Erfgoed en cultuurhistorie
West-Zeeuws-Vlaanderen telt zeven musea en één bezoekerscentrum, goed voor jaarlijks 35.000 bezoekers. De populairste zijn het Visserijmuseum Breskens en Bezoekerscentrum ’t Zwin te Retranchement. Twee musea, het Gemeentelijk Archeologisch Museum te Aardenburg en Museum Het Bolwerk te IJzendijke, hebben de status ‘geregistreerd museum’.

Monumenten zoals kerken, molens en boerderijen vormen een van de vele schatten van West-Zeeuws-Vlaanderen. Hun belangen wordt behartigd door een groot aantal regionaal, provinciaal of nationaal georganiseerde stichtingen en verenigingen.

Naar verhouding veel Zeeuws-Vlamingen zijn lid van een Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen, die het lokale en regionale verleden van de streek onderzoekt en levend houdt. Die populariteit is mede te danken aan het in de afgelopen decennia gegroeide historische bewustzijn, regionalisme en de behoefte aan een culturele vrije-tijdsinvulling.

 

Gedenktekens in West-Zeeuws-Vlaanderen
In West-Zeeuws-Vlaanderen zijn in de vorige eeuw, vooral na de oorlog, vele gedenktekens in de vorm van een beeld of een plaat opgericht. Ze beogen de herinnering aan een gebeurtenis, een onderwerp, een persoon of een beroepsgroep levend te houden die respectievelijk dat het waard is herinnerd en geëerd te worden. Sommige zijn tevens bedoeld om het straatbeeld te verfraaien. Oorlogsmonumenten zijn bovendien herinneringsplaatsen voor herdenkingsplechtigheden. Hieronder een aantal van de voornaamste.

Beroepen 1: Boerenknecht en zaaier
Verscheidene gedenktekens zijn gewijd aan beroepen, die door de snelle verandering van de economie in de tweede helft van de vorige eeuw, in aantal snel zijn teruggegaan of zelfs zijn verdwenen. De oorsprong van deze beroepen gaat ver terug in de tijd en hun sociaal-economische belang was zonder uitzondering zeer groot.

Dat was bijvoorbeeld het geval met de landarbeider/boerenknecht en de boerenmeid, waarvoor in 2003 door de Vlissingse beeldend kunstenaar Jan Haas een monument werd ontworpen. Het dubbelbeeld, getiteld Boerenknecht en boerenmeid staat in Sint-Anna ter Muiden. In het dorp Eede wordt het vlasserverleden in herinnering gehouden. Hier bevindt zich sinds 2002 een gedenkplaat bij de voormalige roterij uit 1949.

In Schoondijke, een plaats met een verleden op het gebied van landbouwonderwijs staan twee beelden van Philip ten Klooster. Zij hebben als onderwerp Het Zeeuwse trekpaard en De zaaier en werden beide onthuld in 1965.

Beroepen 2: Watermannen
Op een paar plaatsen zijn beelden opgericht, gewijd zijn aan ‘waterberoepen’. In Breskens is dat uiteraard de visser. Aan de Haven werd in 1998 naar een ontwerp van Jaap Boekhout een monument gemaakt voor de omgekomen vissers. Een kolossale wandschildering op de graansilo aan de vissershaven in dezelfde plaats heeft als onderwerp Brood en vis en stelt het nieuwtestamentische onderwerp van de spijziging van de hongerigen met vijf broden en twee vissen voor. Het werd geschilderd in 1997 door de Breskense kustschilder Johnny Beerens. Het beeld De sluiswachter op de zeedijk te Cadzand-Bad uit 2000 is van de in Hulst geboren beeldhouwer Guido Metsers.

 

Letteren
West-Zeeuws-Vlaanderen telt een aantal literaire onderwerpen en auteurs die vereeuwigd zijn in brons en steen. Een van de beroemdste personages uit de middeleeuwse letterkunde is Reinaert de Vos. In Aardenburg zijn twee beelden aan hem gewijd: een beeldengroep van Chris Ferket met de personages Bruun, Cantecleer, Nobel en Reynaer en het beeld Reynaert en Cantecleer.

