Jules SCHMALZIGAUG, een futuristisch schilder in Lissewege en in Brugge (1909-1910, zomer 1911)
Robert De Laere
Futurisme is volgens de grote van Dale : “In Italië ca. 1909 ontstane, anti-traditionele richting in de schilderkunst die, op hyper-impressionistische wijze, een geheel complex van indrukken en bewegingen in één beeld probeert vast te leggen waarin vorm en kleur in een bepaalde richting vereenvoudigd of verhevigd worden”. Deze beweging zou tijdens WO I uiteenvallen. Vanaf 1918 tot in de jaren dertig komt er een verlengstuk aan het verhaal, een “second futurisme”.
Jules Schmalzigaug, die later futurist zou worden, werd te Antwerpen geboren op 26 september 1882, waar hij opgroeide in een gecultiveerde burgerlijke familie, wonende Jezusstraat 17, maar afkomstig uit Duitsland. Zijn vader Emile Schmalzigaug bouwde een bloeiende zaak op en ging vrij vlug deel uitmaken van de rijkere Antwerpse bourgeoisie, Franssprekend en liberaal. Er waren in het gezin nog twee zonen, Walter en Herman. Na de oorlog lieten zij hun naam veranderen in Malgaud. Tot z'n zeventiende volgde Jules Schmalzigaug de lessen aan het atheneum van zijn geboortestad. Hierna zonden zijn ouders hem, in de loop van september 1899, voor de behandeling van scoliose naar het instituut Paschen in Dessau, waar hij een normale schoolopleiding kreeg. De Duitse kunstenaar Paul Riess leerde hem daar de grote internationale kunst kennen. Uiteindelijk kwamen zij samen tot het besluit, dat hij best naar een goede school voor decoratieve kunst kon gaan.
Met dit doel trok hij in maart 1901 naar de Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen, en kwam er in contact met A.J. Heymans, oprichter van de Schilderschool van Kalmthout. Hij was toen beïnvloed door het traditionele Belgische expressionisme en door de schilder Jakob Smits. Vanaf dit ogenblik zou hij meestal in het buitenland verblijven. De drie kinderen mochten van hun ouders volledig zelfstandig reizen en studeren, maar er werd een constante aandacht voor de familie opgeëist. Een en ander resulteerde in een stipt onderhouden correspondentie met het thuisland.
In oktober 1901 installeerde Jules Schmalzigaug zich te Karlsruhe, voor de lessen decoratieve kunst van Karl Hentze. Begin 1903 vinden we hem terug in Brussel op de Academie voor Schone Kunsten bij Isidoor Verheyden, een leraar die zeer gevoelig was voor het impressionisme, en met een duidelijke aandacht voor het licht.
Hij zocht toen aansluiting bij de vereniging “Kunst van Heden”, en zijn vriend Walter VAES won de Prijs van Rome voor schilderkunst, waarmee zij bijna een jaar lang door Italië trokken. Jules Schmalzigaug beleefde er een zeer gelukkige periode, vooral toen hij Venetië ontdekte. Walter Vaes leerde hem etsen en hij ging zich interesseren voor de fotografie.
“Alles is hier niet even mooi”, zegt hij, “maar het is wel evident dat men het als mooi aanvaardt”. En de reden hiervoor is het licht, dat vreemde en fenomenale licht van Venetië. En omdat het licht voor hem, in zijn werk en zijn theorieën, de conditio sine qua non is, oefent deze stad die magische kracht op hem uit, en dat tot het einde.' (Phil Mertens, 1984)
Hij bleef hier tot 15 december 1905, en na wat omzwervingen van eind februari tot eind mei 1906, in Firenze, waarna zij naar Antwerpen terugkeerden. Hij schilderde, tekende en schreef kritieken voor “Kunst van Heden”, waarvoor hij in 1907 benoemd werd tot bijgevoegd, en in 1910 tot vast secretaris. Nooit echter zou hij de kans krijgen om voor deze vereniging zijn werken te exposeren, wat hem erg gekwetst heeft en aanleiding is geweest tot scherpe uitvallen en bitse opmerkingen over Antwerpen.
Jules Schmalzigaug was een complexe persoonlijkheid, die meer dan hem lief was te kampen had met depressies. Hij ging bijna noodgedwongen het ware licht, de voelbare rust zoeken, die hij vond in het Italiaanse Venetië, en ... in Brugge, Lissewege, het Vlaamse polderlandschap waar hij verblijf hield in 1909¬1910 en tijdens de zomer van 1911.
