Historisch overzicht Vuurtorens
van Knokke-Heist tot De Panne

Ingenieur Aimé Van Middelem

DEEL 1 - VUURTOREN KNOKKE

2014-11-27 165955

1. Historiek

Rond het jaar 1000 viel het graafschap Vlaanderen onder de bevoegdheid van de Franse koning en werd ter plaatse bestuurd door een graaf die Brugge als hoofdplaats verkoos.

Het graafschap was ingedeeld in kasselrijen. De Brugse kasselrij was de grootste van het graafschap Vlaanderen (ca. 1000 inw.). Vanaf 1127 was Brugge een afzonderlijke entiteit met een eigen bestuur. Het overblijvende platteland van de oorspronkelijke kasselrij vormde dan het Brugse Vrije.

Het grondgebied van het Brugse Vrije groeide in de 11de en 12de eeuw sterk aan door de vele indijkingen en inpolderingen in de kuststreek, o.a. in de streek ten noordoosten van Brugge (het huidige Knokke-Heist). Het graafschap Vlaanderen en de kasselrij van het Brugse Vrije verdwenen na de Franse periode om plaats te maken voor de provincies die ingedeeld waren in kantons (1796).

De parochies Westkapelle (874 inw.), Ramskapelle (336 inw.), Heist (467 inw.) en Knokke (498 inw.), vormden samen met Hoeke (142 inw.) en Lapscheure (608 inw.) het kanton Westkapelle (2925 inw.) dat in het Departement van de Leie lag.

Volgens het feodale recht behoorden alle gronden aan de graaf die ze in leen kon geven of verkopen aan particulieren. Bij de inpolderingen deed de graaf beroep op rijke particulieren die wilden investeren in dijken en polders. Bij de oudste indijking richtte de graaf een aantal leenhoven op die hij in leen schonk aan “investeerders”. Die leenhoven lagen meestal kort achter de dijkenlijn Evendijk- Zomerdijk- Kalveketedijk- Brolozedijk.

Het Hof van Dudzele bezat in de drie parochies ook nog een aantal feodale rechten: “hof ende heerlichede van Dudzeele, haer bestreckende door het ambacht ende prochie van Dudzeele, Coolkercke ende Ramscapelle”; “item zoo behoort den voornoemden heere van Dudzeele, ter causen van syne voornoemde heerlichede, de auditie vande rekenynghe vande respective kercken vande prochien van Dudzeele, Ramscapelle ende Coolkercke, ende vande respective disschen ende gilden vande voorsegde respective kercken; het stellen vande kercke ende dischmeesters vande voorseyde respective kercken, midtsgaders de ontvanghers van diere; binnen de voorseyde ambachten ende prochies de vrije voghelinge ende patryserie; em de vryejagherye met vrye range ende teeckene, midtsgaders de vrye maelderye binden voorseyden ambachte ende prochie voorseyt”.

In 1350 werd het leenbezit als volgt omschreven: “de stede te Calvekeete lighende inde prochie van Waescapelle, grood 100 gemeten landts metten antwerpe ende dike datter toebehoort, ende de viscerie van Eyenbrughe toter zee, yser ende staal, coper ende metaal; item ene vierscare lighende in de prochie Zeverne met alle den boeten lene ende groote, ende hoghe justicie, met 48 manschepe der toebehorende; item in sinte Mariekerk 53 gmeten lands dat men heet Bueslen, met 26 manscepe al den voorsede leengoede van Calvekeete toebehoorende”.

Hier verwijst men naar het visrecht vanaf Eienbroek (Oostkerke), op het Oude Zwin (tot bij Kwintinsluis). Bij de inpoldering van de latere polders in Knokke merkt men een vermindering op van de feodale rechten. Blijkbaar gaf de Graaf er toen de voorkeur aan om de investeerders te vergoeden in zuivere eigendom, i.p.v. hun een leengoed in leen te geven. Belangrijke feodale rechten voor Knokke en omgeving waren het jacht- en lagaanrecht en dit hield in dat de graaf het recht behield om te jagen op de grafelijke domeinen die o.a. bestonden uit de aanwassende schorren en duinen.

