VUURTORENS HEIST
Aimé Van Middelem
1. Historiek
1.1. Geschiedenis van Heist
Als kustgemeente leefde Heist in het verleden voor een deel van de visserij. Deze bedrijvigheid zou zelfs aan de oorsprong van “Heis” hebben gelegen. Vanuit Lissewege trokken inwoners naar het noordoosten, zo dicht mogelijk bij de zee. Deze vestigingsplaats, de Rugge, lag op de oever van de Zinkval (Sincfal) waarlangs de vissers hun schuiten konden binnenbrengen in de kreken. Het ontstaan van Heist als vissersgemeente wordt bevestigd door de legende van het miraculeuze Onze-Lieve-Vrouwebeeld van Lissewege. Volgens de legende werd het beeld door Heistse vissers opgevist in het Lisseweegs Vaartje. De vissers namen het beeld mee naar Heist maar het beeld keerde ongemerkt terug naar Lissewege.
De Heistenaren namen het beeld terug mee naar Heist, maar opnieuw verdween het beeld naar Lissewege waar het sindsdien bleef en vereerd wordt. De Heistse vissers trokken daarna jaarlijks naar de processie te Lissewege om het miraculeus beeld te dragen.
In 1170 werd de Evendijk aangelegd waardoor de inham werd afgesloten. De vissers waren bijgevolg verplicht om met hun sloepen op het strand aan te leggen. Omdat de vissers graag zo dicht mogelijk bij hun boten woonden ontstond naast de dorpskern Koudekerke het Noorddorp. Dit Noorddorp, ook Heis genoemd, moet omstreeks 1175 zijn ontstaan en het groeide vrij snel aan. De vissersbevolking trok ook ambachtslieden en neringdoeners aan zodat Heist belangrijker werd dan het oorspronkelijke Koudekerke.
In de 13de eeuw schonk de Graaf van Vlaanderen twee leenhoven aan de heren die hebben geholpen bij het bouwen van de dijken en de inpoldering van het noordoostelijk gebied van onze kustlijn. Het gaat om twee leenhoven van de parochie Lissewege: het Hof van Koudekercke (ten zuiden van de Evendijk) en het Hof van Heys (aan de zeekant van de dijk).
Op het achterleen van het Hof van Heys vestigden vissers zich eerst dichter bij zee, verspreid in de duinen en vormden later de kern van Heis of Heys. Het Hof van Koudekerke was aanvankelijk het belangrijkste hof binnen de Evendijk. Het bezat vele gronden o.a. langs de Ramskapelse Heerweg, een derde van het ammansrecht van het ambacht Lissewege, het weiderecht op de Evendijk vanaf de Gentele tot voorbij Heist (waarschijnlijk als compensatie voor het meewerken aan de bouw van die dijk) en ook het weiderecht op de later noordelijk aangelegde dijk, stukken grond in de Oudemaarspolder, het visrecht “de palijncksate... wesende de gherechte visscherie op alle ghebanne wateren’".. Het centrum van het leenhof lag in Koudekerke naast de kerk. Ook het Hof te Heis, met centrum langs de Ramskapelse Heerweg was een belangrijk leenhof met vele gronden in de Oudemaarspolder.
Het had ook het Hoge Leen, waar later het dorp Heis(t) zou ontstaan, in leen. Op een bepaald ogenblik bezat het leenhof een veertigtal achterlenen waarvan een twintigtal in de omliggende parochies van Brugge (o.a. in Koolkerke, Sint-Baafs, Sint-Kruis). Waarschijnlijk was oorspronkelijk een van die achterlenen het belangrijkste leen. Ook had het Hof van Heis(t) de rente op 5 molens op de vesten van Brugge.
