Jespers en Knokke (1889-1965)
Danny Lannoy
Van 4 tot 26 april 2015 greep de expositie Kongo-Knokke plaats in cultureel centrum Scharpoord. Deze unieke kunsttentoonstelling kreeg in de drie weken meer dan 7000 bezoekers over de vloer. Op de benedenverdieping was een informatiewand voorzien met foto’s, documenten en enkele schilderijen die een terugblik gaven op de periode van Floris Jespers in Knokke.
Curatoren waren Danny Lannoy en Stijn Van Wynsberghe.
Jespers naar Knokke
Het gezin Jespers kende vanaf 1927 een betere financiële toestand en kon jaarlijks de zomermaanden doorbrengen aan de Belgische kust. Hoe de Antwerpse kunstenaar in Knokke terechtkwam was grotendeels te danken aan de plaatselijke dokter Raimond De Beir (1). Naast zijn praktijk als huisarts was hij kunstminnend met een interesse voor het expressionisme en voorstander van de avant-garde kunst. Via architect Huib Hoste had De Beir enkele werken van Jespers gekocht uit zijn kubistische periode. Hoste tekende ook de plannen voor de ‘modernistische woning’ van De Beir.
Floris Jespers logeerde aanvankelijk in ‘Hotel Goddefroy’ dichtbij de Zeedijk van hotelhouder Jozef Goddefroy (2).
De Beir bouwde in 1930 naast zijn woning in de latere Dumortierlaan een appartementsgebouw, voor zomerverhuur. Op de bovenste verdieping had Jespers er zijn woonst en atelier.
Jespers was heel productief en zijn werk evolueerde van het modernisme naar expressionisme met krachtig geschilderde onderwerpen maar maakte ook verfijnde art-deco ‘églomisés’. De zoon van de kunstenaar werd ernstig ziek. Op advies van De Beir trokken Floris en zijn zoon naar een kuuroord in Zwitserland. Ze verbleven in Genève bij François Gos (3), vriend van De Beir.
Jespers zocht echter meer ruimte om te kunnen schilderen. Dokter De Beir die heel wat Knokse landbouwers kende, ging op zoek en vond een geschikte locatie. Langs de eeuwenoude Graaf Jansdijk, dichtbij het kapelletje, kon Jespers in 1934 grond kopen.
Hij deed beroep op de plaatselijke bouwheer Florent Vervalcke (4) en aannemer Frans De Cuypere (5) bouwde zijn atelier. Aanvankelijk kreeg het de naam ‘Den Bries’, pas later werd het ‘De Vijf Ringen’.
Knokke was in volle expansie. Met de oprichting van de ‘Compagnie Het Zoute’ in 1909 en de ‘Société Immobilière Albertplage’ in 1922, was het aantal inwoners en bezoekers enorm gestegen. In 1930 kwam er een luchthaven, een casino en kreeg Knokke de allure van een Europese badplaats. Villa’s, cottages en hotels rezen als paddenstoelen uit de grond.
In de buurt van de ‘Dokterswoning De Beir’ was men van plan een kerk te bouwen.
De afstand van het toeristisch centrum naar de Margaretakerk in het dorp was te ver. Zo kwam er op de gronden van het consortium Verwee-Van Bunnen-Dumortier (6) in 1934 de Heilig Hartkerk naar de plannen van Joseph en Luc Viérin (7).
Hôtel Goddefroy
Knocke s/Mer - Hôtel du Rivage - Av. Lippens, 136
Hôtel du Rivage
Knocke s/Mer Avenue J. Dumortier - Knocke a/Zee - J. Dumortierlaan
Appartement en dokterswoning De Beir
Floris Jespers – Portret van Dokter De Beir
Jespers schilderde een merkwaardig doek van de bouw van de kerk. Op het doek zien we rechts vooraan een man met fiets aan de hand, een anekdotisch aandoende variant op het motief van de ‘voyeur’ dat veel aan te treffen is op Jespers schilderijen.
Vanaf de jaren 1920 hechtte de schilder in zijn vele tekeningen compositorische waarde aan de ‘lijn’ en diende de lineaire tekening als geraamte voor de opzet van elk werk. Dit was terug te vinden in de schilderijen maar ook bij de etsen en het ‘achter glasschilderen’ (églomisé) van deze vaardige technicus. Hij combineerde lijnvoering met expressief en helder kleurgebruik. Hij schilderde onder meer een portret van de dochter van hotelhouder Goddefroy en van Lieve, dochter van De Beir in deze moeilijke techniek (8).
