De huisvrouw die moest plaatsmaken voor de jonge meid: poging tot doodslag te Dudzele (juli 1876) [1] 

Geert Tavernier

In de dorpskern van Dudzele, langs de Damse Steenweg, vlakbij het kruispunt met de Amaat Vynckestraat en de Sint-Lenardsstraat, stonden in 1876 vier aan elkaar palende huisjes.  Van west naar oost woonden daar: (1) de weduwe Desmet, (2) Pieter Devaux, (3) Desiré Ghekiere, en (4) Jan Dobbelaere.  Achter de huisjes stond nog het huisje van Timmerman, en stond er een boomgaard met daarachter een schuur.  Een kleine 200 meter westelijk stond de kerk, en een goede 200 meter oostelijk de historische hoeve Het Schottenhof.  

Deze huisjes en de daarrond staande gebouwen maakten vroeger deel uit van de hoeve ‘Ashoop’.  Deze hoeve wordt reeds vermeld in 1451.  Het geheel is vandaag opgenomen in de inventaris van de Vlaamse Gemeenschap met onroerend erfgoed.[2] Op het domein zijn nu verschillende woningen ondergebracht (Damse Steenweg nrs. 2, 4, 6, 8 en 10). 

2022 02 24 150734Detail van het dorpscentrum van Dudzele uit de Popp-kaart (1854)[3]

2022 02 24 150752De gebouwen van de vroegere hoeve Ashoop die zichtbaar zijn langs de Damse Steenweg (2017)

De 36-jarige Devaux Pieter[4] was gehuwd met de 33-jarige Amelie Delaeter[5], en zij bewoonden in juli 1876 een van deze huisjes.  Het koppel had twee kinderen, waarvan het jongste 9 maanden oud was.  Bij hen woonde ook de vader van Amelie Delaeter.  Pieter werkte al een tijd op de hoeve van Louis Brusselle[6] die te Dudzele gelegen was langs de steenweg naar Brugge, op een 20 minuten van de dorpskern.  Hierdoor overnachtte hij vaker bij zijn werkgever dan thuis.  Op de hoeve sliep hij bij de jongere knecht Louis Van Zandweghe[7].  Gewoonlijk ging Pieter de zaterdagavond naar huis om bij zijn gezin te overnachten.  Hij ging gewoonlijk een tot twee keer per week naar huis, soms zelfs drie of vier keer.  Hij ging bijvoorbeeld eens extra naar zijn vrouw om zijn kledij te laten herstellen.  Pieter had de toestemming van zijn baas om af en toe naar huis te gaan zonder iets te vragen of iemand te verwittigen.

Op deze hoeve werkte verder onder meer de 17-jarige meid Stephanie De Volder[8] met wie Pieter Devaux al zeker sinds februari aanpapte.  Pieter en het meisje hadden toen voor het eerst geslachtsgemeenschap gehad, waardoor ze nu zwanger was.  Stephanie verklaarde hierover: “Dezen persoon heeft mij verleid ten gevolge van welke ik zwaar ga.  Hij heeft mij voor de eerste keer gebruikt over omtrent vijf maanden.  Hij sprak mij niet van trouwen, maar ik liet dit gebeuren omdat ik dan nog zooveel verstand niet had.”  Het was boer Brusselle en zijn vrouw[9] sedert enkele weken opgevallen dat Pieter en Stephanie goed overeenkwamen.  Desondanks merken de boer, zijn vrouw, en ander dienstpersoneel op dat Devaux nooit iets negatiefs zei over zijn echtgenote.  Op de gemeente werd sedert een drietal maanden geroddeld over de affaire.  Het liep hierdoor al een tijdje niet meer goed tussen Devaux en zijn vrouw.

De hoeve van Louis Brusselle bevond zich dus langs de Dudzeelse Steenweg, in de richting van Brugge.  Waarschijnlijk betrof het de hoeve (nu Dudzeelse Steenweg 421) rechtover de meer bekende historische hoeve De Twee Poorten (nu Dudzeelse Steenweg 642).  In een advertentie in “De Gazette van Brugge” van 4 november 1865[10] wordt immers een venditie aangekondigd van bomen op de hofstede van Louis Brusselle te Dudzele, dit ten voordele van de eigenaar mijnheer J. de Lichtervelde uit Gent.  De kadastrale legger bij de Popp-kaart van Dudzele (1854) bevestigt dat de graaf de Lichtervelde uit Gent de eigenaar was van de hoeve rechtover De Twee Poorten.

