K. De Eerste Wereldoorlog

De Duitse troepen kwamen onze streek binnen over Maldegem, Sijsele, Damme naar Brugge terwijl zij de Belgische achterhoede bestaande uit gendarmes en cavalerie, voor zich uitdreven.  Belgische gendarmes en cavaleriesoldaten zouden de Duitsers nog hebben beschoten van op de wallen van Damme.  Daarna trokken zij zich terug in de richting van de Westhoek.

De Duitsers rukten verder op naar Brugge (15 oktober 1914), Blankenberge en Zeebrugge.  De dagen voordien was een grote exodus naar Nederland op gang gekomen : met de tram, met bootjes op de Damse vaart, te voet, te paard, .... In Sluis bood men aan ca. 15.000 vluchtelingen overnachting in het stadhuis, de kerk, op binnenschepen, in opgerichte barakken, ....  In Aardenburg verbleven dan ca. 25.000 Belgen.  In heel Zeeland zouden begin oktober bijna een half miljoen vluchtelingen zijn opgevangen.  Na korte tijd kwamen een groot aantal Belgen terug naar huis of reisden zij verder naar Engeland.

De kuststrook van Knokke en Heist lag strategisch tussen de haven van Zeebrugge en de monding van de Schelde (Nederland was neutraal).  Het brede strand en de duinen vormden een ideale plaats voor een vijandelijke landing.  Daarom begonnen de Duitsers vrij snel (vanaf december 1914) met de opbouw van de kustverdediging: loopgraven in de duinen, prikkeldraadversperringen op het strand, machinegeweernesten, ....  Daarnaast bouwden zij in de volgende periode een aantal grote batterijen (met kanonnen) : Keizer Wilhelm II-batterij (belangrijkste ; huidige Scharpoord ; ca. 360 soldaten ; schotsbereik  van 38 km = van Zeebrugge tot Vlissingen ; na de oorlog een aantal jaar oorlogsmuseum) ; Batterij Braunschweig (bij Zoute in omgeving Golf) ; Freya (tussen Heist en Duinbergen) ; Sleswig-Holstein (golf Knokke) ; Augusta (Duinbergen) ; Hamburg (bij Casino Knokke) ; Bremen (bij grens op de duinen) ; Schützennest (bij grens – omgeving Oosthoek) ; Batterij Cöln (Lekkerbek) ; Batterij Saint-Paul

Wilhelm II-batterij in Knokke

Naast het strand en de duinen moest ook de Nederlandse grens worden verdedigd.  Daarom plaatsten de Duitsers vanaf augustus 1915 een drievoudige draadversperring, waarvan de middelste draad geladen was het een dodelijke hoogspanning, op de grens.  Bij de grensovergangen werd de draad onderbroken door slagbomen.  In de herfst 1915 werden op regelmatige afstand houten uitkijktorens met een zoeklicht, gebouwd.

Door de elektrische draad werd het contact met Nederland (en de vele Belgische vluchtelingen) verbroken.  Enkele Knokkenaren durfden het aan om correspondentie naar Nederland (voor gevluchte familieleden of voor de Ijzersoldaten) te smokkelen.  Zij verschalkten de versperring door een houten ton tussen de draden te schuiven of door de draden door te knippen.

Elektrische draad in de duinen

De smokkel van brieven liep soms verkeerd af.  Een gekend geval is Leander Waeghe.  Samen met enkele vrieden,had hij brieven naar Sluis gebracht.  Bij zijn terugkeer (21 juli 1915) over de Hazegraspolderdijk werd hij opgewacht door een Duitse patrouille en doodgeschoten terwijl zijn twee kompanen konden vluchten.  Zijn begrafenis in de Sint-Margaretakerk veroorzaakte een ware volkstoeloop.  De Duitsers verspreidden een foto met de neergeschoten Leander als afschrikking voor andere brievensmokkelaars.

