Datum / JaartalGebeurtenis
ca. 270
Bij opgravingen bij het Brugse Fort Lapin ontdekte men brandsporen die duiden op een gewelddadig einde van het oorspronkelijke Brugge. Dit gebeurt omstreeks 270 na Chr. Eind de 3de eeuw is de Romeinse bewoning teruggedrongen tot op de as Diksmuide-Oudenburg-Brugge.
273
Aardenburg (Rodanum of Rodenburg) wordt in 273 door een inval van Germanen verwoest en daarna door overstromingen (Duinkerke II-transgresie) van de kaart geveegd. Vondsten uit de 4de eeuw wijzen op een latere bewoning in Aardenburg.
ca. 275
Rond 275 verlaten de Romeinen de kuststreek. Waarschijnlijk hebben zij niet de meer de tijd gehad om Brugge tot een volwaardig castellum uit te bouwen.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
275
De Romeinse versterking van Aardenburg wordt verlaten omdat het zeewater door de stijgende zeespiegel tot in de omgeving van de versterking komt. Ook invallen speelden eventueel een rol.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
297
In een feestrede van 1 maart 297 in Rome vermeldt men de veldtocht van het Romeinse leger in een gebied waar de schuine geulen de Schelde doorstromen en dat door de Rijn met zijn armen omvangen wordt. In dat gebied is bijna geen land. Zozeer is het met water doordrenkt dat de bodem niet alleen waar hij duidelijk drassig is meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in beweging wordt gezet.
ca. 300
Omstreeks 300 wordt de kuststreek door natuurrampen getroffen. Dorpen en steden met opstandelingen worden in brand gestoken. Dat vormt het begint van de overstromingsperiode (ook Duinkerke II-transgressie genoemd). Getijdengeulen (o.a. de Reie) reiken tot Brugge en de bevolking trekt zich terug in de Zandstreek.
ca. 300
Omstreeks 300 wordt de kuststreek door natuurrampen getroffen. Dorpen en steden met opstandelingen worden in brand gestoken. Dat vormt het begint van de overstromingsperiode (ook Duinkerke II-transgressie genoemd). Getijdengeulen (o.a. de Reie) reiken tot Brugge en de bevolking trekt zich terug in de Zandstreek.
ca 300
Hoogtepunt van de Duinkerke II-transgressie. De zee vloeit 8 tot 12 km landinwaarts, nl. tot de hoogtelijn van 4 m., die men als de uiterste zuidgrens van de overstroming kan beschouwen.
ca. 400
Door de vele natuurrampen omstreeks 400 steken heel wat kustbewoners, samen met het merendeel van de Saksen die zich in de streek hadden gevestigd, het Kanaal over om in Engeland een nieuw leven te beginnen.
400
De lijn, die is gevormd door het scheed, is twee km opgeschoven naar het noorden waar de volgende nederzettingen zullen ontstaan: de Blauwe Toren te St.-Pieters, het Kasteel ten Berge te Koolkerke, en de Blauwe Zaal te St.-Kruis. De nieuwe schorrenweiden dienen als graasveld voor de schaapskudden van de aanpalende Zandstreek. Er worden schapenwegels en omwalde putten met zoet water aangelegd..
500
De noordwestelijke monding van de Reie slibt dicht. De noordoostelijke geul vormt voortaan de voornaamste monding. De bedoelde benedenloop van de Reie heet Scheure of Zwin en mondt in de Zinkval uit.
640
Sint-Eligius (Sint-Elooi) trekt door onze streken en zou in Aardenburg (en misschien ook in Oostburg) een kerk oprichten.
643
De H. Eligius (Sint-Elooi) sticht de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Aardenburg.
647
Sint-Eligius (Sint-Elooi) of Sint-Amandus richten omstreeks 647 een kapel op in Aardenburg voor O.-L.-Vrouw.
647
Sint-Eligius (Sint-Elooi) of Sint-Amandus richten omstreeks 647 een kapel op in Aardenburg voor O.-L.-Vrouw.
649
In Brugge werd een houten kerk met een strooien dak gebouwd op de plaats van het voormalige Romeinse Brugge.
678
Uit de "Vita Eligii" vernemen wij dat Sint-Eligius het christelijk geloof, die omstreeks 678 werd geschreven door Sint-Audoenus, verkondigde in de municipio Flandrensi
678
In 678 komt een schip in de Brugse haven met aan boord de Engelse monnik Ilfired. Kort daarop voegt de Ierse monnik Willibrord, die in Grevelingen was geland, zich bij hem.
690
Op het Zeeuws eiland Wulpen predikt de Ierse monnik Willibrord omstreeks 690 het evangelie. Vanuit Walcheren zet hij daarna zijn voorgenomen reis naar Rome verder.