Een Octrooi van ALBRECHT & ISABELLA bij de restauratie van de kerk te Lissewege

E.H. J. Van den Heuvel

Een der mooiste kerktorens van West-Vlaanderen is zeker de stoere, bonkige toren van Lissewege. De 0.-L.-Vrouwkerk immers en haar toren, ’ s avonds zo prachtig verlicht langs de inter­nationaal geworden baan van Zeebrugge, behoren tot de best gekende voorbeelden in baksteen voor onze vroeg-gothiek, tot de meest bekende kerken van de Lage Landen bider See.

De bouw ervan ving aan rond 1225 en duurde tot 1260 (1). Op 25 juli 1586 echter werd deze kerk met haar prachtig meubilair kort en klein geslagen door de Geuzen. Schilderijen werden doorkorven, beelden omver getrokken en gebroken, kortom gans het interieur werd vernietigd (2).

Van de prachtige decoratieve schildering op de muur achter het hoogaltaar, bleef slechts het Laatste Oordeel door schilder Symon Puseil uit Brugge. Hiervoor had hij 19 pond en 4 schellingen parisis ontvangen (3). Ook de gewelven in eikenhout waren beschilderd: in de rekeningen wordt de "bescilderde solder" vermeld (4).

Het gebouw zelf werd in brand gestoken. Van het heerlijk monument bleven slechts de zwartgeblakerde muren en de toren overeind. Zo staat het geschreven op het schutblad van een XVII de eeuw register met de betalingen der pachten. J.P. Le Doulx vertelt zelfs in zijn Brugse kroniek dat men reeds omtrent half juli 1583 al het lood van de kerk van Lissewege afdeed, zoals ook van de kooromgang van Sint-Donaas te Brugge, om het naar Engeland te zenden (5). Het dak zelf was in hout en beschilderd, en dus gemakkelijk uit te breken voor brandhout, of in brand te steken.

In 1597 werd de kerk terug geconsacreerd door bisschop Remi Driutius, en voor de openbare eredienst opengesteld (6). Het was echter niet meer de prachtige kerk, opgericht met de offeranden van de duizenden pelgrims uit de XIII e eeuw, die in dichte drommen naar Lissewege kwamen ter verering van de Onze-Lieve-Vrouw, beroemd om haar vele mirakels (7).

Men kon geen beroep doen op de eens zo machtige abdij van St.-Bertinus te St.-Omaars. In 1119 immers had Lambertus, bis­schop van Doornik, het altaar van Lissewege aan deze abdij geschonken (8) en zij behield dit patronaat van de XII e eeuw af tot in 1599. In dat jaar werd het bisdom Brugge opgericht en dit kreeg het patronaat en de schulden na de verwoestingen (9).

Toen kwamen de Nederlanden onder het bestuur van de Aartshertogen Albrecht en Isabella. Filips II had in 1598 de Nederlanden overgedragen aan zijn dochter, die het jaar daarop trouwde met Albrecht van Oostenrijk. Oostende was nog door de Rebellen bezet, en na 3 jaar belegering (10) kon Spinola in 1604 de stad voor Aartshertog Albrecht innemen. In deze jaren hebben niet alleen Oostende, maar ook andere kustgemeenten zoals Blankenberge, Lissewege en Koudekerke-Heist nog zeer veel geleden en ze werden deerlijk ontvolkt.

Op 9 april 1609 werd te Antwerpen het Twaalfjarig Bestand getekend tussen Noord en Zuid. In deze periode is men te Lisse­wege bezig met de restauratie van de kerk. In deze kontekst past de oorkonde van 1614, die we hieronder in bijlage afdrukken.

Deze octrooibrief kunnen we indelen in vier delen: 1° de inleiding; 2° de uiteenzetting van de redenen waarom een octrooi werd aangevraagd, en wat er juist werd aangevraagd; 3° Het eigenlijk octrooi; 4° het gebruikelijk slot met datum en zegel.

  1. De inleiding. Dit is de gewone formule: Albert ende Isa­bel, bij de gratie Gods Aartshertogen van Oostenrijk...(en al hun verdere titels)... aan allen die deze brief zullen lezen: gegroet.