Voor 1300 is weinig bekend van het vissersleven in Heist. Samen met vissers uit Mude (Sint-Anna-ter-Muiden), Blankenberge, Wenduine en Oostende, werden de vissers uit Heist vermeld in Zuid-Engelse toldocumenten van 1305. De belangrijkste vissoorten die men aan land bracht waren: haring, makreel, pladijs, schelvis, zalm, paling en kabeljauw. De meeste vissersdorpen langs de Vlaamse kust, met uitzondering van Heist en Raversijde, hadden in 1400 reeds stadsrechten verkregen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) gaat de vissersactiviteit zo goed als teloor. Ook voor Heist betekende dit het einde van de Heistse “Grote Visscherij”. In de volgende periode werden geen vissers meer vermeld in Heist. Waarschijnlijk beoefende de plaatselijke bevolking nog wel de strandvisserij, maar er voeren geen vissersschepen meer uit.
Deze woelige periode betekende het einde van de eerste visserijperiode van Heist die zich na 1600 niet wist te herstellen van de geleden schade. In de hele 17de eeuw en in de eerste helft van de 18de eeuw wordt geen enkele visser vermeld in Heist. Dit betekende niet dat er niet gevist werd, maar dit beperkte zich tot strandvisserij, hoofdzakelijk als bijverdienste beoefend door de arme bevolking.
De Oostenrijkse keizer stimuleerde in de 18de eeuw de economie in de Zuidelijke Nederlanden. Deze wederopbouw had vooral plaats in Oostende en Nieuwpoort, waar schepen met een kiel de haven konden binnenlopen. Onder keizerin Maria Theresia werden de eerste vissers terug vermeld in Heist. De heropbloei van de visserij in Heist werd in 1763 bevestigd wanneer Heist het octrooi kreeg als vrije vissersplaats.
In 1780 zou de Heistse vloot 8 vissersboten tellen, vooral actief in de ‘verse visvangst’ op wijting, griet, sprot, tarbot, rog, krab, mosselen, robaard, tong, schar, gul en garnaal. Het visgebied van de Heistse vissers lag dan tussen de Schouwenbank en de boei van Thornton-ridge. Meestal was een boot twee tot drie dagen op zee. Deze boten werden elk door vijf vissers bemand: de stuurman, drie maats en een laver.
Na 1805 kwam de zeevisserij tijdens de Napoleonistische tijd bijna tot stilstand. Vissen op zee was nagenoeg onmogelijk door de strenge wetgeving. Zo mocht er niet gevist worden vóór zonsopgang en na zonsondergang. Bovendien eiste het leger vaartuigen op. Vissers moesten onder de wapens als soldaat of matroos op de oorlogsvloot. Heist telde nog maar vier schuiten.
Na dit dieptepunt begon de Vlaamse visserij in de 19de eeuw aan een nieuwe bloei door het gebruik van de korre (trechtervormig visnet), het gebruik van ijs in plaats van zout (pekel) en de overschakeling naar de stoommachines. Maar stoomloggers en -treilers konden enkel havens aandoen.
Strandhavens zoals in Heist waren gedoemd om te verdwijnen. Nochtans bleef in Heist de strandvisserij tot in de 20ste eeuw voortleven. Na het doortrekken van de stenen zeedijk tot aan het Kursaal (vanaf 1870) verloren de vissers hun ligplaats. Het middenstrand was voorbehouden terrein voor de baders, waardoor de aanlegplaatsen verhuisden naar het oosten. In de Pannenstraat en omgeving (Moefe en De Garre) kwam een nieuw visserswijk, ook Oostdorp genoemd.
In de 19de eeuw groeit de Heistse vissersvloot gestaag:
- 1850: 20 schuiten 100 bemanningsleden
- 1885: 38 schuiten 190 bemanningsleden
- 1895: 46 schuiten 182 bemanningsleden
- 1905: 60 schuiten 234 bemanningsleden
De vissersboot bij uitstek was de Heistse schuit. Na de bouw van de haven van Zeebrugge, verhuisden vanaf 1907 de Heistse vissersboten één voor één naar de nieuwe haven.
