Keizer Karel schenkt een oktrooi aan de St-Sebastiaansgilde van Ramkapelle

Lic. Maurits Coornaert

Het lijdt geen twijfel dat de bewoners van het Brugse Vrije reeds vroeg pijl en boog gebruikten, niet alleen om wild en gevogelte te schieten, maar ook om hun vrije tijd aangenaam door te brengen. Stilaan ontstonden verenigingen, die voor hun leden schietwedstrijden inrichtten. Daarnaast weten we dat, in vorige eeuwen, ervaren schutters best konden helpen bij de verdediging van het grondgebied, of bij het handhaven van de orde. Hieronder zullen we ook op dit aspect van de vroegere schuttersgilden wijzen.

Voor zover we weten is de stichtingsakte van de St.-Sebastiaansgilde van St.-Kruisparochie bij Brugge uit 1476, het oudst bewaarde document dat handelt over een schuttersvereniging in het Brugse (1). Fons Dewitte wijst er op dat er toen reeds drie schuttersgilden bestonden te Brugge. Schrijver geeft op p. 45 een kaart van noordelijk Vlaanderen, waarop hij het jaar van de vroegst bekende vermelding van vele gilden intekent. Het is echter jammer dat schrijver niet naar een geschreven bron verwijst. Hij vermeldt immers een zestal parochies ten noorden van Brugge reeds vóór 1476 !

Uit de door P. Dewitte gepubliceerde stichtingsakte halen we de gegevens, die voor onze bijdrage nuttig zijn. Karel de Stoute liet toe dat de gilde van Sint-Kruis zich zou toeleggen op het boogschieten, "espérans de pouvoir par ce moyen cy apres plustost recouvrer archiers pour la garde et deffense de nosdicts pays, et aussi pour nous servir en noz guerres et armées quant besoing en aurons".   De Hertog gaf de vergunning om een schuttershof te houden, een bestuur te kiezen, eigen statuten op te stellen, en een eigen uniform te dragen.

Na de akte van 1476 ontmoeten we het octrooi, dat Maximiliaan van Oostenrijk op 16 juli 1480 aan de schutters van Zuienkerke schonk. Dit document is blijkbaar in de daaropvolgende burgeroorlog verloren gegaan, want het oktrooi werd op 5 mei 1515 door Karel V vernieuwd. Het bestaat uit een reglement van 28 artikelen. Vooral de artikelen 5 en 6 wekken onze aandacht: "te looten om te schieten naer den papegaey... den papegaey geschoten synde". De Zuienkerkenaars schoten toen niet alleen meer horizontaal naar opgestelde doelen, maar ook vertikaal naar een vogel vastgemaakt aan een rechtstaande perse. Volgens F. D. bestond het "upwaert schietene" reeds in 1490 te Brugge: "hueren papegay te rechten" (2).

Het volgende bekende octrooi is dit van de St.-Sebastiaansgilde te Oostkerke uit 1526. Uit de tekst blijkt dat de vereniging reeds minstens 44 jaar bestond, maar dat de oorspronkelijke oorkonde in de oorlog tegen Maximiliaan verloren gegaan was. Dit betekent dat de gilde van Oostkerke opgericht was onder het bewind van Maximiliaan, of misschien reeds in de periode van Karel de Stoute. Verder zetten de Oostkerkenaren hun verzoek kracht bij door te wijzen op de reeds bestaande privilegies van "la confrerie St. Sebastien de Westcappelle et autres lieux privilégiez". Deze zinsnede bewijst dat de schuttersgilde van Westkapelle reeds enkele jaren voor 1526 bestond, maar noemt spijtig genoeg niet de andere parochies ten noorden van Brugge, die toen al een schuttersvereniging bezaten.

Daarnaast leert het octrooi van 1526 ons wel dat het schieten naar een perse reeds enkele jaren in voege was. De tekst verklaart immers dat de leden tot dan toe hebben "tiré le gaij d'an en an".

