De stenen zeedijk

Danny Lannoy

Op grond van uitgegeven archiefbronnen brengen we in dit artikel een overzicht over de bouw van de stenen zeedijk op het grondgebied van de gemeente Knokke-Heist.

Een kort overzichtelijk beeld hoe de kustvlakte eruit zag is wenselijk; anderzijds vinden we in tal van gepubliceerde studies uitvoerige gegevens nopens het ontstaan van onze kust. De laatste jaren zijn op technisch vlak heel wat mogelijkheden geschapen om de wetenschappelijke gegevens beter te staven.

Talrijke transgressies en regressies hebben de kustvlakte veranderd; afzettingen van sedimenten op de overstroomde veenlagen, zand in de kreken en klei op de hoger gelegen gedeelten deden de kustwal ontstaan. Op de verhoogde gronden of platen ontstond bewoning.

Vondsten brengen ons terug naar de Romeinse bezetting, ondermeer in het nabije Aardenburg. (170-275 na Chr) Tussen 300 en 700 na Christus kwam de "Sincfala", het latere Zwin, zich vormen en werd in de 9e eeuw als zuidelijke grens van de Friezen vermeld.

Vòòr de huidige kust bevonden zich de schiereilanden Wulpen en Koezand; Schoneveld lag voor de huidige Scheldemonding.

Ook deze eilanden zouden geleidelijk aan overspoeld worden door de zee; de bewoners vestigden zich in de achterliggende dorpen.

Rond 900 is er sprake van veengrond en bouwland, wat wijst dat de bewoners zich hadden verzet tegen de zee door het opwerpen van aarden dijken. Het eiland "Cadzand" weerstond de vloed, mede door het bestaan van het vooreiland Wulpen (telde omstreeks de 13e eeuw een viertal parochies) en door indijkingen. Ten westen van de Sincfala, die tot eind 12e eeuw verbinding gaf met Brugge, vormden zich hoge duinen. Eind 10e eeuw waren de uitgestrekte schorregebieden rijp om in te dijken. Deze waren uiterst geschikt voor de schapenteelt. Een eerste dijk werd opgeworpen ten Noordwesten van Brugge (Uitkerke) en werd betitelt als "Evendijk". Rond 1070 verlengde men de dijk in noordelijke richting tot Westkapelle met een afbuiging naar Damme, wat de linkeroever van het Zwin vormde. Tussen 1170 en 1425 zouden regelmatig indijkingen gebeuren. Het is dan ook omstreeks 1200 dat er bewoning vanuit Lissewege ontsproot in Koudekerke (latere Heist) en St. Katharina ten Cnocke. Volgens bepaalde bronnen bevond er zich een nederzetting "Schaerte" tussen Coudekerke en Knokke.

Om een chronologisch overzicht te geven over de aanleg van de stenen zeewering op het grondgebied moeten we westwaarts starten.

Halfweg de 18e eeuw bevonden er zich tussen Blankenberge en Heist ter bescherming van de duinen reeds strandhoofden, in zoverre dat jaarlijks een tweetal schouwingen plaatsgrepen om bedoelde golfbrekers te controleren. Men had er af te rekenen met arme inwoners uit de aanpalende gemeenten die het rijshout plunderden als brandhout. Er is eveneens melding van het trekken van mosselen; feiten die de zeewerken in het gedrang brachten.

Het "Vrije van Brugge (te vergelijken met de huidige eigenaar de staat) gaf zelfs opdracht in 1767 een voorstel uit te werken om de strandhoofden te versterken. Deze golfbrekers waren in feite de voorloper van de stenen zeedijk.

Jaarlijks dienden herstellingen en aanplantingen te worden uitgevoerd aan deze 25 strandhoofden. In 1172 is er melding van "naest het zeeynde met ryshout ende staecken vermaakt worden". Naast de verdedigingswerken werd helm geplant in de duinen. De kommissarissen stelden vast dat "het strange op vele plaetsen" was verhoogd. Doch in 1776 had men af te rekenen met westerstormen en waren de strandhoofden sterk beschadigd. Toenmalig schepen Porter van het "Brugse Vrije" kreeg opdracht de schade vast te stellen. Stenen waren verzonken, strandhagen gestolen, schade aan het rijswerk, kortom een fikse som zou moeten voorzien worden om erger te voorkomen.