Vreselijk met dood beladen
Spannen elektrische draden
Ons nabije grenzen af
Velen vinden er hun graf

Ward Vervarcke, 1930

Vanaf 1917 voerden de Duitsers een onbeperkte duikenbotenoorlog (zou de V.S. in de oorlog brengen).  Zij vreesden dat de Engelse troepen de oorlogslinie bij de IJzer langs de rug zou aanvallen door in Nederland te ontschepen.  Daarom werd de Nederlandse grens versterkt met de “Holland-Stellung” van Antwerpen tot Knokke.  Hiertoe bouwde en de Batterij Bremen verder uit.  Verder werden het oude Hazegrasfort en de Cantelmolinie opnieuw versterkt.

Vanaf 1915 maakten de Duitse troepen op grote schaal van waarnemingsballons die een hoogte van ca 1200 meter konden bereiken.  Van op die hoogte kon een waarnemer via een telefoonlijn informatie geven aan de kanonschutters omtrent de instelling van hun kanonnen.  Ook werden vanuit die ballons luchtfoto’s genomen (o.a. van over de Nederlandse grens).  In Knokke werd een ballonafdeling gestationeerd op het golfterrein.

Van november 1914 af werd Zeebrugge zwaar beschoten door Franse en Engelse schepen.  De Vlaamse vissers weken daarop uit naar het Nederlandse Zierikzee.  De Heistse vloot in Zierikzee bestond uit 72 vissersboten (vooral Heistse schuiten) met samen 325 volwassenen en 173 kinderen.

Vanaf 1916 bouwde men in Zierikzee een Vlaams dorp met houten barakken, een ‘recreatietent’ en een eigen school (1915 : 41 jongens en 57 meisjes).  In de periode 1915-1918 werden ca 25 “Heistenaren” in Zierikzee geboren.

De Heistenaren visten de eerste periode onder hun kenletter H of Z.  Wanneer de Duitse marineschepen meer en meer de Belgische vissersboten gingen enteren, gebruikten de Heistenaren de Nederlandse kenletters “ZZ” van Zierikzee.

Op het einde van de oorlog (1918) noteerde men in Zierikzee : “De Heijster visschers, die gedurende den oorlog van hier uit hadden gevist, gingen in November en December na den wapenstilstand terug naar hun vroegere woonplaats.  ...  Door  het vertrek der Belgische families werd de school hoe langer hoe meer ontvolkt en eindelijk half November gesloten.”

23 oktober 1918 is het officiële einde van de Eerste Wereldoorlog in Heist.  In het notulenboek van Heist leest men op 23 oktober 1918 : “Belangrijke feiten voor de geschiedenis der gemeente:  De laatste Duitsche soldaten trokken door de gemeente in de nacht van 18 tot 19 oktober rond 2 uur ’s nachts.  De zaterdagvoormiddag rond 9 uur werd de stad overvlogen door 4 Fransche vliegtuigen, zeer laag vliegende; de inzittenden wuifden met de hand, de bevolking begroette ze met geestdrift.

Om 11 ure werd  het nationaal vaandel geheschen aan het stadhuis, en aan bijna al de huzen der stad, aan de ingangtrap van het stadhuis werd de Heer Burgemeester omringd door de Heer Schepen Gheyle en den Gemeentesecretaris Dubois, op plechtige wijze lezing gegeven der proclamatie van de bevrijding der gemeente.”

 

L. De Tweede Wereldoorlog

Knokke werd snel en hard geconfronteerd met de Tweede Wereldoorlog.  Op de eerste dag van de inval in België (10mei 1940) werd het vliegveld bij het Zwin gebombardeerd waarbij een aantal  slachtoffers vielen.  Ook de volgende dagen werden het vliegveld en vluchtende soldaten beschoten en gebombardeerd.  Bij hun terugtocht hadden Franse soldaten alle bruggen in de omgeving van Brugge vernield, zij  hadden ook op vele wegen mijnen gelegd (secretaris Claeys reed op 29 mei 1940 op dergelijke mijn en werd gewond) en dynamiteerden de “Syphon” (Damse vaart liep leeg)

