Historisch overzicht vuurtorens van
Knokke-Heist tot De Panne
Ingenieur Aimé Van Middelem
Deel III -VUURTORENS BLANKENBERGE
Historiek van de stad Blankenberge
4de - 8ste eeuw: schapenwegen en terpen
Vanaf het begin van de 4de eeuw na Christus werd door de grillen van de zee de bewoning van de kustvlakte onmogelijk. Door de overstromingen werden er brede vloedgeulen in het terrein uitgeschuurd. Ze vormden brede kreken waarin het veen bijna volledig weggespoeld werd. De gronden tussen de stroomgeulen werden door een dikke laag klei bedekt met afzetting van zandige klei in de kreken. De brede kreken versmalden en zorgden voor de waterafvoer van de kustvlakte en de aanpalende zandstreek.
Pas vanaf de 8ste eeuw vond een algemene zeespiegeldaling plaats die kon leiden tot grondaanwas en begroeiing. De aangeslibde grond werd dan bruikbaar als schapenweide. Dit betekende de aanzet van een langdurig proces van (her)beweiding met schapenkuddes, ontsluiting door schapenwegen, vluchtheuvels of terpen, inpoldering en bewoning van de Kustvlakte.
9de - 10de eeuw: begin van de inpoldering, ontstaan van Scarphout
In de 9de en 10de eeuw werd een groot gebied veilig gesteld van overstromingen door de aanleg van de Ghentele of de Blankenbergse dijk. Door dijkaanleg werd het hele gebied tussen Brugge, Uitkerke, Bredene en Oudenburg tegen het overstromingsgevaar beveiligd. Het grondgebied buiten het bedijkte gebied, waaronder Blankenberge, bleef schorrenland, maar geraakte bevolkt met herders en schapenkuddes die tijdens hoge vloed beschermd werden door opgeworpen terpen of vluchtheuvels. Niettegenstaande er in het jaar 948 al sprake was van het bestaan van Blankenberge, zijn geen gegevens bekend over vuurtorens tot wanneer er in de duinen een kapel opgedragen aan O.L. Vrouw van Scarphout werd gebouwd.
11de eeuw - 12de eeuw: verdere indijking en ontstaan van een eerste bewoningskern
In het midden van de 11de eeuw ging men verder met de indijkingen. Zo wint men een kleine schorre en vestigen zich een aantal vissers in de nabijheid van de zee. Zij vormen de eerste bewoningskern van het latere “Blankenberge”. Gegevens over ontstaan, groei, ontwikkeling van deze eerste bevolkingskern zijn niet voorhanden.
13de eeuw: “stede en port (haven)”
De eerste vermelding van Blankenberge gebeurt in een oorkonde van 29 juni 1270, waarin het gaat over de rechten van Jan van Uitkerke, tot zolang werd enkel de naam Scarphout aangewend. Daaruit kan afgeleid worden dat het vissersdorp door Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, verheven wordt tot “stede en port(haven)”. Vermoedelijk heeft zij het Blankenbergse grondgebied afgescheiden van Uitkerke en er stedelijke voorrechten aan gegeven. Blankenberge wordt zowel op territoriaal als op parochiaal vlak van Uitkerke afgesneden. Dit betekent dat de grens tussen beide vanaf dan niet enkel een parochiegrens is, maar eveneens de afbakening tussen twee rechtsgebieden: het Brugse Vrije en het stadsgebied Blankenberge, waar eigen burgemeesters en schepenen voor de rechtspraak instonden.
14de eeuw: bouw van de Sint-Antoniuskerk
Op 23 november 1334 (Sint-Clemens dag) werd een deel van de stad verwoest en overspoeld als gevolg van een hevige storm. Een groot deel van de duinen verdween in zee. Sindsdien is de waterlijn ongeveer dezelfde gebleven. De kapel van Scarphout liep zware schade op, de zandstrook Scarphout verdween voor een groot deel in de zee.
Volgens historische sagen staat het “Verzonken Scarphout” nog steeds gekend als “Kwade grond voor vissers”. Scarphout werd gebouwd op ongeveer een zestien kilometer van het huidige Blankenberge en verdween omstreeks 1300 tijdens een hevige storm in zee. Vissers bleven best uit de buurt van het vroegere Scarphout omdat hun netten daar makkelijk bleven hangen aan de stenen overblijfselen van Scarphout. Omstreeks 1900 kon men bij laag tij de funderingen van Scarphout nog zien.
Een weerspreuk vertelt ons dat als volgt: “Na Clemens’ feest de winter vreest, maar allermeest, de helse geest.” Deze spreuk verwijst naar Sint-Clemens dag in het jaar 1334 toen door een hevige storm aan de Belgische kust, het voormalige Scarphout (…) verdween in de golven.