Ook wijst het octrooi op de plicht van de leden om in oorlogstijd het grondgebied te helpen verdedigen. Tenslotte geeft de Keizer aan alle    baljuws en andere ordebewakers de opdracht, om de leden van de Oostkerkse gilde vrijelijk hun privilegie te laten uitoefenen (3).

Tot zover hebben we getracht om, met de schaarse bewijzen waarover we beschikken, uit te maken waar de oudste schuttersgilden ten noorden van Brugge gevestigd waren. Steunend vooral op de geciteerde kaart van F. Dewitte, komen we tot het voorlopig besluit dat er, voor de periode van Keizer Karel, een schuttersvereniging bestond in de volgende parochies: Sluis 1424; Damme en Oostkerke 1432; Middelburg 1458; Dudzele 1479.

Na 1500 ontmoeten we vooreerst Blankenberge (1514). In 1516 werd de St.-Sebastiaansgilde van Aardenburg door Karel V heropgericht (4). Vanaf 1525 ontmoeten we het schuttershof van Heist(5). We kunnen echter moeilijk geloven, dat de belangrijke kustgemeenten Blankenberge en Heist geen gilde bezaten vóór 1500, omdat de kaart van F. D. Nieuwpoort in 1462 en Raverside in 1469 vermeldt. Lissewege en Moerkerke verschijnen in 1535. Ramskapelle beoefende reeds enkele jaren vóór 1546 het boogschieten. Koolkerke verschijnt in 1567. De St.-Sebastiaansgilde van Knokke is blijkbaar vóór de godsdiensttroebelen ontstaan (6). Hoeke, Monnikerede en Lapscheure zouden geen schuttersvereniging gehad hebben, maar het gehucht Mikhem te Oostkerke had wel een schuttershof (7). De schutters van Mude en Uitkerke ontmoeten we eerst na 1600.

Keizer Karel schonk op 28 maart 1546 een octrooi aan de schut­ters van Ramskapelle. Behalve de aanhef, bestaat de oorkonde uit twee voorname delen, die we kort samenvatten. Deel A behandelt het verzoek van Ramskapelle. In de genoemde parochie woonden veel jongelieden die, om de luiheid en het herbergbezoek te vermijden, in hun vrije tijd het boogschieten beoefenden. Een inwoner had een perceel grond geschonken, en daar schoten ze reeds enkele jaren naar doelen. In de kerk was er een mooi versierde St.-Sebastiaans kapel ingericht.

Deel B omschrijft de vergunning die de Keizer, op het advies van de Raad van Vlaanderen, geeft om een schuttersgilde op te richten. De vereniging mocht 60 man omvatten, een lidgeld innen, een volledig bestuur kiezen, en een schuttershof met doelen houden (8).

Karel V nam dit hof onder zijn bescherming, en gaf de leden de verzekering dat ze geen straf of boete zouden oplopen, indien iemand door een ongeluk zou gekwetst of gedood worden. Hij stelde echter de voorwaarde dat de nodige voorzorgen moesten genomen worden.

De schutters van Ramskapelle kregen de toelating om eens per jaar de gaai te schieten, eigen statuten te maken, een eigen uniform te dragen, en een jaarlijks St.-Sebastiaans feest te houden. De Keizer eiste echter dat ze, ten overstaan van de Baljuw van het Vrije, zouden zweren hem in oorlogstijd te dienen, en de plaatselijke ordebewakers te steunen. Tenslotte richtte Karel V zich tot zijn raadsheren en gezagdragers, en verzocht hen om de Ramskapellenaren niet te hinderen in de uitoefening van het bewuste octrooi.