Op 28 mei 1940 (dag van de capitulatie) bereikten de eerste Duitse soldaten Knokke.  Door de opgeblazen bruggen en de landmijnen kon de plaatselijke bevolking zich moeilijk of niet naar Brugge begeven.  Daarbij kwam nog dat de Duitse militaire overheid op 16 juli afkondigde : “De inwoners der strook van 10 km breedte langs de kust wordt, te beginnen met 20 juli 1940, verboden zich verder dan 5 km van hun woonplaats te verwijderen.  Uitzonderingen hierop zijn slechts voor levensbelangen van de bevolking te machtigen, zoals bv. voor handelaars in levensmiddelen en melk, voor dokters, enz.  Bewuste personen dienen zich van een behoorlijke machtiging te voorzien – bij wijze van bijvoegsel bij de eenzelvigheidskaart – af te leveren ter gemeentesecretarie.”  Knokke, Heist, Ramskapelle en Westkapelle kwamen zo in het spergebied te liggen dat zij slechts met een “Schein” mochten verlaten.

Het dagelijks leven normaliseerde zich in de volgende periode.  De burgers hadden wel problemen met de bevoorrading en de zwarte markt groeide aan.  De Duitse bezetter vaardigde vele verordeningen uit om het dagelijks leven te organiseren bv. sluitingsuren herbergen, verboden op het strand te komen, rantsoeneringen...

Burgemeester Frans Desmidt van Knokke werd in september 1940 ontslagen (“reden niet bekend”) en opgevolgd door tijdelijk burgemeester Camille Deckers (schepen).  In februari 1940 werd Florent Leyns als “oorlogsburgemeester” aangesteld.  Hij was (VNV-)burgemeester buiten de raad met een gemeenteraad die bestond uit 5 katholieken en 5 liberalen.  Die gemeenteraad werd vanaf 18 april 1941 buiten spel gezet voor de rest van de oorlog.

Nog voor de Belgische capitulatie dachten de Heistse vissers terug aan uitwijking.  Deze keer niet naar Nederland, maar naar Engeland.  In begin mei 1944 hielpen Heistse vissers met de 'Operatie Dynamo'.   Alleen al in de laatste week van van mei werden 4.800 Britse militairen over het Kanaal gebracht.  45 Heistse vissers werden na de oorlog vereremerkt om hun steun bij die operatie.

Na een bombardement van de Molenhoek (Kalveketedijk/Kromme Dijk) op 17 mei 1940, waarbij negen doden en verschillende gewonden vielen, trokken de Heistste vissers massaal naar Engeland.  Tijdens de oorlog verbleven de kleinere vissersboten meestal bij Brixham (waar ca 1200 Belgen verbleven) , de grotere bij Newlyn-Penzance, en de grootste vissersschepen bij Fleetwoord (Preston) en Milford Haven, allen aan de zuidwestkust van Engeland. In totaal zou het om ca 1.200 Belgische vissers, die samen met hun gezinnen een kolonie van ca 3500 Belgen vormden.  226 (van de 503) Vlaamse vissersboten waren naar Engeland verhuisd waar een 70-tal schepen werden aangeslagen door de Royal Navy (een aantal van die boten werd gebruikt als "balloon barrage"..  De overige 150 boten mochten onder militaire begeleiding uitvaren, maar zij moesten zich beperken tot een afgebakende zone.