Jules Schmalzigaug in gezelschap van Juliette Loontjes, Den Haag, 1916
In een brief van Michel Seuphor aan Phil Mertens, Parijs 31 augustus 1968, staat het volgende : “Toen ik in 1929 te Lissewege verbleef was Jacxens-Spellier, schoenmaker en cafébaas die ook kamers verhuurde, diegene die Schmalzigaug zeer goed gekend had. Maar dat was dan ook voor de futuristische periode van de kunstenaar, want volgens de schoenmaker ging het om een realist, die uitsluitend geïnteresseerd was door de boeren aan het werk. Zou hij, voor futurist en bijna abstract te worden, een voorloper van Permeke en Servaes zijn geweest ?”
Hij stond toen nog zeer dicht bij het Vlaamse expressionisme, wat Johan Ballegeer in 1984 duidelijk aantoont met deze tekst : “'Omstreeks 1910 verbleef Jules Schmalzigaug te Lissewege in Café Florida, nu de herberg Het Prinsenhof, op het einde van de Stationsstraat. Hij oogstte toen al meer succes in Italië en in Nederland dan bij ons.”
De Antwerpse Parijzenaar Michel Seuphor, kunstcriticus en letterkundige had in 1929 pension genomen bij de schoenlapper en postmeester Arthur Jacxens, die ook een kleine herberg hield en eten gaf. Hij verbleef er een maand en maakte lange wandelingen door het prachtige polderdorp, of schreef er aan zijn boek: “Un renouveau de la peinture en Belgique flamande”. Toen hij het huis verliet, was het af. Het zou echter pas drie jaar later verschijnen bij “Les Tendances Nouvelles” te Parijs. Hij droeg het op aan Jules Schmalzigaug, “die voordien mijn Lisseweegse kamer had betrokken, en waar ik zijn geest nog voelde zweven”.
Op 7 februari en 7 juni 1910 schreef de kunstenaar aan zijn broer Walter : “Brugge is ... a beauty. Op mijn wandeling wordt iedere stap een genot door de wellust van de kleuren. Daarenboven geeft Brugge me de indruk van een vrolijke stad, met een opgeruimd karakter zoals Venetië. Vanavond na een zwaar onweer, was het uitzicht bijzonder betoverend, want Brugge biedt in sommige opzichten, meer rijkdom en meer verscheidenheid dan Venetië, met evenveel kleur en mysterie.”
Toch achterhalen hem ook hier de zenuwspanning en de fysische klachten. Maar zoals gepland kwam hij in november 1910 naar Parijs, waar hij contacten zocht met en lessen volgde bij Emile-René Menard, Lucien Simon en Charles Cottet. Hij knoopte de raad van Ménard goed in de oren : je niet door het schilderen laten afschrikken en steeds eerst de kleur van de voorwerpen bekijken. Bij Simon werd met het kubisme gespot, maar hij leerde dit soort schilderijen begrijpen en waarderen.
Op het einde van dit jaar 1911, bezocht Jules Schmalzigaug het befaamde “Salon des Indépendants”, waar hij overweldigd werd door het kubisme. Maar hij was evenzeer geboeid door het “Salon de l' aéronautique”, waar de toestellen met elkaar in perfectie wedijverden en van een bewonderenswaardige zuiverheid waren. Hij beschreef de techniek ervan op een manier die affiniteiten vertoonde met de futuristische verheerlijking van de machine. Wellicht had hij dan enkel maar het manifest van de futuristische poëzie, verschenen in Le Figaro van 1909, gelezen. Maar er hing, bijna letterlijk, iets in de lucht.
Het was inderdaad in 1912 dat voor hem het grote avontuur begon. In februari bezocht hij de tentoonstelling van de futuristen, “Les peintres futuristes italiens”', in de Parijse galerij Bernheim-Jeune. “Mijn doek” “Gezicht op de vismarkt te Brugge”, zegde hij, “deed me volkomen walgen. Ik vermoedde de nieuwe kwaliteiten van de kubistische en futuristische werken, maar ik begreep ze nog niet. Ik wilde ze niet navolgen maar zelf mijn zwaartepunt vinden op de as van de nieuwe richting.”