Op een stuk land genaamd “De Ghentele”, gelegen op het grondgebied van het ambacht Uitkerke ongeveer 300 meter ten zuiden van de stadsgrens tussen de Oostdijk en de Westdijk, werd een nieuwe kerk opgebouwd. Dit stukje land werd door Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen, vrijgesteld van alle grafelijke belastingen. De gotische kerk wordt ingewijd op 16 september 1358 en heeft als patroonheilige de H. Antonius Abt. De kerk staat tot de grenswijziging van 1788 op het grondgebied van Uitkerke.
In 1337 vaardigt de stad een charter uit waarin beschreven staat waar er nieuwe dijken aangelegd moeten worden. Gevolg daarvan is de verbetering van de zeedijk van Blankenberge in de “oostport” en de aanleg van een dijk vanaf de zeedijk zuidwaarts. In 1394 vindt de oprichting van een vuurtoren plaats, ter hoogte van de “slag” van de Kerkstraat in de nabijheid van de duinen.
De vissersvloot deed het uitstekend gedurende de Middeleeuwen. Reeds in 1337 had Blankenberge zijn vuurbaken die oostelijk lag gezien dit jaar belangrijke zeewerende dijkwerken in uitvoering waren. Blankenberge en Scharphout hebben steeds naast elkaar bestaan, met Blankenberge bedoelde men de burgerlijke gemeente terwijl men met Scharphout het over de kerkparochie had.
Pas in 1348 werd het Blankenberge. Dit volgt uit een tekst met betrekking tot de vissersgilde: “vier jaar eerder richtte een vloedgolf heel wat schade aan en werd het vroegere Scharphout verzwolgen”.
15de eeuw: midden 15de eeuw telt Blankenberge ca. 1500 inwoners.
Het stratenpatroon van de stad bestaat uit een rastervormig net, dat nog steeds in de huidige stad te herkennen is en nu overeenkomt met volgende straten: Visserstraat, Langestraat, Molenstraat, Breydelstraat en Kleine Weststraat, loodrecht op de Weststraat en de Bakkerstraat. Een pad loopt vanuit de duinen recht naar de kerk (latere Kerkstraat). In 1451-1452 bouwt men een nieuw Schepenhuis in de huidige Kerkstraat. Het vorige, gelegen in de toenmalige Peperstraat (het stuk van de Langestraat gelegen tussen de Bakkerstraat en de Kerkstraat) is in zeer slechte staat. Het nieuwe gebouw wordt opgetrokken aan de oostzijde van het oude, te slopen Schepenhuis. In 1489 wordt beslist de stad met wallen te versterken, deze worden pas een eeuw later aangelegd.
16de eeuw: onrust
In 1508 wordt de St. Antoniuskerk in brand gestoken door de Hollanders. In 1572 vallen de Watergeuzen binnen en vernielen het Schepenhuis en de St. Antoniuskerk. Door de aanwezigheid van de geuzen in de stad wordt het vissersbedrijf grondig verstoord en wordt de bevolking in verdrukking gebracht. In 1576 steken zeerovers 300 huizen in brand. In 1583 geeft Blankenberge zich over aan Alexander Farnese.
De rebellen hadden nog Oostende en Sluis in handen, vandaar maakten ze de streek onveilig. De dijken en duinen lagen er verwaarloosd bij, het platteland was er erg aan toe.
In 1587-1588: bouw van een fort te Blankenberge als permanent bolwerk tegen de rebellen. Het verdedigingswerk lag vooruitgeschoven in de duinen bij de sluis van de Grote Ede (Blankenbergse Vaart). Door de aanwezigheid van het fort werd de stad nog meer het mikpunt van aanvallen.
Eind 1590 begin 1591: bestorming van het fort van Blankenberge door gouverneur Sir Edward Norris.
Het was de bedoeling om de zeedijken door te steken en het land onder water te zetten. Farnese kon het opzet verhinderen, maar de stad werd in brand gestoken door de vijand. Blankenberge werd heroverd op 14 maart 1591 maar bleef toch nog een tijd lang blootgesteld aan vijandelijk gevaar.
Het fort werd hersteld door de Spanjaarden die een kapel in het fort bouwden. Deze verzorgde een tijd lang de eredienst voor de inwoners van Blankenberge, Uitkerke en Wenduine.
Heel wat oude documenten zijn immers verloren gegaan. Pas vanaf de 14de en 15de eeuw heeft men documenten gevonden die verwijzen naar een drietal kustgemeenten, met name:
- Nieuwpoort, die over 2 vierboeten beschikte in 1306.
- Heist in 1363 met 1 vierboete
- Blankenberge, eveneens met 1 vierboete in 1337 (vuurbaken ten oosten van de stad)
Figuren, tekeningen en/of plannen van de vierboeten zijn er niet meer: men dient de opzoekingen te beperken tot boekhoudkundige uitgaven.
Het 17de-eeuws stadhuis, beschermd in 1937.
17de eeuw
In 1611 werd er aangevangen met de herstellingswerken aan de St. Antoniuskerk. Binnen het bestaande kerkgebouw werd een kapel gebouwd.