1.2. Heistse schuit
De oudste visserssloepen waren vrij klein en open en zij werden gebruikt voor de kustvisserij. In de keure van Nieuwpoort uit 1163 wordt ook een ‘buze’ vermeld. Deze boot moest reeds groter zijn geweest aangezien het aantal roeiers 20 man kon bedragen. Door de ontwikkeling van grotere scheepstypes waagden de vissers zich ook verder in Zee. In het voorjaar voeren zij voor de kust van Oost-Engeland om vroege haring te vangen. De maanden augustus en september verbleven zij in het zuiden van de Noordzee. Vanaf november bleven zij dichter bij huis, voor de Vlaamse kust.
De Heistse vissersvloot in de winter van 1890.
De vis werd aan land gebracht en door binnenschippers, via de Evendijkader en het Lisseweegs vaartje, naar de markt in Brugge gebracht. Vanaf de 14de eeuw zetten de vissers ook vis af in de havens van de Engelse zuidkust. In de toldocumenten van 1305-1309 worden de namen vermeld van Heist, Mude, Blankenberge, Wenduine, Oostende en Nieuwpoort.
Tijdens de vele oorlogen werden dikwijls vissersboten opgeëist door de overheid. Zo werden in 1304, na de zeeslag bij Zierikzee, Heistse vissers verplicht om de resterende troepen terug naar Brugge te brengen. Ook toen Filips de Goede in 1436 Calais wilde veroveren werden “alle sciplieden wonachtig up den zeecant int Vrije opgeroepen".
Vanaf de 15de eeuw varen vissers aan de Vlaamse kust met een schuit die tot het eind van de 18de eeuw zeer verspreid is. Deze Vlaamse schuit blijft in de 19de eeuw verder bestaan als Blankenbergse of Heistse schuit. De platboomde (= platte bodem) schuit bezit een midscheeps- en een fokkenmast, elk voorzien van een vierkant loggerzeil. Een schuit is ongeveer 11 meter lang, 5 meter breed en 2 meter diep en kan 15 à 20 ton bevatten. Een zwaard aan beide zijden bewaart het evenwicht. De schuit gelijkt op een open schip. Onder de voorplecht is een kleine leefruimte gebouwd en onder de achterplecht is plaats om materiaal op te bergen. In 1871 krijgt Blankenberge zijn kleine haven en gebeurt een vrij snelle omschakeling van de logge platte schuiten naar snellere kielboten. In Heist bleef de schuit echter nog in gebruik maar kende enkele aanpassingen.
Het open ruim werd helemaal overdekt en i.p.v. dwarsgetuigd werd het langsgetuigd (Heistse schuit). Na de verhuis van de Heistse vloot naar de haven van Zeebrugge (1907) verdween de Heistse schuit.
1.3. De Vierboete van Heist
De Oudemaarspolder ontstond naar aanleiding van de bouw van een zeedijk einde 12de eeuw. In die polder werd in de 13de eeuw een vissersdorp aangetroffen dat de naam “Heyst” kreeg en gesitueerd was ten Noorden van het dorp Koudekerke. Uit het feit dat het toenmalige vissersdorp reeds over een houten vuurtoren beschikte, kan men onmiddellijk concluderen dat het vissersdorp een bijzondere plaats innam voor die tijd en wellicht als een handelscentrum fungeerde.
De vierboete was een leengoed van de Heer van Dudzele. In feite een leen van de 2de graad van de Heer van Dudzele. Hij verhuurde deze vierboete aan de Gildebroeders van Onze-Lieve-Vrouwe-te-Heyst voor de prijs van “12 pond grooten ende 3 stuivers tsjaars”. Die Gildebroeders waren zeevissers uit Heist die bescherming hadden gezocht bij Onze-Lieve-Vrouw-ster-der-zee. Het waren niet alleen kustvissers maar haringvissers en trokken onder andere ook naar de visgronden van “Noordover”.
De vierboete uit 1850 (schilderij van Willem Delsaux, Gemeentelijk Patrimonium).
Detail uit een plan van 1867 met de Pompestraat en duinen en de locatie van de vuurtoren.
