Het Oude Zoute - een leven met een 'lach' en een 'traan'

Frieda Devinck

In 'Cnocke is hier' van vorig jaar werd het ontstaan van het oude Zoute beschreven. Er werd in ontsluierd wie de moedige, allereerste bewoner was die het aandurfde in dit onmetelijke en verlaten duingebied een huisje te bouwen.

Het 'oude Zoekte' ontwikkelde zich tot een eigenaardig wereldje en bestond uit een hechte clan die woonde in de eerste lage huisjes van de verafgelegen duinen. Verweven door familiedraden vormden ze één blok tegen aanvallers en werd iemand van hen belaagd of afgetroefd door een Knokkenaar, dan kreeg die heel 'Het oude Zoekte' over zich heen.

Dit gehucht, waar alle grond vroeger zilt en zout was, werd tot begin 1900 in de volksmond 'Het Zoekte' genoemd want 'zout' is wel degelijk 'zoekt' in het Knokse dialect.

Naarstige, deugdzame werkers

2020 01 12 155844

Richard Stockx, beter bekend als Riesten, is 'door en door' een echte Oud-Zoutenaar.

Hij vertelde hoe hij als kleine jongen het harde leven van zijn ouders deelde in de dorre duinen die geen cent waard waren en enkel voor de konijnen een paradijs betekenden. Hij werd geboren als oudste zoon in een huisje midden duin en schorre, niet ver van waar later het kerkje van het Zoute gekomen is.

Zijn vader, Innocentius Stockx, kortweg Inootje genoemd, werkte voor een rijke boer op 't Hazegras. Het waren lange werkdagen van 's morgens vroeg 6 uur tot 18 uur 's avonds en hij verdiende 18 frank per week zonder eten! Als zevenjarig jongentje moest Riesten elke middag vanuit het huisje in het Zoute het eten naar zijn vader dragen. Een keteltje met 'erpels' (patatten) en daar bovenop lagen twee grote gestoofde ajuinen die als vlees moesten doorgaan. Elke zondag bracht moeder trouw de 18 frank naar de winkel van Liete Konnee om de schulden van de week te betalen of voor deze die nog moesten gemaakt worden. In de winkel van Konnee, in de garre, kwamen alle Knokkenaren hun inkopen doen. Je kon er van alles krijgen, van graan tot steenolie tegen reuma en spierpijn, van klompen tot snoep. Eenmaal per week kwam er bij ons vlees op tafel, de zondag, dit was dan een rundschenkel want biefstuk was een te grote luxe voor ons gezin.

Als vader 's avonds moe thuis kwam na het werk ging hij met Riesten nog garnalen kruien met een steeknet ofwel paling vangen in het 'smokkelgat', een zijader van de Zoute kreek. 's Nachts trokken ze er op uit om konijnen te stropen en hun vishaken te bekijken die ze uitgezet hadden.

Duinen konden zeer verraderlijk zijn! Eens werd bij een nachtelijke noordoosterstorm het duinenzand opgestoven, door de krachtige wind weggeblazen en ergens anders opgewaaid tot hoge hopen. 's Morgens was de omgeving niet meer herkenbaar doordat vele duinen van plaats veranderd waren. De gekende sluippaadjes die ze 's avonds namen, waren dicht gewaaid. De weg terugvinden zou al helemaal niet lukken. Daar had vader Inootje wat op gevonden! Ze vulden een grote jutezak met heel wit zand en strooiden dit uit bij de splitsing van elk nieuw wegeltje dat ze namen. Zo liepen ze op de terugweg niet verloren in het duinengebied want het blanke zand lichtte fel op in de maneschijn en het juiste pad kiezen was een kinderspel.