In 1675 werd de stad geteisterd door een hevige brand, het grootste deel van het stedelijk archief gaat in de vlammen op, net zoals het stadhuis.
In 1680 heeft architect Robert Coppet een nieuw gemeentehuis gebouwd op de hoek van de Kerkstraat en de Langestraat.
18de eeuw
In 1712 werd het westelijk deel van de St. Antoniuskerk, dat nog altijd in ruïneuze toestand verkeerde, gesloopt door aannemers Jacop Camps en Michiel Goetghebeur. Een oude traditie binnen de stad, de devotie tot de gekruisigde Christus, kwam terug in gebruik.
Op 4 mei 1719 woedde opnieuw een hevige brand, waardoor een groot deel van de bevolking dakloos werd.
In 1723 gaf de Oostenrijkse keizer Karel VI opdracht tot aanleg van de Brugse Steenweg (huidige Kerkstraat, zuidelijk deel), waarvan het deel dat op het grondgebied van Uitkerke lag Brugse Steenweg heette. De oostelijke kant van het kerkhof verdween door die aanleg.
Tussen 1740 en 1766 kende de St. Antoniuskerk een nieuwe reeks restauraties, mede door de steun van de stadsmagistraat en de vissersnering, die een belangrijke groei kent tijdens de Oostenrijkse periode.
Vanaf het midden van de 18de eeuw begint de stad zich langzamerhand om te vormen tot een toeristisch oord. In 1778 worden de eerste twee strandcabines, opgebouwd in hout, vermeld.
In 1788 komt de St. Antoniuskerk door een grenswijziging op het grondgebied van Blankenberge te liggen.
19de eeuw: uitbouw van Blankenberge
Tot midden 19de eeuw blijft de stad Blankenberge grotendeels beperkt tot het middeleeuwse stratenpatroon. Door de opkomst van het toerisme en de enorme bevolking aangroei () (van 1.980 inwoners in 1815 tot 5.860 in 1905), wordt de stad sterk uitgebouwd. De aanleg van nieuwe straten, de uitvoering van stedelijke infrastructuurwerken en openbare gebouwen en de bouw van speciaal op het toerisme gerichte gebouwen, vormen een constante doorheen de hele 19de eeuw.
In 1811 wordt op bevel van Napoleon een versterkte uitkijktoren in de duinen gebouwd. Deze toren vormt een onderdeel van Napoleons Continentale Blokkade tegen Engeland. De toren wordt afgebroken in februari 1873 voor de bouw van het casino, na een tijd dienst te hebben gedaan als vuurtoren.
Van groot belang voor de vissersbevolking in Blankenberge is de aanleg van de vissershaven vanaf 1860. Het verzoek voor de uitbouw van een haven dateerde al van 1763.
De haven wordt aangelegd ten westen van de stad Blankenberge: in 1860, graven van het kanaal (Blankenbergse Vaart) en bouw van het staketsel; in 1862 wordt de havengeul gegraven, in 1863 de havenkom aangelegd en in 1865 is de bouw van de haven voltooid.
De groeiende badstad vereist nieuwe infrastructuur, aangepast aan de noden van de nieuwe bevolkingsgroepen die zich in de stad vestigen, nl. de toeristen en de burgerij, die in de voormalige vissersstad een steeds grotere impact krijgen. De enorme bloei van Blankenberge wordt eveneens weerspiegeld in de talrijke openbare gebouwen die gedurende de 19de eeuw worden opgetrokken. Zo wordt ook in 1870 beslist tot de opbouw van een nieuwe vuurtoren.
De kaart van C. J. Visser geeft links de Blankenbergse dijk aan tussen Blankenberge en Brugge (17de eeuw).
Historiek van de vuurtorens
Vierboete 1394
Reeds in 1337 had Blankenberge zijn vuurbaken. Ze was oostelijk aangemeerd omdat er dan zeewerende dijkwerken in uitvoering waren. Vanaf de jaren 1350 verenigden de vissers zich in gilden, zoals dit meestal het geval was. Zij lieten een mast bouwen in de duinen, welke dienst deed als een vierboete. Deze werd onderhouden door de vissers en/of vissersvereniging. Uiteindelijk liet de stadmagistraat in 1394 op kosten van de stad een primitieve viermast oprichten ten oosten van de huidige Kerkstraat, te midden in de duinen.
Blankenbergse schuit.
Het betrof een eenvoudige vierboete met boven op de top een lantaarn, uitgerust met een aarden pan waarin zich een wiek bevond. De mast zat stevig in de grond en bovendien werd deze nog eens extra gestut door middel van zware stenen. Tussen de top van de mast en de bodem werden drie kettingen aangebracht zodat de constructie een stevig geheel vormde. Tegen de avond kwamen twee oudere vissers, vergezeld van een matroos of scheepsjongen en voorzien van de nodige brandstof naar de vierboete. De scheepsjongen klom in de mast met de brandstof voor de vierboete (een mengsel van reuzel of bruinvisolie) en stak het vuur aan de wiek.
