De moord op Leonie Blomme (September 1894, Dudzele)

Geert Tavernier

Op 12 sept. 1894 werd langs de Dudzeelse Steenweg, tussen de dorpskern van Dudzele en het gehucht Kruisabele, het stoffelijk overschot ontdekt van de 19- jarige Leonie Blomme. Ze bleek vermoord. Nog diezelfde dag gingen de verdenkingen in de richting van haar ‘geliefd’: Jacobus Destickere. Destickere bleef ontkennen in de loop van het gerechtelijk onderzoek, tot hij op het assisenproces in zekere mate bekende. Op 6 feb. 1895 bevond het assisenhof te Brugge hem schuldig aan moord, en veroordeelde hem tot de doodstraf. Gezien het een passioneel drama betrof werd het priveleven van dader en slachtoffer gedetailleerd onderzocht.[1] Daardoor is dit dossier uit 1895 een interessante bron voor de mentaliteit en het dagelijks leven van de lagere klasse in onze streek.

Jacobus Destickere

Jacobus’ signalement: 1,68 meter groot, kastanjebruine haren en wenkbrauwen, gewoon voorhoofd, ovaal aangezicht, blauwachtige ogen, dikke neus, gewone mond, en ronde kin.

Hij was op 2 aug. 1875 te Dudzele geboren als zoon van Louis Destickere en Joanna Eeckman. Zijn vader was schilder. Dit koppel had drie kinderen: Justina[2] die gehuwd was met Louis Van Hullebusch, Louise[3] die gehuwd was met Henri Amandels, en Jacobus. Na de dood van Marie Eeckman was de vader in 1892 hertrouwd met Marie Coppens[4].

Jacobus had ongeveer 8 maanden, van in aug. 1892 tot in maart 1893, bij zijn zus en schoonbroer te Oostkerke gewoond omdat hij volgens hen niet kon opschieten met zijn stiefmoeder: “omdat het bij zijn vader welke Dudzele bewoont, niet meer ging. Hij kwam niet overeen met zijne stiefmoeder, kon ze niet meer hooren of zien, en nog temeer omdat zij nog zeer jong was en een kind had als zijn vader daarmede trouwde, en hij vernomen had dat zijn vader zijn goed bij akte aan die jonge stiefmoeder had bezet en hij bijgevolg voor geen anders kinders niet meer wilde werken."

Volgens zijn vader waren er thuis met Jacobus geen grote problemen; hij maakte wel soms opmerkingen als Jacobus te laat thuiskwam.

Jacobus vrijde achtereenvolgens met Leonie Blomme, Marie Respalie, Marie De Coster, en tenslotte opnieuw met Leonie Blomme.

Volgens Destickere leerde hij Leonie Blomme zo’n drie jaar geleden kennen toen ze kwam dienen bij Louis Lefief[5], naast zijn deur. Ze werkte een jaar bij Lefief, en hij verklaart dat hij haar toen reeds, met haar toestemming, ‘gebruikt’ heeft (d.w.z. seksuele betrekkingen had). Tijdens de grote kermis te Dudzele in 1893 ontstond een ruzie, hij weet niet meer waarover, en gingen ze uiteen. Hij heeft dan verder gekermist (en onmiddellijk een nieuwe relatie aangegaan) met Marie Respalie.

Marie Respalie[6] droeg in Dudzele de smalende bijnaam “Hoere Miete". De eerste zondag van aug. 1893 startte zij een relatie met Jacobus Destickere. Tijdens de daaropvolgende kermisdagen maakte hij haar zwanger, en op de vierde zondag van september datzelfde jaar zette zij een punt achter de relatie: “Op gezegde dag zijn onze betrekkingen afgebroken. Ik wilde hem niet meer omdat Leonie Blomme, die nu versmoord is, mij gezegde dag kwam zeggen dat Jacobus Desticker haar gezegd had dat hij meester van mij was, en ging met mij dansen, hetgeen hij mij kwam vragen, en om die gezegdens wilde ik niet. Hij nam mij bij mijne schouder en neep er in. Ik gaf hem eene kaakslag, en van dan af en om gezegde reden zijn alle betrekkingen geëindigd” Op 16 mei 1894 beviel ze bij haar ouders van haar onwettige zoon Benari Josef Respalie. Zij was formeel dat Jacob Destickere de vader was, al heeft ze hem nooit ingelicht van de geboorte. Destickere zelf had wel weet van het kind, maar ontkende dat het van hem was. Het jongetje overleed in maart 1895 te Westkapelle, 10 maanden oud.

