Herinneringen aan Louise Dogimont

Pierre Vantorre

Reeds van in mijn prille jeugd behoorde Oscar Ghevaert tot mijn vriendenkring. Later is die vriendschap nog intenser geworden en sloeg ik geregeld de weg in naar de Knokkestraat nr. 34. Vooral tijdens de oorlogsjaren 40/45 was het ten huize Ghevaert-Dogimont de uitgelezen plek voor onze samenkomsten. Moeder Louise was voor de vrienden van haar kinderen een “onthaalmoeder“. Het huis Ghevaert was voor ons een soort tweede verblijf. Wie was er eigenlijk niet welkom kom bij Louise?

Had haar drogistwinkel een naam moeten krijgen, dan was dat ongetwijfeld “In de zoete inval“ geheten. Hoe dikwijls ik er ook kwam, nooit nam ik de privé-ingang langs de Vissersstraat. Ik ging altijd langs de winkel binnen, waar ik meestal direct werd opgevangen door Louise die ik wel duizend keer heb horen zeggen “Ga maar door, Oscar is dáár”. Kris-kras tussen de verfpotten en vele andere dingen vond ik de weg naar ons vergadernest, de living met aanpalende veranda gesierd met een druivelaar. ‘t Waren witte druiven van goede kwaliteit. De veranda paalde aan de “Kitteldreef”, een doodlopende wegje met toegang langs de Vissersstraat naast het huisje van Fons Reubens. Ongeveer rechtover Fons Reubens woonde de “Boxeur “ (Moerman) met de haarkapster Desoeter en hun zoon Yvan, de nu bekende zanger Jimmy Frey. Op de hoek van de Knokkestraat en Vissersstraat was de bakkerij Kamiel Dhauw-Marie Reubens bij wie moeder Eugenie haar laatste levensjaren sleet. De andere buren van Louise waren Staftje Dewilde en Marie van Butters (Devlieghere) en verder hadden we Nesten Vermeersch en Pietje Latruwe de postbode met zijn twee dochters Mariette en Germaine, die rookgerief verkochten.

Maar laat ons terugkeren naar Louise Dogimont bij wie men ALLES kon krijgen. Zelfs het allerjongste nieuws, want Louise was een intelligente vrouw die ondanks haar weinig vrije tijd toch geregeld de radio beluisterde en dagelijks de krant las tot ze er bij in slaap viel. Om te beginnen wist zij alles wat te Heist gebeurde, maar ook over de nationale en internationale gebeurtenissen kon ze een mondje meepraten. - “Dat moet wel - zei ze - want hier komen mensen van alle slag over de vloer”. Ook van een satirisch gesprek in de winkel  was ze niet vies al wist ze heel goed met wie, hoe en wanneer dat kon.

Maar wie kan eigenlijk beter Louise en haar drogistwinkel beschrijven dan haar bloedeigen zoon Oscar Ghevaert?

“Louise Dogimont werd geboren te Heist op 28-8-1893 en woonde voor de eerste wereldoorlog in de gekende herberg “Den Anker“ in de Knokkestraat. Haar vader, een waal, was steenhouwer, “Tailleur de pierre“, zo stond het op de gevel. Haar moeder, Melanie Neyts, stamde uit een gekende vissersfamilie. In het gezin Dogimont-Neyts waren drie zonen: Louis, Eugène en Joseph en drie dochters: Irma, Louise en Marguerite. Vader Louis had een werkplaatsje in de Brouwerstraat tegenover de beenhouwerij van Sissen “Netin” (Wentein). De arduinen blokken lagen op, wat men toen noemde “d’hoogte”, dicht bij het oud stationsgebouw ongeveer waar nu de parkeerplaats langs de Knokkestraat is aangelegd. De “Staminée” werd gehouden door zijn vrouw Melanie. ‘t was een plankenvloer met zand bestrooid. Onder ieder tafel stond een “Spugbakje” waarin de oudere vissers hun droog gekauwde sjiektabak deponeerden of probeerden van op afstand het tabaksap erin.., of ernaast.., te mikken! Reeds in de vroege morgen kwamen de eerste klanten om hun hartversterkertje. Onder hen Gatje, Zwientje, de Zwakken, Pol van Martjes, Kamiel Deschepper, Sissen de Smid en nog vele anderen.