Bij een schouwing van oktober 1782 werden de rijshoofden in goede staat bevonden, enkel de zee- einden hadden door stormweders beschadigingen opgelopen. De duinen op het grondgebied van Heist waren het zwaarst geteisterd. Nog steeds had men af te rekenen met ontvreemdingen vanwege de lokale bevolking. Als maatregel werd gevangenisstraf vooropgesteld.

Onder de Franse Overheersing was men van plan de strandhoofden heraan te leggen. Bij invoering van de wet 3 maart 1804 diende een jaarlijkse belasting te worden betaald, als aandeel in de kosten voor de strandwerken.

Naast aanslibbing en tot stand komen van de polders deed zich een natuurlijke duinvorming voor. Een eerste duinenrij kwam er rond 1400 op het huidig grondgebied van Knokke en reikte tot het gehucht "Het Kalf" (1600). Halfweg de 15e eeuw zou er zich een tweede duingordel vormen ten Noordoosten van Knokke.

De Elisabethvloed van 1404 veroorzaakte een aantasting van het gebied. Het westelijk deel van Wulpen verdween in de golven.

De abdijen en edelen zouden voortaan meer inspanningen leveren om polders in te dijken en ze te beschermen tegen stormvloeden.

Onder het bewind van Jan zonder Vrees werden enkele bestaande dijken versterkt tot de Zeedijk (de vermelding Grave Jansdycke komt er pas in 1672). Deze verstevigingswerken waren een noodzaak, daar verscheidene stormen dijkbreuken hadden veroorzaakt.

Tegen het eind van de 15e eeuw was de zeearm het Zwin reeds in dergelijke mate verzand dat met moeite Sluis kon bereikt worden per schip.

Stormvloeden (1530-1532-1570) brachten overstromingen en zette de grondbezitters er toe aan steviger dijken te bouwen.

In de Zwinstreek werden forten gebouwd; onlusten ontstonden tussen het bezette Vlaanderen en de Zuidelijke Nederlanden.

Tussen de Graaf Jansdijk (Zeedijk) en de huidige kustlijn had men duinpannen reikende tot het Fort St. Paul (Oosthoek) en halfweg de 17e eeuw kwam een nieuw duinbestand in noordelijke richting die de thans bestaande kuststrook zou accentueren.

In 1784 werd de Nieuw Hazegraspolder ingedijkt wat een grote aanwinst betekende.

We stellen dan ook vast dat iedere dijk palende aan de zee terecht "Zeedyck" werd genoemd; dit was het geval met onderandere De Graaf Jansdijk, Paulusdijk (1627), Hazegraspolderdijk en Zoutedijk. (1787) Na 1800 ontstond een splitsing van de Noordoostelijke duingordel.

Halfweg de 19e eeuw zouden de grondbezitters de duinen beplanten met helm en een bos aanleggen met sparren, populieren, essen en platanen.

In 1872 sloot de Internationale Dijk de verzande Zwingeul af met het ontstaan van de Willem-Leopoldpolder (het Schorre genoemd).

In 1939 werd het huidig Zwin geklasseerd als landschap.

2018 06 22 155325De Zwinstreek omstreeks 1627 met een duidelijke weergave van de duinen en de dorpen "Heyst" en "Knocke". (uitgave Claes Janz. Visscher 1627)

Laat ons echter terugkeren naar begin 1800.

Per strandhoofd dienden wel 24.000 bundels rijshout te worden voorzien, 4000 staken en 5000 horden en dit alleen al voor een le laag. Sommige van de golfbrekers waren 200m lang op een breedte van 6 m.

In 1808 werden door de talrijke stormen praktisch dagelijks werken uitgevoerd tot de instandhouding van de strandhoofden. Een 10 jaarlijkse aanbesteding uitgeschreven. Uit een document van 1807 zien we ondermeer voorstellen om 10 strandhoofden aan te leggen tussen Knokke en Heist. Men had sedert enkele jaren vastgesteld dat de zee er sterk de duinen had aangetast. Een nauwkeurige beschrijving van de gebruikte materialen werden in het bestek opgesomd, of de werken werden uitgevoerd was een andere zaak.....

