De kroniek van de familie Alfons Willems - Bertha Maertens - DEEL III

Erik Willems

1945-1952
Waarin kerk en school dominerend aanwezig zijn

In tegenstelling tot de hedendaagse seculiere maatschappij waarin kerk en geloof praktisch verdwenen zijn, waren de kerk en de school prominent aanwezig in het maatschappijbeeld van de naoorlogse jaren. De pastoors, onderpastoors, leraars en leraressen waren in die tijden gezagdragers met aanzien zoals een burgemeester, dokter of notaris. Vermits de toenmalige leraars allemaal religieuzen waren was de invloed van de kerk heel sterk.

Eenmaal de eerste communie gedaan, ging men elke dag naar de mis. In mijn geval was dat in de H. Hartkerk in de Dumortierlaan. Deze mis was om 7.30 uur. De aanwezigheid werd gecontroleerd door een misbonnetje op naam dat men elke dag aan de bewakende ‘frère’ moest afgeven.

De zondagse mis was uiteraard een vast gegeven. Ik ging elke zondag met Ma naar de mis om 7.30 uur. Ma was zeer gelovig, en zat altijd vooraan in de kerk. Ze had altijd haar missaal bij. Nota bene, een Franse! Die heb ik van haar gekregen toen ik mijn missaal verloren had. Op de eerste pagina staat handgeschreven: Bertha Maertens Knocke s/m 18 juillet 1927. Toen was Ma 15 jaar en heeft ze waarschijnlijk haar vormsel gekregen. Pa was niet zo een harde. Hij ging de zondag naar de 11.00 uur mis en geraakte nooit verder dan de ingang onder het doksaal. Daar had hij zijn vaste stek al rechtstaande te samen met André Willems van de garage Ford op de Lippenslaan en zijn neef René D’hondt.

De uiterlijke tekenen van geloof waren duidelijk aanwezig in elk huis. Een kruisbeeld met palmentak hing praktisch in elke leefkamer, keuken en slaapkamer. Een Mariabeeldje, meestal onder een glazen stolp, stond gewoonlijk op de schouw. In vele slaapkamers was er naast het traditionele kruisbeeld ook nog een wijwaterbakje. In de slaapkamerkast van de ouders was er altijd een fles gewijd water en lagen er een paar gewijde kaarsen. Die werden gebruikt wanneer iemand thuis kwam te sterven en aldaar werd opgebaard. Op de dag van de begrafenis werd dan door de begrafenisondernemer aan de voordeur een kleine rouwkapel gebouwd. Tussen haakjes, de fles gewijd water en totaal vergeelde en vervormde kaarsen heb ik bij het leegmaken van het appartement nog teruggevonden.

Een ander uiterlijk teken van geloof, was het dragen van een schapulier. Zeker tot mijn 12 à 14 jaar heb ik een schapulier gedragen. Ofwel werd dit met een kettinkje rond de hals gedragen, ofwel zat het vast met een toespeld op het onderlijfje. De schapulierkes werden regelmatig vervangen. Telkens iemand naar een bedevaartsoord ging, bracht die voor de ganse familie nieuwe mee.

Elk jaar was er in mei of oktober een bedevaart naar het kapelleke aan de Graaf Jansdijk. Dit vond altijd plaats op een zondagnamiddag. De bedevaart ving aan met Vespers en Lof in de Sint Margaretakerk. Vandaar ging men met de priester en de monstrans al biddend tot aan de kapel. De meeste mensen liepen te bidden met een paternoster in de hand. In totaal moet dat toch een viertal kilometer geweest zijn, en zullen er over deze afstand veel paternosters gelezen zijn.

Wij deden deze bedevaart gewoonlijk met Ma. Pa bleef thuis de winkel doen. Bijna de gehele familie Maertens, dus tantes en nonkels met de kinderen, waren ook altijd op deze bedevaart. Ik schat toch dat destijds een paar honderd mannen aan deze bedevaart deelnamen.

Een gebruik dat ook helemaal verdwenen is, was de jaarlijkse processie. Deze vond waarschijnlijk ook plaats in de meimaand. Juffrouw Deckers (80 jaar) en eigenares van het ‘Hôtel des Familles’, stelde elk jaar haar terras en trappen ter beschikking en gaf een fortuin uit aan bloemen en planten ter versiering van het geïmproviseerde altaar. Jammer genoeg bestaat de ‘Famille’ niet meer. Het was een majestueus hotel op de hoek van de Lippenslaan en Bayauxlaan. Vlak op de hoek was er een prachtige brede trap die leidde naar de ingang van het hotel dat in principe een halve verdieping boven de straat lag. Daar lag dan ook een terras zowel langs de Bayauxlaan als de Lippenslaan. De processie vertrok aan de Margaretakerk, en liep via de Pierslaan en Zoutelaan naar de ‘Famille’. Daar vond de zegening plaats en ging de processie langs de Lippenslaan terug naar de Margaretakerk.

Vermits wij alle drie naar katholieke scholen gingen, werden de nonnen en de frères in alle huizen met de nodige eerbied en egards ontvangen. Wanneer een frère bij ons thuis kwam, keken Pa en Ma daar zeer naar op. Anderzijds was er ook een commercieel tintje aan die waardering. Regelmatig mocht Pa dan leveren aan de beide scholen naar aanleiding van Sinterklaas of andere feesten binnen de beide kloostergemeenschappen. Wat zeker ook meespeelde in deze wederzijdse waardering was dat Zuster Adolpha (de zus van Ma) in dezelfde kloosterorde als de nonnen van Knokke was toegetreden.

cii201148bp009 024 page16 image21952. Dany in het eerste leerjaar. Ik in het eerste middelbaar bij de ‘Frères’.