Louise in de volksmond Lowieze Duzemon huwde met Briek Ghevaert, een schilder, en opende een drogistwinkel langs de Knokkestraat (nu café Albatros) met een werkplaats en magazijn in de Vissersstraat. Louise kon goed met haar klanten omgaan. In de winkel was het gezellig, al stond alles niet keurig gerangschikt. Er was van alles te koop: lindethee, kalissedrop, zoethout, muizetarwe, mottebollen, luizekammen, dozen met “La milanaise” tegen de luizen, kemelvet, petroleum, kuisartikelen, spiegels, kaders, bruine zeep per emmer of per kilo in een stuk bruinpapier gewikkeld, zilververf voor kaders enz..enz.. Men kon er zelfs spiegels geven om te laten verkwikken. Maar haar specialiteit was de verf. In de periode van de grote kuis stond de winkel soms vol met vrouwen die hun lege potten kwamen vullen.

Louise maakte verf naar ieders keus en voegde er flink wat “secatif” aan toe die de verf snel deed drogen. Het wachten vonden de klanten niet zo erg.

Integendeel, ze konden op die manier de jongste nieuwtjes vernemen. Men was  ten andere in die tijd nog niet zo gehaast. Ook de jeugd kwam naar de winkel van Louise, soms om lege flessen te verkopen die later gevuld werden met ammoniak, ”Spritsel” (esprit de sel) of bleekwater. Ook voor eigen gebruik konden de schoolkinderen aan hun trekken konen. Naar gelang de periode van het jaar konden zij van alles kopen: toppen, marbels, pikkels, bolleketten, “plussers” enz,.. Als schoolgerief vonden zij daar leien, griffels, schriften, latten, regels, gommen enz...

Een ander hoofdstuk was de carnavalstijd. Enkele weken vooraf werden in de uitstalramen de maskers, kostuums, de toeters en de klakkers uitgestald. Eens heeft zij de étalage omgetoverd in een oud visserskeukentje, compleet met kleine kachel (een duiveltje), koolbak, petroleumlamp en allerlei gebruiksvoorwerpen uit die tijd. Op tafel lagen gerookte haringen met kazakken, de koffiekan enz… Op een stoel zat een levensgrote gemaskerde pop, voorstellende een oud vissersvrouwtje wachtend op haar man die maar niet naar huis kwam om te eten.

Louise Dogimont, Heist 1893 - Knokke 1964
louise-dogimontLouise, zoals alle Heistenaars haar gekend hebben altijd paraat om haar klanten te bedienen.

Louise verkocht maskers en verhuurde kostuums. Zij maakte kragen in tule en naaide lapjes en elastieken aan de maskers. In verband met carnaval is er nog een anekdote nagebleven. Op een carnavalszondag was ze aan ‘t naaien toen er enkele gemaskerden in de winkel kwamen. Ze zei tot haar man: “Briek, ga eens kijken in de winkel, ik kan hier niet weg“. De goedhartige Briek deed wat hem gevraagd werd. Nauwelijks was hij in de winkel of Louise grabbelde vlug wat carnavalsgerief en een masker bijeen en verdween langs de uitgang in de Vissersstraat. Vermomd kwam ze langs de Knokkestraat de winkel binnen en hield Briek een tijdje aan de klap. Hij herkende zijn eigen vrouw niet, zodat Louise haarzelf moest kenbaar maken. Louise werd weduwe in het begin van de bezetting. Vader Alberic stierf in november 1940. Hij was pas 51 jaar. Zij bleef met de zorg voor drie kinderen en de winkel. De oorlogsjaren waren ook voor haar niet gemakkelijk, maar zij kwam die moeilijke periode te boven. Na de bevrijding werd er opnieuw geschilderd en “ruiten ingestoken“. De twee zonen werden geholpen door Jef Valcke en de gebroeders Pol en Jules Ameye. Later kwam Roger Vanden Abeele als 15 jarige knaap om de stiel te leren. Maar Roger stak meestal een handje toe in de winkel en was er spoedig als kind aan huis. Wanneer Louise iets niet vond in de winkel, dan wist Roger precies waar het lag of stond. Hij was zelfs een goede hulp in de keuken, hij kon goed kokkerellen en vooral lekkere frites bakken. Louise had veel gevoel voor humor. Met haar nicht Victorine Paepe werd er ‘s avonds al eens lotto of ganzespel gespeeld en tussenin wat gesnoept. Op een avond werden er Belga’s geknabbeld. Dit zijn van die zwarte ronde spekken met een anijssmaak, ongeveer zo groot als een overjasknoop.

“Hier”, zei Louise tot Victorine, “Pak nog een Belga” en ze schoof een zwarte knoop dichter. Victorine die bijziende was en maar een paar tanden in de mond had, had de knoop al een hele tijd in haar mond eer ze het verschil voelde. Victorine kon tegen een geintje en lachte er hartelijk om.

Wanneer een of ander vereniging een reis organiseerde met de bus, was Louise van de partij en alle medereizigers hadden veel plezier. Er waren mensen die zich maar lieten inschrijven als ze wisten dat Louise ook meeging.