Naast de menselijke figuur verschenen nu taferelen uit het circusleven met clowns, harlekijnen, vreemdsoortige bloemen en planten die hij plaatste in een fantastische en poëtische atmosfeer.
Het grote doek ‘Tennispartij in het Zoute’ uit 1938 was een verheerlijking van het badoord ‘Het Zoute’, een luxueuze villa met grote lusttuin waar elitaire sporten bedreven worden (dit volgens Joos Florquin) (9).
‘De Vijf Ringen’ lag midden de polders, tegenaan de Graaf Jansdijk, met ten noorden de Oud Hazegraspolder en zuidwaarts de oudere Vagevuur- en Monnikenpolder. Op de dijk stonden knotwilgen, typisch voor het polderlandschap. Hier vond Jespers zijn inspiratie voor zijn monumentale landschappen, soms ook met dieren afgebeeld. J. Buyck schreef: ‘nergens heeft hij zulke waarlijk poëtische evocatie van de natuur gegeven als in die monumentale taferelen van pais en vreê waarin dier en mens zich in een perfecte symbiose met het landschap bevinden, ... die dieren liggen als gebeiteld, hun lijven als massieve blokken in de weide..’.
Na 1930 brak bij Jespers een streven naar meer eenvoud en eenheid in zijn tonaliteit door, ook een verlangen naar meer grondigheid. Deze inkeer en bezonkenheid waren vooral terug te vinden in de reeks schilderijen met stadsgezichten van Antwerpen en later voornamelijk in de reeks te Knokke geschilderde Vlaamse landschappen. De verschillende werken van ‘wilgen’, ‘weiden met koeien’, de dierenstudies, de marines en hoofdzakelijk het doek ‘de omgeploegde aarde’ bereikten er een climax.
Zijn onderwerpen in Knokke waren voornamelijk bomen en beesten en alles wat met leven in zijn elementairste vorm te maken had. Intussen beoefende hij ook andere genres omdat die gemakkelijker verkochten dan de expressionistische landschappen. Naakten, bloemstukken, stillevens ontstonden bij de vleet. Deze waren zeer nauwgezet, met veel geduld en zorg afgewerkt en bezaten een soort van miniatuurachtige volmaaktheid. Jespers vond er een diep genot in.
Jespers ontving enkele leerlingen in zijn atelier langs de Graaf Jansdijk waaronder Maria Alg en Yetta Nyssens (10).
De Beir zelf was een autodidact en werkte veel met houtskool. In 1937 had hij enkele tekeningen gemaakt van de boetprocessie in Veurne, die hij schonk aan Jespers.
Jespers op zijn beurt kreeg een opdracht een wandtapijt te ontwerpen voor de wereldtentoonstelling in Parijs. Op één van de kartons stond de voorstelling van de processie met details gekopieerd naar de gouache van De Beir!
Floris Jespers op de dijk bij de tronken
Jespers in zijn atelier.
De financiële crisis van 1930-31 had een invloed op de kunstwereld. Ondanks zijn grote bedrijvigheid verkocht Jespers weinig doeken. Bij enkele handelaars in Knokke betaalde hij met schilderijen, onder meer bij slager Deknock, garagehouder Van Houteghem, aannemer De Cuypere, apotheker Cafmeyer en kleermaker Wim van der Hooft.
Voor de wereldtentoonstelling te Brussel in 1935 moest hij een groot paneel maken met de voorstelling van de grotten van Han. In 1937 volgde de opdracht voor 3 wandtapijten voor de Wereldtentoonstelling te Parijs. Daarvoor kreeg hij de ‘Grand Prix’ en werd benoemd tot Ridder in het Franse Erelegioen.
Bij de bezetting in 1940 moest Jespers zijn atelier verlaten in Knokke.
Gedurende de oorlog verbleef de familie afwisselend in Antwerpen en Wallonië. Hij schilderde in het Waalse dorp Our (bij Paliseul, Prov. Luxemburg).
Eenmaal de oorlog voorbij was, verhuisde het gezin terug naar Knokke in het ‘Vijfringenhuis’. Floris werkte wel nog geregeld in zijn atelier in Antwerpen aan de Marialei.