"Extret uut den Gildenboeck vande Oude Gulde van Sinte Sebastiaen in Ramscapelle als volght: (13)

Privelegien vande Archiers tot Ramscapelle

Carel bijder gratie Godts Roomsch Keijser, altijdt vermeerdert t’ rijck, Coninck van Germanien, van Castillien, van Leons, van Granade, van Navarre, van Napels, van Mailliorque, van Sardeijne, van Eijlanden van Indien, ende Vastelanden der Westersche zee, Aertshertoghe van Oostenrijcke, Hertoge van Bourgognie, van Lotrijck, van Brabandt, van Lijmborgh, van Luxemborgh ende van Geldre, Grave van Vlaanderen, van Arthoeis, ende van Bourgognie Palsgrave, ende van Henegouwe, van Hollandt ende Zeelandt, van Ferretten, van Namen ende Zutphen, Prince van Swaven, Marcgrave des Heijlighs Rijcx, Heere van Vrijeslandt, van Salins, van Mechelen, vande stadtstede ende landen van Utrecht, Groenijnghen ende Overijsel ende Dominatuer in Asien ende Affrijcken, alle den gheenen die desen onsen brief sijen sullen, saluijt:

A. Doen te weten dat wij ontfanghen hebben de oodtmoedighe supplicatie vande heer Bailliu ende d’inwononders van Ramscapelle gheleghen binnen onsen Lande vanden Vrijen in Vlaenderen, inhoudende hoe inde vooseijde prochie ende daer ontrent sijn woonende vele jonghe ghesellen, die daeghelickx recreatie exerceren ende schijeten met den handtboghe, soo dat sij, om te schuwen leecheijt ende de taveernen te hanteren, geerne upstellen souden inde selve prochie eene gilde ende broederschap vanden handtbooghe ter eeren van Onsen Lijeven Heere ende van Sinte Sebastiaen, om int selve broederschap te moghen hebben ende aenverden tsestich persoonen ofte bet, midtsgaders eenen hooftman, deken ende clercq, die sij alle jaere kijesen ende vernieuwen sullen moghen, oock te hebben ende houden een schottershof met doelen daer in staende, zulcx als sij nu seer bequaeme daer toe hebben ende houdende sijn binnen seker jaeren herrewaerts, hemljeden daer toe ghegheven ende gelegateert om daer in te schieten, oock een schoone capelle van Sinte Sebas­tiaen met diversche rijckelicke ornamenten daer toe dienende, midts dat ons believe t'selve huerlieder schuttershoff te beurgen dat, soo waerde ijemandt van hemlieden schieten naer de selve doelen, naer gheroepen t’hebben den ghecostmeerden roup, bij inconveniente ghequest ofte van lijfve gherijeft wierde, sij daer af niet en sul­len moghen jeghen ons ofte justitie misbruijcken.

Voorts dat sij rs, ofte naermaels ghebuerde dat ijemant van hemlieden, schietende metten voorseijden handtboghe inden voorschreven hoff ter behoorlicke huere, bij onghevalle ende niet door haet ofte nijdt, voordachtige wille ende propoos delibere, naer dat hij gheroupen sal hebben wacht ofte gecostumierden roup, ijemandt quetse soo datter de doodt, mijncke ofte andere inconvenient naervolghde, dat in dien de ghene vande voorseijde ghildebroeders, die gheschooten sal hebben, en sal niet verbueren jeghens ons ende justitie, noch ter causen van dien vallen in eenighe boete corporelle, crijminele ofte cijville, noch oock ghehouden wesen satisfactie te doene der gheinteressceerde partije, ofte ghemollesteert werden in lijfve nogh in goede in eenighe manieren, behoudelick dat tvoorseijde hoff gheleghen sij buijten den ghemeenen wech daer men luttel verkeert ende converseert, behoudelick oock dat naer den roup tusschen beijde tijdts ghenouch sij, opdat den ghenen die sien schieten hemlieden moghen vertrecken ende stellen buijten dangiere

alle jaere up den VIen dagh van Julio, sullen moghen schijeten om hooghen naer de papegaeij, in ende up sulcken plaetse als sij daer toe bequaemen vijnden sullen, ende daer sij dit zelve over zekere jaeren gheschooten hebben, bij consente van onsen Bailliu van Brugghe ende vanden Lande vanden Vrijen, ende dat sij voor huerlieder Conijnck van dijen Jaere zullen houden die selve papegaeij afgeschoten sal hebben, zonder iet te moghen mis­bruijcken, soo verre bij t'selve schieten duer inconvenient ende messchiefve iemandt gequest ofte van lijfve gegrijeft wierde.