‘s Morgens werd de wiek gedoofd. De oudere vissers bleven op de grond staan en gaven telkens de nodige instructies aan de matroos.
Het onderhoud van de “viermast” viel ten laste van de vissers. Zo werd in de loop van de jaren de vierboute gemoderniseerd of vervangen:
- in 1419 werd de panne, die zeer breekbaar was, vervangen door een lens; ook werd het nodige gedaan om weg spattende gensters, kolen en wegwaaiend stro zoveel mogelijk te vermijden.
- uit geschriften weet men dat de timmerman in 1421 aan de vierboete bouten, nagels, lechten, ankers enz. leverde
- in 1442 vindt men een rekening voor het opruimen van as. Ook de kerk die de visserij steunde, deed zijn duit in ’t zakje. In 1428 werd op kosten van de parochie een kleine vuurbaak geplaatst die door de plaatselijke ambacht van de vissers werd brandend gehouden.
Terug van de visvangst.
Op 14 november 1463 stelden de vissers met ontsteltenis vast dat hun viermast uitgedoofd was. Bij nader onderzoek bleek dat de vierpanne verdwenen was. Het verdwijnen van de panne was geen alleenstaand feit.
Vroeger was er reeds een conflict ontstaan met een naburige gemeente, zodat er opnieuw werd gezocht in dezelfde richting en met succes. Zoals men kon vermoeden kwamen de daders uit Wenduine en werden ze ter verantwoording naar Brugge geroepen. De rechtspraak voor de vierschaar van de proostdij eindigde met een overeenkomst of transactie: Wenduine zou tussenkomen in de helft van de kosten van de nieuwe viermast en de dieven werden veroordeeld om het grondgebied van de proostdij te verlaten. Zo kwam er een einde aan lange burentwist. De stadsmagistraat vergaderde nog dezelfde dag en besliste dat er een nieuwe panne moest geplaatst worden aangepast aan de tijd. Dit keer een op-en neergaand type dat aan de mast zou~vastgehecht worden.
Elk jaar op paasmaandag schonk de burgemeester in functie aan de ‘aanstekers’ (stokers van de viermast) een soort ‘oliejekker’ (waterdichte vest en een hoed ‘zuidwester’). Ze werden ook belast vooral na een storm het zand te verwijderen dat zich tegen de gevels had opgehoopt. De houten constructie deed het zeer goed en bleef dan ook lange tijd in gebruik. Klein maar dapper.
Uit bewijsstukken van stadsrekeningen weet men dat er gewerkt werd aan de vierboete. Regelmatig vielen er branden te noteren (zie verder onder grote branden te Blankenberge) Het was de hoogste tijd om in te grijpen: een delegatie werklieden uit Blankenberge en Oostende trokken naar Nieuwpoort om model te nemen en om na te gaan hoe zij er in slaagden de branden te minimaliseren en de schade te beperken. Een metser uit Brugge rekende 1800 bakstenen aan en 25 uren arbeid.
In 1467 werd deze viermast vervangen door een stenen toren met als brandstof stro om het nodige licht te bekomen. Zo werd ook deze stenen vierboete het slachtoffer van talrijke branden (zie verder).
Versterkte burcht ‘Fort Napoleon’ 1810
In de l9de eeuw werd door Napoleon in 1810 bevel gegeven aan de Fransen om een versterkte constructie te bouwen in de duinen nagenoeg ter hoogte van de huidige Casinocomplex. De constructie leek meer op een versterkte vestiging dan op een vuurtoren. De bedoeling was er een fort te bouwen en vanuit de duinen de Engelse schepen te bespieden en ze van de kust weg te houden. Het fort maakte deel uit van het continentaal blokapparaat van de Fransen tegen de Engelsen.
De werken werden gestart op 20 september 1811. Toen Napoleon Bonaparte voor de tweede maal de werf bezocht was de aannemer amper drie dagen begonnen met de werken. Volgens het verhaal van burgemeester Joseph-Louis Mamet, kwam Napoleon op 23 september 1811 aan, in gezelschap van verschillende ministers, maarschalken, generaals en andere hogere officieren. Omstreeks 14 uur werden de keizer en zijn gevolg door burgemeester Mamet begroet, en al dadelijk wenste Napoleon te weten waar de versterkte toren zich bevond die hij in 1810 bevolen had te bouwen. Waarop Mamet zei: “Sire, sedert men drie dagen geleden uw komst vernomen heeft, wordt eraan gewerkt”. Vervolgens werd de burgemeester verzocht als gids op te treden.
Burgemeester Joseph-Louis Marnet. -- Napoleon Bonaparte. -- Tekening van het fort Napoleon.
Na het bezoek aan Blankenberge vertrok Napoleon te paard met zijn gevolg via Heist en Knokke naar Nederland. Burgemeester Mamet vergezelde de keizer tot aan Breskens. Een jaar later, in 1812, leed Napoleon zware verliezen: de veldtocht tegen Rusland, Moskou in brand, de aftocht over de Berezina, en drie jaar later Waterloo. Het fort van Blankenberge werd nooit afgewerkt.