De talrijke konijnen in de duinen stelden dikwijls problemen (verzwakten de dijken, vernietigden veldgewassen). Geregeld vroeg het Brugse Vrije de toelating aan de Graaf om de konijnen te mogen verdelgen. Om te verhinderen dat de lokale bevolking de konijnen zou stropen, stelde de graaf “duneherders” aan.

Het lagaanrecht was gebaseerd op het recht van de graaf om de door de zee aangeworpen landstrook bij zijn domein te voegen. Alles wat na een schipbreuk op die strook aanspoelde werd door hem in beslag genomen omdat schipbreuk lijden een overtreding van het zeerecht was. De baljuw van de kustkasselrij moest het lagaanrecht doen uitvoeren. Daartoe stelde hij toezichters aan (soort professionele zeedrifters) die de aangespoelde goederen naar Brugge moesten brengen waar die werden verkocht ten voordele van de graaf. Grote stukken (vb. grote stukken wrakhout) werden soms ter plaatse verkocht.

2014-11-27 170025Ferrariskaart (1770-1778): dorpskern Knokke

Vooral de buitenlandse handelaars die het Zwin opvoeren, protesteerden herhaaldelijk bij de graaf. Wanneer hun schip kapseisde bij het binnenvaren van het Zwin, verloren zij hun goederen, zelfs als die aanspoelden op de kust van Knokke. In 1477 versoepelde Maria van Bourgondië het lagaanrecht. De vreemde handelaars kregen dan hun aangespoelde goederen terug mits het betalen van een onkostenvergoeding. De “lagaanofficier” te Knokke woonde ca. 400 meter ten zuidwesten van het Paulusfort, dichtbij de zeeoever. Rond de jaren 1550 stond er eenzaam en verlaten in de duinen een wachtpost “Corps de garde” of uitkijkpost van waaruit de Spaanse soldaten zicht hadden op de vlootbewegingen bij de monding van het Zwin.

Ook in 1773 was er een wachtpost bij de zee ten noorden van het dorp.

Gedurende de Oostenrijkse periode was er volgens het streekplan een wachthuisje in de duinen.

In 1823 werd er onder Frans bewind een militaire “corps” geïnstalleerd, echter gepaard gaande met een buskruitmagazijn. Later werd het gebouw door het Belgisch Leger voor militaire doeleinden afgeschreven.

Verder moet worden aangestipt dat tijdens de Krimoorlog waar Engeland en Frankrijk in betrokken waren, er van het Ministerie van Oorlog in 1854 belangstelling kwam om een lichtschip aan te leggen op de Paardemarkt voor de kust van Knocke. Dit initiatief moet o.a. het gevolg zijn van de vele scheepsrampen op de zandbank de Paardemarkt enerzijds en de gunstige adviezen van alle Ministeries anderzijds. Volgens bepaalde bronnen bestond er een lichtbaken ter hoogte van de Paardemarkt voor het strand van Knokke in 1854, hetgeen wijst op de ernst van de situatie en het potentieel gevaar voor de scheepvaart. Om het aanmeren van de boten te vergemakkelijken werden er sinds lang occasionele vuren aangelegd in de duinen en langs de kustlijn. De gevaren aan deze bebakening verbonden, vooral in de omgeving van strooien daken, hebben geleid tot het overschakelen op brandstof zonder wegspattingsgevaar zoals koolzaadolie.

In 1840 werd door de staatsreddingsdienst een houten loods opgetrokken nabij het strand van Knokke die dienst moest doen als schuilplaats voor de douanediensten en voor de berging van de reddingsboot.

Dit bleek ook uit een kaart van Joseph de Ferraris met een “Corps de garde” op die plaats bij zee en benoorden het dorp.

Niettegenstaande het aanbrengen van een lichtbaken op de Paardemarkt kwam er maar geen einde aan de scheepsrampen. Strandschuimers daarentegen kwamen nog steeds aan hun trekken, er viel immers nog altijd iets te rapen. De nodige stappen werden gezet, om aansluitend op het initiatief van de Minister van Oorlog, over te gaan tot de bouw van de vuurtoren voor de kust van Knokke. De beloofde vuurtoren kwam er in 1872.