Raadspensonaris en dichter Jacob Cats heeft een belangrijke hand gehad in het inpolderen van de omgeving van Groede. In 2005 werd hij door beeldhouwer Jozef van Mierlo vereeuwigd met een standbeeld naast de hervormde kerk in die plaats.

Een borstbeeld van de blinde dichteres Petronella Moens (1762-1843) staat in de tuin van de Sint-Baafskerk te Aardenburg. Het beeld is van Ineke Ekkers uit Kubaard (de geboorteplaats van Moens) en werd geplaatst in 2001.

Het meer dan levensgrote borstbeeld van woordenboeksamensteller (en nog veel meer) Johan Hendrik van Dale (1828-1872), gemaakt door Pieter Puijpe in 1924, is een van de oudste gedenktekens uit West-Zeeuws-Vlaanderen. Het stond aanvankelijk op de wallen, maar werd in de jaren tachtig verplaatst naar een centrale plaats aan de Kaai in Sluis.


Het verleden 1: de alleskunner, de prins en de zwerver
West-Zeeuws-Vlaanderen heeft betrekkelijk weinig beelden van niet-literaire, historische personages en onderwerpen. Het wellicht oudste gedenkteken uit de streek staat op de Markt in Aardenburg en dateert van 1920. Het is een fraai beeldhouwwerk ter ere van de Aardenburgse ‘alleskunner’ George Auguste Vorsterman van Oyen (1836-1915), hoofdonderwijzer, archivaris-historicus-dagbladuitever, provinciaal en landelijke politicus en oprichter van de eerste Nederlandse landbouwcoöperatie.

In 1604 bezette prins Maurits (1567-1625) West-Zeeuws-Vlaanderen en daardoor behoort het gebied sindsdien toe aan Nederland. Onder zijn regime werden vele vestingwerken aangelegd, onder andere te IJzendijke, dat hem eert met een beeld op de Markt. Het bronzen beeld kwam tot stad precies 400 jaar na de prins zijn verovering en is vervaardigd door Guido Metsers.

Het houten beeld Stuerbout herdenkt eveneens een zeventiende-eeuwse personage. Op 1668 werd dominee Johannes Stuerbout tijdens een preek door Spaanse soldaten de kerk van Waterlandkerkje uitgesleurd en gedood. Het beeld werd gekapt door de Bresksense pastoor-kunstenaar Omer Giellet en geplaatst in 1984.


Het verleden 2: kloekhartige vrouwen en muziek
In 1672 wisten de Aardenburg de aanval van een groot Frans leger af te slaan. Het beeld Margaretha Sandra op de wallen is een hommage aan de ‘kloekhartige’ vrouwen die meehielpen bij de verdediging. Het werd vervaardigd Luc Lefebvre uit Waarschoot en Germain Coeckelberghs uit Eeklo en onthuld in 2005. Vlakbij herdenkt een wandschildering van de Groedese schilder Ronald Spiessens dezelfde historische gebeurtenis.

Ook in Aardenburg is achter de Sint-Baafskerk een sculptuur te bezichtigen gewijd aan de meer dan een halve eeuw oude uitvoeringstraditie van Bachs Matthäus Passion. De sculptuur is van Chris Ferket en werd aangebracht in 2009.

 

Oorlogsmonumenten
Tijdens de bevrijding in de maanden september-oktober 1944 werden vele plaatsen zwaar beschoten en verwoest. Honderden burgers en soldaten kwamen om het leven. In bijna al deze plaatsen staan kleine of grote monumenten, vaak voorzien van lijsten met de namen van de slachtoffers. Enkele van de voornaamste werden opgericht in Biervliet, Hoofdplaat, IJzendijke, Sluis en Retranchement. Een fors aantal beelden werd geadopteerd door lokale scholen.

11 September 1944 is de datum van het bombardement van Breskens. Bij het geallieerde bombardement kwamen 204 mensen om het leven; daarmee is Breskens een van de zwaarst getroffen dorpen van de oorlog. De jaarlijkse herdenking van de catastrofe vindt plaats bij het monument aan Steenhoven. Het dateert van 1994 en werd ontworpen door Johan Provoost.