De bewaarschool hebben wij alle drie gevolgd in de Heilig Hartlaan. In de bewaarschool kregen wij geen papier en potloden, maar een griffel en een lei. Pas vanaf het eerste studiejaar werd er met papier, pen en potlood gewerkt! De jongens konden enkel tot aan hun eerste communie naar deze school gaan. Daarna moesten wij naar de frères in de Smedenstraat in het dorp. Wij woonden toen op de Lippenslaan 212 naast hotel ‘Ganda’ en de Zoutelaan. Dat was toch een flinke afstand lopen, die vier maal per dag afgelegd moest worden, want ‘s middags kwam men naar huis om te eten. Als kind was het toch een hele belevenis om vier maal per dag de Lippenslaan te doen. Deze laan zag er in de veertiger jaren heel wat rustiger uit dan nu. Er reden praktisch geen auto’s. Het was niet ongewoon een gespan met paard en kar te zien zoals van een kolenboer of een boer die aardappelen kwam leveren aan de burgers. Zelfs de vuilnis werd op deze manier opgehaald. Ook zag je veel “triporteurs” of bakfietsen die door bakkers, groenteboeren en beenhouwers werden gebruikt.

cii201148bp009 024 page16 image3Mijn zus Rika in de meisjesschool van de H. Hartschool.

De Lippenslaan was gekasseid. In het midden lag er een voetpad met langs beide zijden een mooie haag. Ook was er de tram. Die liep naar het Van Bunnenplein, de Kustlaan en draaide zo de Elisabethlaan binnen tot aan de Zoutelaan en zo terug de Lippenslaan in richting Knokke-dorp. Tramhaltes waren er aan café ‘Cap Nord’ en het hotel ‘Ganda’ (nu Fredericksborg). Er waren toen ook vijf benzinepompen op de Lippenslaan! De huizen waren amper 2 à 3 verdiepingen hoog. Vanaf het standbeeld ofte monument richting station, hadden nog veel huizen een tuintje aan de straatkant. Het hoeft ook niet te verwonderen dat, wanneer men 4 x per dag de Lippenslaan deed, men ook iedereen kende met naam en toenaam.

Het Sint-Bernardusinstituut (de frères) in de Smedenstraat was een oud geval. De klassen waren primitief en overvol. Klassen met 54 leerlingen waren niet ongewoon. Chauffage bestond niet in die tijd. In het midden van de klas stond er een colonnestoof. Vanuit deze stoof vertrok er een rookafvoersysteem van soms 10 meter lang naar de eigenlijke schoorsteen. In de Smedenstraat waren wij nog te klein, maar vanaf het eerste middelbaar toen we naar de klaslokalen aan de Lac moesten, werd de stoof door de leerlingen zelf aangemaakt.

Dat had zijn charme. Iedereen was altijd wel 10 minuten voor tijd in de klas om dat ding in gang te krijgen. De leerlingen die van Hoeke, Westkapelle, Oostkerke, etc met de fiets kwamen, apprecieerden dit ochtendlijk vuurke stook. Zo konden ze hun natte kleren te drogen hangen rond de stoof!

Lijfstraffen, zoals een lap rond je oren of een klap met de regel of de lat, waren gewoon. In de Smedenstraat was meester Pol De Wandel een berucht lijfstraffer! Wanneer men betrapt werd op babbelen, moest men naar voren komen tot aan de trede (de leraar en zijn ‘pupiter’ stonden altijd ietsje hoger). Meester Pol vroeg dan om uw handpalm te openen en sloeg met volle kracht met een regel op het platte van je hand. Dat deed verdomd veel pijn. En als je je hand terugtrok toonde hij sarcastisch 2 vingers, met andere woorden dan kreeg je 2 slagen of dubbel tarief. Niemand durfde thuis te vertellen dat hij slaag had gekregen. Pa zou gezegd hebben “wel verdiend” en ik riskeerde dat hij op zijn beurt mij een pandoering zou geven. Leraars waren nu eenmaal onfeilbaar!

Het moet in het vijfde studiejaar geweest zijn dat op een morgen Roland Schoutteet (zoon van een politieagent uit de Parmentierlaan) de klas veel te laat binnenkwam, en luidop verkondigde dat mijn vader met zijn camionette op een mijn was gereden aan het tramstation aan de St-Margaretakerk. Hij had het zelf gezien. De camion was in de lucht gevlogen en de bestuurder was dood!

Frère Baziel kwam in de loop van de morgen een paar keren langs mijn bank om te vragen wat de kleur was van de camion. Het klopte allemaal. Ik doorstond doodsangsten. Van zodra het twaalf uur was, ben ik naar huis gerend zo hard ik kon. Reeds vanaf het monument kon ik onze vrachtwagen voor de deur zien staan. Ik ben dan heel traag verder gegaan tot aan de etalage van onze winkel tot ik Pa kon zien staan die aan het bestellen was. Sinds die dag had ik een panische angst om mijn vader te verliezen. Het was ook het jaar waarin de vader van mijn goede vriend Dany Deleyn in Blankenberge verongelukt is. Gedurende jaren en zolang we op de Lippenslaan woonden ging ik ‘s morgens eerst aan het raam (op de vierde verdieping) zien of Pa wel goed aangekomen was van zijn nachttrip naar Brussel. Was de camion nog niet aangekomen, dan beklom mij altijd de angst dat er een ongeluk was gebeurd. Gelukkig is er nooit iets gebeurd. Maar de keren dat hij door een platte band pas om 8 uur of 8.30 uur thuis was, gaven mij altijd een beangstigend gevoel. Datzelfde ongemakkelijk gevoel kon ik ook bij Ma aanvoelen, zonder dat wij er ooit openlijk over spraken.