Aftocht van Berezina. -- Slag van Waterloo.
Onder het Hollands bewind in 1817 werd het fort Napoleon als vuurtoren ingericht. Om geen verwarring te stichten werd voor de zeevarenden een lichtbaken geplaatst. In 1819 werd het licht op het fort een vast licht van 4de orde met een lichtspiegelsysteem op 13,30 meter boven de hoogwaterspiegel en met een zichtbaarheid van 6 zeemijlen. Positie: 51° 18’50” noorderbreedte en 3°7’51” oosterlengte Greenwich. De vuurtoren bleef in gebruik tot 1872. Het licht werd gedoofd op 1 juli 1872 en de vuurtoren werd uiteindelijk gesloopt in februari 1873. De vrijgekomen plaats zou dankbaar aangewend worden voor een casinocomplex op de zeedijk van Blankenberge.
Algemeen zicht op het strand van Blankenberge tijdens de laatste helft van de 19° eeuw.
Links op de duinen herkent men de vuurtoren.
De lichtbaken van Blankenberge.
Vuurtoren 1870-1872
Naar aanleiding van de bouw van de haven tussen 1863 en 1871 werd naast de havengeul een nieuwe vuurtoren gebouwd. Het was een achthoekige toren met een hoogte van 20,34 m. De vuurtoren telde 121 treden en was vervaardigd uit Boomse baksteen. De muren waren 1,5 meter dik.
De uit Birmingham afkomstige lantaarn herbergde bij de avondschemering een vuur dat van op 12 mijlen afstand te zien was. De hoogte van het licht boven hoog water komt overeen met 25,30 meter.
De aanleg van de haven werd in 1861 begonnen en vier jaar later voltooid.
Hier een blik op de werf van Siessen Wybouw, een ondernemer uit Blankenberge.
Op 1 juli 1895 werd het vaste vuur vervangen door een draailicht met 15 seconden interval.
In 1944 werd de vuurtoren door de Duitsers gedynamiteerd.
Negen jaar na het einde van de oorlog werd er een nieuwe vuurtoren gebouwd op de oorspronkelijke locatie (zie verder). Dit ging gepaard met grote feestelijkheden, ingericht door het gemeentebestuur van Blankenberge en in aanwezigheid van duizenden toeristen en genodigden.
Leon Dujardin burgemeester van 1867 tot 1874. -- Dit is alles wat nog overbleef van de vuurtoren
nadat deze met het gehele gebouwencomplex dat er deel van uitmaakte, door de Duitsers werd opgeblazen.
De vuurtoren werd op 14 juli 1872 officieel in gebruik genomen.
De toren toont gelijkenis met deze van Knokke.
Technische gegevens vuurtoren 1870-1872
Bouwperiode : 1870-1872
In werking sedert : ontstoken op 14 juli 1872
Buiten dienst sedert : in 1952 gesloopt
Ligging : België, Vlaanderen, Noordzee, Blankenberge
Lengte Belgische kust : 68 km
Positie : 51°18’45” N en 3°7’6” 0 van Greenwich
Type toren : betonnen basis met octogonale toren in metaal muren met een dikte van 1,5 meter
Kostprijs : 57.900 Belgische Franken (1.435,30 Euro)
Aannemer : B. Deketelaere uit Brugge
Grondoppervlakte m2 : circa 10 m2
Aantal treden : 122
Stijl : idem als bij tijdsgenoten
Kleur van de toren : grotendeels rood en wit
Materieel : rode Boomse bakstenen
Lichthoogte in meters : 25,30 meter boven hoog water
Soort optiek : het lichtapparaat is lensvormig, dioptrisch en catadioptrisch
Lichtkleur : vast en wit van vierde orde
Strandgegevens : geel zand, zonder stenen, duinen met schelpen
Zichtbaarheid : 12 zeemiji (van 60 in de graad)
Geëlektrificeerd : gedeeltelijk
Oorlogsverleden 1914-1918 : op het einde van de eerste wereldoorlog gedynamiteerd
Oorlogsverleden 1940-1944 : in 1944 vernield door de Duitse bezetter
Inplanting in stadsomgeving (toeristisch): ja
Andere gegevens : Volgens Staatsbiad van 29 mei 1872.
Lichtspiegelsysteem gelegen op een blokhuis véér Blankenberge op 13,30 meter boven de hoogwaterspiegel op breedte 51° 18’SO” Noord en lengte 3°7’51” ten Oosten van Greenwich, zal op dezelfde datum gedoofd worden
Staatsblad van 29 mei 1872
Ministerie van Buitenlandse Zaken Bericht aan Zeevarenden
Nieuwe vuurtoren te Blankenberge op de Graaf Jansdijk, beoosten, nabij de haven.