  2. De aanvraag. De Hertogen hebben van de pastoor, de hoofdmannen, de kerkmeesters en de dismeesters van Lissewege een "supplicatie" ontvangen waarin ze uiteenzetten: a/ dat de kerk in erbarmelijke staat is; b/ dat ze voor de restauratie over geen "gereede souffisante middelen" beschikken en dat de kerkfabriek geenszins kan helpen; c/ daarom hebben de "gebruyckers" van de landerijen kortelings vrijwillig aanvaard om gedurende 3 jaar, jaarlijks een speciale "omzetting" of belasting te betalen, "ter heurlieder laste privatelyck", van 6 groten per gemet; d/ omdat zulks niet genoeg opbrengt, zijn de gebruikers en de eigenaars die op de parochie wonen, vrijwillig overeengekomen om nog "omme te zetten" weerom 6 groten per gemet voor de tijd van 3 jaar "ten laste vande proprietarissen"; de bijzonderste gelanden (eigenaars) van de parochie hebben hun toestemming schriftelijk opgesteld en ondertekend; e/ daarom hebben de aanvragers zich tot de Aartshertogen gewend en gevraagd dat zij zouden toelaten deze belasting te heffen t.t. z. 6 gr. per gemet ten laste van de eigenaars voor de duur van de 6 volgende jaren; ze hebben ook gevraagd hen daartoe de nodige brieven van octrooi te willen bezorgen.

  3. Het octrooi. a/ Soe eest (zo is het) dat wij (de Hert.), gelet op wat voorafgaat, en gezien dat zowel de eigenaars als de ge­bruikers akkoord gaan met het verzoek van de aanvragers, hebben toegestane geoctrooieerd, staan toe ende octrooieren met deze brief, dat zij mogen heffen "tot laste van de proprietarissen'der zelver prochie" 6 groten per gemet voor de tijd van 3 jaar beginnende op datum van deze brief (oogst 1614); b/ op voorwaarde dat supplianten gehouden zijn rekening en bewijs voor te leggen over het gebruik van de penningen.

  4. Het slot. De gebruikelijke formule. Daarom gebieden de Aartshertogen de President en de Leden van de Geheime en Grote Raden (Mechelen), de President en de Leden van de Raad van Vlaanderen (Gent) -dat zijn de hoogste bestuurs- en gerechtslichamen respectievelijk voor de Nederlanden en voor Vlaanderen alle rechters, justitiemannen (b.v. baljuws), officieren (b.v. berijders) en onderhorigen voor zover het hen aangaat, dat ze de aanvragers moeten doen en laten vreedzaam genieten van dit octrooi zonder enige hinder.

Deze prachtige originele oorkonde (37,2 cm hoog bij 59 breed) is "Gegeven in onse Stadt van Brussele den zesten dach der maent van Ougst int jaer ons Heeren duysent zes hondert ende veerthiene". Aan deze oorkonde hangt nog altijd het grote zegel in rood lak (13,4 cm diameter) met een dubbele beeltenaar van de Aartshertogen houdende hun schild, met kroon en ketting van het Gulden Vlies (11).

Op de rugzijde staat geschreven:

Octrooi van 6 groten per gemet voor drie jaar "tot laste van de proprietarissen" tot restaureren van de kerk van Lissewege, eersten oogst 1614.

We kunnen ons afvragen waarom er daartoe een octrooi mag no­dig geweest zijn. Op Oostkerke b.v. heeft de heer R. De Keyser zoiets niet aangetroffen, al zijn er daar meerdere ommestellingen geweest ten voordele van de restauratie van de kerk (12).

Ons inziens zit de zaak als volgt. De hoofdmannen, de zetters en de pointers bepaalden jaarlijks de omzettingen en de pointingen die op de parochie betaald moesten worden door de gebruikers; en zulks werd berekend per gebruikt gemet land of weide. Hier gaat het echter om een "ommestelling tot laste van de proprietarissen!' en dat ging tegen de costumen. We kunnen dat enigszins vergelijken met wat er nu gebeurt bij onze gemeentebesturen. Deze kunnen wel een lokale belasting heffen, b.v. voor het ophalen van het huisvuil, maar zij kunnen zeker geen belasting leggen op het kapitaal. Dat kan alleen van hogerhand. Dus moest er, in het geval dat ons hier bezighoudt, een speciaal octrooi toegestaan worden voor dit soort belasting op het kapitaal t.t.z. op de eigendom.

In 1642 wordt het kerkgebouw te Lissewege hersteld. In 1649 metst meester-metser Geraard Coppet uit Brugge het gewelf van het koor voor ongeveer de som van 430 pond groot (13). In 1650 metst hij de gewelven van het transept voor de som van ongeveer 436 pond groot (14). En in 1672 is alles overwelfd en schrijft men die datum in het gewelf (15). In de zijbeuken was de vlakke eikenhouten zoldering bewaard gebleven.