Marie De Coster[7] was op 2 sept. 1893 als meid gaan inwonen bij Louis Lefief te Dudzele. Een goede twee maanden later, op 14 nov. begon ze een relatie met Jacobus Destickere, die naast Lefief woonde. Op 15 maart 1894 ging ze terug in Zuienkerke wonen om tijdens de zomer te gaan werken bij landbouwer Daneels (haar ouders bewoonden een huis van Daneels). Haar relatie met Destickere bleef duren tot ze op 8 juli, op de kermis te Lissewege, ruzieden en definitief uit elkaar gingen.

Op 6 augustus 1894, d.i. de maandag van de grote kermis van Dudzele, is hij opnieuw een relatie aangegaan met Leonie Blomme. Reeds diezelfde maandag, en ook de volgende dag, heeft hij haar met haar toestemming ‘gebruikt’.

Verschillende getuigen, o.a. Zenobie Bulcke, bevestigen dat hij meermaals seksuele betrekkingen had met De Coster en Respalie, en beiden zwanger maakte. Destickere zelf gaf gemakkelijk de seksuele betrekkingen toe, maar gaf aan niet te weten of hij iemand zwanger maakte. Destickere verklaarde dat Leonie Blomme hem nooit gezegd had dat ze zwanger was. Ze zou volgens hem ook nooit over trouwen gesproken hebben.

Jacobus had tegen verschillende personen gezegd dat hij van plan was zich in te kopen in het leger. Als reden hiervoor klaagde hij dat het thuis niet meer ging. Naderhand liet hij dit plan varen gezien hij andere miliciens hoorde klagen: maar sedert korten tijd de soldaten hoorende klagen die van de laatste manoevres kwamen, was dit mijn inzicht niet meer.”

Diverse getuigen laten zich negatief uit over Jacob Destickere. Destickere liep in het verleden twee veroordelingen op:

  1. Politierechtbank Brugge dd. 06-09-1893: boete met meerdere mededaders wegens verstoring van de rust of ‘nachtgeraas’ en beledigingen (schelden) ten aanzien van Joseph Inghelram. De feiten deden zich voor op 30 april en 3 mei 1893.
  2. Correctionele Rechtbank Brugge dd. 16-06-1894: 8 dagen

gevangenisstraf en een boete (solidair te betalen met drie medeveroordeelden) wegens opzettelijke slagen en verwondingen te Dudzele op 21-01-1894 ten aanzien van Gustave Vande Casteele.

In het assisendossier steekt een inlichtingenfiche over de verdachte (“criminele statistiek’), ingevuld door politieofficier Ch. Demuynck van Dudzele. Hierin staat dat hij schilder en witter van beroep was. Hij had lager onderwijs gevolgd en kon lezen en schrijven. Op de vraag “Welk was zijn voorig gedrag, zijn faam?” antwoordt Demuynck: ‘Alderslechtst’! In de rubriek “Andere bijzonderheden geschikt om de zedelijkheid van den beklaagde te doen kennen?” schrijft hij: “Het is voldoende hem te bezien om te oordeelen was persoon het is”! Met dit laatste lijkt Demuynck aan te geven dat zijn openlijk gedrag, of mogelijks zijn uiterlijk, aantoont hoe slecht hij is ...

Leonie Blomme

Louise Seghers[8] had drie kinderen uit haar eerste huwelijk met Jean Baptiste Blomme: Honore[9], Henri[10] en Leonie Blomme. Louise was op 14 augustus 1894 hertrouwd met Louis Vandewaeter [11]. Haar zoon Henri was niet gelukkig met dit huwelijk, en daarom was hij gaan inwonen als dienstknecht bij Deschepper (bij wie zijn broer Honore reeds woonde en werkte). Kort daarna bezorgde Henri zijn zus een betrekking als inwonende meid bij Auguste Beausaert.

Toen Leonie 17 jaar was, werkte ze een jaar in dienst van Louis Lefief te Dudzele. Daarna bleef ze de zomer thuis, waarna ze een maand werkte bij Inghels. Daarna is ze opnieuw ’s zomers thuisgebleven, om vervolgens van 1 oktober. 1893 tot 24 juni 1894 te gaan dienen bij Pieter Monballiu[12]. Tussendoor, van 1 tot 14 juni, woonde ze als meid in bij Walgraeve[13] [14] [15] [16] [17] [18] te Blankenberge. Daarna verbleef ze weer thuis tot ze op 10 sept. als meid introk bij Auguste Beausaert.

