Venster op de KRINKELDIJK te Oostkerke
Willy Wintein
In de rubriek ‘Venster op worden stukjes landschap uit de Zwinstreek voor het venster geplaatst om ze met meer dan gewone aandacht te bekijken, te beleven en te waarderen.
Fig. 1 Beeld van de Krinkeldijk te Oostkerke
De fietser op de Krinkeldijk te Oostkerke hoeft zich niet eenzaam te voelen! (Fig. 1) Er is de ontmoeting met andere fietsers, die al of niet in duo of in trosjes verzameld, voorzichtig groetend of onduidelijk , voor zich uit starend, dezelfde smalle asfalt gebruiken. Er is de ontmoeting met een groep aandachtige wandelaars, die al of niet met educatieve opdracht, de Krinkeldijk en zijn omgeving komen bekijken, beleven en noteren. Er is de ontmoeting met de kunstenaar, die als scherpe waarnemer van het landschap zijn zintuiglijke indrukken weet weer te geven in de herschepping van dat landschap op zijn schildersezel.
Kunstenaars, wandelaars, fietsers, welke aantrekkingskracht heeft de Krinkeldijk op hen? Is het de overwegend groene kleur van de omgeving? Zijn het de kronkelende lijnen van de dijk? Zijn het de knoestige vormen van de knotbomen? Zijn het de hoge achtkanters die met hun ritmische opeenvolging een beschermende corridor vormen in het uitgestrekte polderland? Of is het het gevoel van bevrijdende ruimte in een landschap met een natuurlijke harmonie van licht en schaduwlijnen? Is het de rust die van dit landschap uitstraalt? Is het de stille schoonheid?
Zo’n landschap is een enorme bron van indrukken. Het levert een veelheid van zintuiglijke prikkels, die bij elke bezoeker spontaan resulteren in een persoonlijke beleving. De Krinkeldijk doet verwonderen, bewonderen, beleven voor wie dit landschap op een ontvankelijke, niet voorgeprogrammeerde, manier tegemoet treedt, In dit esthetisch welbehagen ligt precies de kracht en de betovering van dit Oostkerkse dijkenlandschap.
Kunstschilder Jean Parmentier wist als geen ander het landschap van de Krinkeldijk met scherpe ogen te bekijken en te herscheppen in zijn schilderijen
(zie kadertekst). Wij mochten uit de collectie van Johan Ballegeer twee schilderijen van Jean Parmentier in dit nummer van Rond de Poldertorens reproduceren (zie de binnenbladzijden in kleur). Beide schilderijen hebben het landschap van de Krinkeldijk als onderwerp en tonen ten overvloede de esthetische kracht die van dit landschap uitgaat. “Een weidse poldervlakte, met gras dat nog net niet groen genoeg is en een hemel om bij te huiveren: grauwe wolken, die met karrenvrachten langs de kale boomtoppen slepen en heel in de verte een aarzelend vlekje licht, een schemering over een kouwelijk ineen gehurkt dorp” (Johan Ballegeer in Liber Amicorum René de Keyser).
Jean Parmentier (1883 1973) woonde en werkte vanaf 1937 op Monnikenrede, langs de Damse Vaart te Oostkerke. Zijn atelier had een groot raam op het noordoosten, in het zicht van de Krinkeldijk. Hij kon kijken, zien, waarnemen. Niemand kon beter dan hij in kleurrijke doeken het diepe polderland van Oostkerke uitbeelden. Met pijnlijke angstvalligheid heeft hij de polders, de weiden, de velden, de dijk met zijn scheefgegroeide achtkanters geschilderd. Hij schilderde de stilte. Geen mens, geen dier verbreekt die stilte.
Jean Parmentier was de vader van Yves Parmentier, de eerste erevoorzitter van onze Heemkundige Kring.
De laatste jaren wordt tijdens landschapsgerichte excursies met studenten ook meer de nadruk gelegd op het kijken met de ogen, het luisteren met de oren, in plaats van alleen met het verstand. De beleving van het landschap krijgt aldus veel meer aandacht in de landschapseducatie, naast analyse en beoordeling. De Krinkeldijk te Oostkerke werd in het bijzonder met studenten uit het kunst secondair onderwijs herhaaldelijk bezocht. Dit leverde menigvuldige oog en oor strelende herscheppingen van de aldaar opgedane landschapsindrukken op. Een passend voorbeeld daarvan is de aquarel van Viktor Van den Breambussche (zie op de binnenbladzijden) en de hier afgedrukte gedichten.