2020 01 12 155947Leopold Hillewaert (1856-1946) en Joanna Hillewaert (1862-1949)

2020 01 12 155913De blinde Payo, grootvader van Pietje

Met Toontje Hillewaert, van de gekende 'Payo' familie, verliep het niet zo goed. Op een nacht in de duinen overviel hem een groot onweer met storm en regen. Hij vond zijn weg niet meer terug en bleef maar ronddolen op zoek naar het juiste pad. Donder en bliksem verrasten hem en de Zoutenaren vonden hem de volgende morgen rondkruipend op handen en knieën in erbarmelijke toestand. Hij zag niets meer want de bliksem had hem blind geslagen. Hij overleefde het avontuur wel maar het wereldje van Toontje 'Payo' was na die nacht heel klein geworden. Hij kon goed fluit spelen en bij mooi weer zat hij altijd voor zijn huisje, op een laag stoeltje, melodietjes te spelen. ledereen die passeerde stopte om een babbeltje met hem te maken en dan voelde hij zich gelukkig. Toontje van Payo's, met zijn mooi verzorgd baardje, was een echt begrip in het Zoute van toen. Het paadje waar zijn huisje stond werd in de volksmond 'Payo's wegeltje' genoemd, nu is dit het Zeeuwspad en leidt direct naar het bos vanuit de hoek Sparrendreef met Zoutelaan.

Riesten Stockx is bijna nooit naar school geweest. Hij was zot van ezels en 'perretjes' (paarden). Toen hij 9 jaar werd, kocht vader hem een ezel waarmee hij de gelukkigste jongen van de wereld was. Hij wilde geld verdienen en trok ermee naar het strand tot juist voor de vuurtoren en vroeg 15 centiem voor een ritje. De derde zomer had hij al twee ezels en droomde ervan om een paard te kopen. Hij leende geld en kocht uiteindelijk een paard, Kaluuk, maar weer wilde hij meer. Op een dag trok hij met zijn paard naar Brugge en kocht er een koets, een echte Victoria, en is als koetsier teruggekomen. Dat maakte nogal opschudding in 't Zoekte!!

In het huisje kwamen steeds meer kinderen, moeder had haar handen vol aan alle twaalf. Riesten reed samen met een achttal andere koetsiers om de mensen aan de tramhalte van het dorp op te halen en naar de hotels aan de dijk te voeren. De rit kon van 20 tot 50 centiem oplopen en het was goed geld verdienen. Maar... dan kwam de paardentram op de proppen en moesten de reizigers maar 10 centiem per rit betalen. Daar konden de koetsiers niet tegenop.

De paardentram echter was niet altijd het ideale vervoermiddel en groeide bij momenten uit tot een ware attractie. Halfweg de rit naar zee toe, begon de weg te stijgen en was het zeer zwaar voor één paard om een wagen volgeladen met mensen te trekken. Als het dier de last niet meer aankon, moesten de reizigers uitstappen en zelf een eindje helpen duwen. De tram bezondigde zich ook aan 'buitensporigheden'. En ja, het gebeurde wel eens dat de tram ontspoorde, de passagiers moesten dan met 'vereende' krachten proberen hem terug 'op de riggels' (rails) te krijgen. Een echte vaudeville!

De koetsiers, die op dit moment met hun klanten voorbijreden, hadden er hun grootste plezier in, staken hun kop omhoog en lachten misprijzend.

Het 'Zoekte' slaat op de vlucht voor de Duitsers

In 1914, bij het begin van de oorlog, stond Richard Stockx met zijn paard 'Kaluuk' in de smidse van Knokke om het te laten beslaan. Plots kwamen enkele Duitsers binnen gemarcheerd, een vreselijke verschijning met geweren en pinnenhelm op, iedereen beefde maar ze vroegen enkel waar de burgemeester was. Toen ze verdwenen waren raadde iedereen Richard aan om 'zere weg te loop’n met zijn pèrd en 'em weg te steek'n voe de Duûtschers.' In het oude Zoute deed dit verhaal de ronde en zijn de Zoutenaren op de vlucht geslagen. Vliegensvlug werd het nodige ingepakt en vertrokken ze naar het zwart huis aan het Zwin bij de grens van het neutrale Nederland. Ze hadden inderhaast een paar strandcabines meegenomen en brachten daarin de nachten door. Heel het oude Zoute hokte daarin samen.