Elisa Schramme (vrouw van Lefief), bij wie ze een jaar werkte, omschrijft haar als volgt: “Zij was nog al stijf resolute, ’t is te zeggen dat zij geern tegen het mannevolk klapte ...”.

rdp201602p035 066 page32 image1Louis Lefief en Elisa Schramme bij hun 50-jarig huwelijksjubileum in 1938

Louis Lefief baatte de herberg “het Gouden Hoofd’ uit aan de Damse Steenweg, in de wijk het Nieuwdorp, waar in 1893 de gaaiboldersmaatschappij “De Boudewijnsvrienden" opgericht werd. Naast herbergier was Lefief ook kolenhandelaar, en mede-oprichter van de fanfaregilde van de Xaverianen (samen met de bekende Dudzeelse onderpastoor en missionaris “Ratte Vincke’’).14 15 16 17

In mei 1894 zocht Leonie toenadering tot Leopold (Pol) Slabbinck18. Zo ontmoette hij haar te Oostkerke op 6 mei 1894, de zondag voor Sinksen, waar hij op stap was en ze aan de praat raakten: “Zij zegde mij: ik heb geen lief. Wij kwamen dan overeen van tesamen wat te wandelen en in ’t naar huis gaan, daar zij mij niet gerust liet en mij vroeg om haar te gebruiken, heb ik zulks  gedaan. Sedertdien heb ik geen gemeens meer gehad met die dochter, zij woonde te ver van mij." Leonie had ook Elisa Grenelle ingelicht van haar verkering met Slabbinck. Enkele getuigen hadden Slabbinck en Blomme samen gezien op de Meifoor te Brugge.

Destickere bevestigde aan de onderzoeksrechter dat hij op de hoogte was van de geruchten als zou er iets gaande zijn tussen Leonie en Slabbinck van Oostkerke, al verklaarde hij niet zeker te zijn wat hij daarvan moest geloven.

Marie De Coster vroeg Destickere eens of Leonie Blomme met iemand anders verkeerde, waarop Destickere aangaf dat ze volgens hem een relatie had met Edmond Demaecker die op dezelfde hofstede werkte (bij Monballiu). Demaecker[19] zelf verklaarde nochtans nooit het lief van Leonie Blomme te zijn geweest.

Marie Coppens (stiefmoeder van Destickere) was niet zo positief over Leonie: “Wij wisten dat hij in betrekking was met Leonie Blomme, hij had er mede gekermisd tijdens de laatste kermis van Dudzeele in augusti. Leonie was zot en wild, zij vloekte en klapte veel slechte klaps. Jacobus sprak nooit van dit meisje in ons huis.”

Gustaaf Delaetere, een vriend van Destickere, had ook interesse in Leonie Blomme. Rond juni 1894, toen ze nog bij Pieter Monballiu werkte, vroeg hij haar om te vrijen: “Zij weigerde zeggende “geene voor Destickere”. Zij voegde er bij dat hij zoo jaloers van haar was, dat hij haar verbood van met iemand anders te spreeken, met de woorden “geene voor Destickere” verstond ik dat zij Destickere alleen geern zag.” Kort voor de grote kermis vroeg hij haar nog eens om met haar te mogen kermissen, maar ze weigerde opnieuw. Ook voordien, toen ze nog in dienst was bij Lefief, wou hij een relatie met haar aangaan, wat ze toen ook al weigerde.

De moeder van Leonie was niet opgezet met haar relatie met Destickere: “Ik zag dat zij met hem uitging. Ik verbood haar zulks omdat de menschen mij zegden dat het een slechte jongen was en dat hij een kind had te Westcapelle.” In augustus 1894 had haar moeder haar hierom op zekere avond berispt, waarop Leonie haar moeder op de arm sloeg met de staart van haar haak (waarmee ze aan het werk was); de moeder reageerde hierop met enkele kletsen in haar gezicht. Ondanks de afkeuring van haar moeder bleef ze Destickere opzoeken. Ze liet ook aan meerdere getuigen haar liefde voor hem blijken.

Op 12 september 1894 werd Leonie dus in de vroege morgen vermoord door haar vrijer Jacob Destickere. Achteraf voerden gerechtsartsen een autopsie uit om de doodsoorzaak vast te stellen. Die bracht een kogel in de hersenen aan het licht. Een andere kogel had slechts de kleren rond het hart beschadigd. Volgens de wetsdokter zou ze na het schot in de hersenen nog een halfuur tot drie kwartier geleefd hebben. De artsen onderzochten ook of ze zwanger was. Ze stelden vast dat de baarmoeder zwaarder was, en in de baarmoeder “nous constatons le presence d’une petite vesicule, des dimensions d’une noisette, qui, ouverte, laisse percevoir un embryon, d’environ une dizaine de millemetres.”