Eede is de plaats waar Koningin na vijf jaar gedwongen afwezigheid op 13 maart 1945 voor het eerst weer voet op Nederlandse bodem zette. Het Nationaal Monument, dat in 1954 onthuld werd door haar dochter, Koningin Juliana, herdenkt deze gebeurtenis. Het natuurstenen beeld, vervaardigd door de Rotterdamse beeldhouwer Peter Roovers, stelt de Nederlandse Maagd voor. In 1984 werden een Canadese brencarrier en twee naamlijsten toegevoegd: een met de namen van de burgerslachtoffers, de nader met de namen van de geallieerde regimenten, die meestreden in de bevrijding van de gemeente Aardenburg. In 2005 kreeg het pleintje met de monumenten de naam Koningin Wilhelminaplein.

 

Veranderingen in een vertrouwd landschap
De ontwikkelingen in de landbouw, de industrie, de uitbreiding van de scheepvaart en de sterke opkomst van het toerisme hadden nogal wat consequenties voor landschap, waterwegen en natuur. Een groot deel van het ‘groen en blauw’ moest wijken voor ‘rood en grijs’: haven- en bedrijventerreinen, woonwijken, het wegennet. Akkers en weilanden werden bespoten met verdelgingsmiddelen en aangetast door kunstmest. Oude paden en sloten verdwenen, wegen werden rechtgetrokken, historische dijkdelen geëgaliseerd, knotbomen gekapt, putten en waterstromen gedempt en historische landschapselementen wegens onnuttig verwijderd. Gelukkig is echter niet alles gemoderniseerd en is nog veel bewaard gebleven. Dat is mede te danken aan het gegroeide besef en begrip van de natuurwaarden van het West-Zeeuws-Vlaamse landschap, dat wil zeggen de polders, dijken, duinen, landgoederen, kreken, welen, inlagen en buitengaatse schorren. Veel van deze landschapselementen hebben een beschermende status gekregen. Het rijk kende om dezelfde reden geheel West-Zeeuws-Vlaanderen (samen met landelijk Walcheren en de Zak van Zuid-Beveland) de kwaliteit toe van Nationaal Landschap. Daarnaast realiseert men zich steeds meer dat deze genoemde elementen de attractiviteit van de streek bepalen en behoud dus toeristisch-economisch profijtelijk is.

 

Een kwetsbare superster
Een van de aantrekkelijkste diersoorten uit West-Zeeuws-Vlaanderen is de boomkikker. De boomkikker is een amfibiesoort met bijzondere eigenschappen zoals zijn geringe grootte (vierenhalve centimeter), zijn grasgroene kleur en de zuignappen aan zijn tenen. Aan dat laatste dankt hij zijn klimvaardigheid en bijgevolg zijn naam. Opvallend is ook zijn luidruchtige, ‘keffende’ gekwaak in de voortplantingstijd (maart/juni). De eieren worden afgezet in een gracht, sloot of drinkput. In juli verlaten de jongen het water, maar ze keren er daarna vaak naar terug. In de maanden november tot februari houden ze een winterslaap.

Met moeite
De boomkikker komt weliswaar in de meeste landen van Europa voor, maar de populatie gaat bijna overal achteruit. In veel landen is de boomkikker inmiddels een zeldzame soort geworden. Dat is ook het geval in Nederland. Tot in de jaren vijftig was hij een vrij algemene verschijning, vooral op zandgronden en in kleinschalige cultuurlandschappen en moerasgebieden. Door krimp en versnippering van het leefgebied is het aantal boomkikkers de afgelopen decennia met 80 procent geslonken. Alleen in de Achterhoek, Twente en West-Zeeuws-Vlaanderen kan een redelijke populatie met moeite stand houden.

Op de wallen
De populatie in West-Zeeuws-Vlaanderen, vooral op de wallen van Retranchement en Aardenburg, is nog maar een fractie van wat ze eens was. Om te voorkomen dat ze geheel verdwijnt, zijn in de laatste jaren beschermingsmaatregelen genomen. Die streven in de eerste plaats naar het stabiliseren van het huidige aantal. Herstel van de biotopen en het creëren van corridors moet weer voor contact tussen de deelpopulaties zorgen. Zo kan zich een levensvatbaarder en grotere populatie ontwikkelen. Dankzij deze maatregelen is het aantal boomkikkers de afgelopen jaren weer met enkele honderden individuen gegroeid. Niettemin blijft de charismatische boomkikker erg kwetsbaar.