Onder het Nederlands Bewind werd het Leidepartement voortaan de Provincie West-Vlaanderen.

Op 14 mei 1825 werd op bevel van de gouverneur een dijkwacht aangesteld aan de Vlaamse kust met het oog op de komende springvloed. Te Heist was er zelfs een nachtpatrouille bij onstuimig weder. Ook te Knokke werden bij storm de klokken geluid om alle weerbare mannen op te roepen in geval van nood.

Op 4 februari 1825, was het zo ver; een geweldige stormvloed doorbrak de duingordel te Heist, alsmede de achterliggende Graaf Jansdijk. Men vreesde voor meerdere dijkbreuken en de distriktkommissaris werd op de hoogte gebracht van de zaak.

De toenmalige "directie der kust" uit Blankenberge merkte omstreeks 1815 dat de stenen met rijswerk en palen onvoldoende waren om de stormen te trotseren. Ondertussen was van het strand niet veel meer over gebleven; de klei kwam bloot te liggen en talrijke killen spoelden het strand uit. De laagwaterlijn naderde de duinen in aanzienlijke mate.

De enige oplossing was dan ook de 46 strandhoofden tussen Wenduine en Heist een degelijke onderhoudsbeurt te geven en grondige herstellingen uit te voeren. Door dagelijkse waarnemingen op het strand kwam men tot de vaststelling dat bepaalde hoofden verlengd dienden te worden. Windrichting en het gedrag van de opwaaiende zandkorrels werden nauw bestudeerd.

**********

De streek ten Noorden van Brugge had in dergelijke mate wateroverlast dat de regering besloot een nieuw afvoerkanaal te graven met uitmonding te Heist. De plannen van de sluizen en de vaart Zelzate-Heist werden opgemaakt in 1843. Na 1850 zou vervolgens het Schipdonkkanaal (afleidingsvaart van de Lei) worden gegraven en uitmonden naast het bestaande Leopoldkanaal.

Herhaalde stormen begin 1800 hadden in grote mate de duinen aangetast tussen Blankenberge en Heist.

Halfweg de 19e eeuw stelde men vast dat ten Oosten van de sluizen de duinvoet 5 m was afgeknaagd. De ingenieur van Bruggen en Wegen, P. Declercq kreeg begin 1855 opdracht de nodige plannen op te maken voor een stenen zeewering. Een stenen muur met arduinblokken bezet was er reeds in 1852 aangelegd vanaf de oostkant van het Leopoldkanaal (Sas); deze zou thans met 250 m worden verlengd in oostelijke richting. De aannemer kreeg de opdracht vooraleer de blokken te stapelen eerst een laag kleiaarde aan te brengen op de buitenhelling van de duintop. Deze was op zijn beurt 2 m breed en moest bekleed worden met een stromat.

Of de aanleg van stenen zeedijken iets te maken heeft met de toeristische ontwikkeling van de badplaatsen is niet onwaarschijnlijk. Een feit is dat, andere kuststeden zoals Oostende reeds een zeedijk hadden met brede boulevards tot groot genoegen van de buitenlandse toeristen die er zich de zomermaanden kwamen amuseren. In 1778 stonden er reeds enkele strandtenten te Blankenberge; in 1835 telde deze badplaats enkele hotels en met de aansluiting op het spoor in 1860 kwam het tot volle bloei.

Oostende kreeg zijn verbinding met Londen, zijn Kursaal in 1852 en zijn strandboulevard in 1857.

Thans zou het de beurt zijn aan de Heist die in 1868 een verbinding genoot van de trein met Blankenberge. Dit was meteen een aanleiding om zich op het toerisme te gaan toeleggen. De eerste hotels werden gebouwd met “zicht op zee”. Op 1 maart 1868 stelde het gemeentebestuur vast dat op het zeestrand tal van materialen liggen, onder andere arduinsteen voor de aanleg van strandhoofden. Aanpalende straten zouden in de eerstkomende jaren worden gekasseid en van voetpaden voorzien, o. m. de Pompestraat (Kursaalstraat) en de Vanderstichelenstraat (noordelijk deel K. Mercierstraat) en Dorpsstraat.