Een embryo met een lengte van ongeveer een cm komt volgende de huidige wetenschappelijk inzichten overeen met een zwangerschap van ongeveer 7 weken, d.w.z. ongeveer 5 weken na de bevruchting. Op basis hiervan zou de bevruchting rond 8 augustus plaatsgevonden hebben, wat verrassend nauwkeurig de verklaringen van o.m. Jacobus Destickere en Louise Malefason bevestigt.

rdp201602p035 066 page32 image2

Haar moeder had ook een vermoeden dat ze zwanger was: “Den maandag 10 september toen zij naar haren dienst vertrok, deed ik haar bemerken dat hare regels reeds eene week ten achteren waren, vijf weken voordien had ik zelve hare regels goed bestatigd. Zij antwoordde dat het voordien nog ten achteren geweest was. Zij was dien dag en ook den dinsdag 11 september, toen zij na de mis haeren kerkeboek t’huis kwam nederleggen, geestig, schuyfelde en zong gelijk gewoonte; zij was altijd geestig van karakter."

Louise Malefason[20] en Renilde Snauwaert[21] waren de beste vriendinnen van Leonie. Louise verklaarde over het slachtoffer: “Leonie Blomme was altijd geestig van karakter. Zij liep geern op straat en gaf er niet om om te vloeken en slechte klaps te spreken. Zij sprak geern met mannenvolk. Ik heb haar nochtans geen ander vrijer gekend dan Jacob Destickere die reeds over meer dan een jaar met haar gevrijd had en nu laatst den maandag van de kermis, dus den 6 augusti weder bij haar gekomen was. (...) Den dinsdag der kermis, in augusti, zegde zij mij dat zij zich door Destickere in de vruchten had laten gebruiken daags er voren; in den zelfden dag’s avonds bekende zij mij dat hij het nog den dinsdag avond gedaan had met hare goesting. Op mijne ondervraging zegde zij dat dit reeds menigmaal gebeurd was voordien, doch zegde niet met wie. Op ondervraging: nooit heeft zij mij gezegd dat zij vreesde van kinderen te hebben. Wanneer ik haar zegde dat zij moest opletten, antwoordde zij: Ik kijk achter niets.”

Leonie wordt door uiteenlopende getuigen omschreven als een levenslustig meisje. Ze was soms wel eens verdrietig, maar niemand meent dat zij zelfmoordplannen had.

Op 26 augustus 1894 was Leonie met haar stiefzusje Marie Vandewaeter op bezoek gegaan bij Marie Westyn21 [22] te Koolkerke. De moeder van Marie Westyn[23] en de stiefvader van Leonie waren broer en zus. Leonie kwam haar uitnodigen naar de kleine kermis te Dudzele. Daarna vergezelde Marie Westyn hen terwijl ze naar het Fort Lapin stapten om de tram naar Dudzele te nemen. Leonie vertrouwde haar toe dat ze bedreigd en geslagen werd door haar vrijer:

“Onderweg sprak zij mij van Jacob Destickere, zeggende dat hij altijd zocht om met haar te verkeeren en dat zij soms met hem om een glas bier geweest was. Zij voegde er bij: “Mijne moeder wilt niet dat ik met hem verkeere omdat het zulk een stinker is en ik zoude hem laten, ware het niet dat hij mij reeds verschillige keeren verdreigd heeft met de dood”.”

Aan het Fort Lapin ontmoetten ze Elisa Grenelle[24] en Eugenie Verfaillie[25]. Grenelle liet weten dat ze Destickere naar Brugge had zien gaan. Gezien de tram al vertrokken was wandelden ze verder tot aan Ten Berghe, en onderweg zei Leonie: “Ik ben tevreden dat Destickere naar Brugge gegaan is, want hij zal mij dan dezen avond geene slagen meer geven. Zij zegde dan: Ik mis reeds negen weken mijne regels en ik meen dat ik zwanger ben van Destickere.” Marie Westyn vulde haar verklaring nog verder aan met: “Zij zegde: “Het is sedert drie weken voor Dudzeele kermis dat ik mijne regels mis en toen zij mij alzoo sprak was het zes weken na de kermis. Hij heeft mij gebruikt, zegde zij, al den kant van de Hoogmaat te Dudzeele.”

