1845: Uit het jaarverslag van Zeeland over de barge tussen Brugge en Sluis (Zeeuws Archief, Jaarverslag van Gedeputeerde Staten der provincie Zeeland, 1845, 33, 51)

De twee tusschen Sluis en Brugge, op bepaalde dagen, varende trekschuiten of barges volbrengen geregeld derzelver dienst.

Omtrent de dienst der postwagens of diligences zijn geene klagten bij ons ingekomen. Eene der tusschen de steden Sluis en Brugge bestaande ondernemingen van dien aard heeft opgehouden. [33]

(…) geslotene overeenkomst, tusschen de Nederlanden en Belgie, tot regeling der afwatering van Vlaanderen, wordt het noodige verrigt. De directie voor de Nederlandsche afdeeling der watering van den Kapitalen dam, is bereids georganiseerd. De benoeming der Nederlandsche leden van de directie der Oostsluis is ophanden.

Door de steeds toenemende opslikking van den zeearm het Zwin, en de daarin vroeger plaats gehad hebbende bedijking is de toestand van onderscheidene polders, welke nabij de stad Sluis zijn gelegen, met opzigt tot derzelver waterlozing, hoogst ongunstig; op middelen ter voorziening is men bedacht, en wordt een voorstel deswege van den Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat te gemoet gezien. [51]

1845
Zeeuws Archief, Jaarverslag van Gedeputeerde Staten der provincie Zeeland, 1845, 33, 51
1845