Voorts dat sij ende elck van hen sullen moghen draghen zulcken parure van levereijen ter causen van t'selve broederschap en­de gilde op haerlieder mauwen, journaeden ofte lichaemen als voorschreven supplianten dijvijseren sullen, insgelijex dat sij sullen moghen trecken te schijetspele met haerlieder hooftman ende Conijnck, daert hem goedt duncken sal ende sij versocht sullen sijn. Item dat sij ter onderhoudt van t'selve broederschap, Gilde ende schutterije sullen moghen maecken ordonnantien, kueren ende statuijten, ende dat sij alle jaere op Sinte Sebastiaens Dagh ende schietdagh van eeren zullen moghen houden feeste ende solemnijteijt soo sij ghedaen hebben, ende generalick te hebben sulcke previlegien ende in alder manieren te doene, als zoomen ghewoonelick vermagh ende doet in alle andere gelijcke ghepreviligeerde gilden in onse voorseijde Landen vanden Vrijen gheleghen, als Lisseweghe, Dudzeele, Waestcapelle ende andere, ende hemlieden hier op te verleenen onsen openen briefven van octroeij ende consentie daer toe dienende.

B. Soo ist dat wij de saecken voorseijt overghemerckt, ende hijer up ghehadt t'advijs van onsen lieven ende ghetrouwen die president ende luijden van onsen Raede in Vlaenderen, den voorseijde supplianten gheneghen wesende t’huerlieder voorseijde bede ende supplicatie hebben geoctroeijeert, geaccordeert ende ghewillecourt, octroijeren, accorderen ende willecouren, hemlieden gevende oirloff ende consent uut onse zunderlijnge gratie bij desen, dat sij de voorseijde gilde ende broederschap vanden handtbooghe, ter eeren van onsen Lijeven Heere ende Sinte Sebastiaen, sullen voortaen inde voorseijde prochie van Ramscapelle geleghen binnen onsen Lande vanden Vrijen in Vlaenderen up stellen, erigieren ende doen continueren ende onderhouden, ende daer inne ontfanghen totten nomber van t'sestich lieden van eere ende goede fame, paisibel, bequaeme ende nut, om t'voorseijde spel ende broederschap te hantieren ende excerceren, de welcke ghehouden sullen sijn te contribueren ende betaelen seker somme van pennijnghen tsiaers ten onderhoudt vanden selven broederschap ende gilde, midtsgaeders een hooftman, deken ende vijer provisuers ofte ghesworen ende eenen clercq, die sij alle jaere kiesen ende vernieuwen sullen moghen, oock te hebben ende houden een schuttershoff met doelen daer inne staende,zulcx als sij die nu houden, het welck hoff uut onser meerder gratie heb ben bevrijdt ende bevrijen bij desen, ende hebben hemlijeden verleent ende gheaccordeert, verleenen ende accorderen voor hemlieden ende hemlieder naercomme

Voorts dat sij alle jaere opden VIen dagh van julio sullen moghen schieten om hooghe naer die papegaij, zonder iet te moghen misbruijcken indien int selve schieten eenich inconvenient af quaeme als vooren, zullen oock moghen draeghen zulcke paruren van lijevreijen ter causen vande selve gilde, op haerlieder mauwen ofte andertsins alsoot sij dijvijseren sullen, insghelijcks sullen sij moghen trecken te schietspele met haerlieder hooftman ende Coninck daert hemlieden goedtduncken sal ende zijt versocht sullen zijn

