Mededelingen en Verslagen
1. Uit het Dagboek van een Moerkerkenaar, geïnterneerd te Zeist - 1914-1918

Roger Crois

Jan Allemeersch, geboren te Moerkerke op 17 september 1882, was soldaat in 1914, bij het 4e linieregiment 6e bataljon 1e compagnie. Met veel andere soldaten stak hij bij de val van Antwerpen de Hollandse grens over en werd op 12 oktober 1914 geïnterneerd in het kamp van Zeist. Daar verbleef hij bijna heel de oorlog, om op het laatst naar Harderwijk te trekken tot 2 december 1918.

Hij was een gewone volksjongen, die te Moerkerke wel wat lagere school had gelopen. Hij zal van zijn verblijf in de kampen profiteren om bij te leren: nederlands, frans en techniek. Dat zal hem helpen om na de oorlog een goede plaats te bekleden als machinist hij de Spoorwegmaatschappij.

Van zijn verblijf in Holland had hij twee schriften bewaard. Het eerste is een oefenschrift bij de franse lessen. Het tweede is een soort dagboek. Opvallend is het hoe die jonge man in enkele maanden van een gebrekkige spelling is gekomen tot een flinke zinsbouw en een korekt neerpennen. Wij vonden het de moeite waard een deel van dit 2e schrijfboek mede te delen, - jammer genoeg, verkort -.  Het is een stukje mensengeschiedenis, zoals tientallen ouderen uit ons gebied, het hebben meegemaakt.

Een ander deel van het “dagboek” bevat een reeks liederen, waarvan meerdere teksten door Jan Allemeersch zelf zijn gemaakt. Hij bleef ten andere heel zijn leven een volkszanger die op vele gebeurtenissen zijn eigen lied dichtte. Omdat sommige liederen ook een licht werpen op het kampleven te Zeist, hopen wij er in een volgend nummer een voorbeeld van mede te delen.

En nu Jan zelf aan het woord:

“Eenen herzienden oogslag” (de eerste staat in schrift I) “op het kamp van Zeist, 28 juni 1915”.  (Na een flinke inleiding vervolgt hij):

“De gewone soldaten werden onder strenge bewaking opgesloten, evenals de onderofficieren, terwijl de officieren, integendeel, op hun eerewoord teruggesteld werden, hun wordt dan de eene of andere stad als verblijfplaats aangewezen. Zij kunnen zich dan vrij bewegen binnen den inhoud dier stad”.

“Om aan dertig duizend Belgen, die na den val van Antwerpen verplicht waren over de Nederlandsche grens te trekken, wilden ze niet in handen der Duitschers vallen, om aan dertigduizend mannen zeg ik, een onderdak te bezorgen, nam de Nederlandsche regering haren toevlucht tot het middel der concentratiekampen”.

“De eerste dagen na het binnenkomen, wierd iedereen zoo goed mogelijk ondergebracht, ‘t zij in de kazernen, ‘t zij in tenten, overal waar de mobilisatie van het Hollandsch leger een plaatsje vrijgelaten had. Dadelijk begon men met het vaardig maken der kampen, drij plaatsen wierden daarvoor geschikt bevonden. De heide tussen Zeist en Amaersfoort, de omstreken van Harderwijk en de heide te Oldenbroek waar reeds een kamp bestond voor Nederlandsche soldaten. Zeist en Harderwijk waren de grootste”.

“Men verbeelde zich een uitgestrekte vlakte waar het gezicht op eenen afstand van twee tot drie uren door niets belemmerd wordt. Enkele zandheuvels komen hier en daar wat afwisseling in het eentonig landschap brengen. Die vlakte is omringd door dennebosschen die eerst dun geplant langzaam dichter worden, naarmatig men er dieper in doordringt. Op de vlakte zelf, geen boom, geen struik, niets anders dan het magere heidekruid en het dorre zand”.