- Het nieuwe licht is vast en wit, van derde orde (groot model) ; het is gelegen op breedte 51° 18’45” noord, en lengte 3°7’6” oost van Greenwich ; het verlicht over een boog van 216 van west 41 x zuid over noord naar oost 5° noord
- Het licht is ingebouwd op een achtkantige toren in metaalwerk, die in het midden van de woning van de wachter oprijst.
- Hoogte van de toren boven de grond : 20m34 tot aan het licht. Hoogte van het licht boven hoogwater: 25m30
- Zichtbaarheid: 12 zeemiji van 60 in de graad.
- Het lichtapparaat is lensvormig, dioptrisch en catadioptrisch. Het nieuwe licht zal ontstoken worden op 1 juli 1872.
Vuurtoren bouwjaar 1950
In 1950 werd op het einde van de zeedijk een nieuwe vuurtoren gebouwd. Deze betonnen vuurtoren bevatte ondermeer een leef-en kantoorruimte voor de vuurtorenwachter en zijn gezin. De stijl herinnert aan het interbellum. Tegenwoordig wordt de vuurtoren volautomatisch bediend vanuit Zeebrugge en wordt deze niet meer bewoond.
De Blankenbergse vuurtoren is de enige vuurtoren aan de Vlaamse kust die voor het publiek toegankelijk is. Sinds september 1994 is de vuurtoren omgebouwd tot een Nautisch Centrum (een Maritiem Museum met een Didactisch en Informatief Centrum).
Onder begeleiding kan men het lichthuis bezoeken. Vanop de verdieping eronder,
op ongeveer 30 meter hoogte, heeft men een magnifiek uitzicht op zee, duinen en polders.
De jachthaven.
De museumcollectie is gestaag tot stand gekomen. De verschillende kamers in de vuurtoren kregen mooie scheepsnamen, zoals de machinekamer, het kombuis, de kooi. Je kan er lopen door een oerwoud van knopen, opgezette zeemeeuwen, schelpen en ankers. Schijnbaar chaotisch, maar toch is het geheel geordend volgens de logica van de conservator.
Het gebouw is eigendom van het Loodswezen en is gelegen op het volgend adres:
Het Zeegenootschap Nautisch Informatie Centrum -Museum -Vuurtoren Zeedijk 1-8370 Blankenberge
De bestendige deputatie van West-Vlaanderen heeft in 2003 een gunstig advies uitgebracht over de bescherming als monument van de vuurtoren van Blankenberge met de volgende motivatie:
De vuurtoren van Blankenberge is de voorlopig jongste in een hele reeks vuurtorens die elkaar sinds de 14e eeuw in deze kustplaats opgevolgd hebben. Na de vernielingen van de Tweede Wereldoorlog werd de huidige vuurtoren in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw gebouwd op het westelijke uiteinde van de Zeedijk, nabij de aanzet van het Oosterstaketsel. Hij werd in gebruik genomen in 1954, dus net geen halve eeuw geleden. Ondanks een gedeeltelijke vernieuwing van het schrijnwerk, heeft hij zijn oorspronkelijke karakter vrij gaaf weten te bewaren. De vormgeving is nog sterk geïnspireerd door het strakke modernisme van de periode tussen de beide wereldoorlogen. Het bouwwerk is een belangrijk en markant onderdeel van de Blankenbergse haveninfrastructuur, met een grote historische, industrieel- archeologische en socio-culturele waarde. De bestendige deputatie is dan ook van oordeel dat een bescherming als monument gerechtvaardigd is.
Overzichtelijke samenvatting gegevens vuurtoren (1950).
Land : België
Provincie : West-Vlaanderen
Regio : Noordzee
Strandgegevens : wit zand, schuin oplopend naar de duinen d.w.z. zuidwaarts duinengebied
Plaats : Blankenberge
Lengte Belgische kust : 68 km
Positie : 51° 18’ 800” N en 3° 06’ 900” E van Greenwich
Type toren : toren
Bouwjaar : 1950
Kostprijs
Ontwerper : Jules Lamote uit Blankenberge
Aannemer
Grondvorm : meerhoekig
Grondoppervlakte m2:
Aantal treden : 122
Stijl : standaard volgens tijdsgenoten
Onderkelderd : neen
Kleur van de toren : wit beton met zwart bovengedeelte
Materieel : beton
Lichthoogte in meters : 32,4 meter boven de zeespiegel
Hoogte toren : 15,8 meter
Soort optiek : vast (lichtsterkte 130.000 candela)
Huidige functie : didactisch, informatief centrum over zeehavenvisserij - navigatie - maritieme geschiedenis
Het Zeegenootschap Nautisch Informatiecentrum - Museum Vuurtoren - Zeedijk 1 8370 Blankenberge
In werking sedert : 1954
Buiten dienst sedert : Neen, doet dienst als Nautisch Centrum met museum
Het gebouw is eigendom van de Belgische Staat (loodswezen)
Soort ontsteking : lichten (voor de scheepvaart) worden bediend vanuit Zeebrugge
Lichtkleur : wit
Zichtbaarheid : 20 zeemijlen of 37,040 km
Lichtsector : 245° over Noord tot 65°
Karakter : 2 witte schitteringen in een periode van 8 sec.
