Een Psalterium van Oostkerke uit C.A. 1280
Germain Bonte
Vooreerst onze dank aan :
- Dom Eligius Dekkers, Abt van de St.-Pietersabdij te Steenbrugge, die het bestaan van het Psalterium signaleerde.(1)
- Aalmoezenier Bruneel en Kap.-Commandant Lic. Wittoeck uit de 2e School, voor Onderofficieren te Zedelgem, die voortdurend mijn lastige vragen oplosten.
De "Handschriftenabteilung" van de "Hessische Landes- und Hochschulbibliothek", Schlosz, 6100 Darmstadt DBR, bezit met het handschrift 1211, een psalterium dat voor Oostkerke van groot belang is.
Inderdaad, de opdrachtgever van dit handschrift wordt rond Brugge in Oostkerke gezocht.(2) L. Eisenhofer en H. Knaus, die dit werk beschreven hebben,(3) lopen hierbij de heiligen af die in de litanie voorkomen. Voor de oorsprong van het handschrift vermelden zij eerst Brugge omwille van de H. Donatianus en de H. Guthagonus; maar omdat de H. Guthagonus speciaal te Oostkerke vereerd wordt; en omdat ook de H.H. Quintinus en Blasius, medepatroons van de kerk van Oostkerke vermeld worden, besluiten zij dat het ontstaan van het handschrift in Oostkerke moet gezocht worden.
Het scriptorium zoeken zal wel een moeilijke opdracht wezen.
De heer G. Dogaer schrijft(4) ons dat het iconografisch schema aanleunt bij de Luikse gebruiken.
Eisenhofer en Knaus stellen dat het boekje, "das Büchlein", in het begin van de 14e eeuw aan een vrouw moet behoord hebben.
De toevoeging, door een andere hand, op folio 187 v0 bewijst het: "Aanhoor, Heer God Almachtig, deze gewijde psalmen, die ik, onwaardige zondares (ego indigna et peccatis), voor U wens te zingen".
Pas in 1805 duikt het werk opnieuw op: het maakt deel uit van de erfenis van de Keulense verzamelaar Baron Hüpsch. Regierungsrat Köster neemt voor de bibliotheek van Darmstadt, samen met duizend andere handschriften het psalterium in bezit. De vraag waar Hüpsch het boek heeft verworven, is niet beantwoord. Swarzenski en Schilling(5) schrijven dat het uit de bibliotheek van de Abdij St-Jacques te Luik zou komen. Eisenhofer en Knaus bestrijden die mening.
Eén ding kan gezegd worden: dat het niet verkocht werd op de veiling van deze bibliotheek in 1788, waar Hüpsch een tachtig manuscripten kocht.(6) Verder onderzoek kan nog gebeuren: er bestaan catalogen uit 1589, uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, en uit 1731 (7) van deze bibliotheek.
Wij stellen ons dus de volgende vragen, waarop nog een antwoord moet gevonden worden:
- Wie is de opdrachtgever?
- In welk scriptorium werd het werk geschreven?
- Wie is de vrouw aan wie het behoorde in ’t begin van 1300?
- Wat gebeurde er met het boek tussen 1300 en 1805?
Voor de zoekers een gans programma.
BLADZIJDE UIT HET PSALTERIUM VAN OOSTKERKE omstreeks 1280 (foto bezorgd door G. Bonte)
Referenties
Referenties :
- Société d’Emulation, CVI, 1969, Hz 248-249.
- Eisenhofer en H. Knaus, Die liturgischen Handschriften, Wiesbaden, 1968.
- Dogaer, Hoofd v d Afdeling Handschriften, Handschriftenkabinet, Koninklijke Bibliotheek van België, zijn brief van 20/11/1979.
- Swarzenski Georg en Schilling Rosy, Die illuminierten Handschriften und Einzelminiaturen des Mittelalters und der Renaissance in Frankfurter Besitz, Frankfurt a.M., Baer, 1929
- Paquot J.N., Catalogue des livres de la bibliothèque de la célèbre ex-abbaye de St. Jacques - Liège,1788.
- Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, Ms 13993 en Ms 13994 Universiteit Luik Ms 1342