2. Scheepsrampen voor de kust van Knokke (Paardemarkt)

In de loop van de 18de eeuw liepen heel wat schepen, op de vaart naar de Scheldemonding, aan de grond en kwamen daarbij ook op het strand van Knokke terecht. Gezien de vele scheepsrampen werd er beslist in de duinen een vuurtoren te bouwen voor de Paardemarkt ter hoogte van Knokke.

De schepen die de Scheldemonding zochten, dienden voorheen de volgende lichten te volgen : Westkapelle (Walcheren), Heist en Zeebrugge. Met het oog zich een idee te vormen van het aantal vaartuigen die aan de grond liepen en strandden voor de kust van Knokke, volgt hierna een lijst van de schepen (vaartuigen) die vastliepen op de verraderlijke Paardemarkt. Dit was uiteraard koren op de molen voor de strandschuimers.

Overzichtelijke lijst van gestrande schepen:

  • Het schip “Antigone” op de Paardenmarkt op 25 december 1820.
  • Het schip “Antigone” opnieuw op de kust van Knokke op 25 december 1830.
  • Het Franse schip “Jeune Aurelie” op de kust van Knokke op 1 september 1833 (3 drenkelingen werden gered).
  • De Engelse schoener “Charlotte” voor de kust van Knokke op 30 november 1833.
  • De “Meduse de Bruxelles” op de Paardenmarkt in 1835, het vaartuig verging met man en muis.
  • De “Vrouwe Gelie van Truyden” op 24 december 1835.
  • De “Jane of London” in 1839.
  • De “Clio” in 1841 en de “Nelson” in 1843.
  • Op zaterdag 19 oktober 1860 strandde de 200 ton metende Franse schoener “Para”, die geladen was met zwavel uit Italië en door een storm afgedreven werd naar de Vlaamse banken. De bemanning werd gered door de Knokse reddingsdienst, die de drenkelingen met een in tussentijd aangekomen vissersvaartuig uit Heist naar Vlissingen overbracht.
  • In 1870 werd een vuurbaken geplaatst om de gevaarlijke zandbank de Paardemarkt aan te duiden. Het “lichtschip de Wielingen” (lichtbaken) dat de Paardemarkt bewaakte, gaf vanaf januari met tussenpozen van 30 sec. een rood lichtsignaal. Vanaf 1868 veranderde dit rood licht in een permanente rode schittering. Het wit licht scheen tot op 12 meter boven de waterlijn. Bij zeer goed zicht reikte de straal 9 zeemijlen ver (of 1.852 x 9 = 16.668 meter).
  • Op 21 september 1870 werd een wrakstuk binnengebracht door een Heists vaartuig. Uit de houtsoort kon men met een grote zekerheid afleiden dat het afkomstig was van een Amerikaans schip.
  • Op 5 januari 1871 strandde om 7 uur de Engelse sloep de “Hawtorn Elwin” die van London kwam met een lading koolzaad, bestemd voor de haven van Gent. Deze lading koolzaad bedroeg niettemin 87 ton. ’s Anderendaags strandde nagenoeg op dezelfde plaats een Amerikaanse driemaster. De bemanning kon in veiligheid worden gebracht naar Vlissingen. De driemaster kon worden geïdentificeerd als de 672 ton metende “John Duffus”. De Engelse “Hawtorn Elwin” eerst als verloren opgegeven, kon op 20 januari 1871 worden geborgen.
  • Op donderdag 16 november 1871 verging in de Zwingeul, doch op de Cadzandse kust de Engelse driemaster “Nearchus”. Op 28 januari 1872 strandde de Engelse stomer “Rotterdam” aan de oostkant van de sluizen van Heist. Deze stranding was een gevolg van de dichte mist, bij hoogtij kon het vaartuig zijn reis verder zetten.
  • Begin november 1872 verging voor Knokke het Oostends vissersvaartuig 0.34 “Alberic Constant”, gelukkig zonder slachtoffers.