Een bijzonder feodaal recht in Heist hoorde aan de Heer van Dudzeele: “item 200 compotent de voornoemde mevrouwe (van Dudzele), ter cousen van heerelichede van Dudzeele, de vierboete vanden duynen van der Zee, de eicke den heere voormaels verpacht heeft an de gildebroeders van de gilde van onze vrouw tot Heyst, ten pryse van 12 pd. grooten ende 9 stuvers tsjaers, suvergelt, boven de reparatie ende onderhoudynghe vande voornoemde vierboete, die de voornoemde ghildebroeders waeren sculdich te doene onvermindert heurlieden pacht, ende alsoo tot Heyst anne de oorloghe gheen visschers meer uut en voeren, soo en proffyteert den heere danaf niet voor als noch”.
De Heer van Dudzele verpachtte de vuurtoren van Heist voor de som van 12 pd. groten aan de O.-L.-Vrouwgilde van Heist (vissersgilde). Die gilde moest de vuurtoren wel onderhouden. Als huurders waren ze verplicht de houten vuurboete te onderhouden. Daar het onderhoud in eigen beheer geschiedde en er uit die periode geen rekeningen werden teruggevonden, zijn dan ook geen verdere bijzonderheden bekend over de onderhouds- en herstellingskosten, enz. Ook in de archieven vinden we nauwelijks stukken terug waar de vierboete in voorkomt.
In 1363 vinden we voor het eerst een officieel geregistreerde standvuur genoteerd door vissersvaartuigen. Dit vuurbaken was gebouwd op de westoever van het Zwin, wees de handelsvaartuigen de weg naar de monding van het Zwin, maar ook nuttig voor de vissers die terugkwamen van de visgronden. We vinden wel “te Heyst bewesten der vierboeten" (1363) en "Item, als ghi wilt seilen in dat Heysdiep, soe sult ghi die vierboten van Heys, die bi der molen staen, bringen over dat choer van Heys, soe seilt ghi dat beste van den diep... soe moghen ghi over gaen na der Wyelinghe oestnoertoest..." (1475). Verder "de vuurbaken van Heys, die by der molen stat" (1500) of "de vierbooten staende op de duynen tot Heyst" (1642).
Nog voor 1400 werd de houten vierboete vervangen door een stenen vuurtoren in de duinen.
Vanaf 1475 raakte de vierboete in verval, door verzanding, oorlogen, schade. Tijdens de tachtigjarige oorlog (1548-1648) in 1572 drongen de plunderende watergeuzen uit Vlissingen door tot in het dorp en verwoestten, plunderden en vernielden alles wat ze tegenkwamen.
Het stenen gebouw is samen met het Noorddorp verwoest en in 1640-1650 volledig gesloopt.
Vermits er niemand belang stelde in het vervallen gebouw, besloot het kerkbestuur (kerkfabriek) van Heist de stenen van het gebouw te verkopen. “alsoo wylent die vande kercke onderhouden hebben de vierboote, stanede op de duynen tot Heyst, is daarofvercocht van de ruine van de selve vierboote, ‘t naervolgende steen...". Drie landbouwers kochten een hoeveelheid die samen 51b. II s gr." opbracht, maar "het reun vant steen van de vierboote dat byde hercocht is geweest, 2,1/2 pd. gr.”
De stenen zouden dienen om nieuwe huizen te bouwen en werden gereinigd door Andries De Clercq, die voor zijn werk uitbetaald werd in “dacheure”; daarbij kreeg hij een derde van de opbrengst van de verkoop.
Ten gevolge van een voorjaarsstorm in 1647 werden ook de grondvesten blootgelegd van de toren, vermits het loshangend zand een gemakkelijke prooi was voor de storm. Na de volledige afbraak van de vuurtoren werden de duinen nog vaak de “vierboteduinen” genoemd.
Vanaf 1642 diende de in de omgeving staande kerktoren tot oriëntatie voor vissers en zeelieden. In 1850 werd door het Ministerie van Openbare Werken een vuurtoren opgericht in de duinen op de locatie van de vroegere Vierboete. Het Hôtel du Phare kwam er in 1869 en was de eerste verblijfplaats voor de toeristen te Heist. In 1875 werd de Breidelstraat voortaan Vuurtorenstraat genoemd.