Het was veel kleurrijker dan de vlucht naar Egypte! Pannen en potten, beddengoed en wat kledij, alles werd samen gebonden. Klette (Coleta) Waeghe was te dik om te gaan en werd door twee stoere mannen in een 'kortewagen' (kruiwagen) naar ginds gevoerd. Ze rustte op een kussen, hield de ogen dicht en lag er comfortabel.

Halverwege de dijk kantelde de kruiwagen om en rolde Coleta op de grond. "Oh zie me wiender a zoverre angekom'n?" vroeg ze. 'Neim wi, je moet er were in!' zeiden de twee vrijwilligers en ze geraakten uiteindelijk met hun last tot aan het zwart huis. De Zoutenaars organiseerden zich en kregen een plaats voor de cabines en een plaats om te bakken en te koken. Klette Waeghe installeerde zich direct in het ovenkot en ze bleef er zitten tot de dag dat ze haar in de kruiwagen zouden terugvoeren. Wanneer dit zou zijn wist niemand.

Richard Stockx verbleef er ook samen met zijn paard 'Kaluuk' weggestopt in een grote tent van zeil. Sommige mannen trokken wel iedere dag weer naar huis om te zorgen voor hun zwijntje dat achtergebleven was. In het geheim werd wel over de vette zwijntjes gewaakt die goed verscholen zaten. De vreselijkste verhalen deden de ronde over die soldaten maar ze schenen het Zoute niet te vinden. Heel lang hielden de Zoutenaars het daar niet uit. Ze zijn nooit over de grens getrokken maar stonden klaar om naar Nederland te vluchten als het nodig zou zijn.

Na een tijdje zijn ze allen teruggekeerd en nam het gewone leven zijn gang.

En ja... opeens hadden de Duitsers toch hun weg naar het Zoute gevonden en moesten alle weerbare mannen en vrouwen voor hen werken. Ze werden ingezet voor het aanleggen van versterkingen over de hele lengte van de dijk. Iedereen had honger en het einde van de oorlog kwam maar niet in zicht. Ooit werd er gedurende de oorlog in de keuken van hotel 'Belle Vue' een koe geslacht, dit kwam de Zoutenaars ter ore. Ze trokken er heen en kregen wat vlees mee voor thuis.

De familie Van Landschoot was al voor Napoleon in het Zoute

De Van Landschoots behoorden ook tot de 'echten' van het oude Zoute. Fier over zijn herkomst vertelde Gustaaf 'Staf' Van Landschoot dat ze hun afstamming nog konden bewijzen tot in de jaren 1700. De oudste voorvader Philippus Van Landschoot werd geboren in 1763 in Knokke en was gehuwd met Levina Devos. Dit waren de ouders van onder andere Adrianus Van Landschoot geboren in 1811 die tussen zijn zonen een Jacobus telde geboren in 1848. Die Jacob huwde met Rosalie Stockx en waren de ouders van Staf en zijn vele broers en zusters. Al die broers Van Landschoot kregen op hun beurt nakomelingen per dozijn. Als een moeder stierf werd er opnieuw getrouwd en volgden weer kinderen. De zelfde populaire voornamen kwamen dikwijls voor bij neven of kozijnen Van Landschoot zodat men verplicht was er de naam van de vader en zelfs die van de grootvader bij te vermelden om juist te weten over wie men sprak. Er liepen dan ook een hele resem jongens met namen als Jacob, Filip, Adriaan, Andries en Louis Van Landschoot rond, zoveel is zeker. 

2020 01 12 160002

Halfweg de jaren 1800 was er overal armoede en op een moment braken de pokken uit. Toen zijn er een paar van de familie Van Landschoot en andere Zoutenaren aan die ziekte bezweken. De doden werden op een slee door de duinen naar het kerkhof gevoerd. Een slee schoof het best over zand en gras en werd in die tijd ook gebruikt om zwaar materiaal zoals een ploeg te verslepen of te vervoeren. Een verhaal, raar maar waar gebeurd... de kleren van een zoon Van Landschoot die aan pokken gestorven was, werden aan Fluppe Lapeire uit de buurt gegeven. Dit was een 'wreed rare pensenjager' (iemand die konijnen stroopt zonder vergunning). Fluppe trok direct de kleren aan maar is nooit aan de pokken gestorven of er ziek van geweest. Hij had een grote lichtgele hond die hij zwart verfde om op strooptocht te gaan. Dit lukte wonderwel goed want man en hond kwamen dikwijls terug van hun strooptochten terwijl twee of meer vette konijnen over Fluppes schouders bengelden.