Hier kwamen we dus op een belangrijk document voor de bouwgeschiedenis en de parochiegeschiedenis tout court van Lissewege, met een der meest bezongen Dietse torens, een der meest schilderachtige, een der meest machtige van de Lage Landen bider See.

Verwijzingen

  1. Lissewege, P.-encyclopedie van Vlaanderen. IV, 198.
  2. Van Hollebeke, Lisseweghe, son Eglise et son Abbaye, Brugge 1863, "blz. 204; Noot op de omslag van het register der pachten van de kerk uit de XVII e eeuw. Dit is West-Vlaanderen, II, p. 10-11.
  1. Van Hollebeke, a. w. Blz 223
  2. L. Van Hollebeke, a. w. 216-217, Kerkrekeningen uit de 1e helft van de XVI e   eeuw.
  1. Kroniek J.P. Le Doulx over 865-1797, Uitg. J. Penninck, St.-Andries 1967, blz. 87.
  1. De Potter, Geschiedkundig mengelwerk, blz. 63. L. Dendooven, L'Abbaye de ter Doest à Lissewege, 3e uitg 1964, blz. 24.
  1. Status Ecclesiae de Lisseweghe, Visitatio de annis 1639-1640, Archief van de kerk.
  1. Haigneré, Chartes de St. Bertin, I nr 141, blz 54.
  2. De Sint-Bertijnsabdij had het patronaat en het tienderecht in heel de parochie Lissewege; en dus ook in de dochterparochies Koudekerke (Heist) en St. Katerina (Knokke). Gespaard in de godsdiensttroebelen van de 16e eeuw, werd de abdij in de Franse Revolutie verkocht in 1799. De sierlijke laat-gotische toren stortte in op 22 juli 1947. De puinen geven nog een gedacht van wat het machtige kerkgebouw moet geweest zijn.
  3. Reeds in 1604 verscheen: Belagerung der Statt Ostende. Journal Uitg. in nov. 1604 in het Frans.
  1. Dit charter is in privé bezit.
  2. Van de heer René De Keyser ontvingen wij volgende interessante gegevens nopens bouw en herstel van de kerk te Oostkerke. Kerkrek. 1594-1596: een ommestelling bij alle parochianen tot het kopen van een klok die in de toren werd opgehangen; opbrengst: 350 pond.
    Kerkrek. 1607-1608-1609: ommestelling ten voordele van de kerk door de parochianen geconsenteerd; opbrengst: 227 pond
    Kerkrek. 1611: vrijwillige ommestelling voor kerkherstel op de gehele parochie; opbrengst 24 pond.
    Kerkrek. 1612-1613: vrijwillige ommestelling op de gehele parochie voor herstel kerk; opbrengst 50 pond.
    De heer De Keyser noteert verder: Ik heb nergens aanwijzingen gevonden dat er voor die ommestellingen toelating of vergunning of octrooi gevraagd of toegestaan werd.
    Deken Jennyn zal in zijn verslag over Oostkerke in 1639-1640 schrijven: De kerk lag lang in verwoeste toestand. Daarna gebruikte men een kapel aan de zuidkant. Deze kapel moest gans herbouwd worden: Hieraan paalden de puinen van het koor tot aan de toren; deze beuk had men wat opgekallefaterd.
    L. Devliegher, De Zwinstreek, 1970, Oostkerke blz 149.

13. Rekening der kerkfabriek 1564. L. Van Hollebeke a.w. blz. 222.

14. L. Van Hollebeke a.w. blz. 219, Handgeschreven noot op het kerkregister.

15. Idem blz. 213. 

***********************

Bijlage : (Oorkonde van Albrecht en Izabella, 1614)

Albert ende Isabel Clara Eugenia, infante van Spaignien, byder gratien Godts Eertshertogen van Oostenrycke, hertogen van Bourgondien, van Lotryck, van Brabant, van Lemborch, van Luxemborch ende van Gueldren, Graven van Habsbourg, van Vlaenderen, van Artois, van Bourgondien, van Third, Palsgraven ende van Henegouwen, van Hollandt, van Zeelandt, van Namen ende van Zutphen, Margraven des heylichs Rijcx van Rome, Heere ende Vrouwe van Vrieslandt, van Salins, van Mechelen, vander stadt , steden ende lande van Utrecht, Overyssel ende Groeninghen,

alle deghenen die dese jegenwoordighe zullen zien, Saluut.