Geconfronteerd met de verklaring van Westyn ontkende Destickere haar ooit bedreigd of geslagen te hebben. Destickere meent zelfs dat Westyn onder een hoedje speelt met de stiefvader van Leonie Blomme (haar oom): “Voorzeker is zij uitgekocht”.

Zaterdag 8 sept.

Woensdag 12 sept. was Louis Destickere langs geweest bij Charles Demuynck[26] om klacht neer te leggen tegen zijn zoon Jacobus. Volgens de vader stal Jacobus 40 franken uit zijn kast, en het geld moet zaterdag gestolen zijn. Jacobus gaf achteraf de diefstal toe, maar bleef erbij dat hij slechts 16 frank stal. Hiermee zou hij maandag 10 sept. een revolver en cartouches gekocht hebben.

Zondag 9 sept.

In de loop van de dag had Leonie gebold in de herberg van Jan Huys, en hiermee had ze een prijs gewonnen. Ze was er blijkbaar in goede vorm, en bijzonder vrolijk gestemd. Haar vriendin Louise Malefason bijv. verklaart: “Leonie was daar intnemende blijdgeestig want zij heeft daar nog geschuifelt en gezongen”. Ze zat er ook samen met Louise Destickere en haar man en baby. Leonie had er gezegd dat ze verliefd was op hun (schoon)broer, en met hem wilde trouwen en een kindje krijgen. Tegen de baby zei ze: “Gij zult nog mogen tante zeggen tegen mij.n

rdp201602p035 066 page32 image3In de namiddag waren Jacob Destickere, Casimir Huyghebaert[27], Frans Driessens[28], Gustaaf Delaetere[29] en Theofiel Booy[30] samen naar de gaaischieting in Lissewege gegaan. In de terugtocht naar Dudzele maakten Delaetere en Destickere geen geheim van hun gevoelens voor Leonie Blomme. Destickere zei namelijk “Leonie Blomme is mijn lief’, waarop Delaetere repliceerde: “Ik zie ze ook geern, maar dat kan mij niet kl..., zij is de uwe tot dat gij lot, maar indien gij eens soldaat zijt, dan zal ik ze opdoen (voor mij nemen) gedurende drij jaar.” Volgens Delaetere reageerde Destickere hier rustig op, zeggend: “Leonie Blomme zal mij nooit verlaten." Delaetere verduidelijkt:

“Wanneer ik op gemelde zondag en nog voordien aan Destickere zegde: “Indien gij soldaat wordt, zal Leonie Blomme mijn lief worden, zegde ik dit serieus, dit was gemeend, ik wilde inderdaad in dit geval met haar vrijen, doch hij miek zich daarvoren nooit gram en loeg, doch ik kende zijn gedacht niet." De andere aanwezigen bevestigden dit gesprek.

Terug in Dudzele bleven ze eerst ongeveer een kwartier op het markplein staan, waarna ze naar de herberg van Pieter Peere gingen. Eugenie Vincioen[31] die daar aanwezig was hoorde Destickere alluderen dat Leonie Blomme achter zijn rug met een ander vrijde: “Al gelijk er eene andere mede vrijd, het is toch de onze al te gaderJ! [mogelijks alludeerde Destickere hiermee op de gevoelens van zijn kameraad Delaetere (die ook in het cafe was) voor Leonie Blomme.] Achteraf confronteert de onderzoeksrechter Destickere met deze uitspraak, waarop hij repliceerde dat ze dronken waren, en dat hij niet zeker was of ze ook met een ander vrijde gezien uiteenlopende geruchten de ronde deden.

Rond 21 u werd Louis Vandewaeter wakker door het geschreeuw van zijn twee dochters[32] die op een twaalftal meter van zijn woning sliepen. Hij liep de straat op, en zijn dochters kwamen in hun nachtgewaad naar hem toegelopen. Hij zag enkele personen staan achter de stalling van zijn buurman (en herbergier) Pieter Peere[33]. Jacob Destickere sprak hem aan: “Hier is Kootke Steckers. Het is ik. Wat zoudt gij zeggen dat ik dat gedaan hem”. Hierop repliceerde Vandewaeter enkel dat hij daar zo laat op de avond niets te zoeken had.