De Krinkeldijk de schemer vergaat levendig gezang daar grensverleggend (Viktor Van den Braembussche) |
De bomen, holder-de-polder de dijklijn af tot op het punt, waar de groenen verzoenen met een streek van het penseel (Maya Tinel) |
Het landschap van de Krinkeldijk (Jean Parmentier)
Polderlandschap bij Monnikenrede (Jean Parmentier)
De Krinkeldijk te Oostkerke (Aquarel, Viktor Van den Braembussche)
De Krinkeldijk te Oostkerke (Foto, Willy Wintein)
Uit het voorgaande blijkt dat de esthetische kwaliteit van het landschap bij de Krinkeldijk te Oostkerke behoorlijk groot is. De esthetische belevingswaarde wordt bepaald door lijnen, vormen en kleuren. Sterkte van het lijnenspel, afwisseling in de vormen, contrasten in de kleuren, zijn criteria in het waarderen van de schoonheid, de genietbaarheid van een landschapsbeeld.
Een landschap, zoals de Krinkeldijk, met een hoge esthetische waarde laat iedereen toe schoonheid te beleven. Het houdt de ogen vast in een gevoel van visueel welbehagen. Geluiden en geuren kunnen dit versterken tot een algemeen zintuiglijk welbevinden. Daarin ligt dus de grote aantrekkingskracht van de Krinkeldijk te Oostkerke!
Maar er is meer!
In het landschapsbeeld van de Krinkeldijk overwegen vloeiende lijnen, dynamische vormen en natuurlijke kleuren. Knoestige bomen, ongeordende takkenkronen, een oneffen dijkpatroon, de open ruimte, de dynamiek die uitgaat van alles wat groeit en door de wind bewogen wordt: dit alles geeft aanleiding tot spontane natuurbeleving. Door de fietser, de wandelaar, de passant, wordt aan het landschap van de Krinkeldijk een zekere graad van natuurlijkheid toegekend. Genieten van natuurbeleving versterkt het persoonlijk welbehagen in het landschap.
Voor de meer natuurdeskundige bezoeker bezit de Krinkeldijk bovendien nog bijzondere kwaliteiten op gebied van de biologische natuur. In hun zomerse weelde herbergen de bermen een ware rijkdom aan flora en fauna (Fig. 2). Heel bijzonder is de natuurwaarde van de knotbomen langs de dijkhelling (Fig. 3). Enkele daarvan presenteren volumineuze boomstoven, waarvan de wortels en de korte dikke stammen vele decennia ouder zijn dan de daarop groeiende takken (een gevolg van regelmatig hakbeheer). Op en in de knot heeft zich veelal een dikke humuslaag ontwikkeld, een geschikte kiemplaats voor allerlei zaad-en sporenplanten. Ook zijn het gewilde nestplaatsen voor bijvoorbeeld steenuilen. De knotbomen langs de Krinkeldijk zijn bijzonder waardevolle landschapselementen.
Fig. 2 Zomerse weelde op de Krinkeldijk (volle boomkruinen, rijkbegroeide bermen)
Fig. 3 Knotbomen langs de Krinkeldijk (let vooral op de dikke oude boomstoof in de linkerhelft van het beeld)
En er is nog meer!
Bij een aandachtig lezen van het landschap van de Krinkeldijk (op Fig. 5 is de waarnemingsplaats met een zwarte pijl aangeduid) bemerkt men al vlug dat de weiden ten westen van de dijk duidelijk lager liggen dan de velden ten oosten van de dijk. Het verschil bedraagt meer dan één meter. Dit opmerkelijk hoogteverschil in het polderlandschap rond de Krinkeldijk kan op een dwarsdoorsnede goed geïllustreerd worden (zie Fig. 4). Vanzelfsprekend roept deze waarneming vragen op. Waarom ligt het polderland aan ene kant van de dijk lager dan aan de andere kant?