1860 - 1877 Heist

Uit de plannen kunnen we afleiden dat tussen 1860 en 1877 gedeelten van de stenen zeedijk werden aangelegd te Heist. De bovenbekleding bestond uit bakstenen met daarop Doornikse breuksteen; onderaan de voet werden houten palen voorzien van 3 m diep, alsook breuksteen op een stevige fundering. In 1865 werden vooreerst een tweetal golfbrekers aangelegd iets ten westen en oosten van het vuurtorentje (beneden licht). Op diezelfde plaats kwam de dijk er tussen 1870 en 1874.

De eerste stenen zeedijk te Heist werd aangelegd in 1867-1869 ter hoogte van het hotel "Kursaal" (Heldenplein) in westelijke richting.

Een tweetal korte golfbrekers kwamen er in 1882; aan het Grand Hôtel naast de Kursaal en aan de huidige L. Parentstraat. (Pas na twintig jaar zouden deze strandhoofden worden verlengd.)

In 1887 werd ook werk gemaakt van een bijkomende strandhoofd en de heraanleg van deze uit 1867 tegenover de Leopold II straat (K. Mercierstraat).

De bebouwing en uitbreiding langs de zeedijk zou rond 1880 in westelijke richting toenemen. Heist telde toen een bevolking van 1546 "zielen"; sedert 1875 was een toename van het bevolkingscijfer vast te stellen, mede door het toeristisch aspekt.

Heist, van oudsher een vissersdorp had geen vissershaven; de sloepen vonden dan ook een onderkomen op het strand. Met de stenen zeedijk bleek er een moeilijkheid te bestaan om de nieuwe boten, destijds ergens in het dorp vervaardigd op de werf, op het strand te krijgen. In 1872 vroeg het gemeentebestuur aan de Domeinen om twee "ringels" te plaatsen om de schuiten van de dijk te laten glijden.

Daar het strand ook werd benut door de badgasten moesten de Heistse vissers uitzien naar andere ligplaats; ze zochten hun heil in oostelijke richting, waar de nieuwe wijk ontstond "Oostdorp" ten Oosten van de Pompestraat.

1986

Pas in 1886 zou in oostelijke richting een nieuw gedeelte aangelegd ter hoogte van het "Grand Hôtel".

1890

In 1890 werd naar de plannen van Openbare Werken de zeedijk andermaal uitgebreid tot de Prins Boudewijnstraat (Albatrosstraat).

2018 06 22 155408De geplaveide zeedijk te Heist in augustus 1885 gezien door illustrator Edgard Auguin. (uitgave Plages Belges - verz. Auteur)

2018 06 22 155516Doorsnede van de dijk te Heist 1860-1890.

2018 06 22 155534Strandhoofden worden te Heist aangelegd in 1900.

2018 06 22 155556Knokke-Bad in 1890 getekend door Auguin. In 1889 lijkt me een betere datum, daar er reeds een gedeelte van de dijk was aangelegd, en in 1890 de paviljoentjes moesten verdwijnen voor het Grand Hôtel.

Tussen 1870 en 1880 had men reeds vastgesteld dat de duingordel gemiddeld twee meter per jaar was afgeknaagd met het gevolg dat in 1876 de loods van de reddingsdienst moest verplaatst worden.

Bij het Zwin werden nieuwe duinen gevormd, daar waar te Knokke en in het Zoute ze stelselmatig verdwenen.

1889 Knokke

Te Knokke beschikte de staat over een driehoekig perceel in de nabijheid van de zandweg van Knokke-Dorp naar vuurtoren (gebouwd in 1872). Langs de voet der duinen besloeg dit perceel een lengte van 932,10 m.

50 meter westwaarts de zeestraat, omstreeks 1870 gekasseid en rechtgetrokken, bevonden zich de gronden van de familie Serweytens. De overige gronden behoorden toe aan de Zoutepolder.