2022 02 24 1508222022 02 24 150840De nabijgelegen hoeve Het Schottenhof (2010)

2022 02 24 150902Detail Popp-kaart Dudzele (1854) met twee hoeven langs beide zijden van de Dudzeelse Steenweg

Dinsdagavond 18 juli 1876, rond 23.00 uur, lag Amelie Delaeter in bed, toen ze plots hoorde dat haar man op het raam klopte en stilletjes haar naam riep.  Ze vond dit vreemd aangezien hij normaal pas de zaterdagavond naar huis kwam, en bleef nog wat liggen.  Vervolgens schoof hij het raam omhoog en vroeg haar de voordeur te openen “Amelie, komt hier ne keer naar buiten, er ligt daar wat.”, wat ze deed.  Hij zei haar dat ze geen licht hoefde aan te steken, en hij vroeg haar buiten te kijken, waar hij iets had zien liggen.  Ze kwam in haar hemd in het deurgat kijken en zag dat er een kinderdoek (luier) op het gras lag, op 10 meter van de deur. Ze maakte haar man duidelijk dat het niet belangrijk genoeg was om daarvoor buiten te komen (om het op te rapen). 

Toen ze aanstalten maakte terug naar binnen te gaan zei haar man dat enkele meters verder aan de mesthoop nog iets lag.  Aangezien de vrouw enkel haar hemd aanhad ging ze niet in op vraag van haar man om verder buiten te komen. Bovendien koesterde ze achterdocht, gezien er de laatste tijd spanningen waren door zijn affaire met de jonge meid.  Ze ging dus terug naar binnen, gevolgd door haar man, en net toen ze een lucifer (‘sulferken’) wilde nemen om licht te maken, wierp hij iets over haar hoofd, volgens haar een koord. Hij trok het voorwerp dicht rond haar hals en hield het enkele minuten aangespannen, met de bedoeling haar te wurgen.  Volgens het slachtoffer hield hij het wurgtuig minstens drie minuten gespannen rond haar hals.  De vrouw stond op dat moment met haar gezicht naar de deur, terwijl haar man links van haar stond.  Terwijl dit gebeurde trok hij haar op de grond, en waarschijnlijk sleurde hij haar over de vloer, met als gevolg een kneuzing aan de rechterknie.  Terwijl hij dit deed zei hij niets. Amelie schreeuwde luid, waardoor hun 9 maanden oude baby ook begon te schreeuwen, met als gevolg dat haar man haar losliet.  De vrouw was versuft maar slaagde erin de trap op te lopen naar de zolder, waar haar vader sliep.  Haar man liep haar achterna, en vroeg zijn vrouw en haar vader om vergiffenis “Jonk, geef mij d’hand, ik zal dat niet meer doen, ik ben wat bij drank.”  De vrouw en haar vader weigerden hem te vergeven, omdat hij loog, want hij was op dat moment niet onder invloed van alcohol.  Zij vroeg hem dan het licht aan te maken, waarop hij aanklopte bij buurman Ghekiere en om enkele lucifers vroeg.  Intussen was haar vader naar beneden gekomen en het huis uitgelopen, gevolgd door zijn dochter.

Ondertussen stonden buiten enkele buren die gewekt waren door haar geschreeuw.  Buurvrouw Francisca Herreboudt[11] riep haar toe: “Amelie kint, komt naar ’t onzent”. Zij en haar vader liepen dan binnen in het huis van Jan Dobbelaere waar ze de nacht doorbrachten.  Haar baby bleef ondertussen verder krijsen, maar Amelie was te bang om terug naar huis te gaan, waarop Devaux de baby door het raam overhandigde aan Herreboudt, die het aan de moeder gaf.  Amelie dacht dat hij haar had willen vermoorden om te kunnen hertrouwen met de meid die sedert vijf maanden van hem zwanger was.

Rond 4.30 uur in de ochtend begaf Amelie zich, vergezeld door Jan Dobbelaere, naar het huis van haar schoonmoeder.  Haar man was haar gevolgd.  Daar vroeg hij zijn vrouw en zijn moeder opnieuw om vergiffenis, maar opnieuw weigerde Amelie hem te vergeven omdat zijn spijtbetuiging volgens haar nog steeds niet oprecht was “Daar is hij bij mij gekomen en heeft nog eens aan mij en aan zijne moeder vergiffenis gevraagd, ’t geen valsch was van zijnent wege.”

Nu dit gebeurd was speelde het in haar hoofd dat haar man haar zo’n drie jaar geleden eens gezegd had: “Dat gij dood viele, ik zou u niet oprapen”.  Daarnaast had hij haar nooit bedreigd.