Geëlektrificeerd : ja
Geautomatiseerd : gedeeltelijk
Personeel : Oorspronkelijk waren er twee vuurtorenwachters. Vanaf 1970 werd een opzichter aangesteld. In maart 1984 stonden twee personen in voor het onderhoud. De bediening van de lichten geschied vanuit Zeebrugge.
Inplanting in stadsomgeving (toeristisch) : ten Oosten van de haveningang
Andere gegevens : Positie varieert naargelang de bronnen:
- Volgens folder “Het Zeegenootschap”: 51° 19’ Noord en 03°07’ Oost
- Volgens Lichtenlijst Hydrografische Dienst: 51° 18’ 76” en 3° 06’ 87”
Grote branden te Blankenberge
Slechts in de 15 de eeuw wordt er in de documenten over een vuurtoren gesproken. Het onderhoud van de viermast viel ten laste van de vissers. In de loop van de jaren werd de vierboete gemoderniseerd en ging men ook andere brandstoffen gebruiken om het licht aan te steken.
Vanaf de middeleeuwen tot de l6de eeuw brandde men stro in de vuurtoren “omme den visschers van deser stede ende andre scepen... baken ende teecken te ghevene tenfinde datzy weten moghen waer ontrent zy zyn ende ariveren moeten”. Vanaf de 17de eeuw brandde men kolen als lichtsignaal.
Zo koos ook in 1467 de stad Blankenberge voor een stenen toren. Maar zelfs deze stenen toren had als nadeel dat er nog steeds brandend stro werd gebruikt om licht uit te stralen. Men moet dan ook niet verwonderd zijn dat er regelmatig branden te noteren vielen door gensters wegwaaiend brandend stro, gloeiende kolen enz.. Uit deze geschriften weet men dat er allerhande klein materieel werd aangewend, zoals nagels, ankers, bouten, lechten...
Fragment uit een 17de eeuwse kaart.
We noteren volgende zware branden in verband met de vuurtorens:
1. In 1484-1485 moest na brand geheel het bovenste deel van de vuurtoren vernieuwd worden.
2. In 1524 werd de kap vernieuwd
3. In 1526 brandde de vuurtoren volledig uit en werd ze heropgebouwd
4. In 1537 woedde er een nieuwe brand waarbij de stad aan Roel Paes een vergoeding uitkeerde “van eenen nacht te wakene alst mde vierboete brandt gheweest hadde”.
5. In 1555 was hij opnieuw lelijk toegetakeld zodat de metsersbaas Jérôme Vander Beke uit Brugge 25 dagen nodig had om “de vierboete te vermetsene”.
6. In 1566 gebeurde een volledige heropbouw van de vuurtoren “by brande bedorfven”.
Grote branden braken ook regelmatig in het visserscentrum zelf uit:
1. In 1404 “so was brand te Blankenberge” en de magistraat huurde vier mannen om “te wakene tot de daghe”.
2. In 1516 betaalde de stad meerdere personen omdat ze geholpen hadden “inden brant wesende binnen deser stede”.
3. In 1519 waakten een zestal personen “inden brant alhier ghebeurt” ; kosten voor de stad waren toen een vergoeding aan de wakers, het bier “by hemlieden doe ghedroncken” alsook de herstelling der brandhaken.
4. In 1543 brak brand uit in het huis van Michel van Holmen en de magistraat betaalde “thien persoonen die den brandt blusten by grooter diligentie ende nerstichede”.
5. In 1546 zette een brand die op de kermisavond uitbrak een ferme domper op de feestvreugde.
6. In 1610 kwam Lucas Vander Haghe naar Blankenberge om te houden “informatie preparatoire vanden brant aldaer gheschiet”.
7. In 1680 moet het in de vissersstad ook fel gebrand hebben vermits men nog in een document van 1756 spreekt over de “swaeren ende irreparabelen brandt... ghelick ten jaere 1680”.
Op 5 mei 1719 heeft een brand te Blankenberge enorme afmetingen aangenomen: in een smeekbede aan de keizer spreken burgemeester en schepenen van 133 vernielde woningen “sonderdaer inne te begrijpen menighvuldighe scheuren vol vrughten, stallen endepackhuijsen sulcx dat verre het meeste deel van de stadt is verbrant ende haere inwoonderen totalitergeruineert’~
Monseigneur van Susteren, bisschop van Brugge, liet einde mei 1719 over geheel het bisdom collectes houden voor de geteisterde Blankenbergse bevolking. In verband met de brandveiligheid werd het van 1756 af onder meer verboden nog gebouwen met stro te bedekken, ‘s avonds met brandende lantaarns in de buurt van strodepots te komen of ook nog as of kolen op mesthopen te gooien.