Deze situatie kon zo niet blijven aanslepen en de bouw van een vuurtoren drong zich op zoals reeds eerder aangestipt. De vuurtoren van Knokke zou dan samen met die van Westkapelle op het eiland Walcheren de centrale opening aangeven om via de “pas van de Wielingen” de Scheldemonding te bereiken. Men diende steeds rekening te houden met de zandbank de Paardemarkt.

3. Bericht aan de zeevarenden

Staatsblad 29 mei 1872 
MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN                   BERICHT AAN DE ZEEVARENDEN

Nieuwe vuurtoren van Knocke in de duinen, rechts van het dorp. Het licht is vast en wit van de 3de rang (groot model), 51° 21’ 15” noorderbreedte, 3° 17’ 31” oosterlengte van Greenwich.

Het verlicht over een hoek, naar het noorden, vanaf west 41° zuid, tot oost 5° noord. Het licht is geplaatst op een vierkante toren in metselwerk, opgericht in het midden van de woning van de wachters. Hoogte van de toren boven de grond: 20m 75 tot aan het licht. Hoogte van het licht boven de hoogwaterspiegel: 26m 50. Zichtbaarheid: 12 zeemijl van 60 in een graad.

Het lichtapparaat is lensvormig dioptrisch en catadioptrisch. De nieuwe vuurtoren zal ontstoken worden de 1ste juli 1872.

N.B. Het vaste witte licht van 4e rang, lichtspiegelsysteem, geplaatst op een cilindrische toren, in de duinen, rechts van Heist dorp, op 14m 50 boven het hoogwaterpeil, op noorderbreedte 51 °21’ 15” en oosterlengte 3° 17’ 31” van Greenwich, zal vanaf dezelfde datum gedoofd worden.

 4. Constructie van de vuurtoren

2014-11-27 170049De constructie werd eenvoudig opgezet. De onderbouw bestond uit een vierkant van 14 meter en besloeg als dusdanig een oppervlakte van 196 m². De afstand tussen het gelijkvloers en de schijnwerper bedroeg circa 13 meter of 75 treden. De constructie had aan iedere zijde raampartijen met doorlopende korfbogen tot aan het maaiveld.

Verder gelden volgende kenmerken:

  • neogotische stijl
  • bruin-rode baksteen in kruisverband
  • hoofdingang aan de voorgevel
  • 7 traptreden aan voorgevel
  • traptreden in blauwsteen (arduinsoort)
  • volledig onderkelderd
  • natuurlijke lichtinval via bovengrondse keldervensters
  • rond om rond een gecementeerde plint
  • keldervensters verwerkt in gecementeerde plint
  • alle ramen voorzien van een omlijsting in Franse witsteen.
  • schuin oplopend dak aan de 4 zijden
  • per dakgedeelte één dakvenster
  • zinken dak
  • de eigenlijke toren had aan de 4 zijden ramen met een rondboog.
  • op elk schuin dakvlak stond oorspronkelijk een laag schouwtje
  • elk schouwtje werd later verhoogd met één meter
  • de voorste kamer deed dienst als kantoor
  • bovenaan balustrade in witsteen.

2014-11-27 170108Halfweg de zij- en achtergevel was een muur voorzien en toegang tot de kelderverdieping; de muur deed dienst als zandwering.

Tussen de twee wereldoorlogen, respectievelijk het einde van de eerste en het begin van de tweede wereldoorlog deed de vuurtoren dienst als hulppolitiecommissariaat, oorlogsmuseum en toerismekantoor. Gedurende de tweede wereldoorlog 1940-1944 waren de ramen dichtgemetseld. De oude vuurtoren en het reddingshuis waren begin der jaren '50 in vervallen toestand.

In het bijzondere plan van aanleg stond dat o.a. de zone aangewezen was als gebied voor aaneengesloten bebouwing en het oprichten van hotels, pensions en handelshuizen. In totaal moesten 46 a en 38 ca onteigend worden (4.638 m2) voor de wegenis, openbaar nut en herverkaveling. De vuurtoren en het reddingsdepot waren eigendom van de Staat met een oppervlakte van respectievelijk 5 a 20 ca of 520 m2 en 2 a 20 ca of 220 m2.