Buurman Ghekiere[12] was wakker geworden van het geschreeuw van de vrouw.  Het geroep duurde volgens hem wel een kwartier, en ondertussen hoorde hij haar stem verflauwen.  Hij hoorde de vrouw roepen: “Pieter, laat mij leven. Vader, helpt mij.”  Zoiets was nog niet voorgevallen, maar het was voor Ghekiere duidelijk dat Devaux zijn vrouw mishandelde.  Ghekiere is dan uit bed gesprongen en aan de voordeur van Devaux riep hij hem toe dat hij zijn vrouw moest met rust laten of dat hij er anders de politie zou bijhalen.  Hij hoorde Devaux zeggen: “Amelie, koomt in uw bed, had ik niet gevallen het had niets geweest”.  Hij hoorde de vrouw naar boven lopen en antwoorden: “Ik kan niet, ontsteekt de licht”.  Devaux is dan gaan aankloppen bij Ghekiere, vragend om enkele lucifers.  Hierop repliceerde Ghekiere: “Ik geef geen sulfer aan een moordenaar”, maar hij gaf hem toch enkele lucifers door het raam.  Ghekiere was zo opgeschrikt dat hij tijdens de verdere nacht geen oog meer dichtgedaan heeft.

Hij weet dat de vrouw van Devaux (gezien ze het hem vertelde) op zekere dag haar man berispte omwille van zijn buitenechtelijke betrekkingen met het meisje, waarop Devaux repliceerde dat hij niet wilde dat ze zo wantrouwig was, ermee dreigend haar geen geld meer te geven en naar Frankrijk te trekken, waarbij hij zou zorgen voor hun zoontje (‘knechtje’), en zij voor hun dochtertje.

Devaux had tot voor kort de gewoonte maar een keer per week naar huis te komen, maar de laatste weken kwam hij tweemaal naar huis, en dit met een beetje melk, waarop de vrouw tegen Ghekiere gezegd had: “Ik peis dat het zal verbeteren.  Ik heb er moed op.”

Ook Francisca Herreboudt, die twee huizen verderop woonde, werd wakker van het angstig geschreeuw.  Herreboudt vroeg haar moeder wat er aan de hand zou zijn, waarop haar moeder zei dat Devaux misschien wegliep met zijn zoontje (‘knechtejongen’).  In de loop van mei had de vrouw van Devaux immers verteld dat haar man gedreigd had dat hij haar geen geld meer zou geven, en dat zij het dochtertje mocht houden terwijl hij met het zoontje zou wegtrekken.  Herreboudt is dan naar buiten gelopen.

Francisca Timmerman[13], die rechtover Devaux woonde, werd gewekt door haar dochter Nathalie Van Cauwenberghe[14] die zei: “Moeder, hoord eens hoe Amelie bezig is met kermen”.  Ze liep naar buiten en hoorde haar buurvrouw roepen: “Pieter, laat mij toch los”.  Ze zag de vrouw van Devaux binnenlopen bij Dobbelaere, gevolgd door haar man die haar probeerde te overreden: “Amelie, laat mij toch nog eenige woorden met u spreken.”

Nathalie Van Cauwenberghe bevestigt dat ze haar moeder wekte nadat ze wakker werd door het geschreeuw van de vrouw van Devaux: “Vader, vader, koomt, helpt mij.  (…) Pieter laat mij toch als t’u belieft gerust.”  Ze liep met haar moeder naar buiten, zag het slachtoffer binnenlopen bij Dobbelaere, gevolgd door Devaux die zei: “Amelie, laat mij nog een woord of drie tegen u spreken”, waarop het slachtoffer antwoordde: “Neen, nooit meer!” 

In het huis van Demets heeft de weduwe[15] niets gemerkt omdat ze op dat moment in Koolkerke was.  Martha Demets[16] was wel thuis, maar zij sliep zo diep dat ze niets gewaar werd.

Amelie begaf zich de volgende morgen naar burgemeester Notterdam[17] aan wie ze haar verhaal deed.  De burgemeester verwees haar door naar zijn schepen van politiezaken De Bree[18] om een proces-verbaal te laten opstellen.  De Bree stelde een proces-verbaal op samen met gemeentescretaris Flauw[19].  Op dat moment waren in het gemeentehuis ook twee rijkswachters uit Brugge aanwezig: Eugène Devos[20] en Desiré Vols[21].

