Het Vissersplunje

André Desmidt

Wanneer ik hier zou stellen dat we nu even de visser van rond de eeuwwisseling in zijn blootje zullen plaatsen, dan zou u als trouwe lezer wel even de wenkbrauwen fronsen.

Toch wil ik de visser even uitkleden, en dit samen met de Franse schrijver Edgard AUGUIN, die ons in zijn boek “Plages Belges” een overzicht geeft van de kledij van de vissers op het einde van de vorige eeuw.

Auguin verbleef op het einde van de vorige eeuw zeer geregeld te Blankenberge en te Heist, en liet ons een aantal boeken na die opgefleurd werden door een prachtige reeks pentekeningen. Wij geven u hierna een vrije vertaling van wat Auguin in 1896 schreef over de kledij van de Heistse visser.

Kledij en voeding: het zijn twee grote uitgavenposten voor de vissers, hun vrouw en kinderen.

We kennen de Vlaamse vissersfamilies niet wanneer we niet even binnendringen in hun intieme bestaan, wars van hun ontberingen, hun ontzeggingen en hun moedige toewijding, wars van het uur der brutale passie waardoor zo dikwijls de vruchten van het harde werken vernietigd worden...

Hoe kunnen we de verslagenheid van de gezinnen begrijpen zonder te peilen naar de noden, zonder hun mogelijkheden af te wegen, zonder hun ondeugden te bestuderen?

Zojuist heb ik (schrijft Auguin) de kledijkost als gewettigde bron van ongerustheid bij de vissers, vastgelegd.

Men kan zich geen duidelijk beeld vormen van het budget noodzakelijk voor de garderobe wanneer men zich beperkt tot de bovenkleding, aan wat men te zien krijgt. Men moet immers ook ruim rekening houden met wat men niet ziet, het noodzakelijke bij de beoefening van het zo harde beroep en zo moeilijke omstandigheden.

Wij zullen de visser van de vorige eeuw even uitkleden, stuk voor stuk, en meteen een inventaris maken met vermelding van de kostprijs anno 1900.

Zal men ons geloven wanneer we zeggen dat de Heystenaars gekleed zijn als circusclowns, die door het aantal en de fantasie van hun kledij, lachwekkend overkomen???

Hun kostuum is inderdaad tenminste dubbel, soms drie- of viervoudig.

De lavertjes moeten, zoals de vissers, twee broeken dragen: de opperbroek van blauwe wol, tot onder de kuit en opgestroopt tot boven de knie. De tweede broek (eronder) bestaat uit gewone lichtere wol. Het is een voornaam kledingstuk uit groot blauw laken. Eerst wordt hij, nog nieuw, aan wal gedragen, en later op zee, wanneer hij menige zondag mee mocht op café.

Op zee hebben de vissers onder andere een grijze linnen broek, eerder nauwsluitend, om te ploeteren in het water bij het in zee steken en het aan wal komen (de platte boten lagen op het strand en men moest een eind door het water om aan wal te komen nvdr).

In de winter houden ze boven de korte onderbroek een vierde broek van rode flanel die slechts één seizoen meegaat. De blauwe zijn duurzamer en gaan zelfs drie jaar mee. De benen en de voeten van de vissers onder al die broeken, worden dan warm gehouden met drie paar kousen en een paar schoenen. Wanneer hij het zeegat kiest, trekt de visser een vierde paar gebreide kousen van dikke wol over de schoenen, kousen en broek tot boven de kuiten. De lavertjes, die maar een paar kousen en een paar sokken hebben, trekken hun derde paar kousen boven kousen en broek, vastgehouden boven de knie met een kousenband.

In de zomer lopen de vissers op klompen, maar tijdens de winter worden de voeten beschermd tegen de koude door zware lederen laarzen, sterk gelijkend op die van de Parijse rioolwerkers. Deze botten gaan wel drie jaar mee.

Maar we moeten ook eens de bovenkant bekijken.

De hemdrok is uit eenvoudig linnen, met blauwe strepen, net zoals ‘t werkvolk. Erboven dragen ze het jaar door een vest met mouwen in zwart linnen. Boven die twee kledingstukken draagt men dan ofwel een gebreide pull, ofwel een hemd in rode flanel. Dit typisch kledingstuk is en blijft uniek in ons land.