Op een morgen, ik moet zo een jaar of tien geweest zijn, was ik kwaad omdat Ma een stuk in mijn versleten broek had genaaid. Ik bleef maar koppen en wilde niet naar school. Pa liet mij maar betijen. Rond negen uur kwam hij de keuken binnen en zei: “nu is het genoeg geweest, maak maar dat ge vlug naar school komt”, “ik zal even een eindje meerijden”. Hij sprong op zijn fiets en hield er een deftig tempo in. Ik rende met mijn ‘carnachière’ (boekentas) zo hard ik kon om hem te volgen. Pa reed warempel de schoolkoer binnen en vroeg waar is je klas. Hij stormde de klasdeur binnen en riep: “ik heb hier een stoute jongen die niet naar school wil”. Zowel de frère als mijn klasgenoten waren perplex, en ik sloop met een ‘rooie’ kop naar mijn bank. Dat is mij altijd bijgebleven, maar ook bij Pa. Hij was al dik in de negentig toen hij nog met veel binnenpretjes het verhaal nog eens overdeed.

Leerkrachten, op de dag van vandaag, werken en zijn schoolgebonden gedurende ongeveer 20 à 25 uren per week. In de jaren ’40 en ‘50 waren de leerkrachten dag en nacht met ons bezig. Ze verzorgden cinema op de zondagnamiddag, en op de woensdag- en de zaterdagnamiddagen waren we bezig met de KSA. Verder was er nog het koor, het toneel, de sterrestoet, de zomerkampen, etc.

Op winterse zondagnamiddagen organiseerden de frères gedurende de veertiger jaren cinema. Dat kostte toen vijf Belgische frank. Elke zondag was het afwisselend Charly Chaplin of Cowboy films. De goede cowboy reed altijd op een wit paard; de slechteriken altijd op een zwart paard. Met zo een 75 à 100 kinderen brulden en juichten we de goede cowboy toe!

Het zangkoor van de frères was een fantastisch iets. Vanaf half oktober werd er eenmaal of tweemaal ‘s avonds gerepeteerd voor Kerstmis. De apotheose was de middernachtsmis in de H. Hartkerk. Op tweede Kerstdag toerden we al zingend langs alle bedden in het ziekenhuis aan de Graaf Jansdijk. Eenmaal het kerstverlof voorbij, traden we gedurende 3 à 4 avonden op in de sterrestoet. Het was een echte sterrestoet met 3 koningen op een echt paard. De drie koningen waren gewoonlijk boerenzoons vanuit het Kalf die dan ook het paard leverden en bereden. Iedereen werd zwart gemaakt met verbrande kurk, en een gekleurde lap of deken rond het lichaam gedraaid. Daarbij kreeg ook iedereen nog een stok met aan het uiteinde een blikken bus met in mazout gedrenkte vodden. Dat was een heerlijke draagbare lapidair die iets heel feeërieks gaf aan onze sterrestoet. Elke avond deden we een bepaalde wijk aan in Knokke. Als zangers hadden we een fantastisch repertorium van kerstliederen die we over het gehele parcours uitgalmden. De mensen kwamen spontaan naar buiten. Bij vooraanstaande burgers werd er af en toe halt gehouden en een speciale serenade gegeven. Ook werd er met de collectebus rondgegaan. Voor welk goed doel weet ik niet.

cii201148bp009 024 page16 image5

Op de achterzijde staat: “Dankbaar aan Eric Willems. Kerstmis 1950, pastoor De Costere”

Foto genomen op een bedankingsfeestje in hôtel Les Argousiers. Vele bekenden, o.a. Eric Lebbe, Hugo Goossens, Eric Goethals, Eric Buysse, François De Groote, Eric De Smet, Van Lede, Piet Tollenaere.

 

Zowel Dany als ik studeerden gemakkelijk, Rika had het iets moeilijker. Noch Pa, noch Ma hebben zich ooit beziggehouden met onze studies of huiswerk. Er werd nooit gevraagd of we onze les geleerd hadden of ons huiswerk gemaakt hadden. Ik was gewoonlijk 2de of 3de van de klas. Dany was een perfectionist van kleins af. Ik herinner me nog zijn eerste schriftje. Dat was zo mooi geschreven met de pen, dat het bijna leek of het gedrukt was. Dany was dan ook vanaf het eerste studiejaar tot aan retorica onafgebroken de eerste van de klas.

Ma en Pa kwamen nooit naar de prijsuitdeling. Maar ze genoten toch in de winkel wanneer moeders van klasgenoten kwamen vertellen over hun spruiten die het maar zus of zo gedaan hadden.

Ik sta nu nog altijd verwonderd over het grote aantal godsdienstvakken dat wij toen hadden. Dat waren volwaardige vakken: gewijde geschiedenis of het oude en nieuwe testament, liturgie, catechismus. Waarschijnlijk loop ik het risico dat ik er zelfs eentje vergeten ben.

cii201148bp009 024 page16 image6Ma op excursie in de Pyreneeën tijdens haar reis naar Lourdes.

Op alle parochies in West-Vlaanderen werd er elk jaar geloot voor een paar reizen naar Lourdes. In 1952 won Ma deze reis en ze is dan ook gegaan in de meimaand. Het was een reis voor een tiental dagen: bus, hotel, alles inbegrepen. Ze was daar heel blij mee, en je kon van de vele bedevaartfoto's zien dat ze ervan genot. Dit was dan ook de enigste buitenlandse reis die ze ooit in haar actief leven heeft gehad. Bij haar thuiskomst werden wij allen rijkelijk voorzien van haar nieuwe “schappelierkes” en afbeeldingen van 'Lief Vrouwke'.

1945-1952 Werken, werken, en nog eens werken

Zoals het door mijn ouders is bijgebracht klinkt het werkwoord ‘werken’ als een credo, een alles zaligmakende activiteit. Je kon niets bereiken in je leven zonder te werken! In hun optiek bestond werken dan hoofdzakelijk uit een fysieke activiteit. Iemand die niet werkte of niet graag werkte was een luiaard. Uiteraard bracht die het niet ver in het leven en dat was dan ook zijn eigen grote schuld.