2. Vuurtorens
2.1. Algemeen
Brugge zocht na de verzanding van het Zwin een uitweg naar de zee. Deze droom werd gerealiseerd met de bouw van de zeehaven Zeebrugge. Op zee diepte men de vaargeul Pas van 't Zand uit zodat deze de toegang tot de haven vormde. Om deze nieuwe havengeul te bakenen lieten de ingenieurs-aannemers Jean Cousin en Louis Coiseau omstreeks 1905 in Heist door de Genste gebroeders Grendel twee vuurtorens bouwen. Deze vormden samen een lichtenlijn te zien wanneer vaartuigen op de goede koers van 136° Zeebrugge binnenvoeren.
In het lager gelegen weiland, ten zuiden van de Elizabethlaan (tussen de zeesluis en Heist) en ten westen van de Heistlaan staat een vuurtoren die eigendom is van de MBZ (Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen) en gelegen op het grondgebied van Heist, (na de fusie van 19 maart 1971 grondgebied Knokke-Heist). De nodige kredieten werden voorzien op de begroting zodat in 1987 kon worden overgegaan tot het volledig herstel. De vuurtoren werd als betonnen monument als eerste geklasseerd langsheen de kust. De constructie dateert van 1907 en werd gebouwd in gewapend beton door de Gebroeders Grendel uit Gent.
Deze vuurtoren werd in 1907 gebouwd in het kader van de expansie van Zeebrugge, met het oog op het realiseren van een veiliger vaarroute en de daaraan verbonden havengeul.
Tenslotte weze nog aangestipt dat de huidige lichten (1987) buismasten zijn in rode en witte geschilderde horizontale banden en uitgerust met automatische, zelfregelende, gecombineerde en geprogrammeerde dag- en nachtlichten met een merkelijk sterkere lichtenlijn.
Na de klassering was de MBZ de vuurtoren liever kwijt dan rijk en wilde de geklasseerde vuurtoren terug geven aan de Belgische Staat, die echter bedankte voor het aanbod.
Zo bleef alles zoals het voorheen was, tot in 1995 deze vuurtoren die geen havenfunctie meer had naar de Vlaamse Gemeenschap is overgegaan, zodat men mag aannemen dat de ene partij de erfenis liever kwijt dan rijk, en de andere partij het geschenk liever rijk dan kwijt was.
Zoals reeds aangestipt betrof het hier een monument in gewapend beton dat voor het eerst aan de Belgische kust werd opgetrokken en geklasseerd. Het licht diende als baken voor de toegang tot de haven van Zeebrugge. In combinatie met het laag geleide licht vanuit het torentje ten westen van de zeedijk Heist (uiterst punt) en de vuurtoren ten zuiden van de Elizabethlaan die het hoge licht uitzond (zie afbeeldingen).
2.2. Geleide lichten
In feite zijn er twee torens, met name “Het hoog geleide licht te Heist”, dat vanuit de stenen vuurtoren ten zuiden van de Elizabetlaan en ten westen van de Heistlaan opereert en licht uitzendt en “Het laag geleide licht te Heist”, de kleine vuurtoren die zich uiterst west op de zeedijk Heist bevindt tegenaan Zeebrugge.
Zowel tijdens de eerste wereldoorlog (1914-1918) als in de tweede wereldoorlog (1940-1944) waren beide lichten buiten dienst. Het terug in werking stellen geschiedde in januari 1946 en duurde tot omstreeks 1983, d.w.z. tot de werken begonnen aan de nieuwe havenuitbreiding.
Beide torens vormden een “lichtenlijn”. Lichtenlijn: Laag- en hoog geleide lichten zijn lichten die vanuit afzonderlijke geplaatste punten (torens, masten, enz.) met elkaar in verbinding staan en alzo een geleide lijn vormen (wat bij de spoorwegen op de grond plaatsgrijpt, gebeurt hier in de lucht).
Het hoog geleide licht werd in tussentijd geklasseerd als monument en de verbinding tussen beide torens doet geen dienst meer.