De gemeentesecretaris merkt op dat het slachtoffer, na het afronden van het proces-verbaal, nog vertelde over een voorval waarbij haar man zo’n 3 tot 4 weken geleden thuiskwam en zag dat men een konijnenhok aan het maken was.  Hij werd hierom kwaad en zei haar: “Ik zie dat ik hier niet meer noodig ben, maar wacht maar, binnen hier en twee maanden zal het wat anders zijn.”  Wat hij met dat laatste bedoelde was op dat moment niet duidelijk, maar achteraf gezien kan het wijzen op een intentie haar uit de weg te ruimen …

Het slachtoffer ging die ochtend ook in Dudzele langs bij dokter Ketels[22], die de verwondingen vaststelde. 

Toevallig ging diezelfde ochtend vlak na de feiten ook de moeder van Stephanie Devolder[23] langs bij burgemeester Notterdam.  Ze had opgevangen dat Pieter Devaux, die haar dochter verleid en zwanger gemaakt had, van plan zou zijn om met haar dochter weg te lopen naar Frankrijk.  Ze kwam de burgemeester vragen of dit mogelijk was.  Notterdam antwoordde van neen, gezien men hiervoor documenten nodig had.

Devaux was ondertussen terug gaan werken op de hoeve Brusselle, waar hij niets vertelde over afgelopen nacht, maar waar hij dezelfde dag gearresteerd werd.  De Bree gaf de twee rijkswachters de opdracht Devaux in voorlopige hechtenis te nemen en over te brengen naar het gemeentehuis.  Temeer omdat Devaux zou kunnen vluchten, maar ook omdat hij afgelopen nacht tegen zijn vrouw gedreigd had zelfmoord te plegen mocht ze hem niet vergeven.

Bij zijn aanhouding vroegen de rijkswachters Devaux of hij iets misdaan had, waarop hij antwoordde: “Indien ik niets misdaan had, zoudt gij niet moeten om mij komen.”  Hij bekende zijn vrouw mishandeld te hebben met zijn riem, maar kon er geen reden voor opgeven.

Ook Devaux wordt die dag in Dudzele verhoord door De Bree.  Hij verklaart dat hij de avond van de feiten de hoeve verlaten had om in enkele herbergen in het dorpcentrum van Dudzele zijn baas Brusselle te zoeken om hem terug naar huis te vergezellen.  Zijn meester niet vindend is hij dan naar huis gegaan.  Hij riep inderdaad zijn vrouw naar buiten omdat er buiten iets lag, maar toen zijn vrouw zijn bewering loochende of onbelangrijk vond werd hij kwaad, deed zijn riem van rond zijn lenden, en sloeg ze uit woede rond haar hals.  Hij geeft toe dat hij niet gedronken had.  Hij ontkent nochtans dat hij haar wou doden.

Na de voorlopige aanhouding brachten beide rijkswachters het proces-verbaal naar hun commandant in Brugge, die het op zijn beurt zou overmaken aan de Procureur des Konings.  Tegelijk werden vanuit Brugge twee andere rijkswachters naar Dudzele gestuurd om Devaux over te brengen naar de gevangenis in Brugge: Joseph Arnoldsteen[24] en Louis Depaepe[25].  Terwijl Devaux alleen was met Arnoldsteen, vertelde hij over zijn buitenechtelijke affaire, en dat zijn vrouw hem dit al enkele malen verweten had.  Hij zei dat ze hem dit gisterenavond opnieuw verweet, waarop hij kwaad werd en haar wou ophangen aan zijn riem, “er bijvoegende dat indien hij geweten had dat hij daar vooren zou aangehouden hebben geweest, hij haar nog meer slagen zou toegebracht hebben.”  Op weg naar de gevangenis vroeg Devaux om halt te houden aan de hoeve van Brusselle om nog eens te kunnen spreken met zijn maitresse, maar dat weigerden de rijkswachters.

Donderdag 20 juli wordt Devaux te Brugge nogmaals verhoord door onderzoeksrechter De Schietere[26].  Hij vertelt opnieuw dat hij dinsdagavond naar huis ging.  Terwijl hij zich uitkleedde om in bed te kruipen begon zijn vrouw hem opnieuw te verwijten omwille van zijn buitenechtelijke relatie: “Waarom koomt gij zoo laat te huis, gij hebt zeker wederal achter uwe slunse geweest?!”.  Hij werd hierdoor kwaad en sloeg uit woede zijn riem rond haar hals.  Hij trok de riem dicht, maar zonder haar te willen wurgen, want tussen de riem en haar hals kon men nog een vuist inbrengen.  Hij was niet onder invloed van drank, in tegenstelling tot de voorgaande dag.