Als oudste in het gezin werd van mij verwacht mee te werken. En dit vanaf een zeer vroege leeftijd. Ik zie me nog als jongetje van 9 jaar met de frets zware bestellingen voeren naar de hotels en restaurants. Ik heb duidelijk een zeer sterke linkerarm ontwikkeld, omdat op deze arm de mand kwam te hangen. Met de rechterhand en -arm werd de fiets bestuurd. Werken en meewerken, werd door mij niet ervaren als een verplichting. Het was veeleer iets als vanzelfsprekends, wat van je verwacht werd. Zo hebben wij alle drie van kinds af de gehele vakantieperiode thuis meegewerkt. Zelfs als ik het eerste jaar ging werken bij General Motors, spendeerde ik mijn gehele verlof om mee te draaien in de winkel!

Dat harde werken liep bij ons vanaf Pasen tot eind September. Op vandaag kan niemand zich nog indenken dat in de veertiger/vijftiger jaren aan de kust tot 14 à 15 uur per dag gewerkt werd. Ook het personeel klopte vele uren! Er bestaat geen sociale wetgeving terzake en dus vond iedereen dat toen normaal.

Zo stond Ma in volle seizoen op om 6 uur ’s morgens. Tot 7 uur maakte ze de bestellingen voor de hotels klaar die de vorige avond waren doorgegeven. Tussendoor verzorgde ze 3 à 4 maaltijden per dag voor een 8-tal mensen. Voor de rest van de dag was ze continu in de winkel tot 10.30 uur ’s avonds. Nu zijn alle winkels dicht om 6 uur of ten laatste 7 uur ’s avonds. Dit is hoofdzakelijk omdat personeel niet meer dan 8 uur mag werken, maar ook omdat de vakantiegangers toen elke avond na 8 uur de Lippenslaan en de dijk afwandelden en uiteraard nog wat kochten.

In die jaren hadden wij zo een twintigtal hotels en restaurants als klant. Daar moest je op elk uur van de dag naar toe om te leveren. Telkens die nog additionele passanten binnen kregen om te eten, moesten wij uitrukken met.... nog een sla, 100 gram champignons.... en een paar tomaatjes. Er waren restaurants, zoals de ‘Rogiers’, die we tot 8 maal per dag moesten beleveren. Vandaar dat wij allemaal heel rap konden eten. Want uiteraard waren die bestellingen hoofdzakelijk op de middag.

Ma deed ook de volledige administratie, dit wil zeggen de facturen opmaken voor die hotels en restaurants. Hoteliers wilden niet alleen een korting maar ook nog een credit van een maand en soms nog meer. Die hotels en restaurants waren ook soms een probleem omdat ze niet één maand, maar soms twee maanden wachtten om te betalen. Zo was er een zeer goed restaurant de ‘Roma’ in het Zoute. Een enorm goede klant en Italiaan. Altijd veel en altijd van het beste! Hij was zeker al maanden ten achter met betalen. Pa werd het beu. Rond het middaguur trok hij naar het restaurant. Met zijn stofjas aan zette hij zich aan een tafeltje. Onmiddellijk kwam Georgio vragen dat hij in de keuken zou komen. Pa zei dat hij bleef zitten tot hij betaalde. In geen tijd kwam Georgio met het geld. Sindsdien werden het dikke vrienden. Zelfs toen ze beiden op pensioen waren, hadden ze alle tijd voor een klapke. Ma rekruteerde ook het personeel en betaalde die maandelijks uit. Alles was toen in het zwart: een loon werd aan 100% uitbetaald.

Vanaf Pasen begon Pa aan zijn marathon van zo weinig mogelijk te slapen. Drie, vier nachten in de week stond hij op om middernacht om te vertrekken naar de vroegmarkt in Brussel. Met uitzondering van de zaterdagen en de piek seizoendagen deed hij dit vele jaren te samen met Karel Hanon van “La Grappe de Raisin” uit het Zoute. Ze hadden beide een camion en reden om beurt. Later volgde Georges Hanon, de broer van Karel, hem op om mee te rijden.

 

cii201148bp009 024 page16 image8

Dit is een typische afleveringsbon voor leveringen aan hotels, restaurants en ook privé klanten. Dit is een bonnetje van in de jaren zeventig, en toch is alles nog in het Frans. Met een carbon doorslagje bleef een duplicaat in het boekje. Van deze werden dan op het einde van de maand de rekening gemaakt voor de horeca.

 

In de verlofperiode reed ik af en toe mee naar Brussel, vooral de dagen die hij alleen reed. Voor het vertrek, om middernacht, dronk Pa een glas wijn met een rauw ei daarin geklutst. Vanwaar dit recept kwam weet ik niet. Maar het was wel effectief! Ik vond het altijd leuk om mee te gaan naar Brussel. Er waren toen nog geen autostrades. Voortdurend reed men door de dorpen en steden: Maldegem, Eeklo, Lovendegem, Gent, Ledeberg, Melle, Hekelgem, Asse... en zo Brussel binnen tot aan de Rue De Flandre. Daar had hij zijn vaste parkeerplaats aan een parapluwinkel!

Het rijden door al die dorpen en steden vond ik vooral ’s nachts fascinerend. Er reden toen nog niet zo veel auto’s ’s nachts en het was heel typisch maar ook heel effectief dat men toen bij het naderen van een kruispunt even flikkerde met de verstralers.