In 1771 werd er een nieuwe vuurtoren gebouwd. Maar deze vierboete was immers reeds na enkele maanden een werkelijk gevaar gebleken voor de vissersstad.
De vissers deden hun beklag bij de stad Blankenberge. De klacht van de bevolking werd aanvaard en Burgemeester Pollet en de toenmalige schepenen beslisten op 14 mei 1772 de vierboete meer oostwaarts te verplaatsen uit de vissersbuurt. De magistraat liet dus de nieuw gebouwde vuurtoren van 1771 na enkele maanden afbreken om meer oostwaarts te verplaatsen. Deze vuurtoren werd door de stad Blankenberge gebouwd en heeft 29 pond gekost.
Er zijn sterke aanwijzingen dat de vuurtoren door de oorlog in 1795 onklaar is gekomen.
Geleide lichten vandaag: De lichten worden bediend vanuit Zeebrugge.
Toegang tot de Mole.
Gedurende de zomerperiode liggen voor de kust van Blankenberge 5 niet verlichte boeien ten behoeve van de zeilsport, voorzien van radarreflector en liggend kruis als topteken, ongeveer 400 m buiten de haveningang naar oost en west.
Hun coördinaten (2006) zijn:
1. Pos 51-19.31 N 003-06.30E gemerkt A
2. Pos 51-19. 12 N 003-06.43 E gemerkt B
3. Pos 51-19.05 N 003-06.12 E gemerkt C
4. Pos 51-19.59 N 003-07.66 E gemerkt 0
5. Pos 51-18.88 N 003-05.09 E gemerkt W
Het Oosterstaketsel werd oorspronkelijk in de jaren zestig van de 19e eeuw gebouwd in het kader van de aanleg van de nieuwe vissershaven van Blankenberge (die sinds 1955 officieel een jachthaven is geworden). Het toen opkomende toerisme ontdekte het Oosterstaketsel, dat vanuit de stad het gemakkelijkst toegankelijk was, algauw als een ideale wandelpier.
Zodoende was het een voorloper van de eigenlijke pier, die pas in 1894 aan het andere uiteinde van de zeedijk zou gebouwd worden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de staketsels afgebroken op last van de bezetter. Het Oosterstaketsel werd heropgebouwd in 1954 als een traditionele houten structuur met gesmede bouten. Voor de bouw van de nieuwe betonnen Westerpier zou nog tot 1971 gewacht moeten worden. Het huidige Oosterstaketsel volgt hetzelfde lichtgebogen tracé als zijn vooroorlogse voorganger. Iets over de helft staat een populaire drankgelegenheid en op de uiterste punt een wit geschilderd vuurtorentje.
Bibliografie
Ameryck J., De ontstaansgeschiedenis van de zeepolders, in: Biekorf, West-Vlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore, 60(1959), p. 377-400.
Baeck M., Verbrugge B., De Belgische art nouveau en art deco wandtegels 1880-1940 (M & L cahier, 3), Brussel, 1996.
Bile E., Blankenberge. Een rijk verleden, een schone toekomst, Blankenberge, 1971.
Bilé E., Blankenberge door de eeuwen heen, s.l., 1967.
Bilé E., De straatnamen van Blankenberge, oorsprong en betekenis, Blankenberge, 1988.
Bodemkaart van België, De Haan 10, W en Blankenberge 10, E, Brussel, 1953.
Boterberge R., De Sint-Rochuskerk te Blankenberge, Blankenberge, 1991.
Boterberge R., De geschiedenis van de Sint-Antoniuskerk te Blankenberge, Blankenberge, 1975.
Boterberge R., De geschiedenis van het oude stadhuis van Blankenberge, Blankenberge, 1977.
Devent G., Blankenberge, de memoires van een stad, Brugge, 1994.
Gottschalk M.K.E., Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen, Assen, 1955.
Pannier N., De datering van de Duinkerke III B Transgressie en het dijksysteem ten noorden van Brugge, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nieuwe reeks, XXW(1970), p. 113-126.
Van Rijsel A., Blankenberge in oude prentkaarten, Zaitbommel, 1972.
Van Ryssel C., Archiefbeelden. Blankenberge, Brussel, 2000.
Van Ryssel C., Blankenberge, van herberg tot restaurant, Brugge, 1995.
Verhulst A., Historische geografie van de Vlaamse kustviakte tot omstreeks 1200, in:
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden, 14(1960), p. 1-37.
Vriendenkring Gidsen Blankenberge, Art Nouveau-wandeling door Blankenberge.
Architectuur, wandtegels, smeedwerk en glasramen, Blankenberge, mei 2001, s.p.
Vuurtorens langs Vlaanderens kust door auteur Dany De Soete met fotoverzamelingen.
Het zeegenootschap Henri De Meere conservator.
Didactisch en informatief centrum, zeedijk 1 te 8370 Blankenberge.
28ste Frans Vlaamse Veertiendaagse -30 maart-14 april 2002.
Vuurtorens van Frans-Vlaanderen tot Zeeuws-Vlaanderen Gids.