Item tot onderhoudt vande selve broederschap zullen sij mo­ghen maecken ordonnantien, cueren ende statuijten, ende zullen sij moghen kennisse hebben vande questien die vallen sullen int voorseijde huerlieder hoff. Oock sullen sij alle jaere op Sinte Sebastiaens dagh ende schijetdagh van eeren houden feeste ende solemniteijt, so sij tot nu hebben ghedaen, ende gereralick sullen sij ghebruijcken van alsulcke previlegien als dander ghelijcke gepreviligieerde ghilden in onse voorseijde Landen vanden Vrijen ghele­ghen, als Lisseweghe, Dudzeele ende Westcapelle, ende anderen, be­houdelick dat de voorseijde ghildebroeders ende huerlieder naercommers sullen ghehouden sijn den behoorlicken eet te doene in handen van onsen Bailliu van onsen lande Vande Vrije, jeghenwoordich ende toekommende wel ghetrouwelick ons te dienen ende onse naercommers in alle onse oorloghen ende elders daert behooren sal tot onsen redelicken coste, ende oock te dienen ende assisteren de bailliu ende gherechte der voorseijde prochie van Ramskapelle, soo wanneer sij daer toe versocht sullen sijn.

Ontbiedende daerom ende bevelen onsen lieven ende ghetrouwen hooftpresident ende lieden van onsen secreten ende grooten Raet, stadthouder president ende luijden van onsen Raede ende Rekenijnghe in Vlaenderen, Bailliu van onsen Lande vanden Vrijen, ende alle on­sen rechteren, justicieren ende officieren wien dat aengaen sal moghen, huere stedehouders ende eenen ighelick van hem soo hem toe behooren sal, dat den voorseijden eedt ghedaen als voorseijt is, sij de voorseijde supplianten midtsgaders den voorseijde vande ghilde vanden handtboge ende huere naercommers doen laeten ende ghedooghen van dese onse gratie octroij accord ende vrijheden ende van alle den inhouden van desen inder vueghen ende manieren voor seijt, rustelick ende vredelick ghenieten ende ghebruijcken, sonder hemlijeden doene ofte laeten gheschieden eenich hinder, letsel ofte moeijenesse ter contrarijen, want ons alsoo ghelieft. 

Des toorconde soo hebben wij onsen zeghel hijer aen doen hanghen, ghegheven in onse stadt van Brugghe den XXVIIIen dagh van Maerte int jaer ons Heeren duijst vijf hondert sessenveertigh, van onsen Keijserijcke t'XXVIIIe, ende van onsen Rijcke van Castillien ende andere t’XXXIIe, gheschreven upden ramploeij bij den Keijser in sijnen Raede, ende gheteeckent De Latorre, onder stondt ghecollationeert metten originalen accordeert, onder mijn handtteecken hijer onder ghestelt desen XXIXen Wedemaendt anno XVC zevenenveertigh, onderteeckent met zeker handtteecken 'twelck niet wel en was leselick."

Het register van de schuttersgilde van Ramskapelle draagt als titel: "Ghildeboeck van S. Sebastiaen vande prochie van Ramscapelle de anno 1717". Toch dateren de oudste inschrijvingen pas uit 1724. De eerste schutter die we ontmoeten, is koster Jozef Debruyne "coninck in dien tyte", de tweede Karel Davidts "hooftman vande oude gild". De term "oude gilde" of "mansgilde" bedoelt de afde­ling voor de gehuwde leden; de "jongmansgilde" was die voor de ongehuwde leden.

Op de dag van de opname betaalde het nieuw lid een "doodschuld" die varieerde van 1/2 tot 1 pond groten. In de bedoelde periode luidde de inschrijvingsformule als volgt: "den onderschreven is aenveerdt,voor gildebroeder vande houde ghilde deser prochie van Ramscapelle, ende is volverdigh te betaelen ter eeren Godts ende van sinte Sebastiaen voor sijn doodtschuldt de somme van een pondt groote courandt gelt, op conditie dat de gilde sal ghehouden wesen een misse te doene tot lavenisse van de ziele".

Aangezien bet schuttershof op de meeste dagen van het jaar niet door de leden betreden werd, verpachtte men het terrein aan een boer. De oudste verpachting vinden we op 20 januari 1728.

