaal een debouché op het Sluissche gat, in de nabijheid der stad Sluis geopend word, invoege als zulks hier voren omschreven is, dit alles evenwel aan beter en verligt oordeel eerbiedig onderwerpende.
De Hoofdingenieur
[Bijlage N 1: KAART]
Tekst: Kaart van het terrein bewesten de Stad Sluis, aantoonende het einde van het gegraven Kanaal van Brugge naar Sluis aan deze zijde: waar op met rood is getraceerd het project debouché voor dat Kanaal tot opening der gemeenschap van hetzelve met den Zeearm het Zwin
A.C.
Overgelegd bij het rapport da. 15 July 1825 n° 846 van den hoofdingenieur
P.v.d.
[Bijlage N 2]
[Bijlage N 3]
[Bijlage N 4]
Begrooting der kosten die berekend zijn vereischt te zullen worden voor de uitvoering des Projekts, tot het daarstellen van een debouché voor het Kanaal van Brugge naar Sluis, ter opening van de gemeenschap van dat Kanaal met den Zee-arm het Zwin
I Kanaal en Waterleiding
-
berekende sommen
aanmerking
Voor de delving van het communicatie kanaal, van de bogt in de nabijheid der Stad Sluis tot de Sluizen, aan het debouché te bouwen; met het graven van eene watergang aan de linker zijde en een Separatie Sloot aan de regter zijde van dat communicatie kanaal, benevens het aanliggen der wederzijdsche leidijken en trekpaden: 127500, cub: ellen aarde te verwerken; die uit hoofde van het vertrekken der gronden, voornamelijk in de fortificatie werken der Stad Luis, over gemiddeld 3 handslopen zullen moeten geschieden en met water verzetten per cub: el kosten 34 cents, dat is voor 127500 cub: ellen
f 43,350 00
Voor de hiernevens gestelde hoeveelheden gronds in het kanal en de buitenmond is de berekende massa van * delving genomen als meerderde* de opwerking bedragende
Indemniteit van 6,400 bunderste occupeeren, landen à f 450 per bunder
f 4,880 00
II Buiten-Mond
-
Tot het graven van de buitenmond, of Kanaal buiten de Sluizen, met het Opwerken, van den linker leidijk ter hoogte van 3,50 boven t peil (+); zoo dat den zelven aan de bestaande kapitale zeeweering geregeld aansluit; met het uitbrengen van geschikte Havendammen; zullen de volgende hoeveelheden gronds moeten verwerkt worden:
45,300 cub: ellen over 2 ½ handsloopen met waterverzetten à 30 cents de cub: el
f 7590 00
in 6,200 cub: ellen gemiddeld over 3 ½ handsloopen a 39 cents de cub: el
2418 00
Transporteere
f 10,008 00
f 46,230 00
(+) het Peil is de hoogte der gewone vloeden te Breskens
Begrooting der kosten die berekend zijn vereischt te zullen worden voor de uitvoering des Projects tot verlenging naar de Westerschelde in de nabijheid van Breskens, van het reeds gegraven kanaal tusschen de steden Brugge, en Sluis in Vlaanderen langs de Dorpen Zuidzande en de Groede
-
I Kanaal en Watergangen:
berekende sommen
aanmerking
a. behalver der traverse door het Zwin
Voor de delving van het kanaal en de beide watergangen ter zijde van het zelve, met het aanleggen der wederzijdsche leidijken en de noodige betrageling langs de regter watergang moet in alles verwerkt worden: 3,481,500 cub: ellen aarde die uit hoofde van het vertrekken der gronden gerekend worden over 2 ½ handslopen te zullen moeten worden getransporteerd, en per cub: el kosten zullen 30 centsf 1,044,450 00
b. Traverse door het Zwin
In dit gedeelte des kanaals vereischt het opwerken der beide leideiken, waar van den linkerdijk als kapitale zeeweering, het Zwin zou sluiten, de volgende hoeveelheden gronds die uit de vergraving kunnen gevonden worden:53700 cub: ell: over één handsloop à 17 c de cub: e:
f 9,129 00
49500 ----------------- 5 -----------------à 50 c ------------
14,450 00