Landschaps- en natuurbeheer
Verscheidene delen van West-Zeeuws-Vlaanderen zijn gekocht door instellingen als Stichting Het Zeeuwse Landschap en de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en worden zorgvuldig beheerd. Enkele behoren tot de biologisch waardevolste gebieden van de provincie, zoals De Zwarte Polder, Het Zwin en de Hooge Platen. Waardevol om meerdere redenen: vanwege de flora en de fauna, de historiek, de esthetiek en de functie als wandel-, fiets- en rustgebied. Gidsen van natuurorganisaties leiden er geïnteresseerden rond. Behalve Stichting Het Zeeuwse Landschap en Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten is in dit verband ook natuurbeschermingsvereniging ‘t Duumpje in West-Zeeuws-Vlaanderen van belang. Ook natuureducatie speelt een belangrijke rol bij de bewustwording van de betekenis van een zorgvuldig landschapsbeheer en natuurbehoud. Dit wordt in opdracht de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten – ook Sluis - verzorgd door het Steunpunt Natuur en Milieu Educatie Zeeuws-Vlaanderen (Natuur en Zo).

 

Platen, kluten en zeehonden
De Hooge Platen is een 1800 hectare groot slik- en zandplatengebied in de Westerschelde. Het ligt tegenover Hoofdplaat en verdwijnt bij vloed bijna geheel onder water. Alleen een hoge zandplaat, de Bol, blijft droog, behalve bij zeer hoge waterstanden ten gevolge van storm en springvloed. De Bol fungeert enigszins als een scheiding tussen het westelijke deel, dat grofzandig is en het slikkige oostelijke deel. Daarnaast komen zand- en schelpstranden voor, duintjes, zandverstuivingen en een klein schor met planten al zeeaster, schorrekruid en lamsoor. Het water rondom de Hooge Platen begin te veranderen van zout als het Noordzeewater naar minder zout onder invloed van het Scheldewater.

Voedselrijk
Het gebied, vooral de slikplaten, is zeer voedselrijk. In de bodem leven talloze wormen, schelpdieren en kreeftachtigen en bij opkomend water gaan vele vissen er op zoek naar plantaardig en dierlijk plankton. Het aantal vogels dat er komt foerageren is dan ook enorm, vooral steltlopers. De Bol en het omringende voedselgebied is van belang voor broedende soorten als scholeksters, strandplevieren, kluten en kokmeeuwen. Voor dwergsterns, grote sterns en visdiefjes vormen de Hooge Platen het belangrijkste broedgebied van Nederland. Voor ruiende bergeenden fungeert de Bol in de nazomer als hoogwatervluchtplaats. Daar is ook heel goed het verschil in dagritme tussen wilde eenden en wilde ganzen waarneembaar. De eenden gebruiken de Bol overdag als rustplaats en vliegen tegen de avond naar de polders om er voedsel te zoeken. Tezelfdertijd vliegen de wilde ganzen op de Bol aan, om er te overnachten.

Tijdens de najaarstrek is een dagelijks aantal van 50.000 voedselzoekende vogels (bonte strandlopers, kanoetstrandlopers, rosse grutto, zilverplevieren en tientallen soorten meer) geen uitzondering.

Een bijzondere diersoort op de Hooge Platen is de gewone zeehond. Na jarenlange afwezigheid werden zij er in 1993 weer waargenomen. Hun aantal is inmiddels toegenomen tot enkele tientallen, terwijl ook de grijze zeehond zich weer laat zien.

Verstoringen en beheer
In 1978 kreeg het gebied de beschermende status van natuurreservaat. Dat maakte het mogelijk het gebied af te sluiten (vooral in het broedseizoen) voor verstorende invloeden van bijvoorbeeld het toerisme. Andere verstoringen zijn verontreiniging, het drukke scheepvaartverkeer en sportvliegtuigjes. Medewerkers van stichting Het Zeeuwse Landschap zien toe op de instandhouding en de rust in het gebied. Vanaf de dijk bij Hoofdplaat en Nummer Een (hier staat een observatiehut) is het gebied goed te zien. Ook vinden er rondvaarten plaats.