In het voormalig telegraaf kantoor zou de Knokkenaar Dries Verheye zijn eerste estaminet uit baten. We schrijven 1882. Knokke-Badplaats was geboren.

Voor de verdere "story" verwijzen we naar andere geschiedkundige publicaties.

Het driemanschap Verwee-Dumortier-Van Bunnen kochten in 1887 34 ha 5a 58ca precies, duinen van de Zoutepolder aan 100 fr de ha met de bedoeling deze te verkavelen. In 1889 waagt zeekapitein De Paepe er een villa te bouwen ten westen van de vuurtoren, en waar kunstschilder Henri Vandevelde lang zou verblijven. Louis Van Bunnen start in 1890 met de bouwwerken voor zijn reusachtig "Grand Hôtel de Knocke".

Gelijktijdig met de bouw van deze twee "voorlopers" werd aangevangen met de bouw van de eerste stenen zeedijk te Knokke.

Vanaf de villa "Anker" werd 200 m dijk aangelegd in Oostelijke richting tot aan de vuurtoren, voorzien van een helling naar het strand.

In 1891 deed Edward Verheye, toenmalig gemeenteraadslid, een voorstel tot het bekomen van twee golfbrekers.

2018 06 22 155619Het Grand Hôtel du Knocke met aanpalend de villa "Anker" en de dijk uit 1889-1890 (verz. auteur)

Pas in 1898 zou gevolg gegeven worden aan de vraag van het gemeentebestuur en werd door de Staat twee strandhoofden gebouwd te Knokke-Bad. (in 1925 verlengd). Na de eeuwwisseling zou gepaard gaande met de dijkverlengingen werk gemaakt worden van de golfbrekers in de respektievelijke uitbreidingszones. Ondertussen hadden er zich enkele badkarhouders gevestigd op het strand in de nabijheid van de vuurtoren, en hadden de paviljoentjes van Verheye en Lievens moeten plaatsmaken voor het Grand Hôtel.

1894

Vier jaar na de bouw van de eerste dijk zou in westelijke richting een nieuw gedeelte van 100 m worden voorzien, aansluitend tot de perceelsgrens van de gronden Serweytens.

2018 06 22 155641Gedeelte uit het plan van de grensbepaling van de Zoutepolder en de duinen van Serweytens. Duidelijk zichtbaar is de dijk en het eerste hotel op het eind van de zeestraat (Lippenslaan).

2018 06 22 155703Doorsnede van de dijk te Knokke uit 1984

Op die plaats zou omstreeks 1900 het hotel "Kursaal" (Knokke) worden opgetrokken. (in 1925 ingelijfd samen met de villa "Anker" bij het Grand Hôtel)

De verdere bebouwing langs de zeedijk zou eerst tussen het Grand Hôtel en de vuurtoren geschieden. Hotel "Du Phare" kwam er in 1891, spoedig gevolgd door enkele lage villa's van Van Bunnen ten oosten van de lichtbaken.

In 1892 besloot het gemeentebestuur de belasting op de gebouwen te verhogen.

Het voorstel was 20 centiemen per kubieke meter aan te rekenen en een controleur de opmetingen te laten verrichten. Dit alles wijst op de bouwkoorts die zich geleidelijk aan zou ontplooien te Knokke.

Naast de vuurtoren kwam oostelijk het Hotel “de La Plage" er in 1896; de ''Beau Séjour" (hoek Van Bunnenplein) werd in 1897 reeds vermeld.

In 1900 kwam een derde strandhoofd te Knokke ter hoogte van de Kursaal en aanpalend plein. Vijf jaar later werd een vierde voorzien aan de huidige Ant. Brearstraat.

2018 06 22 155724De Kursaal uit 1900 met rechts bazaltstenen voor de 3e golfbreker te Knokke-Bad (verz. Auteur)

2018 06 22 155742Zicht op de duinen ten Westen van het Kursaal te Knokke (opname omstreeks 1909) (verz. Auteur)

2018 06 22 155805Detail uit het algemeen plan van de dijk (Knokke-Bad)

1908 Zoute

De grondeigenaars van de Zoutepolder geïnspireerd door Van Bunnen & C zouden in 1908 de maatschappij "Cie Immobilière Le Zoute" oprichten met Maurice Lippens aan het hoofd.