Staf zelf woonde met zijn broers en zussen in een huis zoals er zoveel waren in die tijd. Er was maar één grote woonkamer waarin je direct binnenkwam als je de voordeur open deed. De ouders sliepen in de alkoof en al de kinderen op de 'voutekamer'. Er was ook nog een schuurtje en het onmisbare ovenkot. In de stal stonden een paard en wat koeien en ze hielden ook varkens en kippen. De stalmest diende om de magere zandgrond vruchtbaar te maken.

2020 01 12 160019Ko Van Landschoot (+1942) en Rosalie Stockx (+1929) met dochtertje Sylvie.

Vader Jacobus bewerkte zijn land met paard en ploeg. De grand lag tussen de Zoutedreef en de zandweg van het Zoekte, latere Sparrendreef. Soms kwam Mon Pitte met zijn wagen en paarden om vader te helpen mest rondvoeren op het land. De koeien liepen 'voor niks' rond in de duinen en vlakte tot waar nu de Dumortierlaan is. Staf en zijn broers waren de beste koeienwachters van het oude Zoute.

Ze zaten geregeld met een dozijn rond de tafel. Het brood bakten ze zelf in het ovenkot en om vuur te maken zochten ze duindoorns die ze afhakten. Hout vonden ze dikwijls op het strand. Als de 'beestenschepen' hun dieren in Antwerpen afgeleverd hadden kwamen die via Vlissingen terug en werden de 'slijkplanken' waarop de beesten gestald werden, over boord gesmeten. Ze wilden ze liever kwijt dan rijk en die spoelden dan aan op het strand. Voor de Zoutenaren waren die planken zeer welkom want de kolen kostten een halve frank de zak wat heel veel geld was in die tijd.

Staf zat bij meester 'Cuyper' op school die hem leerde lezen, schrijven en rekenen, ze zaten met 74 leerlingen in één klas. Het was een heel eind lopen door duinen en zand om slim te worden en meester vond het niet erg als er eens iemand een dag niet kwam. Wanneer de Van Landschoots van school naar huis liepen, trokken ze in de Peperstraat hun kloefen en kousen uit en weg waren ze blootsvoets door het duinenzand.

Al bij al was het een mooie tijd. Ze waren gelukkig, trokken hun plan en hadden nooit iets te kort.

Knopen springen af van trouwkostuum

Richard Stockx had zijn oog laten vallen op een mooi meisje, Valentina Beernaert. De Beernaerts woonden met veertien kinderen in een huisje aan de Maegher Schorre. Hij was beginnen vrijen met Valentina toen de oorlog in 1914 juist begon. Inootje, Richards vader, stierf gedurende de oorlog in 1916 en zoon Richard moest moeder helpen om voor het gezin te zorgen. Al wat hij verdiende was voor haar.

Hij verlangde heel erg naar zijn Valentina doch was noodgedwongen te wachten tot na de oorlog. Uiteindelijk konden ze trouwen op 3 december 1918 maar Richard 'zat op bloot zand' omdat hij altijd zijn loon aan moeder had afgegeven. Dit hield hen echter niet tegen, ze hadden lang genoeg gewacht. Richard wilde geen zotte kosten doen en zou geen trouwkostuum kopen. Hij kreeg er één geleend doch het kostuum was wel wat te nauw en sprang aan alle kanten bijna open, maar "allez 't zou wel gaan voor één dag'. Op het menu stonden gebraden eigen kippen en zelfgevangen konijntjes. Het was een goed maal en er werd veel gegeten. Tegen de avond deed het nieuws de ronde dat er een boot vol met schardijn (sprot) was aangekomen. De feestvierders trokken er allen naartoe en hebben die avond hun buikje nog eens rond gegeten met lekkere verse schardijn. Toen de trouwer opstond van de tafel sprongen de knopen van zijn kostuum af en kraakten de naden. Valentina en Richard trokken naar bed maar 's nachts werd hij wakker en het eerste waar hij aan dacht was aan de vis. Hij is voorzichtig opgestaan om nog de rest van de schardijn op te eten. "En smaken dat het deed!"