Overzichtelijke samenvatting gegevens vuurtoren Knokke 1872

Bouwjaar: 1872
Land: België
Provincie: West-Vlaanderen
Regio: Noordzee
Plaats: Knokke
Lengte Belgische kust: 68 km
Positie: 51° 21’ 15” NB en 3° 17’ 31” OL van Greenwich
Type toren: stenen toren
Ontwerper: ingenieur E. Piens
Grondvorm : vierkant 14x14 m
Grondoppervlakte m2: 196 m2
Aantal treden: 75 treden tot aan de schijnwerper (9 voor de toegangsdeur)
Stijl: neogotisch
Onderkelderd: ja
Kleur van de toren: rood
Materieel: Boomse baksteen
Lichthoogte in meters: 26,5
Soort optiek: spiegels, dioptrisch en catadioptrisch
Huidige functie : nieuwbouw Toerisme
In werking sedert: 1/07/1872
Buiten dienst sedert: eerste wereldoorlog 1914-1918
Gesloopt sedert: 20/02/1952
Radar: geen
Soort ontsteking: handmatig vanop de toren zelf
Lichtkleur : wit
Geëlektrificeerd: neen
Geautomatiseerd: neen
Geprogrammeerd: neen
Personeel: één station- of onderdirecteur of vuurtorenwachter, één schipper, twee bootsmannen en 7 tot 12 roeiers.

2014-11-27 170123Midden in de duinen de vuurtoren van Knokke in 1897.

5. Vuurtorenwachter - taakverdeling personeel

2014-11-27 170141Henri Devisscher

De vuurtorenwachter was Franz Lutzenrath, geboren te Brugge in het jaar 1840 en ingeschreven in de bevolkingsregisters van Knokke. Hij was vuurtorenwachter van beroep. Als vuurtorenwachter had Franz ook toezicht op de aangrenzende barak of loods waarin de reddingsboot zich bevond. Hij was een veelzijdig of polyvalent persoon. In zijn vrije tijd tekende en schilderde hij. Op het strand zocht hij naar mooie schelpen om er sieraden van te maken. Het artiestenbloed zat hem in de aderen. In het voorjaar van 1892 werd Franz overgeplaatst naar Blankenberge. Hij stierf op 2 juli 1911 op éénenzeventig jarige leeftijd.

Volgens de overleveringen was Mevr. Devisscher-Helsmoortel in 1872 aangesteld als vuurtorenwachtster! Lutzenrath werd opgevolgd door Henri Devisscher (°Heist 1857) gehuwd met Octavie Pattyn. In 1893 kwam Jan Alloo (1847) uit Oostende naar Knokke als hulpvuurtorenwachter. Hij volgde in 1906 Devisscher op.

Het personeelsbestand van de vuurtoren zag er doorgaans als volgt uit:

  • een stationschef of onderdirecteur
  • een schipper
  • twee bootsmannen (onderofficier, dekpersoneel, op koopvaardijschepen)
  • 7 tot 12 roeiers.

Door de steeds toenemende scheepvaart naar en van de Schelde, besloten de betrokken diensten (loodswezen - zeewezen) een lichtbaken te installeren voor de kust van Knokke. Lichtbakens zijn referentiepunten voor de scheepvaart. Ze hebben o.a. tot taak de schepen op een veilige manier naar hun bestemming te brengen en de gevaarlijke zandbanken te mijden. Zie o.a. de bebakening van de pas van de Wielingen.

2014-11-27 170155Knokke-bad getekend door Gaston Van Steene naar een document van Lutzenrath

2014-11-27 170217Plan uit 1889 met de inplanting van een vuurtoren en de strandpaviljoentjes.

2014-11-27 170239Het was ingenieur E. Piens die opdracht kreeg van het Ministerie van Openbare Werken om de plannen op te maken voor de bouw van een nieuwe vuurtoren in de duinen van Knokke.

In 1871 is men begonnen met de bouwwerken en circa één jaar later in 1872 was de installatie reeds operationeel. Bij de aanvang van de werken bedroeg de afstand tussen de vuurtoren en het strand (in 1872) nagenoeg 80 meter en circa 10 jaar later was dit nauwelijks nog 40 meter. Uit verdere metingen is gebleken dat de duinen geleidelijk wegspoelden door de golven, zonder te spreken over de invloed van de noordwesterstormen. Door metingen uitgevoerd in de periode van de jaren 1878 zou deze afstand zonder ingrijpen, kunnen oplopen tot 200 meter over 40 jaar of à rato van 5 meter per jaar.