“Bij lente en zomertijd is de streek niet van alle schoonheid ontbloot. Natuurbewonderaars vinden ook aan die heide eene eigenaardige en wilde aantrekkelijkheid. Maar ‘swinters vooral heeft de heide een akeligen doodsch uitzicht. Men voelt er zich eenzaam en verlaten, verwijderd van al wat leven en beweging is; het is er alsof eene oneindige afstand ons van de overige stervelingen scheide. Men is er alleen. Geen voorbijsnellende automobielen, geene paarden of rijtuigen, geene voetgangers zelfs, die, ware het maar voor een ogenblik, de stille eentonigheid komen onderbreken. Niets dan besneeuwde vlakte, niets dan nu en dan een groep zwarte akelig schreeuwende raven... “.

“Langs den steenweg van Utrecht naar Amersfoort op anderhalf uur van deze laatste stad, vindt men noordwaarts het vliegveld van Soesterberg en zuidwaarts op een kwart uur gaans van den steenweg het interneerings-kamp. Verbeeld u eenen breede straat, 30 à 40 meters wijd, met rechts en links groote houten barakken welke met de puntgevel naar de straat gekeerd staan; de straat strekt zich uit over eene lengte van ongeveer twintig minuten gaans; in ‘t geheel ontmoet gij er zestig barakken”.

“Aan een der uiteinden bevindt zich de kantien van kamp 1, de bibliotheek, de bureelen van de verschillende onderwijsinrichtingen, de postbureelen, de werkhuizen voor schoen- en kleermakers, de coiffeursalons,  badinrichting, de magazijnen, de hoofdwacht enz. Dit alles is omgeven door een dubbele afsluiting van prikkeldraad, waartusschen schildwachten, met geladen geweer en bajonet op, over en weer wandelen, ten einde ieder poging tot ontvluchten te beletten”.

“De barakken zijn zo geschikt dat zij tot verblijf dienen van 250 mannen, dat brengt de bevolking van het kamp op 15.000 mannen in ronde cijfers. De mannen slapen in vier rijen, twee op de kant en twee in het midden. Ieder van hen heeft een stroozak en een dito hoofdkussen en twee wollen dekens. Aan den wand zijn een paar planken aangebracht, die als schrabben dienst doen en waarop de mannen hunne weinige benoodigdheden kunnen plaatsen. De ruimte tot slapen bestemd, is van het overige gedeelte afgescheiden door een kleine boord van een twintgtal centmeters hoogte. De barakken zoals overigens het geheele kamp zijn elektrisch verlicht. Dat er hier van gemak geen sprake kan zijn, gaat van zelfs; nochthans heeft iedere soldaat zich zo goed mogelijk weten in te richten”.

“Men breidde zich een net uit sterke touwen of uit ijzerdraad, dat als hangmat moest dienst doen; zoo ontweek men de vochtigheid en het hard liggen op den planken vloer, Eenige stukjes plank, hier en daar bijeen gescharreld dienden tot het vervaardigen van kleine tafeltjes en banken, hier en daar vond men middel om zelfs een klein kistje te timmeren, enz. Zoo miek iedereen het zich zoo gezellig mogelijk”.

2016 03 22 1106012016 03 22 110636De Moerkerkenaars in Zeist. Staande 2e van links is Jan Allemeersch. In het midden zit zijn broer.

“ ‘s Winters heeft men in de barakken veel van vochtigheid te lijden, hoe groot deze toch zijn en hoe luchtig het er is, zijn de koude en het voortdurend slecht weer een beletsel tot regelmatig verluchten, ook zijn de gevallen van rumatisen bijna algemeen. Nu de zomer in ‘t zicht is, zal dit wel verbeteren en tegen aanstaande winter hopen wij wel hier weg te komen”.

“Een dergelijke barak is tot kerkgebouw ingericht voor de Roomsche katholieken. De Protestantsche kerk is in een kleine theatertent onder dak gebracht. Ook twee à drie groote barakken zijn in verscheidene kleinere localen verdeeld, die als schoollocalen ingericht zijn. De twee kantienen zijn uitgestrekte gebouwen van meer dan honderd meters lengte op veertig meters breedte, wel duizend personen vinden gemakkelijk plaats in ieder. Al die barakken en gebouwen zijn in hout opgetrokken en gedekt met carton (terrepapier). Even buiten het kamp, een weinig afgezonderd bevinden zich de barakken van de Nederlandsche soldaten, alsook de loodsen van den gezondheidsdienst, de logementen der Hollandsche officieren enz. De tooneelzalen zijn in de kantienen ondergebracht”.