Fig. 4 Dwarsdoorsnede door de Krinkeldijk en omgeving (plaats: zie pijl op Fig. 5)
Fig. 5 Krinkeldijk en omgeving: links huidige toestand, rechts toestand omstreeks 1150 (de zwarte pijl duidt de waarnemingsplaats aan)
Uit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat de Krinkeldijk een belangrijke rol gespeeld heeft bij de vorming van het huidig landschap in de Zwinstreek. Ruim 2000 jaar geleden vertoonde de Vlaamse kustvlakte het beeld van een uitgestrekt veenlandschap, van de open zee afgesloten door een bijna gesloten duinontwikkeling. Maar vanaf de Romeinse tijd drong de zee (onder andere langs de Sincfal) opnieuw door in de kustvlakte. Aldus werd het veenlandschap omgevormd tot een meestal ondiep getijdenlandschap, waar bij vloed het zeewater langs open getijdengeulen kon binnendringen, terwijl de vroegere duingordel grotendeels werd opgeruimd. Vanaf de zesde eeuw kreeg de afzetting van slib stilaan de overhand. Grote delen van de kustvlakte veranderden in schorren, die alleen nog bij hoge vloeden onder water kwamen. Na 700 werd bewoning en activiteit op de hoogst gelegen gronden terug mogelijk. Om zich te beschermen tegen stormvloeden legden de bewoners verhoogde bermen aan. In de tiende eeuw en de elfde eeuw kwam aldus een netwerk van even dijken (lange doorgaande bermen) tot stand, waardoor onder andere ten noorden van Brugge grote oppervlakten schorrenlandschap tegen overstroming beschermd werden. Door deze bedijkingen was het verwilderde geulenstelsel in het mondingsgebied van de Reie naar de Sincfal herleid tot de wellicht belangrijkste geul, die men later Het Zwin is gaan noemen. Een getekend overzicht van de landschapsevolutie in de Zwinstreek staat op Fig. 6 schetsmatig voorgesteld.
Fig. 6 Schetskaartjes van de Zwinstreek (W. Wintein)
De Krinkeldijk is een deel van de elfde-eeuwse even dijk, die vertrekt vanaf een oudere dijk (de Gentele) bij Uitkerke, ten noorden van Westkapelle loopt en verder de noordwestelijke oever van de getijdengeul volgde, waarin de Reie uitmondde. Het gebied ten westen van de Krinkeldijk was al voor 1100 tegen overstroming beschermd. Deze oude inpolderingen noemt men “Oudland”. Het gebied ten oosten van de Krinkeldijk behoorde dan nog tot het gebied van de getijdengeulen van Het Zwin, dat omstreeks 1400 door bedijkingen en daaropvolgende aanslibbing reeds tot een smalle geul was herleid. Het resterende gebied van de Zwingeul werd pas in 1650 ten zuiden van Sluis definitief afgedamd. Dergelijke recente inpolderingen noemt men “Nieuwland”. Deze polders liggen door hun langdurige aanslibbing hoger dan de oude polders, die bovendien meestal nog ingeklonken.
De Krinkeldijk vormt de grens tussen een gebied dat reeds voor 1100 werd ingepolderd (Oudland) en de getijdengeul van Het Zwin, die pas na de Middeleeuwen definitief bruikbaar landbouwland werd (Nieuwland). Beide gebieden hebben andere landschapskenmerken, zowel wat betreft de hoogteligging, als wat betreft de perceelindeling en het bodemgebruik.
Een dijk is een grens tussen twee fasen in de landschapsvorming, zowel in de ruimte als in de tijd: twee polderlandschappen (elk met hun eigen specifieke kenmerken) worden gescheiden van elkaar; bovendien zijn die twee polderlandschappen op een ander tijdstip ontstaan.
De Krinkeldijk te Oostkerke heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde. Het is een blijvend teken van de manier waarop de mensen hun woongebied en werkgebied reeds bijna 1000 jaar geleden wisten te beschermen tegen de zee. Het toont nog overtuigend hoe de inpolderingen van de Vlaamse kustvlakte (in casu de streek rond de monding van de Reie en Het Zwin) het huidig landschap mede hebben doen ontstaan. De opvallende bomenrijen op de Krinkeldijk helpt niet alleen de loop van de dijk visualiseren, maar ook de indeling van het polderlandschap in de tijd (Fig. 7).
Fig. 7 Bomenrijen markeren het trace van de Krinkeldijk en de indeling van het polderland.
Naast de kansen voor een opvallende cultuurhistorische beleving, biedt het landschap van de Krinkeldijk de wandelaar, de fietser, de onderzoeker, ook een kader voor algemene natuurbeleving, terwijl een aantal elementen een behoorlijke natuurwaarde bezitten. Maar primordiaal blijft toch de spontane en persoonlijke esthetische beleving, zeker als die versterkt wordt door enige kennis en inzicht in het door mensen gestuurde proces van landschapsvorming. Een informatiepaneel op onze waarnemingsplaats geeft een benadering van de evolutie die dit landschap heeft meegemaakt. Elke bezoeker, elke passant kan onder de indruk komen van de meervoudige waarde van de Krinkeldijk. Wellicht beseffen ze dan dat dit landschap een meer dan gewone bescherming verdient!