Adriaan Waeghe, de zogenaamde "Strangmeester”
Yolande Lammerant
De Knokse volkstelling van 2 maart 1748 uitgevoerd door Andries Ramaut, “Hooftman” van het dorp, vermeldt 365 inwoners, mannen, vrouwen en kinderen dooreen geteld. 260 daarvan zijn verdeeld in zes categoriën. De overige 105 worden aangeduid als armen en "dischgenoten”.
In deze categorie vinden we Frans Waeghe, ”weduwnaar”, met als kinderen: Mary 19 j., Adrianus 15 j., Anna 15 j., Isabella 10 j. en Joanna 7 j.
De enige vermelding aangaande dit gezin in het register van de volkstelling is dat ze ten laste waren van de "disch”. Genealogische opzoekingen lieten toe meer licht op deze familie te werpen.
Fransiscus Wage was te Knokke op 17 september 1727 gehuwd met Catharina de Brune. Getuigen waren Joannes Chrisostomo D’Hondt en Joannes Gyselinck. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren: Joanna-Theresia (29 sept. 1728), Maria (6 apr. 1730), Adrianus (28 aug. 1731), Anna-Isabella (29 okt. 1733), Isabella-Theresia (3 nov. 1735) en Cornelius-Joannes (19 jun. 1738).
De volkstelling klopt dus niet met de parochieregisters. Het laatste kind was een zoon.
Catharina de Brune stierf te Knokke op 8 januari 1742. Ze werd begraven op het dorpskerkhof na een dienst "a trium lectionum”. Hieruit kunnen we besluiten dat op het ogenblik van het overlijden van zijn vrouw, Frans Wage (Waeghe in zijn overlijdensakte) niet ten laste van de "disch” was.
In 1750 woonde hij met zijn kinderen in een huis dat gelegen was in de zuidoosthoek van het fort St.-Pol in de Hazegrasschorre. Een verlaten vlakte. Er stonden slechts twee huizen in deze schorre, dit van Waeghe en de schaapskooi van de hertog de Croy, bekend onder de naam “Knokke-stelle of kortweg , 4de stelle” die in 1775 gebruikt werd door Arnold Stocx.
Volgens verklaringen van zijn zoon Adriaan 1 vervulde Frans Waeghe van 1750 tot 1770 de functies van "strangmeester”, in dienst van het Vrije van Sluis. In 1750 hadden de Hollanders de overblijfselen van het fort Sint-Pol ingenomen en bezet. Ze legerden er twaalf soldaten in een barak. Frans Waeghe stierf in 1772 in het huisje nabij het fort. Zijn zoon Adriaan had hem reeds vanaf 1770 opgevolgd als “strangmeester”. Hij was getrouwd op 30 augustus 1768 met Emerentiana Desmidt. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren: Anna-Catherina (30 jul. 1769), Judoca-Josepha (31 okt. 1770), Philippus-Jacobus (30 nov. 1772), Isabella (21 nov. 1774), Fransiscus (17 mei 1776) en Emerentia (l0 jul. 1778).
In 1774 werd de vierjarige Judoca per ongeluk doodgeschoten door een Hollands soldaat op het terrein van het fort St.-Pol. 2 Het onderzoek werd niet geleid door het magistraat van het Brugse Vrije, maar door de militaire overheid van het Vrije van Sluis. Deze procedure werd door de Brugse autoriteiten betwist.
Een groot proces in 1775 geeft ons belangrijke inlichtingen over de persoon van Adriaan Waeghe. 3
De zaak begon in de nacht van 11 op 12 mei 1775. Vijf mannen van het tolkantoor Westkapelle, brigadier Pierre Hodister, onderbrigadier Pierre de Boucq, wacht Henri-Joseph Autricq, wacht Bartolomeus Rigaut en wacht Pieter Vandemunster, hadden gehoord dat men die nacht graan zou smokkelen. Zij begaven zich ter plekke en konden beslag leggen op 98 of 100 zakken graan die klaar stonden om naar Holland uitgevoerd te worden, niettegenstaande het verbod op dergelijke transacties. Deze zakken kwamen van de hoeve Allart.