Om de verdere uitbreiding van de badplaats mogelijk te maken diende in de eerste plaats de zeedijk te worden verlengd. De familie Lippens liet haar invloed gelden in de bevoegde ministeries en hetzelfde jaar, namelijk op 1 juli, werd de eerste steen gelegd van de nieuwe dijk.

Cie Imm. Le Zoute, 1e juillet 1908. Cette première pierre de la digue à été posée par Mr 1e Ministre des Traveaux Public Delbeke – Ing Piens – Entrepreneur Dumon.

Bij een hevige noorderstorm werd een grote bres geslagen aan de in bouw zijnde stenen zeewering. Tonnen zand werden aangevoerd via een Decauville-stelsel om het gat te dichten.

2018 06 22 155826Doorsnede van de zeedijk in het Zoute voltooid in 1909.

2018 06 22 155903Bij een hevige storm in het najaar van 1908 werden talrijke bressen geslagen in de dijk van het Zoute.

Op 7 november 1909 waren de werken voltooid en werd de dijk ingewijd met talrijke prominenten. De kostprijs der werken bedroeg 581.206 fr.

De dijkbevloering had een breedte van 5 m en bestond uit gebakken stenen gelegd in parketverband.

1909

De Maatschappij "Het Zoute" vroeg om de nieuwe zeedijk te verlengen met 425 m tot de "Lekkerbek". De werken met staatstussenkomst werden uitgevoerd en waren voltooid in januari 1912.

Ditzelfde jaar werd de Elisabethlaan aangelegd en zou het Zoute het roer in handen nemen om de promotie te verzorgen van de badstad.

Op de zeedijk in het Zoute verrezen talrijke villa's en het eerste hotel "Grand Hôtel du Zoute" vormde de westhoek van het Leopoldplein (Albertplein).

Na het beëindigen van de zeedijkwerken kwamen er in 1910 twee strandhoofden aan de Lekkerbek.

2018 06 22 155922De Leopolddijk in 1922 met op de achtergrond het Grand Hôtel du Zoute (hoek Albertplein).

2018 06 22 155937De aanleg van de zeedijk in 1907 ter hoogte van het Hôtel Des Bains in oostelijke richting.

Om chronologisch de evolutie van de stenen zeewering verder te bespreken belanden we opnieuw te Heist.

Rond 1900 was er een discussie nopens het verlengen van de dijk. "wat er van de visschery moet geworden, indien de stenen dijk verlengd wordt" (5 maart 1902)

Heist vroeg reeds lang om een schuilhaven voor zijn vissersvloot.

In 1903 kwam dan het voorstel: "Tussen het Hotel “des Bains” en Duinbergen de dijk over een lengte van 550 m, 100 meter achteruit te bouwen en tegenover de Prins Boudewijnstraat (Albatrosstraat) een pier te bouwen voor het aanleggen van de vaartuigen. Doch de inmiddels uitgevoerde havenwerken te Zeebrugge kregen invloed op de Heistse vissers en na 1907 zochten ze een onderkomen in de nieuwe vissershaven.

De ontzanding bleef toenemen zodat het gemeentebestuur aandrong bij Bruggen en Wegen om maatregelen te treffen. Sedert 1846 had men vastgesteld dat het strand en de duinen aan ontzanding toe waren.

1904 Heist

Ondertussen was in 1904 de zeedijk te Heist in oostelijke richting verlengd met 235 m vanaf de Prins Boudewijnstraat tot de huidige Parkstraat met een lichte afbuiging.

2018 06 22 155954De zeedijk te Heist omstreeks 1907 met de zeewering die dateert uit 1904. We zien er de typische villa's op de dijk met uiterst links het Hôtel Des Bains met torentje (Verz. auteur)

De zeedijk te Heist bestond rond 1900 uit een voetpad van 4,5 m en een rijweg van 5 m, een promenade van 11 m breed bestaande uit "ceramieke tichels".