Doen te wetene dat wy ontfangen hebben d’ootmoedighe supplicatie ende requeste van die pastoor, hooftmannen, kerck ende dischmeesters vande prochie van Lisseweghe, inhoudende hoe dat de kercke vande zelve prochie is staende in zeer zooberen staet ende gesteltenisse ende alzoo de restauratie van diere niet en can geschieden zonder gereede, souffisante middelen, ende dat voorts de faculteyt vande fabrycke vande voorseyde kercke daer toe gheensins en can betrecken, zoo hebben de gemeene ingezetene ende gebruyckers der voorseyde prochie ter voorderinghe vande restauratie ende reedificatie van den voorseyden tempel geconsenteert nu cortelyns, ende hun zelven laeten belasten voor den tydt van drye jaeren met zes grooten uuyt elcken gemeete jaerlicx, ter heurlieder laste privativelyck, nemaer alzoo het procedu van dien, daertoe niet en is souffisant, zoo hebben bovendien de gebruyckers ende proprietarissen in de voorseyde prochie woonende uuyt zonderlinghe liefde ende affectie tot zulck eene Godtsvruchtighe zaeke volontairlyck hun consent gedreghen, omme noch omme te stellen gelycke zes groote uuyt elcken gemete tot laste vanden proprietaris voor den tydt van drye jaeren, waertoe gelyckelyck hun consent hebben gedreghen de principaelste gelande afgezetenen vande voorseyde prochie, conforme de respective policen daertoe overteeckent aen ons geexcribeert. Twelck gemerct, hebben hunne toevlucht tot ons genoemen, biddende zeer ootmoedelyck dat ons gelieven wille in gevolghe van 't voorseyde consent, hen te permitteren te moghen doen collecteren ’t voorseyde last van zes grooten uuyten ghemete tot last van de proprietarisssen al op heerlycke executie, in 't regardt vande diffaillanten, ende dat voor den tijdt van zes jaeren naestcommende, ende hen daer van te doen depestheren behoorlycke briefven van octroye daertoe dienende.

Soe eest dat wij de zaeken voorseyd overgemerct ende gezien hebbende het consent zoo van de proprietarissen als pachters van zelve prochie, genegen wesende ten bede ende begerte vande voor­seyde supplianten, hebben dezelve geconsenteert, gepermitteert ende geoctroyeert, permitteren, consenteren ende octroyeren, uuyt onze zonderlinghe gratie, midts desen, dat zy zullen mooghen innen, heffen en lichten, tot laste vande proprietarissen der zelver prochie gelycke zes grooten uuyten gemete, ende dat voor eenen tijdt ende termyn van drye naestcommende jaeren, beginnende cours te hebben op hedent date deser, boven de zes grooten uuyten ge­mete die der gelicht worden tot laste vande gebruyckers ende innezetenen der voorseyde prochie, behoudens dat de voorseyde suppli­anten gehouden worden vande penninghen procederende van 't gene voorseyt, jaerlicx te doen rekenynghe, bewys ende reliqua daer ende alzoo ' t zelve behooren zal.

Ontbieden daeromme ende bevelen onze zeer lieve ende getrouwe, die hooft president ende luyden van onsen Secreten ende grooten raeden, president ende luyden van onsen Raed in Vlaenderen ende allen anderen onse rechteren, justicieren, officieren ende onderzaeten, dien die aengaen ofte roeren zal mooghen, dat zy de voorseyde supplianten van dese onse tegenwoordighe gratie, octroy, consent ende permissie, voor den tydt op de conditien inder vuegten ende manieren boven verhaelt, doen, laeten ende gedoeghen rustelyck, vredelyck ende volcommelyck genieten ende gebruyken, sonder him te doen ofte laeten geschieden eenich hinder, letsel oft moyenesse ter contrarien, want ons alzoo gelieft.

Des ' t oorconden hebben wy onsen zeghel hier aen doen hanghen. Gegeven in onze Stadt van Brussele den zesten dach der maent van Ougst int jaer ons Heeren duysent zes hondert ende veerthiene.

(Op de overgeplooide zoom:) By de Eertshertoghen in hunnen Raede. (Get) Dellafaille.

(Op de rugzijde:) Octroy van zes grooten uuyten gemete voor drye jaeren tot laste van de proprietarissen tot restaureren van de kercke in Liswege, in daten eersten ougst 1614.

2021 03 09 092057Zegel van Albrecht en Isabella aan een oktrooi voor Lissewege. 1614. 

Een oktrooi van Albrecht en Isabella bij de restaurantie van de kerk te Lissewege

J. Vanden Heuvel

Rond de poldertorens
1979
01
015-022
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26