“Het kamp is verdeeld in twee groepen, ieder groep in vier afdelingen, drij van acht en een van zes barakken. Iedere afdeling heeft aan haar hoofd eenen kapitein bijgestaan door eenen luitenant, eenen kolonel commandeert het kamp, en het opperbevel over gansch het depôt is eenen generaal toevertrouwd. Een viertal Belgische Aalmoezeniers, alsook een protestantsche geestelijke bezorgen de godsdienstige belangen der geinterneerden”.

“Het onderwijs wordt gegeven door geinterneerden ongeveer honderd vijf en twintig in getal. Het vakonderwijs heeft zijn ontstaan te danken aan de initiatief van den Heer Buijsse, bestuurder van het vakonderricht der stad Brussel. Ongeveer 6.000 geinterneerden volgen regelmatig de lessen. De beide muzieken, de tooneelkring, de cinema’s, de verschillende sportkringen bezorgen den geïnterneerden zooveel mogelijk vermaak en afleiding, hetgene bij een standvastige opsluiting hoogst noodig is. Eene kantiene met afdak is ingericht aan den ingang van het kamp, waar de bezoekers gedurende de uren die toegelaten zijn met hunnen familie of vrienden een gesprek voeren”.

“Moge alwie dit in handen krijgt het met belangstelling lezen, dan acht ik mij genoeg beloond voor de kleine moeite dat het mij heeft gekost”.

---------------0000000000000000---------------

Het leven in het interneeringskamp - Een tijd nadien - 25 augustus 1915

“ ‘s Morgens om halfzeven blaast men de "reveil", immers laat men de jongens maer luieren, anders hebben ze toch niets te doen. Denkt nochthans niet dat alles op dit late uur stil blijft, of gij zoudt u grooteiijks bedrogen vinden. Reeds om vijf ure en zelfs vroeger begint er beweging in het dorp te komen. De eerste zijn natuurlijk de koks, zij moeten zorgen dat de koffie op het gestelde uur klaar is en daarom staan ze reeds vroeg bij hunne groote vuren en dampende ketels. Na de koks ziet men nu en dan een soldaat uit de een of andere barak te voorschijn komen, de eene gaat zijn duiven voederen, een andere loopt reeds met een vinkekotje in de hand enz. Hier houdt men immers reeds duiven, vinken, kanarievogels en wat weet ik al meer. Ook ziet men er nu en dan eenen vlug van de barak naar de keuken, en vandaar terug naar de barak sluipen; wordt hij iemand gewaar, dan draagt hij zorg zijne gezellen zoo weinig mogelijk te laten zien, immers hij is een slimmerd die middel heeft gevonden om ‘s morgens aan een potteken extra koffie te geraken. Hij is de vriend van de kok; ofwel heeft hij een goed gevulden geldbeugel, en als er nu en dan een kwartje af mag, ziet ge... Haasten wij ons te zeggen dat daar geen misbruik van wordt gemaakt; men kan het niemand ten kwade duiden dat eene vriend op een kopje goeden koffie vergast, zelfs als er nu en dan wel eens een stukje vleesch in die koffie verdwaald is geraakt”.

“Hoe later het wordt, hoe meer het getal wandelaars, duiven- en vinken-liefhebbers aangroeit. Er komt leven in, zelfs dezen die het nog niet wagen buiten te treden, slapen niet meer, ze roepen eens op eenen kameraad, ze rollen eene cigarette, ze slaan een koutertje met hunnen gebuur enz. Vlamingen en Walen werpen elkaar op de meest vriendelijke wijze nen hoop scheldwoorden naar het hoofd, enfin dat gaat juist als over eenige jaren toen ze samen in de kazernen verbleven en er hunnen diensttijd uitdeden, toen waren ze eenen hoop kleine kinders ondereen, en de tijd heeft ze nog niet veranderd, hoewel velen sedert getrouwd zijn, en zelfs reeds vader van eene geele bende kleine kleuters zijn. Ze zijn dezelfden gebleven, of liever enkele dagen zijn voldoende geweest om van de koopman, den bediende, den burger en den werkman, van allen zonder onderscheid te maken wat ze vroeger waren, onbezorgde jongens bijwijlen, aan niets denkend, zich om niets bekommerend, zich met niets moeiend, altijd op het eerste bevel gehoorzamend en alles latende draaien zoo het draait, als ze maar op tijd eten en soldij krijgen”.