6. Werking en bediening

2014-11-27 170302

Het brandend licht werd met koolzaadolie gevoed (en brandend gehouden) telkens in het bijzijn van 2 mannen om het licht aan te steken. Overdag hingen er gordijnen voor en ’s avonds werden de gordijnen opengeschoven.

De voeding met koolzaadolie gaf geen rook af en de olie werd druppelsgewijs toegevoerd (vergelijk met een baxter). Het vaste licht scheen door middel van enorme vergrootglazen (lenzen) tot wijd over zee in de Scheldemonding. Elke dag werd de lamp één minuut later ontstoken naar de zomer toe en vervolgens één minuut vroeger naar de winter toe.

Het licht werd regelmatig gecontroleerd tegen het uitdoven en de toren zelf was gemonteerd op een onderstel van bakstenen.

Het licht was wit, dat wees op de vuurtoren van Knokke (wit en vast). De combinatie van strand, vuurtoren en duinen zou pas na 10 jaar en zelfs meer tot zijn volle recht komen.

Zesendertig jaar na zijn voltooiing (1872) kreeg de vuurtoren in 1908 een vernieuwde installatie, bestaande uit een draailicht gemonteerd op een stalen constructie en vlottend in een bad kwikzilver, zodat het vlottend gedeelte steeds horizontaal bleef.

Administratieve en technische zaken werden afgehandeld in het kantoor op de benedenverdieping, zoals de luchtgesteldheid, het lossen van schoten en de eventuele gevolgen, het noteren van de neerslag aan de hand van de pluviometer, opgesteld op een duin in de onmiddellijke omgeving van de vuurtoren. Uit veiligheidsredenen waren er steeds twee personen van dienst voor het in stand houden van het vuurtorenlicht.

2014-11-27 170320De rechterlijke macht bij de vuurtoren in 1920. Van links naar rechts : Jef Mestdagh, uitbater van een café onder het Grand Hôtel, Jules (Potlood) Vermeille, L. Dumolyn, ?, Casimir De Bruecker, Florimond Jacobs en Karel Van Hullebussche, controleur der baden.

2014-11-27 170333Tijdens de bezetting in de eerste wereldoorlog 1914-1918 hebben de Duitsers het draailicht onherstelbaar beschadigd. De uitschakeling van het technisch gedeelte door de bezetter, betekende meteen het einde van de werking van de vuurtoren. Naast de vuurtoren stond er ook nog een seinmast voor het doorzenden van berichten en een loods voor de reddingsdienst.

Samengevat zag de bezetting van de vuurtoren (vuurtorengebouw) er als volgt uit:

  • van 1872 tot 1914 als vuurtoren (zoals voorzien)
  • van 1914 tot 1918 oorlog
  • van 1918 tot 1940 museum, toerisme en hulppolitiecommissariaat
  • van 1940 tot 1944 vensters dichtgemetseld
  • van 1944 tot 1952 leegstaand en zwaar beschadigd
  • 20/02/1952 sloping
  • van 1954 tot 31/08/2005 op de locatie een toerismekantoor, politiedienst en openbare toiletten.

Op 1 september 2005 werd de toeristische dienst ondergebracht in het stadhuis van Knokke (benedenverdieping). Het gebouw werd in de daaropvolgende dagen gesloopt.

7. Slopen van de vuurtoren.

2014-11-27 170351De onthoofde toren met loods

Het probleem van het opwaaiend zand was er in meer dan honderd jaar niet op verbeterd. Hierdoor was men verplicht om een muurtje op te trekken tegen het binnendringen van fijn zeezand. De toegang tot de bergruimte onder het dak kon bereikt worden door middel van een toren- of wenteltrap. De mortelspecie bestond uit kalkmortel en roggemeel, hetgeen een stevig geheel vormde met de rode bakstenen zoals zal blijken tijdens de slopingswerken. De muren hadden immers een dikte van circa één meter. Kogel- en obusinslagen hadden de voorgevel dermate beschadigd, dat het hoogtijd werd dat men ingreep, want nu en dan hoorde men van voorbijgangers: ‘Hoe lang zal dat schandaal nog blijven staan?’. Het was inderdaad zo dat het woord “schandaal” menigmaal is gevallen.