Vermeldenswaardig is dat van 1 juli tot 30 September 1903 er tussen het gasthof Kursaal en de Place Iweins (Vissershuldeplein) er “niet mocht gereden worden”.

Kort na het beëindigen van de voormelde werken greep de aanbesteding plaats voor de verlenging van de dijk, werken uitgevoerd in 1906 ter hoogte van het duingebied (Dir Gen. Willemspark).

1906

De voormalige gronden van Mevr Serweytens-de Merckx waren in 1901 eigendom geworden van de N.V. "Société De Duinbergen". Door architekt Stubben werd een stratenpatroon opgesteld voor Zeebergen het later genoemde Duinbergen.

Een van de pioniers van dit initiatief was advocaat Donaat Van Caillie uit Brugge, die er reeds in 1883 een houten paviljoentje had opgetimmerd op de hoge duinen van de "Vossenhul". Nu zouden echter villa's worden gebouwd langs zijn kronkelende lanen.

In 1901 kwam het eerste gasthof "Hôtel le Châlet”. Naar de plannen van architekt Viérin werd in 1904 een kleine kapel opgericht. Het station te Duinbergen (buurttram) kwam er in 1902.

1907 Duinbergen

Door de aanleg van het gedeelte dijk in 1907 werd een schuilinham gevormd waarvan sprake rond de eeuwwisseling.

Duinbergen had zijn zeedijk en kon zich verder ontwikkelen.

Bij een verdrag van 13 maart 1907 werd het strand, de steenglooiing, wandelgang en gekasseide baan overgenomen door de Staat van de NV Duinbergen. Alle gronden palende aan het strand zijnde de zeedijk werden staatsgrond, ook te Heist, Knokke en in het Zoute.

In 1911 werd een nieuwe maatschappij gesticht “Société Knocke-Duinbergen-Extension”. Pas in 1922 zou Senator Joseph Nellens het roer overnemen. Een gebied van 3 ha werd geruild met de Société Duinbergen en zou het Albertstrand tot bloei komen in de voetsporen van de Maatschappij het Zoute.

1922 Albertstrand

Wat de kustverdediging betreft kwamen vooreerst zeven strandhoofden in 1922. Strandhoofd Nr 10 (Rubensplein) werd in 1924 verlengd daar dit door de hoge stroming een heel cruciaal punt was.

Doch bij de bouw van de dijk in 1922 zou bij een hevige storm een bres van 400 m worden geslagen wat er de promotoren toe aanzette de dijk 100 m landinwaarts heraan te leggen. (zo ontstond het huidig Albertstrand)

De nieuwe dijk sloot westwaarts aan bij de bocht met afrit van de bestaande zeewering uit 1907 (De Wandelaar-Duinrésidence) en in oostelijke richting bij de dijk uit 1894 te Knokke-Bad.

In 1925 waren deze werken voltooid.

2018 06 22 160013De zeedijk van het Albertstrand uit 1922 met rechts het Hôtel Du Soleil (Wims hoek Zonnelaan) gefotografeerd rond 1928. (verz. auteur)

2018 06 22 160029De baai van Duinbergen Albertstrand omstreeks 1925 gezien van het hoge duin (De Wandelaar) (verz. Auteur)

2018 06 22 160044De Lekkerbek en de dijk (1909) waar in 1923 men deze zou verlengen richting Zwin.

2018 06 22 160105Hetzelfde hotel, doch na de 2e W.O. waar we duidelijk de ontzanding waarnemen; de voet van dijk ligt bloot. (verz. auteur)

1923

Ten Oosten van het strandhoofd Nr 12 (Appelzakstraat) aan hotel Lekkerbek werd een gedeelte dijk aangelegd in 1923.

Waar de zeedijkglooiing te Knokke-Bad 16,43 m bedroeg werd thans een kortere helling voorzien van 10,06 m.

1929

Pas in 1929 zou vanaf de Lekkerbek de dijk worden gebouwd tot het Hazegras door aannemer D'Hooghe uit Knokke.