Het laag licht bij de Zeedijk
Detailplan van de kustverdediging met links de twee lichttorens (archief Dienst der Kunst, Oostende).
Het Laag geleide licht:
Het licht, uitgezonden door het kleine vuurtorentje gelegen op het einde van de zeedijk Heist West, zendt het lage geleide licht uit. De schepen die de haven van Zeebrugge binnenvoeren, dienden zo nauwkeurig mogelijk deze lichtenlijn te volgen. Het lage geleide licht op de westkant van de zeedijk werd later gedoofd en vervangen door richtingslichten. Dit laatste zou nog duren tot het in werking stellen van de nieuwe installatie. Door dit ingrijpen werd de oude lichtlijn (136°) van Heist buiten dienst gesteld en de nieuwe operationeel.
3. Tekens op zee
Op zee worden de vissers geholpen door allerhande boeien die hen wijzen op gevaar of die de vaarroute aanduiden. De boeien hebben een betekenis naar gelang de kleur, de vorm of het topteken. Boeien met horizontale strepen (rood/groen voor laterale betonning) duiden een scheiding van het vaarwater aan. Het schip kan er links of rechts voorbijvaren.
Spitse boeien zijn stuurboordboeien, d.w.z. dat de stuurman de boei aan stuurboord (rechterzijde van een schip, groene zijde) moet houden wanneer hij van zee naar land vaart. Die boeien dragen meestal een oneven nummer.
Bakboordboeien daarentegen zijn stompe boeien en dragen een even nummer. De boeien moeten varend van zee naar land aan bakboordzijde (links, rode zijde) worden gehouden.
Groene boeien duiden steeds op gevaar en wijzen een “droogzone” (geringe diepte, wrak) aan. Zij voeren in de top een licht dat voortdurend flikkert (om het gevaarlijk punt ‘s nachts zichtbaar te maken). Hoe hoger het aantal flikkeringen per minuut (bv. 60 flikkeringen), hoe groter het gevaar.
Boeien en bakens op zee kun je vergelijken met verkeersborden zoals we die kennen van het vasteland. Er zijn er dan ook van allerlei maten en kleuren, afhankelijk van waarop men de zeevarenden wil attent maken. Een uitgebreide bespreking van boeien en bakens op zee vind je in het artikel “Boeien, bakens en tonnen: de verkeerstekens van de Zee” verschenen in Grote Rede nr. 10, consulteerbaar in de VLIZ bibliotheek of via de VLIZ website.
4. Overzichtelijke samenvatting - gegevens vuurtoren Heist (laag geleide)
Plaats: Heist
Lengte Belgische kust: 68 km
Positie: 51° 20’ 400” N / 003° 13’ 700” E
Type toren: toren (laag model)
Grondvorm: rond
Onderkelderd: neen
Kleur van de toren: wit
Huidige functie: gedoofd, buiten werking sinds uitbreiding zeehaven in 1983
Buiten dienst sedert: december 2004
Strandgegevens: fijn geel zand, schelpen
Geëlektrificeerd: ja
Personeel: geen
Inplanting in stad: Zeedijk West tegenaan grens met Zeebrugge
omgeving (toeristisch): geen toegang
5. Overzichtelijke samenvatting - gegevens vuurtoren Heist (hoog geleide)
Bouwjaar: 1907
Plaats: Heist
Lengte Belgische kust: 68 km
Positie: 51° 20’ 050” N / 003° 13’ 050” E ten zuiden van de Elizabethlaan en ten westen van de Heistlaan
Type toren: beton
Kostprijs : restauratie (2002) 371.900 Euro (ca. 15.000.000 BEF)
Grondvorm: rond
Stijl: geschilderd met art-nouveau kenmerken
Onderkelderd: neen
Kleur van de toren: grijs
Materieel : beton
Lichthoogte in meters: 34
Monument: sinds 8 september 1981
Huidige functie: geen, gedoofd in 1983
In werking sedert: 1907-1908
Buiten dienst sedert: 1983
Radar: neen
Strandgegevens: fijn geel zand met schelpen
Zichtbaarheid: gedoofd, voorheen op 11 zeemijlen zichtbaar
Geëlektrificeerd: ja
Oorlogsverleden 1914-1918: buiten dienst
Oorlogsverleden 1940-1944: buiten dienst
Het laag licht met de nieuwe constructie. -- Het laag licht naar de fantasie van kunstschilder Ignace Van Isacker
BIBLIOGRAFIE
- Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Kust
- AWZ afdeling Kust, Brochure Hooglicht in Zicht, Ir. Bernard Deputter, afdelingshoofd, John Pauwels, p.r. en communicatie.