De voorgevel vormde een fel contrast met de overige gevels. Rond de jaren 1947 was er sprake de vuurtoren te slopen. Meteen werden velen wakker geschud in het algemeen en de eigenaars van gronden in de onmiddellijke omgeving in het bijzonder. Velen waren voorstander om de open ruimte geheel of gedeeltelijk dicht te bouwen. Uiteindelijk besliste het gemeentebestuur om de vuurtoren te slopen, drie jaar na de oorlog. Menig Knokkenaar betreurde deze zienswijze en had deze parel liever behouden als cultureel erfgoed, want Knokke was al niet rijk aan historische gebouwen. Van een herverkaveling was er verder geen sprake meer. Na het uitschrijven van een prijsaanvraag, werd op 20 februari 1952 gestart met de slopingswerken.

Ten titel van inlichting werden volgende prijzen genoteerd:

  • 21.260 Fr. (ca. 527,02 Euro) aangeboden door de aannemer

Vervolgens gelden volgende prijzen:

  • 10.000 Fr. (ca. 247,89 Euro)
  • 83.200 Fr. (ca. 2.062,47 Euro)

Dat de slopingswerken in 1952 niet volgens plan verliepen, volgt uit het feit dat de werken langer duurden dan voorzien en dat men moest beroep doen op dynamiet (TNT - Tri NitroToluol).

Als reden voor de slopingswerken werd bouwvalligheid ingeroepen, met uitzondering van een lekkend dak, dat gedurende de oorlog niet was hersteld. Er was helemaal geen sprake van instortingsgevaar.

Acht jaar na de oorlog was het zover en kon men beginnen met de sloping. Een politiemacht was nodig om de kijklustigen op afstand te houden. De eerste en tweede lading springstof deden de toren amper bewegen, zelfs het aanbrengen van kabels rond de kop van de toren deden de zware voertuigen stijgeren. Door uiteindelijk de hoeveelheid springstof op te drijven, begon de toren te begeven, doch de steenbrokken vlogen in ’t ronde in die mate dat de windschermen van de omliggende horeca zaken er moesten aan geloven. Doch de toren hield stand. Enkele dagen later, na het aanbrengen van nieuwe ladingen dynamiet in de geboorde gaten, werd het bedoelde resultaat bereikt: de toren was geveld.

De aannemer had plechtig verklaard dat hij vóór zaterdag het stevige gebouw zou omver gehaald hebben. Waarschijnlijk daarom dat zulk talrijk publiek opgekomen was om de “uiteindelijke” dynamitering bij te wonen. Een uitgebreide politiemacht was ditmaal aanwezig om de vele “helpers” in toom te houden.

2014-11-27 170425Nadat de toren een halve week overeind bleef na de ontploffing van de eerste ladingen, was men de woensdag er dan ook niet in geslaagd het bovenste deel naar beneden te krijgen. De dikke muren “in boerebrieken” en gemetseld met kalk en roggemeel waren één massa. Men wist ons te vertellen dat dergelijk oud metselwerk heel wat moeilijker te breken is dan het huidig cement. Zaterdagmorgen werd dan toch de definitieve beslissing genomen. De gehele namiddag werden gaten geboord, minstens een dozijn. Alles scheen er op berekend te zijn om nu werkelijk het gevaarte te doen kantelen.

Het was reeds na zes uur in de avond als alles klaar kwam voor het contact. De toeschouwers werden verwijderd, tot op een paar honderd meter van de plaats. Er werden weddenschappen aangegaan over de kansen van de toren “vallen of niet?” De aannemer was er in ieder geval zeker van: “Ditmaal stuikt ie ineen!”. Maar .... een harde knal, de stenen vlogen om en rond, keitjes regenden tot aan onze voeten. Maar wie nog overeind bleef, dat was de vuurtoren, of wat er van overbleef, “boerebrieken en gemetseld kalk en roggemeel”. De basis was ditmaal zwaar geraakt en talrijke scheuren waren overal zichtbaar. Terwijl de kruitdamp wegdreef, besloot de aannemer dat het maar “voor de volgende week zou zijn”.