Rond de eeuwwisseling zijn er veel vissers die geen gebruik meer maken van de vest en zich zelfs op zee tevreden stellen met een gebreide wollen pull, maar dat is natuurlijk minder gezond voor wat de rheuma betreft...

's Winters bevat het complete kostuum boven het rode hemd ook nog een zware blauwe flanellen jas. Voor verdere bescherming beschikken ze ook nog bij slecht weer over een katoenen mantel van dubbele dikte in lijnolie gedrenkt en doortrokken van zwarte sneldrogende kleurstof, de fameuze oliejekker of oliemantel. Het doel van zo’n oliemantel is de visser te behoeden tegen de koude, de regen en vooral te beschermen tegen het zeewater dat vaak met grote golven over het dek en de visser komt. Deze “regenmantel” bedekt de nek, de rug, de armen, de buik, de benen en kuiten tot aan de enkels.

Besluiten we dan met de hoofdtooi.

Het hoofddeksel is uit gelijkaardig materiaal als de mantel, voorzien van banden die het mogelijk maken om het hoofddeksel stevig op te binden. Deze “zuidwester” vormt een supplementaire bescherming van hoofd en hals. In Blankenberge droeg men deze oliehoed ook aan land, maar in Heyst werd deze onmiddellijk vervangen door een ronde hoed, een vissersspet of een muts.

In de winter, wanneer men de zondag thuis was, toonden de vissers fier hun rode hemd onder het openstaande blauwe vestje. De houtkleurige klompen werden dan vervangen door zwarte glimmende “kloefen” en om de voeten had men dan dikke gebreide wollen kousen die over de broek geplooid werden.

Het was bij de Eerste Communie van de kinderen dat zij hun eerste uitzet kregen, hun eerste blauw kostuumptje. Handschoenen werden er ook gedragen. De vissers hadden er twee paar, die gedragen werden het jaar door. In de winter tegen de koude, en in de zomer als bescherming van de handen bij het fileren. De handschoenen waren zo gemaakt dat de duim vlot kon vervangen worden, want daar kwam er het meest sleet op door het schuiven van de koorden.

Tot daar een gedetailleerd overzicht van de visserskledij rond het einde van de vorige eeuw. Men kan de aankoop van de eerste uitzet schatten op 225 fr, wat in die tijd een zware uitgave was voor het familiebudget van het vissersgezin.

Zuster directrice van de school te Heyst maakt een gedetailleerde opsomming van de uitzet van een visser met de tijdsgebonden prijs erbij. Deze lijst werd door Auguin overgenomen en we drukken die dan ook graag ook af:

  • 3 paar kousen                                 15
  • 1 paar sokken                                 1,50
  • 1 linnen broek                                 2,50
  • 1 rode onderbroek                          7
  • 1 gewone blauwe flanellen broek   12
  • 1 geklede blauwe flanellen broek   22
  • 1 blauwe opperbroek                       9
  • 1 paar klompen (witte)                    0,90
  • 1 paar klompen (zwarte)                 1
  • 1 linnen hemd                                  2,50
  • 1 vest met mouwen                         5
  • 1 rood flanellen hemd                      14
  • 1 jas                                                 25
  • 1 zondagse vest                              40
  • 1 hoed                                              3,50
  • 1 pet                                                 2,50
  • 2 paar handschoenen                       4, 50
  • 1 paar laarzen                                  38
  • 2 hemden                                         4, 50
  • 1 zak met vet                                   1,55
  • 1 leren voorschoot met mouwen      13

Totaal: 224,95 fr

Daarbij moet dan nog jaarlijks zo’n honderd frank bijgeteld worden voor het onderhoud en herstel van deze kledij. Belangstellenden kunnen steeds deze kledij gaan bekijken in het museum Sincfala, waar een aantal poppen opgesteld staan met die specifieke kledij.

Het Vissersplunje

André Desmidt

Heyst Leeft
1989
04
008-010
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:44:32