Op die dag pachtte Joos van Nieuwmunster voor drie jaar het schuttershof, tegen 3,5 pd. gr. per jaer. Ziehier de "Conditien waerop men verpachten sal het Schuttershof toebehoorende de guldebroeders vande Gilde van Sinte Sebastiaen binnen de prochie van Ramscapelle, soo hiernaer volgt, verpacht door Michijel Dullaert als hoftman van ghilde ten jaere 1728:

"Ende dat op de volgende conditien als dat den pachter moet betaelen de proosschuldt ende waeteringhe, prochiecosten (9) ende alle ander lasten ordinaire ende extraordinaire hoedaenigh die souden moghen wesen; voorts is den pachter verobligieert de helft van sijnen pacht te betaelen ten gaeijdaeghe ende de ander helft Sinte Sebastiaens Dagh ijder jaer; voorts is den pachter verobligi­eert de doelen te aenverden in prijsie in het incommen van sijn pacht, ende ten valdaeghe van sijnen pacht wederom over te leveren in prijsije, ende de schaede promtelick op te legghen in caes datter eenighe schaede waere, ende in caes van eenighe baete die sal op gheleijdt ende vergoedt worden door de gildebroeders ofte door den aencommenden pachter; ende de gildebroeders vande Oude ende Jonghe Gilde sullen hunne passagie hebben om op de doelen te schijeten t'hunnen contentemente; ende het verwasch van het houdt blijft ten profijtte vande Gildebroeders; ende den pachter moet ijder jaer planten 13 potstaecken, al onvermindderd sijn pachtsomme".

Pastoor Frans Debroucker was niet alleen een ijverig boogschutter, hij wist ook dat zijn gildebroeders er prijs op stelden om, na de begrafenisplechtigheden van een overleden lid, een flink stukje te eten en te drinken. Hij betaalde op 21 juni 1751 een doodschuld van 1,5 pd. gr. "midts dat de gildebroeders sullen verobligeertsign, naer sign overligden te doen singen eene misse van Requiem tot lavenisse van signe ziele, in welcke misse de gildebroeders sullen ten offeren gaen, voorders sullen de gildebroeders verobligeert sign (ist dat den onderscgreven alhier comt te over­ligden) den dagh van signe begraevignghe het lichaem van aen het sterfhuijs tot in de kercke te vergeselschappen, met den trommel en standaert in den rauwe, iedereen wel op sign order voor het ligck, ende in den dienst ofte misse sullen sij, gildebroeders, ten offeren gaen oock met den standaert, naer dat de vrienden oft vriendt sal geoffert hebben, ende naer de misse sullen sij, gilde­broeders, werder om op hun order de ligckbaillie uijtgaen naer het Gildenhuijs (10), ende sullen aldaer vermogen te verteiren een halve tonne bier, en opdat het bier niet incommedeeren en soude, sullen vermogen te doen coken een hamme van 12 of 14 pondt met drije menagiebrooden, alles tot laste van het sterfhuijs ter eere Godts ende den h. Sebastiaen".

Het bestuur van de gilde bestond in 1756 uit koning Pieter Degaeger, hoofdman Jakob Verlinde, deken P. Debroucker, opperzorger Pieter Bauwens, en onderzorger Jan Derre. De genoemden waren op 16 mei in het Gildehuis vergaderd, en namen daar het kloeke besluit om 25 pd.gr. te lenen "tot het stellen van twee nieuwe doelhuise met hunne schooten of doelen, ende andere nodige edificien die gestelt ende getimmert sullen worden op het gildehof". De klerk was echter verplicht om deze post enkele dagen later af te schrijven: "dit bovenschreven en is niet uijtgewrocht: memorie".

Ook in de volgende jaren werd af en toe een nieuwe schutter aangenomen. Vanaf 1773 werd in de formule de term "als ghildebroeder" vervangen door "als liefhebber van de handbooge van St. Sabastiaen". In die periode bedroeg de doodschuld 7 tot 9 gul­den (11). Verder menen we dat het de moeite loont om de voorwaarden te publiceren die in 1785 golden bij de verpachting van het Schuttershof.