De vroegmarkt was op de Oude Graanmarkt en begon pas om 3 uur. Gewoonlijk waren wij al om 1.30 uur ter plaatse. Die tijd werd gebruikt om een koffie met druppel te drinken en de ‘grossiers’ te bezoeken die rondom de markt een magazijn hadden. Tegen drie uur, wanneer de markt eigenlijk begon, had hij al heel wat gekocht. Op de markt zelve kwamen er fruitboeren en groentekwekers uit Mechelen, Hoeilaart, Kampenhout, Haacht etc. Hij had zo zijn vaste kwekers en was er gekend als “Fonske” of de “Krol”. Dit laatste omwille van zijn wilde haren. Echte facturen werden er niet gemaakt. Het waren veeleer stukjes papier waarop met potlood wat berekeningen werden uitgevoerd.

Rond vijf uur verplaatsten we ons naar de Boulevard Anspach dicht bij de Beurs. Daar werden de primeurs, zoals champignons, poivrons, cresson, aubergines en bloemen gekocht. En dan ging het via de basiliek van Koekelberg, terug richting Knokke.

Bij mooi weer begon de zon dan op te komen. Daar we in noordoostelijke richting reden hadden we de zon dan pal op kop. Alhoewel Pa helemaal niet muzikaal aangelegd was, begon hij dikwijls te zingen wanneer hij het moeilijk kreeg door de opgaande zon en de vermoeidheid zich deed voelen.

Zijn liedje was altijd hetzelfde: “ik weet een heerlijk plekje zijn aan d’oever van de vliet, ’t is daar dat ik mijn allerliefste vond in zoete mijmering ... daar bij die molen, die mooie molen, daar wil ik wonen als zij eens wordt mijn vrouw”.

Gewoonlijk waren we terug thuis tussen 7 en 7.30 uur. Eerst werd er ontbijt gegeten. Elke dag een pan spek met eieren! Op dat moment was het personeel ook aan tafel. Daarna werd de camion gelost en werd de etalage gemaakt. Vanaf 9 uur was het volop bestellen tot ongeveer 13.00 uur. In het midden van de morgen verdween Pa gewoonlijk eventjes uit de winkel. Dan legde hij zich even in de zetel en deed een tukje. Soms was dit maar tien minuutjes of een kwartiertje. Dan sprong hij terug op, totaal opgefrist alsof hij een hele nacht geslapen had! Hij had een enorm recuperatievermogen.

De maandag, woensdag en vrijdag vertrok Pa reeds om 12.00 uur naar de groenteveiling in Stene bij Oostende. De ganse zomer reden ik en later Dany mee zolang het verlof was. Afgezien van de crème-glace die we er kregen, was het er hard werken en sleuren met zware bakken. De veiling gebeurde met een cijferhorloge. Diegene die het eerst afduwde had het lot maar betaalde ook de hoogste prijs. Tegen de tijd dat de veiling gedaan was hadden Dany en ik reeds het meeste van de gekochte waar in de camion geladen.

Niet alleen de beelden van toen zijn me bijgebleven, maar ook de geuren! Elke namiddag rond 2 uur werd de winkel en het trottoir op straat geschuurd. Een vers geschuurde winkel in combinatie met stapels verse groenten is een reuk die ik nooit meer teruggevonden heb. Een lot aardbeien van wel meer dan 100 kg opgestapeld op de koer, gaf een enorm geparfumeerde aardbeienlucht. De geur van een kist citroenen of sinaasappels die opengebroken werd.... De geur van een bak asperges..., van een stapel kerstbomen of een honderdtal chrysanten die we rond Allerheiligen verkochten!

Niemand heeft werkelijk zoveel en lang gewerkt als Pa en zo weinig geslapen. En dit gedurende dertig jaar en meer. Vele concurrenten hebben ook geprobeerd naar Brussel te rijden. Maar niemand hield het vol. Tegen het eind van de maand september waren Pa en Ma letterlijk versleten en dood op van vermoeidheid. Gelukkig brak vanaf midden september een rustige periode aan tot Pasen. Dit was voldoende om te recupereren.

Niettegenstaande het harde werken zijn ze beiden zeer oud geworden, wat bewijst dat men niet sterft van teveel te werken!

1945-1952
Waarin familiebanden en elkaar helpen belangrijk waren

Wanneer ik terugblik op de vijftiger jaren dan draaide mijn leven rond de school, de winkel en de familie. Die familie was hoofdzakelijk de familie Maertens. Ma was immers de 2de jongste van 18 kinderen, en dat resulteerde in een kanjer van een familie. Je moet je even indenken dat zowel Pa als Ma maar liefst 18 schoonbroers en zussen hadden. Dat wij, als hun kinderen zo maar eventjes 35 nonkels en tantes hadden! Met uitzondering van de 3 zussen en broer die naar Frankrijk uitgeweken waren, leefden die allemaal in Knokke en omstreken.

Door mijn jeugdervaring met een reuzegrote familie, heb ik de laatste jaren, voornamelijk na het overlijden van Pa en Ma, de indruk dat ik geen familie meer heb.

Tussen de broers en zussen Maertens was er een grote aanhankelijkheid en samenhorigheid. Dit werd ook door alle aangetrouwden zo ervaren. Als dusdanig zagen en ontmoetten ze elkaar heel regelmatig. Zo ook, ontmoetten wij als de kinderen, ook onze vele nichten en neven regelmatig. De grote ontmoetingsdagen waren de vele kermissen! Zo was er Driewege-kermis bij tante Germaine en nonkel Firmin. Sluis-kermis bij tante Alida en nonkel Richard. Zeebrugge-kermis bij tante Irma en nonkel Kamiel, de kermis van Heist bij tante Alice, de kermis bij Metje (tante Marie) in de Judestraat. Aldus waren er veel gelegenheden gedurende het jaar dat er verzamelen geblazen werd. Die kermissen waren altijd in de namiddag. Eerst was er volop taart. Daarna volgden koeken, brood ofwel reuzels ofwel wafels. De meeste nonkels en tantes hadden een boerderij. Voor een jongetje uit de Lippenslaan was dat een festijn van ravotten in de schuur, weides, stallingen... en soms een bezoek aan het duivenkot... wat dan ook niet fel geapprecieerd werd!