Aan deze gigantische tentoonstelling namen de grote Italianen deel, zoals Boccioni, Carrá, Russolo, Balla en Severini. Op 12 april 1912 besliste hij van Parijs terug te keren naar Venetië. Hij bleef er tot augustus 1914, overtuigd als hij was hier een nieuwe stimulans te vinden voor zijn werk; en dat lukte. Wel moest hij even uitwijken naar de bergen voor de sirocco en voor zijn gezondheid.
Hij richtte een atelier in naar raadgevingen van Jakob Smits, één der weinige Belgische kunstenaars voor wie hij een bijzondere achting had, alhoewel hij zijn karakter niet echt apprecieerde. Zijn theorie van het licht zou hij in zijn latere 163 werk toch toepassen. Hij had zich dan al losgemaakt van Ménard, Simon en Cottet, wat een logische evolutie was.
In een brief aan zijn broer Walter, daterend van 24 november 1913, schreef hij : “Het woord futurisme betekent niets anders dan het zoeken naar een kunstvorm die wordt afgeleid uit onze moderne sensibiliteit en, in de mate van het mogelijke, losgemaakt van de gangbare conventies om nieuwe uitdrukkingsvormen te vinden”.
Niet lang hierna, begin 1914 moet Jules Schmalzigaug voor de eerste keer in direct contact gekomen zijn met het futurisme : In 1913 zou hij een eigen stijl vinden, waarin o.a. het hinderende perspectief wordt verworpen. Toch is het pas in 1914 dat hij de futuristen persoonlijk ontmoet, wanneer hij uitgenodigd wordt deel te nemen aan een tentoonstelling in de galerij Sprovieri te Rome. De catalogus vermeldt hem met zes volledig futuristische werken.' (Phil Mertens, 1969)
Een laatste vermelding hierover staat in een brief aan zijn ouders, van 16 juli 1914. Hij schrijft dat hij een Japanse leerling heeft : “Ik leer hem het futurisme en in ruil leert hij mij Japans en jiu-jitsu. Hij is leraar in de Japanse taal aan de handelsschool te Venetië, maar omdat hij aanleg voor schilderen heeft en omdat, naar het schijnt, het futurisme in Japan vlug opkomt, wil hij zich door mij laten initiëren.” (Phil Mertens, 1984)
Bij het uitbreken van WO I keerde Jules Schmalzigaug naar Antwerpen terug, werd hij om gezondheid-redenen van de dienstplicht ontslagen, en vertrok met zijn familie naar Den Haag. Hij zou nog een tijdje de futuristische verworvenheden toepassen, maar nog in 1914, richtte hij zich op de abstracte weergave van de dingen, en op vorm en volume. In 1915 richtte hij “De Belgische School voor Huiselijke Kunst' op.”
De tentoonstelling van “Belgische Kunst” in het stedelijk Museum van Amsterdam van 16 december 1916 tot 6 januari 1917, waarin de kunstenaar belangrijk futuristisch werk had, zoals zijn “Rhytmus van lichtgolvingen : Straat + zon + menigte” en zijn “Dynamische uiting van een motorfiets in volle vaart”, heeft weinig of geen reactie uitgelokt. Geestelijk vermoeid en ongerust, verloren in het koele Hollandse milieu, werd hij naar de fatale onherroepelijke daad gedreven en op 13 mei overleed deze uiterst gevoelige, intens creatieve figuur, betreurd door hen die hem gekend hadden, maar verloren en onbekend voor het milieu van de kunst. (Phil Mertens, 1984)
Jules Schmalzigaug is gestorven in Den Haag op 13 mei 1917, niet eens vijfendertig jaar oud. Hij is met Lempereur-Haut, Victor Servranckx en vooral Joseph Lacasse, een van de zeldzame Belgische schilders die, ook al is het maar kort geweest, het futurisme aankleefde.
In 1985 werd in het Museum voor Moderne Kunst te Brussel een postume retrospectieve tentoonstelling gehouden van zijn werk. Florent Minne schreef hierover in 1985 : “'In onze contreien vond Jules Schmalzigaug niet de gunstige atmosfeer, waardoor hij als kunstenaar kon gestimuleerd worden. Zijn vele reizen en langdurige verblijven in vooral Italië, vertalen zijn zoeken naar een geestelijke en fysische voedingsbodem waarop zijn artistieke nieuwsgierigheid zich kon enten. Hij ging steeds weer op zoek naar de zuivere lichtpartijen van Brugge, Lissewege, het hele poldergebied. Hier alleen kon hij aansluiting vinden met wat hij in 'zijn' Italië ontdekt had.”