"Naer voorgaende resolutie ende kerckgebodt is het Schottershof, competerende de oude mansgilde deser prochie van Ramscappelle, verpacht in vier distinte parcheelen op den 3en februarius 1785 op  de volgende conditien en bepreken, voor den tyt ende termijn van ses naervolgende jaeren, waarvan het eerste sal beginnen ende inganck nemen half maerte van desen tegenwoordigen jaere 1785 ende verschijnen half maerte 1786, ende alsoo voorts van jaere te jaere tot het expireren vanden voorschreven termijn van ses naervolgende jaeren.

Eerst ende alvooren reserveert de gilde aen sig de faculteyt van volgens haere beliefte aen te nemen den lesten verhooger, ofte niet aen te nemen tot de respective parcheelen, ende het hoogste gebodt over te laeten aen den naesten verhooger, ofte eenen anderen volgens haer goetduncken.

Ten tweeden dat alle lasten soo van pointijnge, settinge, wateringe als van de spickerschult blijven tot last van de gilde, soo dat de respective pachters maer sullen moeten betaelen hunnen reelen pacht sonder meer.

Ten derden dat de verpachters aen hun reserveren al het hout, soo van troncken, boomen als taillie die daerop is staende, en dat sy de kanten sullen mogen beplanten met tailliehout, boomen, ofte anders sullen mogen vervullen volgens hun believen.

Ten vierden sullen de verpachters ofte eenige vande gildebroeders vermogen, met de gonne die het hun belieft, te schieten in de doelen ten alien tyde van het jaer, en liberen uytganck en inganck hebben in het selve Schuttershof sonder eenigh vergelt.

Ten vyfden sullen de pachters hun moeten contenteren met de partie ofte partien van lande in de verpachtinge hun aengewesen, sonder eenige landtmaete te mogen pretenderen tot laste vande verpachters, en vervolgens in cas dattusschen de pachters gedeurende desen pacht eenige dispuijten quaemen te rijsen, sullen sy de selve onder hun moeten caveren, sonder dat de verpachters sullen gehouden sijn daer in te voorsien, ofte ter dien oorsaecke eenige onkosten te moeten supporteren.

Ten sesden sullen de pachters gehouden syn alle jaere hunnen pacht te betaelen in de handen van den hooftman van de gilde, ofte andere syne platse bekleedende, binnen de eerste acht daegen van het nieuwjaer, soo dat het eerste jaer van betaelinge sal vallen met den eersten Januarius 1786, ende alsoo voorts van Jaere te Jaere; voorders sullen de pachters hunne partie of partien van lande moeten gebruijcken volgens costuijmen s'Lands van den Vrijen, ende bevrien (=omheinen) naer hun believen ’thunnen eijgen coste; voorders dat ieder pachter gehouden is passagie en repassagie te geven aen elckanderen; eijndelinge sullen de pach­ters gehouden sijn van elcke partie, die sy in pachte genomen hebben, te betaelen tot vijfthien stuijvers ter tafel te verteiren in het Gildenhuijs door de presente gildebroeders ende pachters, onvermindert hunne principaele pachtsomme".

Het gildeboek bevat een "gelagbrief van de confraters van de mansgilde van Ramskapelle op den 15 en 16 January 1816".

Het Jaarlijkse feest voor de leden duurde twee dagen, en werd gewoonlijk in Januari gegeven: "Den baes A. Beuselinck heeft aengenomen voor 12 sch. van het paer, voor twee dagen ethen en vier maeken, en t'bier voor 15 gulden de tonne", nl. voor "11 paer". De rekening van het feest bevat nog de volgende posten: "t’inhaelen den pastoor..., tamboer..., clercq..., 2 gesonge missen..., 11 glaesen genever..., den speleman 3 dagen". In de gelagrekening van 27 Januari staet ookde post: "wyn en koeken in het schieten van den eergaeij Van de jongmansgilde" (12).

