Datum / JaartalGebeurtenis
69
De Romeinse generaal Cerialis slaat een opstand van de Bataven o.l.v. Iulius Civilis neer. De Bataven hadden zich in het stroomgebied van de grote rivieren gevestigd.
75 - 275
Op basis van de aangetroffen bewoningssporen kan men afleiden dat Zeeland in de periode 75-275 vrij dicht bevolkt was, met als belangrijkste nederzettingen Aardenburg (castellum), Domburg en Colijnsplaat (tempels van Nehelennia).
175-180
Tussen 175 en 180 bouwen de Romeinen het castellum in Aardenburg waar vermoedelijk 200 tot 300 manschapen verblijven.
175
Zeerovers verschijnen in 175 op de Vlaamse en Zeeuwse kust.
180
Op de pleistocene zandrug van het later Rodanum of Aardenburg bouwen de Romeinen een versterking (240 X 150 m). Voor de vestingmuren voert men ongeveer 40.000 kubieke meter natuursteen aan uit de groeven bij Doornik. In het castellum verblijven vermoedelijk 200 tot 300 manschappen.
180
Op de pleistocene zandrug van het later Rodanum of Aardenburg bouwen de Romeinen een versterking (240 X 150 m). Voor de vestingmuren voert men ongeveer 40.000 kubieke meter natuursteen aan uit de groeven bij Doornik. In het castellum verblijven vermoedelijk 200 tot 300 manschappen.
180
Op de pleistocene zandrug van het later Rodanum of Aardenburg bouwen de Romeinen een versterking (240 X 150 m). Voor de vestingmuren voert men ongeveer 40.000 kubieke meter natuursteen aan uit de groeven bij Doornik. In het castellum verblijven vermoedelijk 200 tot 300 manschappen.
180
Op de pleistocene zandrug van het later Rodanum of Aardenburg bouwen de Romeinen een versterking (240 X 150 m). Voor de vestingmuren voert men ongeveer 40.000 kubieke meter natuursteen aan uit de groeven bij Doornik. In het castellum verblijven vermoedelijk 200 tot 300 manschappen.
180
Op de pleistocene zandrug van het later Rodanum of Aardenburg bouwen de Romeinen een versterking (240 X 150 m). Voor de vestingmuren voert men ongeveer 40.000 kubieke meter natuursteen aan uit de groeven bij Doornik. In het castellum verblijven vermoedelijk 200 tot 300 manschappen.
2de-3de eeuw
In een pleistocene donk in Dudzele vonden archeologen resten van een Romeinse laag in situ (vooral scherven uit de 2de en 3de eeuw). Bij verder onderzoek vond men ook enkele vuursteenafslagen die de aanwezigheid van jagers op het einde van de ijstijd verraadden.
ca. 250
Vrij plotse einde van de Romeinse bewoning in de kustvlakte, waarschijnlijk als gevolg van de opkomende Duinkerke I-trangsgressie. De Duinkerke I-geul die langs de Romeinse villa van Fort Lapin (Brugge) naar de zee loopt, wordt ingenomen door een brede Duinkerke II-kreek.
ca. 270
Bij opgravingen bij het Brugse Fort Lapin ontdekte men brandsporen die duiden op een gewelddadig einde van het oorspronkelijke Brugge. Dit gebeurt omstreeks 270 na Chr. Eind de 3de eeuw is de Romeinse bewoning teruggedrongen tot op de as Diksmuide-Oudenburg-Brugge.
273
Aardenburg (Rodanum of Rodenburg) wordt in 273 door een inval van Germanen verwoest en daarna door overstromingen (Duinkerke II-transgresie) van de kaart geveegd. Vondsten uit de 4de eeuw wijzen op een latere bewoning in Aardenburg.
ca. 275
Rond 275 verlaten de Romeinen de kuststreek. Waarschijnlijk hebben zij niet de meer de tijd gehad om Brugge tot een volwaardig castellum uit te bouwen.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
ca. 300
Omstreeks 300 wordt de kuststreek door natuurrampen getroffen. Dorpen en steden met opstandelingen worden in brand gestoken. Dat vormt het begint van de overstromingsperiode (ook Duinkerke II-transgressie genoemd). Getijdengeulen (o.a. de Reie) reiken tot Brugge en de bevolking trekt zich terug in de Zandstreek.
ca. 300
Omstreeks 300 wordt de kuststreek door natuurrampen getroffen. Dorpen en steden met opstandelingen worden in brand gestoken. Dat vormt het begint van de overstromingsperiode (ook Duinkerke II-transgressie genoemd). Getijdengeulen (o.a. de Reie) reiken tot Brugge en de bevolking trekt zich terug in de Zandstreek.
ca 300
Hoogtepunt van de Duinkerke II-transgressie. De zee vloeit 8 tot 12 km landinwaarts, nl. tot de hoogtelijn van 4 m., die men als de uiterste zuidgrens van de overstroming kan beschouwen.