En die van elders zouden moeten worden aangevlet: 49,700 cub: ellen gronds à 80 c – C:E
39,760 00
Voorts is tot de noodige bezinking, rijspakking, berm en beslag werk berekend noodig te zijn
25,300 00
te zamen
*
(…)
II Buiten Mond
Tot het graven van de buitenmond, met het opwerken der beide leidijken ter hoogte van 4 ellen boven ’t peil en trekpad breed 7 ellen, mits gaders het uitbrengen van geschikte Havenhoofden moeten de volgende hoeveelheden opgewerkt worden:
54,600 cub: ellen aarde die uit de vergraving des buitenmonds kunnen gevonden worden, voer 2 ½ handsloop à 30 cents de cub: el
f 16,380 00
64,000 cub: ellen van elders aan te vletten à 80 cents de c:E:
51,200 00
voor Rijswerken tot bezetting voor en om de koppen der havenhoofden is gerekend
24,000 00
voor de paal en plankier werken aan de zee-andens der haven hoofden enz
34 800 00
te zamen
126,380 00
III Sluis gebouwen met deszelfs aanhorige werken
Voor het bouwen der schutsluizen bij het deboucé, wijd in den dag 12 ellen de bovenkant der slagdorpels bellen onder ’t peil en de buiten Sluis met waaijer deuren voorzien; benevens de noodige binnen en buitenstorte bedden van Riet, Rijs en Steenen met de vleugel de Schutkolk, mitsgaders opzigters woning Dues d’alve, enz. te zamen
f 313,000 00
Voor twee uitwaterende sluizen in de buiten mond des kanaals; bestaande die in de Regter watergang uit 5 kokers, elk wijd in den dag 3,70 in die in den transporteere
313,000 00
per transporte
313,000 00
1,344,269 00
Linker watergang uit één koker wijd 3 ellen met vleugels storte bedden en verderen toestel te zamen
110,000 00
IV Wagters of Keersluizen
Voor het plaatsen van 5 stuks wagters of keersluizen voor de onderscheidene langs het kanaal uitlozende polders, met het bouwen van een siphon onder het kanaal en regter leidijk na bij de stad Sluis, mitsgaders het delven van de noodige waterleidingen achter de keersluizen
f 100000 00
100,000 00
V Bruggen en Meulen
Voor het bouwen van vier stuks dubbelen draaibruggen over ’t kanaal op daar toe bestemde plaatsen, elk wijd in den dag 13 ellen, met der zelver aanbruggen
f 80,000 00
Idem van 3 vaste bruggen of heulen over de regter watergang elk ter lengte van 21 ellen, en 3 dito over de linker watergang van onderscheidene lengten, benevens een over de waterleiding van Aardenburg, wijd 2 ellen; allen ter breedte van 4 ellen
40,000 00
te zamen
120,000 00
Totaal voor het werk
f 1,987,269 00
Voor bijkomende zaken, hazard, interest van geld registratie regt, gereedschappen, directie tot de uitvoering enz.
f 292,731 00
Totaal der Begrooting
f 2,280,000 00
Aldus deze begrooting ter somme van twee milloen twee maal honderd en tachtig duizend guldens, volgens instructie van den heer hoofdingenieur opgemaakt en geredigeerd door den ingenieur
Get. A. Caland
Overgelegd bij het Rapport de data 15 Julij 1825 N° 846 van den Hoofdingenieur get. P. Van Diggelen
voor gelijk afschrift De Ingenieur Caland
[Bijlage N 5]
[Bijlage N 6]
[Bijlage N°-VII: Profieltekening]
Schaal der verhangen,
welke in het kanaal van Brugge naar Breskens zullen plaats hebben, waarop tevens de kanaal bodems zijn gebragt in zwart die van het reeds gegraven gedeelte van Brugge tot Sluis, in bruin het project debouché aan het zelve in ’t Sluische Gat te geven, en in rood de verlenging van het kanaal in de strekking van Zuid-zande en de Groede naar de Wester-Schelde even beoosten Breskens, gelijk ook de hoogte der tragels
Volgens opsomming daar van gedaan door den Ingenieur
A. Caland
*gelegd bij het rapport dd 15 July 1825 n° 846 van den hoofding[enieur]
P.V.D.
[Bijlage N 8]
[Bijlage N 9]