Ondertussen was dokter De Beir in 1945 overleden.
Het expressionisme had na de oorlog ingeboet en kunstenaars zochten naar nieuwe richtingen.
In het begin was het moeilijk wennen in Knokke, hij klaagde dat er weinig belangstelling was voor kunst. In een brief van maart 1945 schreef hij vanuit Knokke: “....het is hier niet prettig....mijn kolen zijn op! Het is een gesukkel met houtzagen...we zien geen eind aan de miserie...ik wroet steeds in mijn hof. Ik heb een prachtig kiekenkot gemaakt en zoek nu jarige hennen, daarna komen de eieren en de omelet komt later”.
Zijn eerste beeldhouwwerk, een naakte vrouw, plaatste hij in de tuin van zijn huis in Knokke.
Veel mensen namen daar aanstoot aan, ‘zo dicht bij het kapelletje...’. Enkele dagen later merkte Floris dat er een graszode was aangebracht in de schaamstreek van het beeld. Mijnheer pastoor kwam zelf bij de kunstenaar aankloppen om hem te vragen ‘het blote wijf’ uit zijn tuin te verwijderen. Floris weigerde kordaat! Een tijdje later was het beeld plots verdwenen; het werd in stukken teruggevonden in een gracht niet ver van zijn huis.
Op 3 januari 1951 trok Jespers voor de eerste keer naar Kongo. Hij verliet op 11 november 1953 voorgoed ‘De Vijf Ringen’. De eigendom werd in 1952 verkocht (11).
De inboedel van de woning werd met kar en paard vervoerd naar een garage-bergplaats van hotelhouder P. Bonehill van het ‘Hôtel Les Argousiers’ (12). Tussen twee Kongo reizen door kwam Floris met zijn dochtertje naar Knokke en nam zijn intrek in het ‘Hôtel du Rivage’ langs de Lippenslaan van de familie Debrock (13).
Zijn rijke en creatieve Kongoperiode speelde zich af tussen 1951 en 1957. Hij kreeg het gevoel dat hij ‘eruit’ moest, andere natuur, ander licht, andere mensen zien. Jespers verbleef in Kongo voor drie lange periodes, stelde er tentoon, schilderde enorm veel en kreeg verschillende opdrachten toegewezen, meestal decoratieve panelen voor stadhuizen en gerechtsgebouwen. In Leopoldstad (Kinshasa) begon hij te beeldhouwen na zijn dagtaak, in de koelte van de avonden. Elf sculpturen werden er voltooid.
Hij maakte kennis met Luc Peire (14), ook actief in Kongo in de jaren 1951-53. Jespers en Peire werkten in 1958 samen voor het Kongolees paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel. Het monumentale fresco van Jespers was er de blikvanger (zie verder); Van Peire was er het abstracte doek ‘Mwinda-Mingi’ te zien.
‘De Vijf Ringen’ staat nog steeds aan de Graaf Jansdijk, verbouwd als villa, nadat het jarenlang als dancing werd uitgebaat voor de Knokse en aangespoelde ‘jeugd’ van Knokke-Zoute.
‘De omliggende bomen zijn er nu nog een blijvende hommage aan een groot kunstenaar’ schreef Dokter Paul Mattelaer (15).
Twee jaar terug kreeg de kunstenaar een straatnaam in de nieuwe verkaveling ‘Duinen-Water’ bij het station. Het ‘Floris Jespersplein’ is voortaan een ode aan deze belangrijke schilder.
Vijf ringen’ langs de Graafjansdijk
Voetnoten
- Dokter Raimond De Beir (1879-1945) werd geboren in Uitbergen (Oost-Vlaanderen) op 11 januari 1879 als zoon van koopman Désiré De Beir en Anastasia De Palmenaer. Vanaf 1899 was hij student Geneeskunde aan de Franstalige Rijksuniversiteit van Gent en promoveerde in 1905 als dokter. Hij was lid van het Katholiek Vlaams Studentengenootschap. Hij vestigde zich in het landelijke Westkapelle als huisarts. In 1907 leerde hij in Knokke Bertha Baervoets kennen, dochter van een hotelhouder in Heist. Ze huwden op 11 juni 1908. De Beir kocht een 2de woning in Knokke, de villa of rijwoning ‘Gudrun’ aan de Lippenslaan 108 (nu nr. 224).