Middelburg-kermis was altijd in de zomer, en dan hadden Pa en Ma geen tijd. Dit werd dan wel goedgemaakt door een paar zondagse bezoeken in de herfst en de winter. Ik herinner me nog altijd de hespen en worsten die te drogen hingen aan het plafond, en hoe die smaakten met zelfgebakken brood! Dat zelfgebakken brood werd voor het aansnijden door tante Lisa eerst met een kruisteken gemerkt met het broodmes. Ook niet te vergeten waren de hanen die Pa soms meebracht van Middelburg. Eerst en vooral waren dat kanjers van beesten. Maar de smaak van een haan direct van de boerderij heb ik de laatste vijftig jaar niet meer geproefd!

cii201148bp009 024 page16 image10

Kermis bij tante Alida in St Anna Ter Muiden bij Sluis. Vooraan zit mijn nicht Alice Maertens. Verder tante Alice Maertens uit Heist, Ma (bij het raam). Verder nonkel Leon en tante Margriet.

 

Tot aan de dood van grootvader Dolf Maertens in 1946 vierden we Nieuwjaar op de Vrede, zijnde het ouderlijk huis van Ma. Nieuwjaar 1947 zaten we gewoon thuis op de Lippenslaan met ons gevijven. Daarom besloot Ma om vanaf Nieuwjaardag 1948 zelf een feest te organiseren met de peters en meters van ons gedrieën. Zo kwamen mijn peter, Kamiel Maertens, nonkel Karel Maertens (peter van Dany) en nonkel André Willems (peter van Rika) en zijn gezin tegen de middag. Daar werd door Ma een stuk oude kookkunst opgevoerd wat resulteerde in een uitgebreid middagmaal. Soms was dit een kalkoen, soms koeientong, soms konijnen. Omdat Ma in de voormiddag in de winkel moest werken, kwam mijn nicht Madeleine Fonteyne helpen bij het koken. In de namiddag kwam dan tante Alice en haar gezin uit Heist de groep vervoegen. Ik geloof dat Metje (meter van Rika) in de aanvangsjaren er ook bij was. Toen ze in de Judestraat kwam wonen, is ze zelf begonnen een kermis te organiseren. Ze was wel meter van een zevental kinderen. Uiteraard werden er nieuwjaarsbrieven afgedreund en kregen de kinderen nieuwjaarsgeld. Ik geloof dat het toen twintig frank was!

cii201148bp009 024 page16 image11

Nog eens kermis bij tante Alida (rechts). Verder nichten Annie Van Hulle, Alice Maertens. In het midden mijn zus Rika. Uiterst rechts tante Alida op haar boerderij in St Anna Ter Muiden bij Sluis.

 

Pa was de enige van de familie die na de oorlog een auto bezat. In 1948 had hij zijn versleten Citroënneke van de hand gedaan en een nieuwe Amerikaanse Ford camion gekocht. Weldra werd hij de grote “vervoerder” van de familie. Vooral bij kermissen die niet in Knokke plaats vonden. Zoals Sluis kermis, Middelburg, Heist en Zeebrugge kermis. Achterin de camion werden rondom rond lege bakjes gezet, daarop een paar dekens, en zo reed Pa met wel 10 à 12 personen naar de kermis. Het was zekerlijk geen grote luxe, want uiteindelijk zat je toch altijd nog buiten zonder verwarming.

Het ergste vond ik altijd de reis naar tante Irma. Die woonde langs het Schipdonkkanaal in Heist-Zeebrugge. Er was geen straat, enkel een verharde weg bovenop de dijk met veel putten die door de boerenkarren vol diepe sporen zaten, zodat iedereen flink door elkaar geschud werd. Vooraan in de auto was er slechts plaats voor 2 personen. Die waren dan ook kompleet afgescheiden van de passagiers achterin.

Wanneer iemand achterin misselijk werd, moest hij gewoon zijn hoofd buiten steken om over te geven!

Begin juli 1951, het jaar van mijn plechtige communie, kwam Simonne Van Assel (dochter van tante Elodie uit Frankrijk) mij halen om het verlof door te brengen in Cuts tegen Noyon in Frankrijk. Dat was toen een volle dag reizen met de trein! De treinwagons waren vooroorlogs met houten banken. Ik had er een prachtig verlof. De bedoeling was om Frans te leren, maar daar kwam niet veel van terecht omdat iedereen Vlaams sprak. In de week werd ik ingeschakeld om de koeien tegen melktijd van de heuvel te halen. Nota bene hadden tante Elodie en nonkel Louis toen daar reeds een melkmachine en twintig melkkoeien. Dat was toen vrij grootschalig vergeleken met de Belgische boeren.

De zondagen trok ik de ganse dag met Nonkel Louis er op uit met paard en een sjees naar de andere zussen van Ma en de kermissen in de omliggende dorpen. Eind augustus kwam Pa mij terug halen... met zijn camion te samen met een hele lading Knokse familieleden die blij ook eens naar Frankrijk konden reizen. De trip naar Frankrijk deed hij nog verschillende keren, naar aanleiding van huwelijksfeesten van neven en nichten. Ik herinner me dat tante Germaine toen ook met een man of vijf de trip gemaakt heeft met een grote Amerikaanse slee van taximan Jules Rotsaert uit de Lippenslaan.