Van afvlakkende groei naar krimp
Wie het aantal inwoners van West-Zeeuws-Vlaanderen van het begin van de twintigste eeuw vergelijkt met het einde van de eeuw komt tot de verrassende conclusie dat ze nauwelijks van elkaar verschillen: in 1899 waren er 25.216 West-Zeeuws-Vlamingen en in 2000 24.594. Er was groei, zij het slechts in de eerste decennia. In 1920 bedroeg het aantal inwoners, 26.955, maar sindsdien heeft zich er een geleidelijke terugval voorgedaan tot Daarmee wijkt het demografische patroon af van zowel Oost- en vooral Midden-Zeeuws-Vlaanderen, waar sprake is geweest van groei, vooral tussen 1950 en 1970. Plaatsen als Oostburg en Breskens zijn in de afgelopen decennia nagenoeg gelijk gebleven of zelfs iets gegroeid. In andere, bijvoorbeeld Sluis, Aardenburg en IJzendijke is zelfs sprake van krimp. De krimp is het sterkst in de kleine kernen.


Enkele toekomstgerichte projecten: doorgaan of stoppen?
Sluis aan zee is de naam van een project dat een vaarverbinding tot stand beoogde te brengen tussen de Noordzee en de stad Sluis. Het Cavelotproject voorziet in de aanleg van een recreatiepark met vakantiewoningen en nieuwe natuur te Cadzand-Bad. Beide projecten werden rond de eeuwwisseling opgezet (hoewel de eerste plannen voor Cavelot al dateren uit de jaren tachtig) om de toeristische attractiviteit van West-Zeeuws-Vlaanderen te verhogen en een aantal negatieve economische ontwikkelingen op te vangen. Tot de laatste behoren het verplaatsen van een aanzienlijke verkeersstroom van West- naar Midden-Zeeuws-Vlaanderen als gevolg van de aanleg van de Westerscheldetunnel (met bijkomstig verlies aan omzet, inkomsten en dynamiek), de afname van de betekenis van de landbouw, het verlies van de unieke positie voor koop- en banktoerisme in onder meer Sluis en de afname van het aantal toeristen aan de kust.

 

Aanlegplaatsen en wooneenheden
De nieuwe vaargeul in het project Sluis aan Zee zou gedeeltelijk in de oude Zwingeul worden gelegd. Het gebied rond de vaargeul zouden verschillende functies krijgen. Speerpunten in Sluis waren een jachthaven en herstel van de buitenwallen, in Retranchement de realisatie van aanlegplaatsen voor jachten en restauratie van de vestingwerken, en verder veranderingen en aanpassingen van de infrastructuur, bruggen en sluizen, de aanleg van wandel- en fietspaden, natuurontwikkeling en landschappelijke kwaliteitsverbetering.
De Cavelotplannen pleitten voor de aanleg van een nieuw, openbaar toegankelijk woon- en recreatiegebied bij Cadzand-Bad. Dit zou bestaan uit 250 prestigieuze wooneenheden in een deels dorpse architectuur, temidden van een nieuw landschap met kreken, duinen en andere natuur. Een onderdeel van het project is voorts de verbetering van de sportvelden in de badplaats.

Controversieel 1
Beide projecten waren grootschalig en reeds vanaf hun presentatie controversieel. Ze behoefden forse investeringen en leidden niet zelden tot verhitte discussies. Sluis aan Zee werd in december 2007 door de gemeenteraad gestopt, omdat het naar haar oordeel voor de Sluise gemeente te omvangrijk, te riskant en ook onwenselijk was. Het Cavelotproject gaat wel door, al is om exploitatieredenen het aantal woningen verhoogd van 250 naar 450. Het begin van de werkzaamheden is voorzien voor 2010.

Aanlegplaatsen en wooneenheden
De nieuwe vaargeul in het project Sluis aan Zee zou gedeeltelijk in de oude Zwingeul worden gelegd. Het gebied rond de vaargeul zouden verschillende functies krijgen. Speerpunten in Sluis waren een jachthaven en herstel van de buitenwallen, in Retranchement de realisatie van aanlegplaatsen voor jachten en restauratie van de vestingwerken, en verder veranderingen en aanpassingen van de infrastructuur, bruggen en sluizen, de aanleg van wandel- en fietspaden, natuurontwikkeling en landschappelijke kwaliteitsverbetering.