In Brixham werd een Vlaamse school ingericht.  Men verspreidde er een eigen Belgisch tijdschrift, er was een Vlaamse bibliotheek voorhanden, een Rode Kruispost met Belgische verpleegsters, een eigen post,…

Aan de Belgische kust was vanaf  1941 sprake van een wonderbaarlijke visvangst.  "De haring was zo overvloedig dat men hem te Heist, bij noordwestenwind, op het strand  kon vangen.  De scholen ijle haring waren als een wolk in het water", beweerde een getuige.  Het haringseizoen (verse haring )duurde van oktober tot maart.  Daarnaast werd veel haring gepekeld of gerookt voor tijdens de andere maanden.  In het haringseizoen 1941-1942 werd ca. 10 miljoen kg. haring aan land gebracht, het jaar daar op 51 miljoen kg. en in 1942-1943 en tot 58 miljoen kg. in 1943-1944.  Ook werd terug aan strandvisserij gedaan.  In 1942 telde men 1100 strandvissers waarvan 53 voor de kust van Zeebrugge-Heist-Knokke..

In Knokke verscheen tijdens de oorlogsjaren het verzetsblad “De Zeegalm”.  Medewerkers van het blad als burgemeester Frans Desmidt, E.H. Willy Vincke, Edgard De Saedeleer en Charles Coppieters ’t Wallant werden door de Duitsers opgepakt.  De eerste drie stierven in gevangenschap.

De kustgemeenten werden vanaf 1941 opgenomen in de Atlantiekwal.  Langs heel de kust werden ontelbare bunkers gebouwd.  Belangrijk waren de bunkers van Binnenhof en de zware vesting Tobroek.  Ook het Casino werd ingeschakeld als ‘vals’ kanon.  Het belangrijkste steunpunt was de Duinenresidentie (Duinbergen- Vossenhul).  In Westkapelle stond het Lager (Vierwege) Het gebouw werd gecamoufleerd en aan de zeezijde stak een grote namaakloop van een kanon uit.

Vanaf 1944 hadden de Duitsers schrik voor een mogelijke geallieerde landing, ook op onze kust.  Verschillende verzetslieden werden preventief opgepakt en de kustwacht werd versterkt.  Na de landing in Normandië (6 juni 1944) reageerde de Duitse bezetter onmiddellijk door op 7 juni een hele reeks Knokkenaren, die op een “zwarte lijst” stonden, te arresteren.

Ondertussen naderden de geallieerden vanuit Normandië.  Op 2 september vluchtte de oorlogsburgemeester Leyn die opnieuw werd vervangen door burgemeester Camille Deckers.  In Heist werd Robert De Gheldere en in Westkapelle Leon Lybaert als burgemeester aangesteld (terug naar meer burgerlijk bestuur). Iedereen dacht dat de bevrijders snel zouden arriveren.  Het verliep echter anders.

Het 15de Duitse Leger met meer dan 100.000 manschappen was bij de aantocht van de geallieerden weggetrokken uit het Pas de Calais.  Het kreeg de nieuwe opdracht om de "Schelde Pocket" te verdedigen.  Zolang de Schelde-monding door Duitse troepen was bezet, konden geen schepen doorvaren naar de  haven van Antwerpen die op 4 september onbeschadigd in de handen van de geallieerden was gekomen.

Het 15de Duitse leger (ca. 120.000 man) volbracht op enkele weken tijd de overzet naar Breskens om ter hulp te snellen bij de slag van Arnhem.  De verdediging van de Schelde Pocket werd op 5 september 1944 toevertrouwd aan het 64ste Infanterie Divisie (ca. 12.000 man) o.l.v. generaal Knut Eberding.  Als een natuurlijke verdedigingszone zagen de Duitsers de twee afleidingsvaarten tot in Maldegem en dan verder het Leopoldkanaal tot bij de Braakman (Philipinne).  De verovering van die zone werd door de geallieerden de operatie "Switch Back" genoemd.

De Canadese troepen die de kust volgden botsten op een eerste Duitse weerstand langs de kanalenlijn Zeebrugge-Brugge-Gent.  Op 8 september konden zij na een hevige strijd een bruggenhoofd vestigen in Moerbrugge.  De gevechten duurden 4 dagen en eiste vele slachtoffers aan beide zijden.  Daarna trokken de Duitsers zich terug achter de afleidingsvaarten.