Brugge, Lissewege en omstreken 4 schetsen (1909- 1911)
Jules Schmalzigaug, een revelatie, niet alleen in de kwalitatieve zin, gezien de baanbrekende dimensie ervan, maar ook in de betekenis van een historische onthulling. Hier wordt voor het eerst een synthese getoond van een picturaal oeuvre dat zeventig jaar lang werd doodgezwegen, maar dat binnen de geschiedenis van onze moderne kunst een uiterst markant en zelfs revolutionair moment vertegenwoordigt. Deze kunstenaar verdween van het artistieke toneel op het ogenblik dat hij er een voorname rol had kunnen spelen. Maar zijn doeken bleven zonder erkenning.
Nochtans heeft hij als Belgische kunstenaar het futurisme werkelijk beleefd, en er op een persoonlijke manier vorm aan gegeven. De kortstondige futuristische flirt van Prosper De Troyer en de oppervlakkige affiniteiten met het futurisme van Jozef Peeters verbleken bij het zien van zijn oeuvre.
''De diepe wonde van gekwetste gevoelens, van heimwee naar het Venetiaans licht en het Italiaanse avant-gardemilieu, van verloren illusies, mentale verstikking en fysische aftakeling kon tijdens de oorlogsjaren in Nederland niet meer geheeld worden.”
Hij was een authentiek schilder, een onvermoeid zoeker en vernieuwer, één van die zeldzame kunstenaars die een nieuw licht werpen op de oneindigheid van mogelijkheden; een van diegene die ons eens te meer en beter doen begrijpen dat in de schilderkunst het gebruik van formules absurd is. (Phil Mertens, 1984)
Strand met figuren, Scheveningen aquarel op papier - 1915
Voor deze tekst raadpleegden wij voornamelijk :-
BALLEGEER J., Gids voor de Zwinstreek, Antwerpen 1984.-
MERTENS P., Jules Schmalzigaug 1882-1917, Brussel 1984.-
MINNE F., Jules Schmalzigaug een revelatie, in De Standaard 15 juni, 1985.
De hiernavolgende prijzen die zijn werken haalden op openbare veilingen tussen 1983 en 1996, bewijzen wel niet de artistieke waarde ervan, maar dan toch de grote belangstelling die er nu voor bestaat, en dat kan geen manipulatie zijn.
- Lokeren, openbare verkoping 15 oktober 1983
- 'Vue de Delft', pastel 25,5 x 39,5, verkocht 60.000 fr.
- Lokeren, openbare verkoping 10 oktober 1987, 'Paysage boisé' 1915-1917, pastel en aquarel 33 x 48, verkocht 170.000 fr.
- Lokeren, openbare verkoping 5 maart 1988, 'Composition', gouache, potlood en Chinese inkt 36,5 x 49,5, verkocht 80.000 fr.
- Lokeren, openbare verkoping 28 mei 1988, 'Madame Nelly Hurrelbrinck' 1917, potlood 61 x 43,5, verkocht 138.000 fr.
- Londen, openbare verkoping 27 juni 1989, 'Het dynamische van de dans' 1913, h/t 100 x 129,6, 132.000 pond.
- Londen, openbare verkoping 19 oktober 1989, 'La sensation dynamique de la danse' 1914, h/t 95 x 105, verkocht 154.000 pond.
- Parijs, openbare verkoping 26 februari 1990, 'Composition', h/t 80 x 100, verkocht 360.000 Franse fr.
- Lokeren, openbare verkoping 21 maart 1992, 'Femme assise', sanguine 35 x 27, verkocht 36.000 fr.
- Lokeren, openbare verkoping 10 december 1994, 'Le gendarme', aquarel en fusain 15 x 9,5, verkocht 28.000 fr.
- Lokeren, openbare verkoping 20 mei 1995, 'Vue de Delft' 1917, pastel 39,5 x 24, verkocht 260.000 fr.
- Amsterdam, openbare verkoping 5 juni 1996, 'La dynamique de la danse', h/t 100 x 129,6, verkocht 172.500 gulden. (RDL)