- AWZ afdeling Vlaamse hydrografie, Lichtenlijst, editie 2004.
- Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en infrastructuur, Administratie en Zeewezen, Afdeling Waterwegen en Kust, Oostende, Ir. G. Dumon en ingenieur Johan Verstraeten.
- Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), kaartgegevens.
- Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) De Grote Rede: Nieuws over onze Kust en zee, nr. 13-juni 2005.
- Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, Ruisbroekstraat 2, Brussel. Documentatie Vuurtorens.
- Didactisch en Informatief Centrum Blankenberge, Documentatie en bibliotheek vuurtorens, Conservator H. De Meere en medewerker
- Rijksarchief Brugge, documentatie en inlichtingen.
- Stadsarchief Brugge, fotomateriaal.
- Stadsarchief Oostende, fotomateriaal en prentkaarten.
- Tijdschriften, heemkring De Plate, Nr. 5-8, 1983.
- Krantenknipsels, Lange Nelle zit in het nauw, 2.07.94, Lange Nelle staat in de steigers en krijgt een nieuw laagje verf.
- Tijdschrift IBIS TROS, tijdschrift van de vriendenkring.
- Tijdschrift Heemkundige Kring, Oostende, gegevens vuurtorens.
- Constant SYS, Gegevens over vuurtorens
- H. DE MEERE, Het Zeegenootschap, Bibliotheek en Museum Blankenberge
- E.BAEYENS, Scheepsrampen voor de Vlaamse Kust, Cnoc is ier, nr24, 1987.
- E. BILE, Blankenberge, Een rijk verleden en schone toekomst, uitgave stadsbestuur Blankenberge, 1971.
- R.BORTERBERG, Vuurtorens van Blankenberge, druk uit Biekorf 1981.
- Wim BOYDENS, Een baken door de eeuwen heen, eindwerk Gidsencursus Westhoek-Noord, 2003-2004, Nieuwpoort.
- Leen COENE, dokter, voorzitter gidsenkring Lange Nelle, Oostende, gegevens van diverse vuurtorens in het algemeen en de Lange Nelle in het bijzonder.
- Roger DEGRYSE, De oudste vuurbakens van de Vlaamse Kust en de nabij gelegen noordzeeoevers (811 tot einde 16de eeuw).
- E. DESUYFER, ere-senator, Documentatie over alle vuurtorens.
- Juul DEVOCHT, Heistse vuurtoren wordt hersteld, Het Nieuwsblad.
- Juul DEVOCHT, Vuurtorens langs de Belgische Kust, Het Nieuwsblad.
- André DHONT, 100 jaar Knokke, Langs strand en dijk, Brugsch Handelsblad, 27.02. 1952.
- André DHONT, De laatste stuiptrekkingen der vuurtoren, Cnoc is ier.
- André DHONT, Dagklapper uit Knokke, deel I & II,
- André DHONT, 100 jaar Knokke badplaats, Cnoc is ier.
- André DHONT, Langs strand en dijk, Cnoc is ier, 1992.
- Ronny DHONDT, raadslid, documentatie vuurtorens en lichtschepen.
- Documentatie en bibliotheek Vuurtorens, Didactisch en Informatief Centrum, Blankenberge, conservator Henri De Meere en medewerkers.
- DUFAIT-VANBLAERE, secr. Vrienden van de stedelijke musea Oostende, documentatie vuurtorens.