De haven van Zeebrugge wordt zwaar onder vuur genomen (Duitsers wilden niet dat de haven ongeschonden zou blijven voor de geallieerden zoals in Antwerpen gebeurde), de sluizen van de afleidingskanalen werden opengezet (inundatie van de polders rond Westkapelle en Ramskapelle), alle bruggen werden opgeblazen, …  De dorpskernen van Westkapelle, Ramskapelle en Oostkerke staken boven het water uit.  De inwoners verplaatsten zich met bootjes.  Alle contacten met het binnenland zijn onderbroken (met uitzondering van enkele radioposten van het verzet).  De electriciteits-, gas- en watervoorziening is stopgezet.  Ook moest er gezorgd worden voor de voedselvoorziening.

De sector waar de twee afleidingsvaarten naast elkaar lopen zou, behalve bij Moerkerke (Slag bij 't Molentje 13-14 september: In totaal waren 360 Canadezen over de kanalen getrokken, samen met enkele artilleriewaarnemers en begeleid door 80 roeiers.  Als verliezen staan opgetekend : 148 man : nl. 35 doden, 53 gewonden en 60 gevangen door de Duitsers  Op twee dagen tijd werden 11.000 granaten gebruikt, 486 obussen en 180.000 kogels afgevuurd door de Canadezen; de Duitsers telden 178 gewonden en ca. 100 doden)), omwille van de moeilijke overschrijdbaarheid, minder te vrezen hebben van de Canadese aanvallen.

Waar het mogelijk was deed het verzet zijn werk.  Op 7 september en op 21 september werden telkens 37 communicatiekabels doorgeknipt, kaartjes en schema's met positiebepalingen van de Duitsers werden doorgegeven aan de Canadezen, de radioposten bleven hun werk doen, …

Langs de frontlinie moesten op 16 september een aantal dorpen (Middelburg, Eede en Heile) geëvacueerd.  Op 24 september kregen de Zeebruggelingen en Heistenaren het bevel om hun gemeente binnen de drie dagen te verlaten  De stoet vluchtelingen van Heist naar Knokke (vele leegstaande villa's en hotels) kwam op woensdag 27 september nog onder vuur te liggen waarbij 44 gewonden en drie doden vielen.

De militaire operaties verschoven ondertussen steeds meer oostwaarts, richting Braakman waar onafgebroken gedurende drie weken tevergeefs strijd werd geleverd.  Op 6 oktober waren de Canadezen er dan toch in geslaagd op bij Stroobrugge (Maldegem) een bruggenhoofd te vormen (met list).  Op 13 oktober liggen er al twee genietroepen waarover tanks kunne rijden maar die geraakten de volgende niet verder dan Ede (enkele kilometers van het front – bruggenhoofd koste de volgende weken 111 Canadese doden en 422 gewonden)

Ondertussen was er ook een doorbraak ten noorden van de Braakman die door de Canadezen op 9 oktober werd overgestoken in de richting van Hoofdplaat..

Vanaf het begin van het bruggenhoofd bij Stroobrugge (Maldegem, waar vaarten uit elkaar gaan), bestookten de Canadezen Sluis omdat ze dachten dat daar een Duits hoofdkwartier was gevestigd.  De volgende dagen werd de beschieting nog opgevoerd.  Op 11 oktober wordt Sluis gebombardeerd en platgebrand.  De inwoners vluchtten naar de omliggende gemeenten.  Meer dan 80 % van de huizen werd verwoest en er vielen 61 burgerslachtoffers.  Vele gewonde Sluizenaren werden overgebracht naar het noodhospitaal in Knokke.