Zo ging ook haar leven voorbij. Zij werd ziek en had geen belangstelling meer voor haar omgeving. Zij stierf op 9 maart 1964. Aldus verdween een geliefd figuur.

Zij was een goed mens met een groot hart. Ik kan het weten want ik heb haar goed gekend“.

Ik wens dit geschreven portret van Louise Dogimont te omlijsten met een episode uit de oorlogsjaren die mijn vrienden en ikzelf gelukkig goed hebben overleefd.

Achteraf hebben we pas goed beseft dat de gastvrijheid die we bij Louise genoten voor een groot deel heeft bijgedragen tot ons welzijn. We waren immers met ze allen 17-18 jaar toen de oorlog uitbrak. Wat de mooiste jaren van ons leven moest worden, werden jaren van onzekerheid en een gedurig attent blijven om niet in de klauwen van de bezetter te vallen. Al de uren die we ten huize van Louise doorbrachten, waren uren die we niet sleten op plaatsen die voor ons allicht onveilig waren. In de meeste cafés werd muziek gemaakt en gedanst, maar onze uitgangsuren beperkten zich omzeggens uitsluitend tot twee herbergen.

Deze van Jerome Pyckavet op de hoek van de Vrièrestraat en de Stadhuisstraat en bij Gusten Coppens in de Vlamingstraat. In beide drankhuizen waren er drie dochters… vandaar! Voor de rest waren we te vinden in de bioscoop of bij Louise Dogimont, alwaar op 28 juni 1942 de vriendenkring “Bont en Blauw“ werd gesticht. Over de activiteiten van onze vereniging wil ik nu niet in detail gaan. We hadden een erevoorzitter, een voorzitter, een propagandaleider, een propagandist, een schatbewaarder en een secretaris, André, Oscar, Rik, Louis, Edmond en ikzelf waren de stichters. Later zijn André, Abel, Jos, Albert en Richard er bijgekomen, plus het vrouwelijk gezelschap die op onze feestjes werden uitgenodigd. We hadden een algemeen reglement opgesteld met vijf artikels.

Het doel van “Bont en Blauw“ was te zorgen voor gezonde ontspanning en het organiseren van ontspanningsavonden of andere vermakelijkheden in ons lokaal bij Louise Dogimont, en telkens als we vergadering hielden of ter gelegenheid van een feest liet Louise ons de volledige gastvrijheid en ging dan op bezoek bij haar zuster Marguerite in café “Den Anker“. We hadden dan het “kot” voor ons alleen.

Hoogtepunt van ons gedoe was het jaarlijks kerstfeest waarvoor we een gans jaar spaarden. Het feest begon de avond van 24 december en eindigde op 25 december om 6 uur ’s morgens… in de kerstmis! Daarna werd door de jonge dochters de “boel“ opgeruimd en lieten wij de overgebleven drank smaken. De activiteiten van “ Bont en Blauw “ werden verstoord door de evacuatie in september 1944, maar eens teruggekeerd naar ons Heist herbegonnen we. Als anekdote kan ik nog aanhalen dat in 1944 ons kerstfeest 1.036 fr kostte. We kochten voor 300 fr boter, 336 fr bier en 400 fr wijn. We leverden aan de bakker 1 kilo tarwemeel en 100 gr. suiker en kregen in ruil vijf kramieken.

Het verslagboek vermeldt een 5de en laatste kerstfeest in 1945. De tijd van trouwen en houwen was gekomen! Maar wat we altijd gewenst hadden, werd vele jaren nadien verwezenlijkt. Het notulenboek van Bont en Blauw werd afgesloten met de volgende tekst.

“Na 15 jaar onderbreking nog eens bijeen gekomen bij weduwe Ghevaert”.
Een lekkere mosselsouper en geen drank tekort.
De getrouwde lappen, Heist, 13, X, 1956.
Ondertekend door 16 feestvierders, waaronder Louise Dogimont en Victorine Paepe“.

Tot slot en als ode aan wijlen Louise Dogimont, de tekst van ons clublied die gezongen werd op de wijze van het toen populair liedje “Ik zoek een Meisje”.

Vroeger ging alles reuze goed,
terwijl men nu veel zoeken moet
naar eten, snoepgoed en wat drank.
Maar toen kwam Bont en Blauw tot stand.
De zorgen moesten aan de kant.
Zij fabrikeerde vrolijkheid
Oorlog en kommer ten spijt.

Refrein

Wij zoeken vreugde
In deze benarde tijd
En lachen is voor ons een
geestige bedrijvigheid
Kom lach met ons mee
De “lach“ is een toverfee
en brengt misschien ook wel haar vriend
de vrede mee,

Herinneringen aan Louise Dogimont (1893-1964)

Pierre Vantorre

Heyst Leeft
1982
01
007-011
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15