Sporen van oude bewoning te Oostkerke

Vandenberghe drs. fys. aardr.

Situering

De graafwerken voor het aanleggen van de oliepijpleiding tussen Zeebrugge en Gent in het najaar van 1967, hebben toegelaten enkele archeologische objecten te vinden. De vindplaats situeert zich op de gemeente Oostkerke, op 500 m ten noordwesten van het kanaal Brugge-Sluis en op 100 m ten zuidwesten van de afleidingsvaart van de Leie.

2. Beschrijving en verklaring van het geologisch profiel

A. Het algemeen profiel

Het algemeen profiel ziet er als volgt uit (zie fig. 1): bovenaan ± 0,80 m. klei, daaronder een veenlaag van ± 0,60 m. dik en tenslotte witzand waarvan de gelaagdheid goed te merken valt op de plaatsen waar er een afwisseling is met fijne klei- en veenlaagjes van enkele mm. dik. Bovenaan in dit wit zand is er op vele plaatsen een volledig bodemprofiel te zien met bruine A1-, uitgeloogde (witte) A2- en een fijne B-ijzeraanrijkingszone.

Verklaring:

De kompakte kleilaag is afkomstig van de Duinkerkiaan – II – transgressie, die plaats greep van de 4e tot de 8ste eeuw na Christus  (Amerykx, 1961). We kunnen dan ook verder aannemen dat het onderliggende veen het oppervlakteveen is van het subboreaal, ontstaan bij de verlanding na de transgressie van het atlanticum.

Anderzijds is het onderste zand van eind-wurm ouderdom (Amerykx, 1954).

2016 03 22 110201Fig. 1 : klei -   2.  Veen   -   3.  Wit zand   -  4.  grijs zand  -  5.  silexen

2016 03 22 110233Fig. 2 : nucleus gevonden op Oostkerke

B. Plaatselijk profiel. (fig. 1)

Wij bemerken een wijziging in het algemeen profiel bij onze vindplaats doordat namelijk de veenlaag vervangen is door een grijs zand dat bijzonder goed gelaagd is en ook gelaagde bandjes veen bevat. Aan de basis van dit grijze zand werden vele zwart glanzende silexbrokken teruggevonden waarvan verschillende zeer duidelijk door de vorst gesprongen zijn. Deze silexsoort bevat veel fossielen (o.a. crinoïdestengelleden). We hebben dit soort silexmateriaal nog praktisch nergens anders in de streek gezien. Het enige dat er ons voorlopig kan aan herinneren, is de zwarte silex die vaak aan onze kust gevonden wordt.

Verklaring:

Hier hebben we duidelijk met een geul te doen die ontstaan is na de vorming van het veen en die dit laatste verspoeld heeft. De geul snijdt zich zelfs nog in het witte zand in, zodat hier de bodem weggerodeerd is. Eerst werd de kreek met zand opgevuld, waarna de klei zich ook boven deze kreek afzette. Ze werd dus uitgeschuurd en opgevuld na het subboreaal, maar vóór de eigenlijke Duinkerkiaan- II –transgressie. Daar elke transgressie echter begint met de vorming van kreken (Tavernier, 1947) dateert deze kreek waarschijnlijk van bij het vroegste begin van de Duinkerkiaan- II -transgressie.

3. In situ gevonden voorwerpen

Tussen de silexen op de bodem van de kreek, werd vooreerst een nucleus gevonden (fig. 2). Daarnaast zijn er een 15-tal stukken die waarschijnlijk geen menselijke afslagen zijn, maar waarbij de slagkegel die we erop bemerken zou kunnen ontstaan zijn door natuurlijke botsing der stukken. Het zijn in geen geval werktuigen.

Daarbij werd in dezelfde site een potscherf aangetroffen, door prof. Mertens als romeins gedateerd.

Tenslotte vonden we ook een ijzerslak, afval bij een ijzerbewerking. Het stuk bevat blijkbaar nog een tamelijk hoog percentage ijzer, wat op een enigszins primitieve bewerkingswijze zou duiden.

4. Datering van de vondsten

Uit het feit dat de voorwerpen op de bodem van de kreek liggen, kunnen we stellen dat ze minimum zo oud zijn als het ontstaan van de geul zelf. Zoals gezegd, moet dit gebeurd zijn na de veenvorming van het subboreaal, maar vóór de eigenlijke Duinkerkiaan- II -transgressie, omdat de opvulling van de kreek door het grijze zand met klei erop, nog boven de vondsten ligt.

Dus in absolute cijfers uitgedrukt zijn deze afgezet tussen ± 1700 vóór Christus en de 3de eeuw na  Christus (Pons-Jelgersma, 1964).

Het tegelijkertijd voorkomen van een romeinse potscherf en een nucleus stelt wel problemen. De nucleus kan natuurlijk uit vroegere tijden in die kreek terecht gekomen zijn. Inderdaad de bewoningssite kan in de onmiddellijke nabijheid geweest zijn van de vindplaats. De gevonden stukken kunnen echter ook verspoeld en over een min of meer lange afstand vervoerd geweest zijn.

De ijzerslak wijst erop dat we ons reeds in de ijzertijd bevonden. Anderzijds laat de potscherf ons toe de datering nog nauwkeuriger op te stellen; zij is immers posterieur aan de romeinse inval in deze streken.

Derhalve kunnen we besluiten dat onze gevonden stukken in de kreek moeten terechtgekomen zijn tijdens de eerste drie eeuwen na Christus.

-------------0000000000-------------

Bibliografie

  • Ameryckx J., 1954, Bodemkaart van België, Verklarende tekst bij de kaartbladen Westkapelle II  E.  en het Zwin.
  • Ameryckx J., 1961, La genèse des Polders maritimes belges, De aardrijksk. fig, 13, nr 1.
  • Tavernier R., 1947, L'Evolution de la plaine maritime belge, Bull. Soc. belge de Géol., t. LVI, pp. 332-343, 2 fig.

----------------------------------------------

 

Sporen van oude bewoning te Oostkerke

J. Vandenberghe

Rond de poldertorens
1969
01
027-029
Achiel Calus
2023-06-19 14:38:19