Alleen een goed mensch kan zoo goed bemerken dat die onbezorgdheid, die vroolijkheid maar oppervlakkig zijn. Soldaat zijn ze, soldaat door hunne kostuum, door hunne manier van handelen, maar met hunne gedachten zijn ze elders, verre van ‘t leger, verre van ‘t interneeringskamp, in het geteisterde België, op hun geboortedorp, bij vrouw en kinders, bij ouders en familieleden, ofwel nog verder weg diepe in Frankrijk of hooge in Engeland en Schotland waar de hunnen gevlucht zijn om aan de woeste soldaten van Attila II te ontsnappen. Zoo vindt men ze ‘s morgens, zoo den ganschen dag, ook zoo 's avonds en zoo den eenen dag na den anderen”.

“Bij ‘t blazen van de réveil springt eenieder uit zijn bed, de dekens gevouwen, de stroozakken aan kant gelegd, de hangmatten opgerold enz. In enkele oogenblikken is de kamer gereed, zijn de mannen gewassen en zitten ze aan de ontbijttafel; de eene heeft een plankje, de andere een bankje, en gelukkig hij die zich een klein tafeltje van een paar voeten hoog kon aanschaffen of vervaardigen, van iedereen wordt hij benijd. De koffie wordt gedeeld; men noemt het koffie, maar ‘t zou soms evengoed schotelwater kunnen gedoopt worden, nu dat zijn de soldaten reeds van over ouds gewend. De broodjes worden druk aangesproken, ten minste als ze niet te zuur zijn”.

“Dat is ‘t eerste bedrijf; op enige minuten is het afgespeeld en dan begint maar eigenlijk de komedie. Nauwelijks is de koffie naar binnen of daar komt de sergeant met de weekdienst belast. De verschillende corvees worden gecommandeerd, niet zonder hevige protesten en reclamatiën van ‘s wege de mannen die altijd in de meening verkeren dat ze vóór hunnen toer op corvee moeten trekken. Ook zijn er wel eens karotttentrekkers bij, die geen enkel middel onbeproefd laten om den weinigen arbeid welke hun te beurt valt van hunne schouders te schudden”.

“Op een uurtje is alles afgeloopen, dan is elkeen wie niet voor de schup is uitgekozen vrij te doen wat hij wil. De eene ziet men met het hout van sigarenbakjes en andere kistjes, allerhande aardige voorwerpen vervaardigen bv. naaikastjes, kaders voor portretten enz.  Anderen maken ringen van verschillende modellen uit het uiteinde van een aluminiumlepel, ofwel uit een der laatste nieuwe Hollandsche Guldens of koperen stuivers, ook het zilveren papier wordt tot ringen gegoten waarin dan een zilveren dubbeltje den ecusson vervangt. Nog anderen vervaardigen fijne en sterke horlogiekettingen uit een weinig paardenhaar. De beenen uit de keuken worden tot blinkens toe effen gemaakt om dan brochen, met namen, uit te zagen. De blikjes waarin de gecondenseerde melk in de keuken gebracht wordt, worden zorgvuldig opgeraapt, netjes gekuist en tot uiterst practische drinkbekers vervaardigd”.

“Om acht uren beginnen de lessen; behalve de gewone herhalingslessen kan men hier ook Engelsch, Fransch, Vlaamsch, Spaansch, Italiaansch en Esperanto leeren. Ook voor de liefhebbers van stenographie, boekhouden, telegraphie met of zonder draad, muziek enz. bestaat gelegenheid zich te oefenen onder de leiding van ervaren meesters. In eene beroepsschool houden talrijke leeraren zich volledig met het aanleeren van alle mogelijke vakken bezig. Men ziet er de werklieden der hout en metaalnijverheil, nevens kleermakers, schilders, coiffeurs, boom- en bloemenkweek, koordendraaiers enz”.