- Ronald FONTEYNE, Personeelsbezitting aan boord van het lichtschip De Westhinder sinds de jaren 1950.
- Georges KETELS, Lange Nelle is doodziek, Oostendse betonnen vuurtoren brokkelde langzaam af door scheuren en roestvorming.
- Danny LANNOY, Knokke aan zee, de vuurtoren, Cnoc is ier, jaarboek 1992.
- D. LANNOY, Het Knokke van Toen, uitgeverij Marc Van de Wiele, Brugge, 1985.
- D. LANNOY, Het Neogotische Stadhuis, Uitgave Cnoc is ier, Knokke-Heist,1990.
- D. LANNOY, Knokke, . . de jaren ’50, uitgave De Distel, Knokke-Heist, 2004.
- D. LANNOY, Van polderdorp tot badplaats, in eigen beheer, Knokke-Heist, 1976.
- Chris LESAFFRE, folders en documentatie.
- Edwin LIETARD, Oostendse Numismatiek, vuurtoren van Oostende in 1771, De Plate nr. 3, 1991.
- Marc LOY, Maritieme monumenten, jaarboek Vlaamse Gidsenkring, 2005.
- M. MAES, De vuurtorens van Oostende.
- Maritieme Encyclopedie, Tabellarisch overzicht, windkrachten 0 tot 12.
- NIEUWPOORT, Dienst Cultuur, Vuurtorens van Frans Vlaanderen tot Zeeuws Vlaanderen & Woordenboek, Gids Nieuwpoort-Gravelines, 28ste Frans -Vlaamse veertiendaagse 30 maart-14 april 2002.
- Freddy PHILIPS, De vuurtoren van Knokke, Windberg 273, 1780 Wemmel.
- Freddy RIGAUW, De Panne van toen, uitgeverij Marc Van de Wiele, Brugge.
- G. VAN DAMME, Wat gebeurde er met de tweede Oostendse vuurtoren? Vuurtoren Oostende de Plate, nr. 5-8bis, 1983. Knipsels Astridbibliotheek Oostende.
- G. VAN.DAMME, Duits document, De Plate, 3de jaargang 1974.
- André VANHOUTRYVE, Historiek der Vlaamse vuurtorens, uitgave Familia Et Patria, Handzame.
- Ignace VAN ISACKER, Renovatie en lifting Lange Nelle, kind van de streek, kunstschilder.
- VANDENBUSSCHE & VERSCHUEREN, Vuurtorens langs de Belgische kust, Adj. Adviseur bij het loodswezen, gebundelde documenten 15. 10. 1982.
- VERMEESCH-SPAZ, Gent, fotomateriaal, handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, nieuwe reeks XXXVI, 1982-83; werken van diverse auteurs.
- Omer VILAIN, De Oostendse vlaggestok, Toen er nog rustig en gezond kon gezwommen worden... krantenknipsels, nr. 44 1984, Vrije openbare bibliotheek, Oostende.
- Philippe WARZEE, Foto’s Eric Valenne, uitgeverij Gilson.
- Koen VAN DEN DRIESSCHE, De geschiedenis van de kustverlichting.
Woordenlijst
www.vuurtorens.net, documentatie vuurtorens Nederland en België.
www.pienternet.be, lichtschepen en vuurtorens.
www.lhdigest.com, lighthouse digest.
www.sincfala.be, postkaarten
www.osa.uba.be/speceven/bakeno5/vuurbel/belvuur.htm, Belgische vuurtorens en lichtschepen.
Ghislain DE GROOTE, postkaarten
Adrie VERMEESCH, Oostende, boeken en tijdschriften.
Denise VERMEESCH, Fotografie, afbraak toerismekantoor en bouw vuurtoren Knokke-Heist.
Irma VERMEESCH, Oostende, boeken en tijdschriften.
Met dank voor de medewerking aan Hilde Casert, Sandra T’jonck, Vicky Van Belleghem, Hendrik Van Dromme en Greta Vandepitte.
Met bijzondere dank aan Marian Desoete.
Danny Lannoy