De Cavelotplannen pleitten voor de aanleg van een nieuw, openbaar toegankelijk woon- en recreatiegebied bij Cadzand-Bad. Dit zou bestaan uit 250 prestigieuze wooneenheden in een deels dorpse architectuur, temidden van een nieuw landschap met kreken, duinen en andere natuur. Een onderdeel van het project is voorts de verbetering van de sportvelden in de badplaats.

Controversieel 2
Beide projecten waren grootschalig en reeds vanaf hun presentatie controversieel. Ze behoefden forse investeringen en leidden niet zelden tot verhitte discussies. Sluis aan Zee werd in december 2007 door de gemeenteraad gestopt, omdat het naar haar oordeel voor de Sluise gemeente te omvangrijk, te riskant en ook onwenselijk was. Het Cavelotproject gaat wel door, al is om exploitatieredenen het aantal woningen verhoogd van 250 naar 450. Het begin van de werkzaamheden is voorzien voor 2010.


Veranderingen in het bevolkingsverloop
Niet alleen de bevolkingsomvang, maar ook de –samenstelling is veranderd. Het aantal traditionele gezinnen is afgenomen, terwijl huishoudens van alleenstaanden en ouderen toeneemt. De jongste bevolkingsgroep, tot 30 jaar, is gedaald en wordt nog kleiner. Dat geldt ook voor het actieve deel van de beroepsbevolking, van 30-60 jaar. Dit stijgt momenteel nog iets, maar zal over een aantal jaren gaan dalen. Het aantal ouderen, van 60-80 stijgt daarentegen sterk en ook de 80+-ers nemen in aantal toe.

Ook de bevolkingssamenstelling verandert. De verwachting is bijvoorbeeld dat het aantal inwoners met een Belgische nationaliteit (bovengemiddeld groot in West-Zeeuws-Vlaanderen) zal afnemen. Het aantal Duitsers zal vermoedelijk ongeveer gelijk blijven. Er zijn relatief weinig allochtonen in West-Zeeuws-Vlaanderen. De verwachting is dat hun aandeel in de West-Zeeuws-Vlaamse bevolking niet sterk zal stijgen.


Geen novum
Krimp is voor West-Zeeuws-Vlaanderen geen novum. De tweede helft van de vijftiende eeuw en de tweede helft van de zestiende eeuw waren voor delen van West-Zeeuws-Vlaanderen eveneens perioden van krimp. Dat was het gevolg van oorlogen, overstromingen, economische knevelarij of een combinatie daarvan. De krimp aan het einde van de zeventiende eeuw en de eerste helft van de achttiende eeuw werd deels veroorzaakt door calamiteiten (oorlogen), deels door een migratieoverschot: er vertrokken meer mensen dan er bijkwamen. De recente krimp heeft eveneens verscheidene oorzaken, vooral ‘ontgroening’ , meer overlijdens dan geboorten (sterfteoverschot) en meer emigranten dan immigranten (migratieoverschot).


‘Geen kramp over krimp’
Deze veranderingen hebben op vele terreinen van het maatschappelijk leven gevolgen, zoals de woningvoorraad en –kwaliteit, de werklocaties, de werkgelegenheid, de welvaartsgroei, het voorzieningenpeil, het onderwijs en het openbaar vervoer. Op al deze gebieden dienen aanpassingen plaats te vinden. Er is echter geen reden te somberen over de toekomst. De uitgangspositie van Zeeuws is goed: het voorzieningenniveau is hoog, het welvaartspeil prima, de omgevingskwaliteit uitstekend. Bovendien leidt krimp niet automatisch tot welvaartsachteruitgang. Krimp lijkt in de toekomst juist een normaal verschijnsel te gaan worden, niet alleen voor West-Zeeuws-Vlaanderen, maar voor grote andere delen van Noord-West-Europa. Dat alles vereist dus een nuchtere benadering van het probleem, waarbij door middel van slimme oplossingen bevolkingskrimp gecombineerd wordt met welvaart- en welzijnsbehoud en –groei.