De overheid wilde de kennis van Winterhulp, het netwerk van hulpverlening van tijdens de oorlog, niet verloren laten gaan. Ze gaf vanaf 1919 via het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK, de voorloper van Kind en Gezin) alle middelen aan collectieve vakantiekolonies georganiseerd door openbare machten, werken of jeugdgroeperingen zonder winstbejag. De instelling had een bijna volledige autonomie en haalde haar inkomsten overwegend uit een jaarlijkse dotatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, aangevuld met bijdragen van gemeenten en provincies.

Om aan de organisatoren van de gesubsidieerde kolonies te tonen hoe het moest, organiseerde het NWK ook zelf kolonies of openluchtkuren voor kinderen uit arme gezinnen, voor de periode van een schooltrimester. De eerste NWK-kolonies waren Kinderwelzijn in Knokke en De Panne, met elk meer dan 200 bedden.

In 1920 kregen alleen nog ‘familiale mutualiteiten’ (gezinskassen voor ziekteverzekering) subsidies van de overheid. Vrouwen binnen die gezinskassen ontwikkelden diensten zoals zuigelingenraadplegingen. Het aantal aanwezige baby’s bepaalde de toelagen. Daardoor ontstond een concurrentiestrijd tussen het Nationaal Verbond der Christelijke Vrouwengilden (de latere KAV) en de Socialistische Vooruitziende Vrouwen (de latere SVV). Na de strijd om de zuigelingen, volgde die om de schoolkinderen. Ziekenfondsen (‘mutualiteiten’) voerden propaganda met allerhande praktische voordelen, zoals goedkope kindervakanties.

Voor de katholieke zuil was naast een schoon lichaam, een schone ziel even belangrijk. Het oprichten van kinderkolonies liet de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten (1906) over aan privé-initiatieven zoals het Werk van de Berg Thabor en het Nationaal Werk der Katholieke Schoolkoloniën, die in Knokke tijdens het Interbellum de kolonie van Onze-Lieve-Vrouw van den Yser had.

Volgens de Socialistische Vooruitziende Vrouwen (1922) had elk kind, vooral in de steden waar veel vrouwen werkten en waar kinderen bijgevolg op straat liepen, behoefte aan vakantie. Ze verbouwden met financiële steun van de socialistische coöperatieve verzekeringsmaatschappij P&V een jaar eerder in Heist Hotel Pauwels om tot een preventorium, het Huis der Mutualisten. Er was plaats voor 85 kinderen. Kinderen verbleven er twee maanden en kregen in openlucht les van gediplomeerde leerkrachten uit het openbaar onderwijs. Tijdens de vakantieperiode was het preventorium gereserveerd voor kinder- en gezinsvakanties.

Van in het begin van WO II deed de NWK-kolonie in Knokke dienst als burgerlijk hospitaal. Het hele kustgebied was ‘Sperrgebied’. De Afdeling Openluchtwerken van Winterhulp nam de subsidiërende rol voor kolonies voor zwakke kinderen over. Joodse kinderen konden er onder een valse naam tussen de andere kinderen worden geplaatst. Op die manier werden er minstens 1500 gered. Maar 1944 betekende het einde van de hulp van Winterhulp aan de kolonies.

 

 


Overzicht | Inleiding | 1886-1918 | 1919-1944 | 1945-1980 | Kinderhomes | Heist | Duinbergen | Knokke | Het Zoute | Colofon