Toen hij terug in bed kroop, schaterde Valentina het uit, in zijn grote haast had hij zijn lange 'caleçon' achterstevoren aangetrokken.

Vijftig jaar later, in december 1968, zouden Richard en Valentina hun gouden jubileum vieren.

Enkele dagen voor het feest zaten een paar neven uit Knokke met Richard bijeen en hij verzuchtte "op de dag van mijn trouw heb ik schardijn gegeten en ik zou er nu ook willen aan geraken voor mijn jubilee".

Dit viel niet in dovemansoren, de neven hadden het direct begrepen en zeiden "dat komt in orde nonkel". En zo geschiedde.

2020 01 12 160041

Enkele bewoners van het Oud Zoute; Maria Viaene, Melia De Graeve, Maria Cocquyt en 'Poe' Raes.

 

Een meisje van het Zoute vertelt...

Leopold Byl werd door iedereen 'Pol Pulle' genoemd. Dit dateert uit de tijd dat hij als lavertje meeging op de platte vissersboot van Jan Baes. Pol was een klein, kort ventje en toen de schipper hem bij zijn haren nam en zei: "kom ier gie kleine pulle" kreeg hij zijn bijnaam. Toen Pol 'Pulle' Byl trouwde in 1888 met Johanna Waeghe, bouwden ze een klein laag huisje langs de zandwegel die later de Sparrendreef zou worden. Het stond rechtover waar later het Dominicanenkerkje zou komen. Zo werden ze de buren van Pieter Monteville die getrouwd was met Rosalie Hillewaert, beter gekend als Liete Klakkers. Hun zoon Bastiaan en zijn vrouw Liete Savels woonden samen met de kinderen bij hen in. Het huisje van de Byls is er lang blijven staan en werd op een bepaald moment omgevormd tot herberg 'In den Engel'. Dit werd het stamhuis van de Byls want Pol en Wanne (Johanna) kregen 8 kinderen, onder wie maar één meisje Nathalie. Dus de familienaam was verzekerd voor de toekomst en ze zorgden voor leven in de brouwerij van het oude Zoekte. Ze groeiden zeer eenvoudig op met een visje, een haring, een paling of een konijntje. Soms was er een kluit steenharde wijting die bovenop de 'patatten' werd gelegd tot de vissen zacht werden en dan stampte moeder alles samen met wat azijn en buffelsmout. Er werd ook vis gedroogd, eerst goed inpeperen tegen de vliegen, en dan aan een draad te drogen hangen in de wind.

Nathalie Byl trok als meisje van 12 jaar mee met vader Pol en enkele broers, over de duinen naar de zee om haken te zetten om de vis te vangen. Dit was heel simpel: een stok werd in het zand geslagen en daaraan werden draden vastgemaakt met haken en aas. Bij het donker worden gingen ze de haken controleren. Nathalie, goed ingeduffeld met een neusdoek om en op klompen, kreeg een lichtbak met een kaars erin, en een emmer met nieuw aas. De anderen droegen de manden voor de vis. Vader met grote laarzen aan droeg de kinderen over de kuilen waar water in stond.

De grote vissen werden verkocht aan één frank per kilo en de kleintjes waren voor henzelf.

Soms werden meeuwen gevangen, daarvoor was een schardijn (sprot) nodig die rond een haak gedraaid was en aan een koordje bovenop een kurk op het water te drijven gelegd werd. De haak bleef vastzitten in de bek van de vogels en ze vingen hele vrachten. De magere meeuwen werden in leven gehouden tot ze dikker waren. Ze moesten enkele dagen staan pruttelen op de stoof en dan nog waren ze te taai om te eten, ze werden enkel gekookt om een goede soep te hebben.