We vernemen de naam van een groot aantal leden dank zij "de lyste van aldegene die hunne alve doodschuld betaeld hebben voor de onkosten te keeren die op het doelhof zyn geweest den Jaere 1818". Michiel Van den Becke, Frans Verheye, J.P. Seys, J. Claeys Fr. Verkest, C. Linsens, J. Gelins, S. Devriese, P. Soetaert, J. Van den Broecke, Fr. Lefever, J. Baeteman, J. Bulcke, J. Muyshondt, J. Parain, Fr. De Badts, J. Vermeire, Fr. Beyne, M. Nachtegaele.

De laatste inschrijving is die van Pieter Monbaliu op 30 Januari 1822. Daarna kwijnde de schuttersgilde van Ramskapelle weg.

De laatste stuiptrekking dateert uit 1851. En poging om de vereniging weer op gang te brengen, staat genoteerd in potlood: "ten Jare een en vijftig hebben de bijzonderste ingezetenen der gemeente in eene vergadenng overgegaen tot het samenstellen van eenen bestuurraad van de mansgilde van St. Sebastiaen in Ramskapelle, dewyl het omtrent dertig jaren geleden was dat de gaey van eer niet meer geschoten was geweest, en is met eenparigheid van stemmen gekozen tot hoofdman... deken... 1 zorger... 2 idem... klerk..."

De namen zijn echter nooit meer ingevuld geworden. Sedert meer dan een eeuw bestaat er geen schuttersgilde meer in Ramskapelle(13)

Verwijzingen

  1. Fons Dewitte, 500 Jaar Vrye Archiers van mynheere Sint Sebastiaen te Sint-Kruis-Brugge,(1976), p. 29 en 113.
  2. F. Dewitte, o.c.,p. 33-34, met een schets uit 1542 waarop schutters bij een rechtstaande perse worden afgebeeld.
  3. J. Rau, Een keure Voor de St.-Sebastiaansgilde van Oostkerke in 1526, R.d.P. 19e jaar nr. 2, p. 69-78; schrijver heeft de oorkonde vertaald uit het zestiendeeuwse Frans.
  4. M. Coornaert, Heist en de Eiesluis, p. 49 en 451.
  5. F. De Ceuuninck (Broeder Filip), Statuten ende Costumen van de  aloude   Gilde van Sint Sebastiaan te Knokke Anno 1648, R.d.P. 9e jg. p. 67.
  6.  De Keyser, R,d,P. 9e jg. Nr. 3, p.126, met meer details over de schuttersgilden ten noorden van Brugge.
  7. Het Schuttershof van Ramskapelle bevond zich op een kleine weide, gelegen aan de oostzijde van het huidige bedrijf van M. Westyn. Het bedoelde perceel is nu gedeeltelijk ingenomen door de huizen, die aan de oostzijde van het kerkhof staan. Meer gegevens over de vroegere situatie van de dorpskom zullen verschijnen in een studie over de parochie Ramskapelle, die binnenkort zal verschijnen. (van de hand van M. Coornaert)
  8. Daar het Schuttershof onder de Heerlijkheid van het Proostse lag, voldeed de gebruiker ervan de gewone belastingen, nl. pointinge en zettinge, aan de genoemde instantie. Daarnaast betaalde elk perceel het watergeschot en zijn aandeel in de parochiekosten.
  9. Het huis waar de gildebroeders samenkwamen, was de herberg St.-Sebastiaan. Daar woonden tot voor een paar jaar de kloosterzusters„
  10. 1 pond gr. = 6 gulden; 1 gulden = 20 stuivers.
  11. R. Boterberghe, De Sint-Sebastiaansgilde te Uitkerke 1662 1888, p. 52-53, publiceert een uitgebreide spijslijst van. een tweedaags schuttersfeest te Uitkerke in 1817.
  12. RAB, Gemeentearchief Ramskapelle, nr 78, Gildeboek.

2021 03 09 092008

Keizer Karel schenkt een oktrooi aan de St-Sebastiaansgilde van Ramkapelle

Maurits Coornaert

Rond de poldertorens
1979
01
001-014
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26