Ze zaten verstopt in de Hazegrasschorre op ongeveer honderd roeden (85 m) van de schaapskooi van de hertog de Croy.
Zowel de smokkel als de inbeslagname zouden een gewone zaak zijn gebleven, indien Adriaan Waeghe niet ware verwittigd geworden door een knecht van de boer-smokkelaar Allart.
In de prille morgen, vergezeld van drie Hollandse soldaten van het fort Sint-Pol, kwam Waeghe, gewapend met een geweer, op de plaats aan waar de smokkelwaar door de douaniers werd bewaakt. Waeghe, "een landsman die de wacht begeleidde” stapte vastberaden op de douaniers van Hare Majesteit, keizerin Maria Theresia toe.
Het kwam tot een woordenwisseling. Volgens Adriaan Waeghe, die zich voorstelde als “strangmeester” in dienst van het Vrije van Sluis, mochten de zakken zonder bezwaar naar Sluis gebracht worden, daar de plaats waar ze lagen grondgebied van de republiek was. De "Oostenrijkse” tolbeambten echter, nu nog in de loop van de nacht versterkt door de aanwezigheid van hun collega Pierre-Joseph Bombied van het kantoor St.-Frederik, hielden staande dat ze zich op het gebied van Hare Majesteit bevonden. Autricq ontwapende Waeghe die echter weerstand bood, maar brigadier Hodister greep hem vast en duwde hem in de schaapskooi waar hij werd opgesloten. Autricq riep: “,Je zult nog eens leren wat het betekent om als gewapend boer op te treden tegen de ambtenaars van Hare Majesteit”.
Dit vaststellende en nadat Autricq hun had toegeschreeuwd dat ze zich op het gebied van Hare Majesteit bevonden, trokken de Hollanders, het hulpgeroep van Waeghe ten spijt, zich terug.
Ten einde de zakken graan naar Brugge over te brengen, werd een kar bij boer Vercouille van Westkapelle opgeëist. Bij het opladen van de vracht werden de Oostenrijkse douaniers verrast door commissarissen van het Vrije van Sluis. De commissarissen waren vergezeld van dertig soldaten.
Adriaen Waeghe werd bevrijd. De zes Oostenrijkse douaniers werden gearresteerd onder voorwendsel dat zij zich op het grondgebied van de Republiek bevonden.
De douaniers werden geboeid naar Sluis gebracht waar ze in de stadsgevangenis aan de ketting werden gelegd, nadat men hen hun geld, riemen en persoonlijke bezittingen had afgenomen.
Vanaf dit ogenblik ging het niet meer om een banale smokkelzaak. Het werd een geval van grensschending en belediging van Hare Majesteit via haar onderdanen. Het grensprobleem en het “Barrière traktaat” kwamen weer aan de orde.
Niettegenstaande de tussenkomsten van de heer Cridts, “Juge de ses Domaines au département de Bruges”, en van de “Conseiller Fiscal de Flandre”, verblijvende te Gent, velde het Sluisse magistraat een haastig vonnis. Het geval van de douaniers werd bezwarend beschouwd door het feit dat ze Adriaan Waeghe, een openbaar ambtenaar in dienst van Hunne Hoge Mogende Heeren, hadden ontwapend en aangehouden.
Het vonnis werd op 30 mei uitgevoerd door de beul van Brugge, daartoe opgevorderd door het magistraat van Sluis. Men had hem bevolen de veroordeelden niet te sparen, ze daarentegen te behandelen met uiterste gestrengheid.
Twee van hen werden veroordeeld om, met de strop om de nek, gebrandmerkt en gegeseld te worden. Een derde om gegeseld te worden en twee andere om aan de schandpaal gebonden te worden. De zesde die men ondertussen gevangen hield, werd vrijgelaten nadat zijn collega’s hun straf hadden ondergaan. In tegenstelling met de gewoonte werd hen geen copie van het vonnis overhandigd. De terechtstelling werd met veel tamtam aangekondigd, om zoveel mogelijk volk te trekken, zowel uit de landen van Hare Majesteit als uit deze van de Generale Staten.