Boer Brusselle bevestigde dat Devaux vaak ’s avonds zijn baas ging opzoeken in een herberg om hem naar huis te vergezellen, soms op voorafgaande vraag van zijn baas en soms uit eigen initiatief.  Devaux verklaarde dat hij die bewuste avond zijn baas was gaan zoeken in de herbergen van Verheye en Pacqué, waar Brusselle gewoonlijk langs ging.

Diezelfde 20 juli begaf onderzoekrechter De Schietere zich naar Dudzele, vergezeld door Procureur des Konings De Pauw (die de opdracht tot het onderzoek gaf), griffier Staelens, en wetsdokters Verbaere[27] en Saeys[28]

Het slachtoffer wordt verhoord, en zij ontkent dat ze gisterenavond haar man berispt had omwille van zijn buitenechtelijke relatie.  Vlak na de feiten had ze veel pijn aan de keel, en kon niet slikken, maar ondertussen is dit verbeterd.  De wetsdokters stellen wurgsporen vast die volgens hen moeten veroorzaakt zijn door een koord.  Volgens hen moet de wurging min of meer twee minuten geduurd hebben. [“Nous concluons: La plaignante porte des traces de violences contusives, produites au moyen d’une corde dure, seche, large, d’au moins un centimetre de diametre.  La force active s’est exercé de droite à gauche, de bas en haut, et ci-après les angles ci-dessus, légèrement d’avant en arrière.  La corde n’a pas contourné le cou.  Son contact a duré quelques instants (+ 2 minutes).  Grace a des cinconstances fortuites, la femme Devaux guerira prochamment et sans suites facheuses.  La lésion de la jambe semble prouver qu’un moment de l’action, la plaignante était genou-nu en terre, et que dans cette position elle a été trainé ….”]

Er wordt een simpel plannetje getekend van de omgeving waar de feiten plaatsvonden.

Legende:

A: Huis bewoond door Devaux

B: Huis bewoond door Ghekiere

C: Huis bewoond door Dobbelaere

D: Plaats waar de kinderdoek lag, op 10 meter van het huis Devaux

E: Mestput, op 17 meter van het huis Devaux

2022 02 24 150949

Legende: 

A: Huis bewoond door Devaux

B: Plaats waas de kinderdoek lag

C: Plaats waar Devaux stond toen hij zijn vrouw tot zich riep

D: Mestput

E: Waterput of citerne

F: Muur van 1,20 meter hoogte

Op 5 augustus begaven onderzoeksrechter De Schietere, Procureur des Konings De Pauw, griffier Staelens, en Guillaume Thielen (controleur van het Kadaster te Brugge) zich naar Dudzele om nog enkele getuigen te verhoren en om een meer gedetailleerde schets op te stellen van de omgeving van de feiten.

Op 12 augustus boog een gerechtsarts zich nog eens over de zaak.  Hij concludeerde dat de wurging niet kon uitgevoerd zijn met de van Devaux in beslag genomen riem.

Devaux had nog geen voorgaande veroordeling opgelopen.

De verdachte werd doorverwezen naar het Assisenhof, waarvan de zitting plaatsvond op 16 en 17 november 1876. 

Het Hof werd voorgezeten door de heer Simons, bijgezeten door de heren De Meulenaere en Herman.  Procureur des Konings De Pauw vertegenwoordigde het Openbaar Ministerie.  De beklaagde werd uit de gevangenis overgebracht en bewaakt opdat hij niet zou vluchten.  Hij liet zich bijstaan door advocaat meester Thevelin uit Brugge.

Uit een lijst met 24 potentiële juryleden werden er 9 gewraakt, 5 door de beschuldigde en 4 door het Openbaar Ministerie. 

Van de 15 overblijvenden werden de volgende 12 uitgeloot:

1.Felix Raikem, koopman te Kortrijk

7.Karel De Vos-Vanden Bussche, schepen te Poperinge

2.August De Longe, koopman te Avelgem

8.Leon De Coene, koopman te Ieper

3.Karel Maryssael, brouwer te Bredene

9.Julius Boedt, ontvanger van de armenhuizen te Ieper

4.Amand Dombre-Vermeersch, brouwer te Kemmel

10.Eduard Desalmon (zoon), fabrikant te Kortrijk

5.Karel Daras, burgemeester te Eernegem

11.Eduard Quaryck, burgemeester te Ingooigem

6.Georgius Serdobbel de Serret, eigenaar te Brugge

12.Joannes Mahieu-Wenes, bakker te Brugge

 