Bij het uitbreken van WO I vluchtte De Beir met zijn familie naar Nederland. Ze vestigden zich in Soesterberg waar hij als arts benoemd werd voor het kamp Zeist. Veel Belgische militairen en burgers vluchtten voor het snel oprukkende Duitse leger en werden in het neutrale Nederland opgevangen in interneringskampen.
Daar leerde De Beir, kunstschilder Rik Wouters kennen die was uitgeweken naar Amersfoort en overgeplaatst werd naar Zeist. Wouters leed aan kanker van de aangezichtsbijholte en dokter De Beir verzorgde hem. De gebroeders Floris en Oscar Jespers bezochten Wouters; ook Huib Hoste kwam in Soesterberg terecht. Rik Wouters overleed te Amsterdam na veel operaties op 11 juli 1916. De grafrede werd uitgesproken door kunstschilder Rodolphe Wytsman en dokter Raimond De Beir.
Door bemiddeling van dokter De Beir bouwde H. Hoste in 1918 het Belgenmonument in Amersfoort in samenwerking met Louis van der Swaelmen (1883-1929). Het werd pas in 1938 ingehuldigd door Koning Leopold III en Koningin Wilhelmina.
Na WO I was Antwerpen een belangrijk centrum van de avant-garde kunst met Paul Van Ostayen, de dichters Wies Moens en Jan Burssens, kunstcriticus Michel Seuphor en Huib Hoste. Zo was De Beir thuis in de kunststroming in het ‘metropole’.
In de jaren 1926-27 kocht De Beir werk van Constant Permeke en later werk van Albert Servaes.
In 1919 kwam De Beir met zijn familie terug naar Westkapelle. Gezien de uitbreiding van het aanpalende Knokke als badplaats had hij het druk met het groeiende aantal toeristen.
Hij verkocht zijn woning aan dokter Aernoudts en vestigde zich definitief in Knokke in zijn woning ‘Gudrun’ langs de hoofdstraat.
De Beir ontpopte zich als cultureel voorvechter. Hij was betrokken bij het Katholiek Vlaams Verbond van Frans Cauwelaert. In de schoot van het KVV zou hij zich toeleggen op de kunst en zijn artistieke ambities realiseren.
In 1924 laat hij naar het ontwerp van zijn vriend Huib Hoste een dokterswoning bouwen langs de latere Dumortierlaan.
Dochter Lieve De Beir huwde Eugène Mattelaer (1911-1999) geneesheer-stomatoloog. De woning werd de tandartspraktijk van Lieve en Eugène.
Het gezin kreeg 5 kinderen. Eugène Mattelaer was bij de insluiting actief in het noodhospitaal van het Rode Kruis en verrichte er talrijke amputaties en chirurgische ingrepen. Na de oorlog sloot hij zich aan bij de Gemeentebelangenlijst van graaf Leon Lippens en werd schepen, later burgemeester van Knokke-(Heist). Van zijn hand verschenen verscheidene dichtbundels.
Het modern complex werd verkocht aan het echtpaar Van de Velde-Stellemans en is geklasseerd na een bewogen verloop van de aanvraag en in 2000 gerestaureerd. - Joseph Goddefroy (1883-1941) Knoks hotelhouder.
- François Gos (Genève 1881-1957), Zwitsers kunstschilder geïnspireerd door de ‘nieuwe kunst’. Verbleef gedurende WO I in Soesterberg met Dr. De Beir. Was graficus en ontwerper van affiches; werkte zeer stilistisch en gestructureerd; hanteerde diverse stijlen. Zijn berglandschappen in felle kleuren zijn wereldberoemd.
- Florent Vervalcke (1890-1972) belangrijk architect te Knokke-Zoute. Veel van zijn villa’s werden gebouwd in de traditionele hoevestijl. Een uitzondering was de modernistische dubbelvilla in ‘keramiek steen’ (hoek Elizabetlaan-Zeerobbenlaan) uit 1937. Dit gebouw werd onlangs gerenoveerd met respect voor het origineel ontwerp.
- Frans De Cuypere (Heyst 1878) aannemer te Knokke.