De Canadezen geraakten slechts zeer moeizaam verder.  Over de Braakman kwamen voortdurend versterkingen maar de Duitsers vochten om elke m² grond.  Bij Watervliet werd op 14 oktober een derde bruggenhoofd gevormd.  Bij de bevrijding van IJzendijke (17 oktober) vinden zelfs nog straatgevechten met de bajonet, plaats. Op 19 oktober wordt Aardenburg (belangrijke verbinding van de bruggenhoofden Braakman en Stroobrugge)  bevrijd, op 20 oktober staan de Canadezen reeds voor Oostburg en de volgende dag wordt Breskens veroverd.  Ondertussen lagen Knokke, Heist, Westkapelle en Ramskapelle, Sluis, Sint-Anna, Hoeke en Oostkerke bijna permanent onder vuur.  Vele vluchtelingen trokken naar Knokke.  De Duitsers geraakten in paniek en op zondag 22 oktober dynamiteerden zij de kerk van Oostkerke.  Enkele dagen later wordt de molen van Sluis in brand gestoken.

De Duitsers moesten steeds terugplooien.  Hun laatste verdedigingslinie bestond uit het afleidingskanaal van Retranchement,  de Damse Vaart en de afleidingsvaarten vanaf de (verwoeste Syphon) tot Zeebrugge.  Het grootste gevaar voor hen kwam echter uit het oosten.  De Canadezen moesten er ook rekening mee houden dat in het laatste stuk bezet gebied heel veel burgers samengetroept waren.

Op 29 oktober bereikten de Canadezen Cadzand en de volgende dag (30 oktober) staan zij in het Retranchement.  De Duitsers hadden de bruggen over het Uitwateringskanaal verwoest en hadden zich achter het kanaal verschanst.  Verkenners staken het kanaal over en vormden een bruggenhoofd waarna de genie een baileybrug over het water legde.  Vrij snel bereikten de Canadezen de wijk De Vrede.   Van daaruit volgden zij de Graaf Jansdijk en de Paulusdijk naar de Oosthoek (31 oktober).  Op die weg worden zij herhaaldelijk beschoten.  In die sector werden een 400-tal Duitse soldaten krijgsgevangen gemaakt.

De Canadezen in de Oosthoek werden gecontacteerd door de plaatselijke weerstand die hen vroeg om Knokke niet plat te schieten.  Een gepland bombardement van Knokke zou hierdoor in extremis zijn afgelast.   De Canadezen trokken (1 november 1944) door tot de bunkers van het Binnenhof waar generaal Eberding zijn hoofdkwartier heeft gevestigd.  De generaal gaf zich zonder veel problemen over.

Daarna volgde de plaatselijke Ortskommandant Müller die zijn hoofdkwartier had in het Prince's Hotel.  Een laatste grote hindernis die moest worden opgeruimd was het bunkercomplex bij 'de post' (Lippenslaan-Pierslaan).  Ten slotte wordt ook de versterking Tobroek (bij het vliegveld) ingenomen en de herbruikte Wilhelm II-batterij..

Diezelfde dag (1 november) trok een ander Canadees regiment door Sluis, Sint-Anna-ter-Muiden en Westkapelle.  Ze ontmoeten nog weerstand bij Schapenbrugge en op Vierwege (Lager).  Op de avond van 1 november waren nog enkel Duinbergen, Heist en Zeebrugge bezet gebied.

Een belangrijk verdedigingspunt van de Duitsers werd nog gevormd door de Duinenresidence op de Vossenhul in Duinbergen.  De strijd om de residentie was zeer hevig met verschillende doden en gewonden.  Canadese bronnen schreven : "de gevechten hier werden, ondanks de grote gevaren, door een talrijk kijkerspubliek, waaronder vrouwen en kinderen uit Knokke en Duinbergen, gevolgd.  Zodra de witte vlag zichtbaar werd, zwermden ze over de stellingen, geen acht slaand op het gevaar van mijnen en valstrikken."  Van Duinbergen trok men verder naar Heist en Zeebrugge die tegen de avond waren bevrijd waardoor de operatie "Switch Back" werd beëindigd..  De bevrijding van de Schelde Pocket had 207 Canadese officieren en 3.443 manschappen gekost.  De Duitsers telden ca. 5.200 krijgsgevangenen en ca. 5.000 doden.

| inhoudstafel |