Het Openbaar Ministerie liet volgende getuigen oproepen:

1.Benoni De Schietere (onderzoeksrechter)

11.Ghekiere Desideer (buurman)

2.Petrus De Bree (politie-ambtenaar)

12.Van Cauwenberghe Nathalia (buurvrouw)

3.Flauw Lodewijk (gemeentesecretaris)

13.Brusselle Louis (landbouwer)

4.De Vos Eugenius (rijkswachter)

14.Plasschaert Prudentia (landbouwster)

5.Vols Desiré (rijkswachter)

15.Notterdam Auguste (burgemeester)

6.Ketels Gustaaf (dokter)

16.De Bree Joanna (moeder van Stephanie De Volder)

7.Verbaere Auguste (wetsdokter)

17.Stephanie De Volder (maitresse)

8.Saeys Felix (wetsdokter)

18.Arnoldsteen Josef (rijkswachter)

9.Herreboudt Francisca (buurvrouw)

19.Depaepe Lodewijk (rijkswachter)

10.Timmerman Francisca (buurvrouw)

 

 

Tenslotte staken het Openbare Ministerie en de advocaat van de beschuldigde hun pleidooien af, waarna de jury zich over de schuldvragen boog.  De jury beoordeelde Devaux wel degelijk schuldig aan een poging om zijn vrouw te doden, maar niet met voorbedachte rade.  Hierop veroordeelde het Hof hem tot 12 jaar dwangarbeid en ontzetting uit zijn politieke en burgerlijke rechten.

De “Journal de Bruges” van 18 november 1876[29] leert ons dat de bezwarende elementen tegen Devaux doorwogen, en dat het voor zijn advocaat (Thevelin) dan ook moeilijk was om op te boksen tegen het Openbaar Ministerie.  Toch slaagde deze jonge advocaat erin de jury zodanig te overtuigen dat er een verzachtende omstandigheid weerhouden werd, namelijk dat de feiten zonder voorbedachtheid gepleegd werden (dus zonder voorafgaande intentie om te doden):

 

Cour d’assises de la Flandre occidentale.
Audience du 17 novembre 1876.

Hier vendredi, a été terminé l’audition des témoins appelés dans la cause Pierre De Vaux, accusé de tentative d’assassinat.  Les révélations produites au cours de ces dépositions ne pouvaient guère contribuer à intéresser le jury en faveur de cet accusé.  La tâche de la défense était difficile et néanmoins le jeune membre du barreau, l’avocat Thevelin, à qui cette tâche avait été confiée, s’en est acquitté avec habilité et talent.  L’organe du ministère public, M. le procureur du roi De Pauw, en rencontrant et en groupant ensuite les diverses circonstances de la cause, a pu facilement en faire ressortir le caratère de gravité au point de vue de l’accusation.

Le jury appelé, après la clôture des débats, à délibérer et à rendre son verdict a reconnu Devaux coupable de tentative de meurtre sur Amélie De Laeter, sa femme, mais en écartant le préméditation.

La cour, à la suite de ce verdict, a rendu un arrêt condamnant Devaux à douze ans de travaux forcés, en admettant toutefois en sa faveur le bénéfices des circonstances atténuantes.

Het ‘Burgerwelzijn’  van 18 november 1876 geeft geen details over de pleidooien, maar zet de feiten en omstandigheden nog eens op een rijtje:

 Donderdag en gisteren vrijdag heeft het hof zich bezig gehouden met de zaak ten laste van Pieter Devaux, landbouwersknecht, oud 36 jaren, geboren en wonende te Dudzeele, beschuldigd van moordpoging op Amelie De Laeter, zijne wettelijke huisvrouw, binst den nacht van 18 op 19 juli 1876.

Devaux sliep gewoonlijk op de hofstede zijns meesters te Dudzeele.  In ’t begin van den gepasseerden zomer, volgens dat er in ’t publiek gezeid werd, had hij een jong meisje van het dorp verleid, hetwelk met hem op dezelfde hoeve werkte.  Dit gewaar wordende, bracht de echtgenoote Devaux haren man verdiende verwijtsels toe.  Alle weke, van ’s zaterdags tot ’s maandags, kwam de beschuldigde ten minste eenmaal naar huis, om er te slapen en den zondag over te brengen.  Buiten gewoonte bood hij zich in den nacht van 18-19 juli aan, en, een lichte klop op het venster gevende, wekte hij zijne vrouw, haar verzoekende voor hem te openen. 