Regelmatig reed Pa ook naar tante Ma Soeur (zuster Adolpha en zus van Ma). Eerst was die in Moorslede, later in het klooster in Poperinge. Daar werd ons grote gevolg met alle egards ontvangen in de beste kamer, en volgde er ook wel koffie en brood! Het is tijdens één van deze bezoeken dat Ma gevraagd heeft een groot tafellaken met servetten in kant te laten borduren. De school in Poperinge had ook een kantklossen afdeling. Van zodra dit af was, lag dit tafellaken bij Ma altijd op tafel bij elke kermis. In 1996, toen ze zelf geen grote kermissen aankon, heeft Ma dit tafellaken aan Dora geschonken. Ook het bedevaartsoord in Oostakker werd op deze manier bezocht. Op oude foto’s kan ik zien dat de Van Hulle’s en nonkel Medard en tante Maria mee waren. Niet veel mensen hadden in die jaren een auto. Vanaf oktober tot in het voorjaar werd Pa regelmatig gevraagd door geburen om een en ander te verhuizen met zijn camion. Een regelmatige “klant” was Mousse uit de Lippenslaan. Die werkte nooit veel, en liep er meestal zat bij. Hij verdiende af en toe wat door aan- en verkopen op openbare veilingen van huisboedels. De meubeltjes moesten dan geleverd worden door Pa. Veel onbemiddelde mensen kwamen aankloppen bij een verhuis.

Pa was altijd bereid en deed dit ook altijd gratis.

cii201148bp009 024 page16 image12Op bezoek bij tante Ma Soeur in Poperinge. Zuster Aldolpha is omringd door haar zusters Tante Alice Maertens en rechts Ma.

cii201148bp009 024 page16 image13Op bezoek in Poperinge. Vooraan: mijn broer Dany, neef Eric Van Hulle en nicht Denise Van Hulle. Achteraan zus Rika, mezelf tante nonneke en nicht Annie Van Hulle.

Zijn meest spectaculaire verhuis was een oude vrouw die hij naar het rusthuis in Gent moest brengen. Het was de oude moeder van de familie Despae van het hôtel ‘Milles Collonnes’ op de Lippenslaan waar nu de Kredietbank staat.

Die mevrouw was een been afgezet wegens suikerziekte, en zat in een rolstoel. Pa werd benaderd om die dame naar Gent te verhuizen. De vrouw werd in haar rolstoel achterin de camion geplaatst. De rolstoel werd met koorden vastgemaakt zodat de rolstoel niet kon bewegen. Vanuit haar rolstoel keek ze mooi boven het achterschot van de camion. Ter hoogte van Westkapelle stonden twee rijkswachters die de auto tegenhielden. Eentje liep rond de camion en zag de mevrouw in haar rolstoel zitten. Op de vraag of ze voor het vervoer moest betalen, zei dat braaf mens: “joak, Fons is een brave mens, en ik zal hem goed betalen”. Dit beduidde dus dat Pa vervoer deed van personen waarvoor hij geen vergunning had.

De gendarm kwam terug bij Pa en begon een PV te schrijven. Pa stapte laconiek uit, en zette de oude mevrouw De Spae met rolstoel en al op het fietspad. De verbaliserende gendarm was zo verbaasd dat hij zijn PV verscheurde en de rolstoel terug in de camion hielp plaatsen!

Ook Ma was een brave ziel in de winkel. Mensen waarvan ze wist dat ze het niet breed hadden, kregen ongevraagd wat extra groenten of fruit in hun tas gestopt. Voor oude mensen had ze een zwak. Telkens ze in de winter pannekoeken of wafels bakte, moesten wij een portie brengen naar deze mensen. Dat waren Wardje en Charles D’hondt, een stokoud Engels koppel uit de Zoutelaan, en een oud Duits koppel, de Kandisky’s.

Vanaf de ouderdom van 9 jaar, deed ik tesamen met mijn kameraad gebuur Dany De Leyn, de woensdagnamiddag een uitstap met de fiets. Wij reden gewoonlijk naar de Oosthoek bij nonkel Medard en tante Maria (ouders van Alice) of naar de Vrede of ook soms wel naar Middelburg en Sluis bij tantes en nonkels van Ma. Ik denk dat ik de enige van de jonge generatie was die zoveel bij de tantes en nonkels op bezoek kwam.

Het moet 1952 of 1953 geweest zijn toen de familie Maertens in de zaal ‘Oud Knokke’ een feest organiseerde. Tesamen waren Ma en haar broers en zusters 1000 jaar. Ik weet niet wie de initiatiefnemer geweest is die dit allemaal haarfijn had uitgerekend. Ik vermoed dat het nonkel Dolf was van de Vrede. Het begon met een dankmis in de Sint Margaretakerk. Het daaropvolgende feest duurde tot ’s avonds laat. Ook de Franse zusters en broers van Ma waren overgekomen. Als ik nu de foto’s nog bekijk zie ik dat Rika, Dany en mezelf nog vrij klein waren. Pa, met zijn wilde haren staat bovenaan op het podium.

Een aantal jaren later waren de Maertens broers en zusters terug 1000 jaar samen, niettegenstaande dat ze toen maar met 15 waren. Dit werd niet meer gevierd.

cii201148bp009 024 page16 image14

Hulde aan de 1.000 jarige Familie Maertens!

De 18 kinderen Maertens zijn tesamen 1000 jaar in 1954. Broer Dany houdt het bord. Ikzelf zit op de eerste rij helemaal rechts. Zus Rika zit ook op de eerste rij, derde van links. Bovenaan staat Pa met zijn wilde haardos naast Ma. Van deze groep zijn anno 2007, welgeteld nog amper 12 personen in leven!