Twee van de slachtoffers stierven enkele maanden later aan de gevolgen van de vreselijke behandeling.
De zaak van Sluis of van de zes douaniers van Hare Majesteit verzeilde van Hof tot Hof, van Wenen naar Den Haag. Keizerin Maria-Theresia bekwam dat het vonnis van Sluis werd vernietigd, 4 dat het Sluise Magistraat voor bijna een jaar werd geschorst. Het werd vervangen door een interim magistraat en een schadeloosstelling werd toegekend aan de slachtoffers.
De hoge personaliteiten die voor hare Majesteit optraden, waren prins van Kaunitz Rittberg, Staats- en Hof canselier van Hare Keizerlijke en Koninklijke hoogheid, prins von Starhemberg, gevolmachtigd minister van Hare Majesteit en baron von Reischbach om er maar enkele te noemen.
Van Hollandse zijde speelde graaf van Degenfeld, buitengewoon gezant aan het Hof van Hunne Keizerlijke Majesteiten en Gevolmachtigd Minister van Hunne Hoge Mogende Heeren in Wenen, een grote rol tussen Den Haag en het Oostenrijks Hof.
Adriaan Waeghe werd ondervraagd door de fiskaal van Vlaanderen en hoewel deze een streng oordeel uitsprak over deze “maitre du lagan” (strangmeester, nl. hij die alles wat aanspoelt in beslag neemt in naam van de overheid), en gepretendeerd officier, zo noemde hij Waeghe in zijn correspondentie met de overheid, vinden we geen enkel stuk over hem bij de Raad van Vlaanderen.
Van Sluisse kant kreeg Waeghe volgende titels toegemeten: officier in dienst van Hunne Hoge Mogende Heeren, openbare ambtenaar, inspecteur of meester van de oevers van Hunne Hoge Mogende Heeren, kustwachter, strangmeester. Hij heeft nooit door eender welke akte zijn funkties kunnen hard maken, maar beweerde dat hij was benoemd bij monde van de heer de Jonghe, strangmeester van Sluis.
Adriaan Waeghe stierf te Knokke op 10 april 1790 en werd er begraven na een dienst "officio infimo”. Deze "opifex” of handarbeider was 49 jaar.
Voetnoten
- R.A. Zeeland-Middelburg, Fonds Het Vrije van Sluis, n° 555, ,,Stukken betreffende het straffen van Oostenrijkse ambtenaren wegens het in beslag nemen van graan binnen het gebied van het Vrije”, 1775-1778, zie f’ 179-180-181 (handgeschreven copie berust in bibliotheek Cultureel Centrum Scharpoord, Knokke).
- R.A. Brugge, P.R. Knokke: ,,die 19 Xbris 1774 hora lia mane obiit et 20 sepofta estjudoca etat-quatuor annifa Adriani Waeghe et emerentiana de smidt. / ita est PJ. trouveyn past.”
- A.R.A. Brussel, Fonds Oostenrijkse kanselarij der Nederlanden, n° 484. Stadsarch. Sluis 66. R.A. Zeeland -Middelburg, Fonds Het Vrije van Sluis, n° 555 en 680. in’
- A.A. Zeeland -Middelburg, Fonds het Vrije van Sluis, n° 680, in het register der Criminele sententien gestrekt bij Burgem. en Schepenen slands van de Vrijen zijn 18 bladzijden doorgeschrapt met in rand: “op den 31 october 1776 is den Burgemeester en Schepen slands van den Vrijen ad interim fungerende de nevenstaende sententie geroyeerd, in gevolge resolutie van haar Hoog Mog dato 1 augusti 1776 breder te zien bij de publicatie hier achter op f°..” (niet gevonden). Copies van de vonnissen zijn terug te vinden in n° 555 (handschrift f° 40 a 51).