Van zoohaast zij de deur geopend had, poogde hij haar buiten te trekken, beweerende dat hij op eenige stappen afstands een voorwerp op den grond had zien liggen, en dat zij wel zou doen te gaan oprapen.  Zij weigerde hieraan te voldoen, daar zij te weinig gedekt was om zich alzoo aan de lucht bloot te stellen;  Hij ging dan met haar terug binnen.  Haar op het onverwachts in den donkeren vastgrijpende, sloeg hij haar over het hoofd eenen band, dien zij meende eene koord te zijn, en wierp haar ten gronde.  Dien band sluitende, trachtte hij haar te versmachten en te verworgen.  De ongelukkige kon nog luide schreeuwen geven, zoodat de buren wakker schoten.  Ook, een van hare kinderen, die te bedde was ter plaats waar die feiten gepleegd werden, begon te krijschen.

Devaux werd bevreesd, hij liet zijne vrouw los, die nu haastig naar den zolder vluchtte bij haren vader, die te bedde lag.  De beschuldigde volgde haar welhaast, en daar vroeg hij aan zijne vrouw vergiffenis, zijde gewelddadigheden aan den drank toeschrijvende.  Maar zij, door vrees bevangen, vluchtte alsdan bij een gebuur, die ter harer hulpe was komen geloopen.  Devaux bleef t’huis, na zijn kind van negen maanden bij den gebuur gedragen te hebben, om hetzelve aan de moeder te geven.

’S Anderendaags begaf de vrouw zich bij de moeder van haren man.  Hij volgde er haar en deed op nieuw pogingen om vergiffenis te bekomen, maar zij weigerde.  Nog denzelfden morgend deed zij aanklacht bij den policiecommissaris der gemeente en welhaast deed de rechterlijke overheid een onderzoek over de misdadige poging.

Devaux, ondervraagd, moest bekennen dat hij den gezegden nacht geenszins onder den invloed van den drank was.  Alleenlijk beweerde hij dat hij niet van gedacht was zijne vrouw te vermoorden, en enkelijk op haar geweld had gepleegd, omdat zij hem over zijn gedrag verweten had.  Hij had maar, zegt hij, haar den hals gesnoerd bij middel van een lederen riem welke hij gewoonlijk rond zich droeg.

M. De Pauw, procureur des konings, bekleedde in die zaak de zetel van het openbaar ministerie, en M. Thevelin was met de verdediging van den beschuldigde gelast.

Devaux is tot 12 jaren opsluiting veroordeeld.

 

De burgerlijke stand van Dudzele[30] leert ons dat Pieter Deveaux en Amelia Delaetere op 2 september 1870 huwden te Dudzele (beiden geboren en wonend te Dudzele).  Hij was op dat moment 30 en zij 28 jaar oud.  Er zijn van hen twee kinderen te Dudzele geboren: Maria (° 23 september 1871) en Remigius (° 15 oktober 1875).  Het kind dat bij de feiten hard begon te wenen op het geschreeuw van zijn moeder was dus hun zoontje Remigius.

Ná het uitzitten van zijn gevangenisstraf kwam het blijkbaar weer goed tussen Pieter en zijn echtgenote.  Uiteindelijk moet zij hem toch vergeven hebben.  Amelia overlijdt immers op 13 september 1896 te Dudzele, en in de akte lezen we dat haar echtgenoot Pieter Deveaux (56 jaar, landwerker) aangifte doet van het overlijden van zijn vrouw.

Drie jaar later, op 15 september 1899 hertrouwde de 59-jarige Pieter te Dudzele met de 18-jarige Louise Delandmeter.

In 1876 had hij dus als 36-jarige man een affaire met een 17-jarig meisje, en in 1899 hertrouwde hij als 59-jarige met een 18-jarig meisje: ging zijn voorkeur naar jongere vrouwen uit?!

Het gerechtelijk bundel vermeldt hem steeds als Devaux maar officieel was zijn naam Deveaux.

Op 5 januari 1877 beviel Stephania Devulder (18-jarige ongehuwde dagloonster) in de woning van haar ouders te Dudzele van een dochter Rosalia.  Het gerechtelijk bundel leert ons dat Pieter Deveaux de vader was.

Stephania huwde op 27 april 1881 te Dudzele met de 8 jaar oudere Augustinus Broekaert uit Heist. Haar officiële naam was Devulder, hoewel het gerechtelijk bundel haar vermeldt als De Volder.