 

1 februari 1953

1 februari 1953 was een zondag. Gedurende de nacht van zaterdag op zondagmorgen had het verschrikkelijk gestormd. Wij woonden toen op de Lippenslaan 212 en sliepen op de vierde verdieping. De ganse nacht was het precies of ons huis elk ogenblik uit mekaar ging vliegen! Zoals elke zondagmorgen ging ik met Ma naar de mis van 7.30 uur in de H. Hart Kerk. Het was pas na de mis, zo rond 8.15 uur, bij het naderen van de Lippenslaan, dat we brandweerauto’s zagen staan bij de bakker-patissier Schaepdrijver vlak bij de Blanc-Garinstraat. Ik liep er naar toe en hoorde dat de zee “overgelopen” was. De brandweer was bezig met de ondergelopen kelders leeg te pompen. Het begon toen langzamerhand daglicht te worden. Nu pas konden we zien dat de Lippenslaan vol zand en slijk lag. Van water was niks meer te zien.

Thuis aangekomen stond Pa wat verslagen in het deurgat geleund. Hij had ondertussen vastgesteld dat de kelder bomvol water stond. Wij hadden een drietal kelders die allemaal gebruikt werden. Ook was er een grote frigo waar fruit en groenten opgeslagen werden.

De rest van de kelders werden gebruikt voor opslag van eetwaren zoals suiker, zout, bloem, koffie, pastawaren, aardappelen, etc.,

Deze overstroming was ook een regelrechte financiële ramp voor mijn ouders. In de maand december hadden ze, naar aanleiding van een promotie van onze grossier De Meyere uit Maldegem meer dan 150 kartons conserven van het merk Marie-Thumas aangekocht. Onze frigo was vrij groot, zoiets van 4x5 meter met een zware deur met hendel zoals die in die tijd bij alle beenhouwers te zien was.

De brandweermannen wilden niet komen helpen. Hun instructies waren om eerst de bakkers te helpen want de bevolking moest brood krijgen. Alsof men in een ondergelopen oven zo maar onmiddellijk terug brood kon bakken! Pa was het wachten beu. Hij sprong in zijn vrachtwagen en na een half uur was hij terug met een beerpomp van landbouwer Loeys uit het Kalf. Deze beerpomp werd in gang gezet en we begonnen aan een gezapig tempo de kelder leeg te pompen. Dit water liep zo in de greppel van de Lippenslaan en vandaar in het rioleringssysteem.

Tot rond tien uur in de morgen had niemand een idee over de omvang van deze ramp. Via de radio hoorden we om 10.00 uur dat een enorme vloedgolf zowat de helft van de Engelse, Belgische, Nederlandse, Duitse en Deense kusten had geteisterd. In Knokke was gelukkig niemand verdronken. Daarentegen waren er een tiental mensen in Oostende en Blankenberge verdronken. Langzamerhand kwamen voorbijgangers vertellen hoe zwaar de zeedijk in Knokke getroffen was. Op vele plaatsen was de dijk over 100 à 200 meter totaal weggespoeld. Niet alleen de dijkwering maar ook de wandeldijk was op die plaatsen weg tot aan de huizen. Het was precies of men met een kraan de fundamenten van deze appartementen bloot gelegd had.

Tegen de middag konden we reeds de kelder in, en konden we de omvang van de ravage vaststellen. Tijdens de nacht was de zee zo hoog opgezweept dat miljoenen liters water over de dijk spoelden en de straten binnenliep. Getuigen die ’s nachts het geweld gezien hadden, spraken van letterlijk een stroom van water die de Lippenslaan binnenliep en meer dan een meter onder water zette. Het water liep langs de keldergaten zo de huizen en kelders binnen. Dit moet met een vreselijke kracht gebeurd zijn, want alles wat in de kelder stond, zelfs heel zware voorwerpen zoals een werkbank, werden letterlijk weggesmakt.

Na de middag konden we dan beginnen met het ontruimen. Suiker, zout was allemaal weggesmolten. Bloem, spaghetti en macaroni waren in een kleverig goedje veranderd. Alles, ook het fruit en de groenten, werden op een grote hoop in het midden van de Lippenslaan gegooid. Ook toen al was ramptoerisme een feit. Vanaf 14.00 uur was de Lippenslaan zwart van toeristen die de ellende kwamen aangapen. Ook de kartons conserven (boontjes, erwtjes, spinazie, etc.) werden naar boven gehaald. De kartonnen dozen vielen zo uit mekaar, en daardoor moesten de conservenblikken in manden naar boven worden gedragen naar de keuken. Daar werden ze opgestapeld rond de kachel om te kunnen drogen. Achteraf bleek alle moeite tevergeefs. Na enkele dagen begonnen de conserven te roesten.

In de late namiddag ben ik met mijn kameraad Paul Demaré langs de dijk geweest tot aan de Lekkerbek. Op het einde van de dijk, dicht tegen het Zwin, stond voordien nog een bunker van de Duitsers. Deze bunker met fundamenten en al was zo een honderdtal meter ver de zee ingerold tot de ebbe/vloed lijn. Een betere illustratie van de kracht van het natuurgeweld kon men niet vinden.

Ja, ook toen werd een rampenfonds opgericht, en moesten stapels papier ingevuld worden ter staving van de opgelopen schade. Ik weet niet meer hoeveel mijn ouders van dit rampenfonds getrokken hebben. 10 à 20.000 bf? Dit was zeker onvoldoende om de echte schade te vergoeden. Oh ja, in juli 1953 mochten de kinderen van Knokse vloedgolf-slachtoffers een maand op vakantie naar Italië. Wij zijn nooit gevraagd geweest. Maar veel kinderen van ouders die amper of helemaal geen water gekregen hadden, zijn wel op reis geweest. Pa heeft eventjes gevloekt en gezwegen. Dit is een typische Willems’ trek!

Tot zover de kroniek...

cii201148bp009 024 page16 image16De wandeldijk in Heist is compleet weggespoeld. Het leger heeft zandzakjes tegen de gevels gegooid. 

De kroniek van de familie Alfons Willems-Bertha Maertens - Deel III

Erik Willems

Cnocke is Hier
2011
48b
009-024
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:49:21