“Tegenwoordig is het getal leeraren tot honderdvijftig geklommen en worden de lessen ongeveer door zeven duizend der geinterneerden gevolgd. Nu zal het getal stijgen daar er zooveel aangetrokken zijn door eene tentoonstelling welke plaats heeft in de verschillende werkscholen. In ieder tak wordt minstens zes uren per week en per afdeling les gegeven, en de leerlingen van de eene werkafdeeling krijgen samen minstens vier uren daags les in hun eigen vak, dan blijven er hun nog drij uren om in de aanverwante vakken of in de afdeling lagere of middelbare school andere lessen te volgen. Het meeste bijval genieten de lessen van Engelsch, Fransch en Rekenkunde, die ieder minstens door duizend leerlingen zeer regelmatig gevolgd worden”.

“De geinterneerden die zich noch met werken noch met lessen onledig houden, kan men bij schoon weder meest allen buiten vinden. Sommige spelen met de kaart, oneindige partijtjes en worden het nooit moede. Zoo is er een groepje van vier mannen, altijd dezelfde, welke van 10 oktober , datum dat wij in Holland kwamen tot nu toe, nog bijna geen enkelen dag lieten voorbij gaan zonder van 9 ure s morgens tot 10 ure 's avonds whist te spelen. Men kan ze regelmatig op hun zelfde plaatsje vinden, en nog zijn ze het niet beu. Sommigen spelen met de bal; vooral de Walen zijn hierin bedreven, marbelen komen ook wel eens voor den dag, doch niet zooveel. Een uitgestrekt sportplein biedt gelegenheid tot het beoefenen van footbal, loopen, kogel-, schijf- en speerwerpen, springen, boksen, gymnastiek en alle athletische spelen; ongeveer duizend liefhebbers bezoeken het regelmatig. Eene prachtige scherm- en turnzaal is ten dienste der drijhonderd gymnasten turners en schermers”.

“Vier muziekkorpsen, eene fanfare, twee harmoniekorpsen en een symphonieorkest gelasten zich met de taak, het kamp te verlustigen; samen tellen zij ongeveer twee honderd leden. Ook de beide groote kantienen hebben aftrek en men moet het langen tijd voordien aanvragen wil men een partijtje billiard spelen”.

“De namiddag is aan de morgen gelijk. Wie dan langs den weg van Amersfoort naar Utrecht komt gewandeld ontmoet er talrijke groepen soldaten,  't zijn deze die zich nuttig maken door hun werk of door ‘t geven van lessen, die op de burelen helpen enz. Ieder week kunnen zij verlof krijgen eenen namiddag in Amersfoort door te brengen. Onnoodig te zeggen dat er gretig gebruik van gemaakt wordt. ‘s Avonds om 4 1/2 ure, dus na het appel krijgen we het avondmaal dat bestaat uit aardappelen met boonen of groenten of uit een dikke erwtensoep met hesp enz. Na het avondmaal wordt er nog wat rondgewandeld, nog een partijtje gebold want we hebben goede bolbanen, een spel gekaatst, en om 10 uren gaat iedereen ter ruste”.

“Van 6.30 tot 9.30 ure vinden bioscoopvertooningen en tooneelopvoeringen plaats, die altijd veel succes verwerven, te meer daar de entreeprijs slechts 10 tot 15 centiemen is, en iedereen ten minste eenmaal per week zulke som kan uitsparen om zich eenige aangename uurtjes te gunnen”.

“Ziedaar in het kort alles wat er te melden valt over het leven in de interneeringskampen. Voegen wij daarbij dat talrijke vrouwen zich met hunne kinderen in de nabijheid van de kampen gevestigd hebben. lederen dag van 10 tot 3 ure kan men ze in de bezoekersafdeling zien, zij brengen troost in het anders zoo eentoonige leven. Laat ons hopen dat het weldra uit zij met ons ballingschap en dat iedereen weldra de zijnen zal terugvinden in een vrij België.

(medegedeeld door R. Crois)

-----------------0000000000000-----------------

Mededelingen en verslagen: 1. Uit het Dagboek van een Moerkerkenaar, geïnterneerd te Zeist 1914-1918

Roger Crois

Rond de poldertorens
1969
01
030-035
Achiel Calus
2023-06-19 14:38:19