Een agent hield zondag de erewacht bij de resten van de “Vuurtoren” en deze week nu zou “eindelijk” het zicht op zee vrij komen voor degenen die voorstander waren van een Vuurtorenplaats.

Maandag slaagde de dynamiteur er dan tenslotte in de toren te doen kantelen. In de reeds uitgerafelde grondvesten werd aan één zijde nieuwe ladingen geplaatst. Toen deze tot ontploffing werden gebracht, ging de toren langzaam aan het hellen en stortte toen traag ineen. Een wolk stof van kalk en steenbrokken stoof hoog op. De vuurtoren behoorde definitief tot het verleden.

2014-11-27 1704448. Toerismekantoor

Op dezelfde plaats werd in 1956 een kantoor voor toerisme, politiecommissariaat en openbare toiletten (in de kelder) gebouwd. Het gebouw was een ontwerp van L. Coppe en had een sterk modernistische stijl. De ronde toren verwees naar de vroegere vuurtoren en ook naar het Casino!

9. Brief aan College van Burgemeester en Schepenen.  Knokke-Heist, 4 augustus 1997.

Aan het College van Burgemeester en Schepenen

A. Verweeplein 1
8300 Knokke-Heist

Mevrouw, Mijne Heren,

Ongeveer 50 jaar geleden werd het, door oorlog zwaar beschadigde, vuurtorentje afgebroken.

Het zou jammer zijn, deze parel van het gemeentelijk patrimonium, omwille van zijn oorlogsverleden, voor altijd te zien verloren gaan. Integendeel, na al die jaren zou het een hele belevenis zijn de vuurtoren terug uit zijn grondvesten te zien rijzen. Een onderneming van historische betekenis, een unicum voor onze badstad, een bezienswaardigheid waarvan er nog maar weinig bestaan in de wereld en gezien zijn toeristische inplanting en onmiddellijke toegankelijkheid het geheel nog aantrekkelijker maken, want zelden is een vuurtoren zo maar te bereiken.

Kortom een reeks troeven die Knokke-Heist zoveel doen verschillen van andere gemeenten. De oude vuurtoren die oriënterende lichtbundels uitzond langs onze kuststrook heeft zijn taak volbracht, en de nieuwe krijgt als trekpleister -de opdracht, het imago van Knokke-Heist uit te stralen over de grenzen heen.

Wellicht een van de mooiste geschenken om de eeuwwisseling binnen te treden.

Met deze optiek voor ogen wordt dan ook gehoopt dat het College van Burgemeester en Schepenen gunstig gevolg zal kunnen geven aan dit schrijven.

Met de meeste hoogachting,
Aimé Van Middelem - D. Vermeesch
Lippenslaan 4 bus 33
8300 Knokke-Heist

tekening vuurtoren

10. Nieuwe vuurtoren 2007

In het kader van het parkeerbeleid van de badstad werd er gedacht een ondergronds parkeergarage te voorzien, en terzelfdertijd de oude vuurtoren in ere te herstellen. Voor de heropbouw van de vuurtoren ging de voorkeur naar een wedstrijd, waarbij elke inschrijver zijn eigen ideeën mocht voorstellen. Het verder verloop kan als volgt worden weergegeven: “Een realisatie Knokke-Heist waardig”. Een attractie die velen zullen bewonderen. Voor de heropbouw van de vuurtoren ging. Een motivering en eer voor het personeel de voorkeur naar een wedstrijd, waarbij dat er zal tewerkgesteld zijn.

2014-11-27 1705262014-11-27 1705422014-11-27 170612

Historisch overzicht Vuurtorens van Knokke-Heist tot De Panne - Deel 1 - Vuurtoren Knokke

Aimé Van Middelem

Cnocke is Hier
2007
44
001-017
Line Serranne
2023-06-19 14:43:22