1930

Het jaar daarop was het aannemer De Muyter die in oostelijke richting de dijk verlengde, met een verdrag van de Maatschappij Het Zoute.

1938

Kort voor de 2e W.O. zou het laatste stuk zeedijk er komen vanaf het nieuwe strandhoofd Nr 16 tot de Zwinduinen. Aannemer der werken was De Muyter-Houbeaux.

Talrijke herstellingen aan de kustverdediging zowel aan zeedijk als aan strandhoofden zou deel uit maken van grote plannen. Door de toenemende ontzanding kreeg de dijk het hard te verduren met het gevolg, bressen, overstromingen en hoge zware financiële inspanningen van staatswege.

De "Storm van 1953" was fataal voor Zeeland; ook langs de Belgische kust en te Knokke was er grote schade vast te stellen. Dit is echter stof voor een afzonderlijk artikel of brochure.

Na de 2e W.O. met de opruiming van de Atlantic-Wall zag men in, dat de dijken en het strand erg waren aangetast door de zee. Barsten in de glooiing deden broze plaatsen ontstaan die bij springtij het hard te verduren kregen. Op vele plaatsen kwam de voet van de dijk bloot die werd aangevreten en ondergraven door de sterke golven bij hoog tij.

Het houten vlechtwerk, niet volledig waterdicht, kreeg af te rekenen van de getijen. Het gevolg was, dat het duinzand werd weggezogen. De ervaring bracht aan het licht dat de helling van de dijken niet ideaal was voor de golfslag. Zo was men van oordeel, in de zestiger jaren grote uitgaven uit te besteden voor de kustbeveiliging.

Door het aanwenden van nieuwe materialen, zoals staalplaten, en beton voor de beschoeiingen konden de zeedijken beter beveiligd worden.

Vooral in het Zoute liet de ontzanding zich gelden. Een van de maatregelen die Openbare Werken voorstelde was aanplantingen te verrichten met rijshout en helm.

In 1970 kwam de oplossing voor Knokke-Heist...... zandopspuitingen.

Het was reeds zo ver, dat bij hoog water op bepaalde plaatsen men de strandkabienen diende te verplaatsen. Te Knokke-Midden (Van Bunnenplein) moest vòòr het seizoen met een bulldozer het zand worden opgehoopt. Een smalle strook van 30 m liet dan toe het strand uit te baten. Toestanden die niet konden blijven duren. Jaarlijks had men gedurende de winter dijkbreuken met alle gevolgen vandien. Zandopspuitingen brachten de redding; via ijzeren buizen vanaf Zeebrugge en zuigers werd nieuw zand op de stranden gespoten.

Deze methode werd na zeven jaar met sukses herhaald. Namelijk in mei 1986 in een minimum van tijd werd niet minder dan 900.000 M3 zand opgespoten tussen de Lekkerbek en de Rubens, daar waar het meeste zand was verdwenen.

Aanplantingen van rijshout, helmgras zou eveneens bijdragen tot het behoud van de stranden. Een voorbeeld met goede resultaten is thans waar te nemen vanaf de Lekkerbek richting Zwin. De kosten voor deze opspuitingen wegen zeker op tegenover de talrijke dijkbreuken die onze kust teisterden.

Bibliografie

  • Archief Openbare Werken (Dienst der Kust) bundels Heist -Knokke -Knokke-Heist
  • K.J.J. Brand: “Over de Bestuurlijke- en Historisch-Geografische ontwikkeling van Zeeuws-Vlaanderen” 1983
  • M. Coornaert: “Knokke & Het Zwin” 1974
  • M. Coornaert: “Heist & de Eiesluis” 1976
  • M. De Keyser: “Heist van Vissersdorp tot Badstad” 1969
  • G. Devent: “Het Heist van Toen” 1986
  • D. Lannoy: “Van Polderdorp tot Badplaats” 1976
  • D. Lannoy: “Het Knokke van Toen” 1985
  • J. Nollet: “Heyst-aan-Zee en zijn verleden” 1909

 

De stenen Zeedijk

Danny Lannoy

Cnocke is Hier
1986
23
050-069
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01