- Consortium Verwee-Van Bunnen-Dumortier realiseerde de eerste verkaveling te Knokke in 1888. Alfred Verwee (1838-1895) was dierenschilder en verbleef tot aan zijn dood dikwijls in zijn villa ‘Fleur des Dunes’ langs de Zeeweg. De Knokse duinen en polders waren het decor voor veel van zijn grote doeken. Het Verweeplein en zijn borstbeeld herinneren aan deze belangrijke figuur voor de badstad.
- Jozef Viérin (1872-1949) bouwmeester en broer van kunstschilder Emmanuel Viérin. Luc Viérin (1903-1979) zoon van Jozef en eveneens architect.
- Dr. P. B. Mattelaer, in ‘Cnocke is hier’,
- Joos Florquin (1916-1978) professor aan de KU Leuven, studeerde Germaanse filologie. In 1952 docent taalbeheersing en dramaturgie. Gekend van het TV-programma ‘Hier spreekt men Nederlands’ tussen 1962 en 1972. IJverde voor correct Nederlands taalgebruik.
- Marie Alg, Yetta Nyssens (1905)
- ‘De Vijf Ringen’. De eigendom werd in vijf delen verworven en aangekocht, bij akte verleden bij notaris de Gheldere in Heist. De verkoop gebeurde op 11 mei 1953 bij akte verleden bij notaris Aeby. Het atelier werd in 2000 grondig verbouwd.
- Paul Bonehill (1916) hotelhouder met echtgenote J. Vanderweyden van ‘Hôtel Les Argousiers’. In 1927 opgericht maar pas in 1932 als hotel uitgebaat. Latere uitbater was de zoon Benoit. In 1990 werd het complex gesloopt en vervangen door een appartementsgebouw (hoek J. Nellenslaan - Koningslaan).
- Pieter Debrock was de eerste uitbater van ‘Hôtel du Rivage’ uit 1907. Kort na WO II was het echtpaar Robert Debrock en Magdalene Hoemacker er uitbater van. In 1964 werd het stijlvolle hotel gesloopt; een winkelgalerij van Lippenslaan naar Dumortierlaan herinnert aan de ‘Rivage’ van toen.
- Luc Peire (1916-1994) kunstschilder, evolueerde naar het non-figuratieve. Was lid van diverse ‘avant-garde’ groepen. Sinds 1954 was hij goed bevriend met Michel Seuphor en verbleef vanaf 1959 in Parijs. Het subtiele verticale lijnenspel was zijn streven naar ruimte en oneindigheid. Hij had een atelier in de De Judestraat in Knokke, nu het museum van de stichting Jenny & Luc Peire.
- Dr. Paul B. Mattelaer, kleinzoon van Dr. Raimond De Beir, is naast zijn beroep als uroloog ook een groot kunstbezieler. Hij schrijft diverse artikels in het tijdschrift van de heemkundige kring ‘Cnocke is hier’ over kunstenaars actief in Knokke-Heist vanaf het interbellum tot de jaren ‘60.
Jean Buyck, ere-wetenschappelijk directeur van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen, schreef diverse boeken over Oscar en Floris Jespers, waaronder het standaardwerk Catalogus Retrospectieve Tentoonstelling Floris Jespers, KMSK Antwerpen 1990. Hij beschreef het traject van de kunstenaar in de context van de dominante stromingen in de kunstwereld.
Bibliografie
- Dr. P.B. Mattelaer, Herinneringen aan de schilder Floris Jespers en Knokke, uitgave ‘Cnocke is hier’, nr 39 blz. 51-59, jg. 2001.
- Dr. P.B. Mattelaer, Dokter Raimond De Beir, arts te Knokke, deel I ‘Cnocke is hier’, blz. 34-52, nr. 39, jg. 2002.
- Dr. P.B. Mattelaer, Dokter Raimond De Beir, arts te Knokke, deel II ‘Cnocke is hier’, tijdschrift 40, jg. 2003.
- Dr. P.B. Mattelaer, Dokter Raimond De Beir, arts te Knokke, deel III ‘Cnocke is hier’, tijdschrift 42, blz. 33-61, jg. 2005.
- D. Lannoy, F. Devinck, T. Thomas, Floris Jespers, complex en moeilijk vatbaar kunstenaarschap, publicatie tentoonstelling ‘Van het Atelier naar de Kust’, 2012-13, Stichting Kunstboek, 2012.
- Jozef G.M. Van den Heuvel, Geschiedenis van de H. Hartparochie van Knokke-Het Zoute 1935-1985, Marc Van de Wiele, 1985.