Devaux’ baas, landbouwer Louis Brusselle, overleed ongeveer een jaar later, op 30-10-1877 te Dudzele.

Voetnoten

[1]    Rijksarchief Brugge, Archief van het Hof van Assisen van West-Vlaanderen en rechtsvoorgangers (1796-1960), doos 684, dossier nr. 190bis. Foto’s van enkele stukken uit dit en de andere behandelde dossiers werden hier opgenomen met toestemming van het Rijksarchief Brugge.

[2]    Zie website van het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed: https://inventaris.onroerenderfgoed.be

[3]    Kaart bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel; online raadpleegbaar op http://belgica.kbr.be

[4]    Devaux Pieter, zoon van Pieter & Danneels Francisca, 36 jaar, echtgenoot van Delaeter Amelie, dienstknecht, wonend te Dudzele.  Zijn signalement: 1,69 m lang, kastanjebruine haren en wenkbrauwen, laag voorhoofd, grijze ogen, middelmatige mond, ronde kin en ovaal aangezicht.

[5]    Delaeter Amelie, 33 jaar, echtgenote van Devaux Pieter, werkvrouw, wonend te Dudzele.

[6]    Brusselle Louis, 47 jaar, echtgenoot van Plasschaert Prudence, landbouwer, wonend te Dudzele.

[7]    Van Zandweghe Louis, 17 jaar, dienstknecht, wonend te Dudzele.

[8]    De Volder Stephanie, 17 jaar, dochter van Philippus Jacobus & Debree Joanna, werkvrouw, wonend te Dudzele.

[9]    Plasschaert Prudence, 38 jaar, echtgenote van Brusselle Louis, landbouwster, wonend te Dudzele.

[10]   Krant bewaard in de Stedelijke Bibliotheek Biekorf te Brugge, online raadpleegbaar op https://erfgoedbrugge.be/collection-pagina/historische-kranten/

[11]   Herreboudt Francisca, 33 jaar, echtgenote van Dobbelaere Jan, werkster, wonend te Dudzele.

[12]   Ghekiere Desiré, 32 jaar, landbouwerszoon / landbouwer, wonend te Dudzele.

[13]   Timmerman Francisca, 47 jaar, echtgenote van Van Cauwenberghe Jacob, werkster, wonend te Dudzele.

[14]   Van Cauwenberghe Nathalie, dochter van Jacob & Timmerman Francisca, 23 jaar, werkmeid, wonend te Dudzele.

[15]   Monteville Joanna, 66 jaar, weduwe van Demets Livinus, naaister, wonend te Dudzele.

[16]   Demets Martha, 27 jaar, werkvrouw, wonend te Dudzele.

[17]   Notterdam Auguste, 42 jaar, burgemeester te Dudzele, wonend te Dudzele.

[18]   De Bree Petrus, 65 jaar, landbouwer en schepen – officier van politie te Dudzele, wonend te Dudzele.

[19]   Flauw Lodewijk, 54 jaar, gemeentesecretaris te Dudzele, wonend te Brugge.

[20]   Devos Eugène, 28 jaar, rijkswachter, wonend te Brugge.

[21]   Vols Desiré, 31 jaar, rijkswachter, wonend te Brugge.

[22]   Ketels Gustaaf, 32 jaar, doctor in de geneeskunde, wonend te Dudzele.

[23]   De Bree Joanna, 50 jaar, echtgenote van Devolder Philippus Jacobus, landbouwster, wonend te Dudzele.

[24]   Arnoldsteen Joseph, 28 jaar, rijkswachter, wonend te Brugge.

[25]   Depaepe Louis, 21 jaar, rijkswachter, wonend te Brugge.

[26]   De Schietere Benoni, 53 jaar, onderzoeksrechter te Brugge.

[27]   Verbaere Auguste, 42 jaar, doctor in de geneeskunde, wonend te Brugge.

[28]   Saeys Felix, 38 jaar, doctor in de geneeskunde, wonend te Brugge.

[29]   Deze en de volgende krant worden bewaard in de Stedelijke Bibliotheek Biekorf te Brugge, online raadpleegbaar op https://erfgoedbrugge.be/collection-pagina/historische-kranten/

[30]   Van 1796 tot 1917 raadpleegbaar in het Stadsarchief te Brugge, en ook online op http://www.archiefbankbrugge.be/Archiefbank 

De huisvrouw die moest plaatsmaken voor de jonge meid: poging tot doodslag te Dudzele (juli 1876)

Geert Tavernier

Rond de poldertorens
2019
02
038-050
BV
2023-06-19 14:50:19