Nathalie, de oudste en een meisje, moest elke zaterdag haar jongere broertjes in de waskuip een bad geven. Ze waste de kleintjes twee per twee en legde hun kleertjes klaar voor de zondagmorgen. De klompen werden opgewreven met de blinkborstel en de lantaarn nagezien om naar de mis van zeven uur te gaan. Want... al wie van 't Zoekte niet naar de mis ging deugde niet en was slecht gezien door de Knokkenaars. En het waren maar liefst 4.300 stappen tot aan de kerk.

Moeder, Johanna Waeghe, was een vrouw die alles kon, ze lapte de schoenen, maakte de mooiste mutsjes en naaide nieuwe kleren of verstelde ze. Elk jaar kreeg Nathalie een nieuw kleedje en een nieuw schortje voor de zondag. Ze droeg een groot blauw voorschoot in de week en ze had twee paar kousen: een paar af en een paar aan. Onderweg van school naar huis moest ze elke dag een bond helm verzamelen en kreupelhout en doornen meebrengen, droge koedrek was ook goed. Daarmee werd een vuur gestookt om het eten voor de varkens te koken.

Ze werkte veel maar zong en danste ook.

Als jong meisje ging ze in 't seizoen werken bij Demarest van het 'Hôtel du Littoral'. Hij was met een Waalse getrouwd en madame sprak alleen Frans. Ze waste er de schotels maar zag dat de bovenmeiden veel drinkgeld kregen en al vlug werd ze ook bovenmeid.

Madame verstond geen woord Vlaams en door goed te luisteren leerde ze toch al een paar woordjes Frans. Met madame en de baas gingen de meidjes soms dansen op de dijk bij het orgeltje van Caroline. Nathalie vroeg dan: "Madame, ce soir à la diek danser?" Op een avond kwam de beenhouwersgast voor de 'commande', "apportez un bon os pour la soupe" zei madame en zo wist Nathalie dat dit een been was voor in de soep. Toen ze op een dag onder de tafel een stamp tegen haar been kreeg van een meid riep ze "attention tu schopt tegen mon os!"

En ze begreep maar niet waarom madame en de baas zo moesten lachen.

Uit de naam't Zoekte ontstond Het Zoute

De 'Soute Schorre' en 'Soute Polder' uit de jaren 1700 lagen aan de oorsprong van de latere naam 'Le Zoute'. Bij de stichting van de 'Cie. du Zoute' en de bouw van het mooie 'Grand Hôtel du Zoute' werd de naam voor het eerst gelanceerd.

Op de duinen verschenen na de stichting van de 'Cie du Zoute' kleine plakkaten met het opschrift 'Terrains à vendre' of 'Vendu' en er werd al hier en daar voorzichtig een 'sentiertje' aangelegd. Opeens was er meer werk. De Zoutenaren beseften nog niet dat dit het begin van het einde zou zijn van het oude Zoekte.

De oude Zoutenaars, die vroeger de Engelsen in de duinen tegen een klein balletje hadden zien slaan, hadden eens weifelend en medelijdend het hoofd geschud. Ze konden nooit vermoeden dat hun klein- en achterkleinzonen hun eigen Town Golf Club zouden hebben.

Maar een ding is zeker 'ze zouden hun 'Oude Zoekte' nooit geruild hebben voor een gemakkelijker leven in het Dorp’.

Bronnen

  • Dagklapper uit Knokke, deel 1, Andre D'hont
  • Dagklapper uit Knokke, deel 2, Andre D'hont

Foto's: Cnocke is hier

2020 01 12 160103Sfeerbeelden van het 'Oud Zoute'2020 01 12 160115

Het Oude Zoute - een leven met een 'lach' en een 'traan'

Frieda Devinck

Cnocke is Hier
2016
53b
005-012
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:49:21