De meisjes waren angstig geworden door aanhoudend geschop of gestamp: “Eerst is iemand gekomen die tweemaal tegen de deur onzer slaapkamer geschupt of gestampt heeft, en alzoo een twintigtal minuten later heeft me bij middel van eenen steen of een ander zwaar voorwerp peis ik menigvuldige naeenvolgende malen op de watervenster die zich in de gevel der gezegde kamer bevind geslegen tot dat dezelve ervan open gesprongen is. Dan heb ik gezien dat er eenen man zes of zeven voor de herberg van Peere stonden waarvan ik niemand verkend heb.’’, aldus Juliette Vandewaeter.

Buurvrouw Marie Lodders[34] was getuige van het incident: “Gisteren avond rond 8 Y ure heb ik van voor de deuren van mijne en van mijnen gebuur Vande Waetere zijne woning, Jacob Desteckere, drager eener boog (waaraan eenen zakneusdoek en eenen foulard geknoopt waren) en een pijlkas, dewelken daar gelijk eenen afgod stond te vloeken, weggejaagd. Ongeveer 20 minuten later heb ik de meisjes van Vandewaetere ook hooren schreeuwen. Daar waar ik De Stecker die lam dronke was, gezien heb, ligt er geenen weg.’’

Destickere had aanhoudend met zijn pijlkas tegen het watervenster geslagen. Het watervenster raakte daarbij beschadigd, of vertoonde op zijn minst sporen van het geweld.

Pieter Peere en Louise Debel baatten de herberg “De Vishandel” uit in de Damse Steenweg te Dudzele. Daarnaast was Peere vishandelaar, die wekelijks met paard en traamkar verse vis ophaalde in Blankenberge, en die verder ook droge vis verkocht.35

Tussen 22 en 23 u zat Destickere dronken in de herberg van Francis Bulcke. Hij vertelde er aan Zenobie Bulcke36: “Er is een meisje in mijne familie die zwanger is, dat ik het kon aan de kant maken ik zou het doen, maar ik weet nog niet waarmede" [hiermee werd gezinspeeld op een abortus provocatus]. Hij begon dan te slapen, en toen hij wakker werd zei hij haar nog, erg dronken zijnde: “Er speelt wat in mijn hoofd, en ik geloof dat ik rare toeren zal doen”.

Maandaq 10 sept.

‘s Middags klopten rijkswachters D’haene en Breidenbach aan bij Jacob Destickere, om hem te verhoren over het nachtlawaai bij Vandewaeter. Destickere vlucht echter weg: “Wanneer wij ons opstellers, juist binst het middagmaal, ten huize van Jacob De Steckere aangeboden hebben, heeft hij zijn eten laten staan, en is van de tafel weg, al langst de achterdeur, buiten gesprongen, voor spoedig al zijne medematen te gaan verwittigen. Dit is zoodanig waar dat hij zelfs, terwijl wij in het huis van Huyghebaert waren, daar nog de deur open gesteken heeft voor achter den zoon Casimir hooger aangeduid te vragen. Hier nog eens hebben wij hem verzocht eene minuut of twee te willen wachten, ten einde hem te kunnen ondervragen, maar hij is wederom weggeloopen.”

rdp201602p035 066 page32 image7rdp201602p035 066 page32 image6

rdp201602p035 066 page32 image5rdp201602p035 066 page32 image4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze dag startte de tewerkstelling van Leonie Blomme als inwonende meid op de hofstede van August Beausaert37. Leonie had hierbij al haar kleren meegenomen, behalve een rok.

Op 13.32 u was Destickere in Dudzele op de tram gestapt, en om 13.52 was hij aan het Fort Lapin afgestapt, aldus Arthur Van Zandweghe38. Tussen 14 en l5 u had Van Zandweghe hem tweemaal in Brugge opgemerkt, de ene maal voor het raam van wapenhandelaar Paridaens in de Vlamingstraat, de andere maal voor het raam van wapenhandelaar Brille. Destickere verklaart een revolver en cartouches gekocht te hebben bij Paridaens39 (al kan de verkoopster dit niet met zekerheid bevestigen). In Brugge ging hij ook langs bij Degroote40 in de Sint-Jacobsstraat om te informeren naar zijn horloge dat er in herstelling was. Verder ging hij in Brugge langs bij zijn tante en nicht41 om hen uit te nodigen naar de kleine kermis te Dudzele. Ook in herberg “In de Stad Dudzeele”, in de [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] Genthofstraat te Brugge, was hij langs geweest (blijkbaar kwamen daar veel Dudzelenaars over de vloer)[42]. Om 19 u nam Destickere aan het Fort Lapin terug de tram richting Dudzele.

 Dinsdag 11 sept.

Deze dag was in Dudzele een ‘biddag’, waarbij men normaal naar de mis, ter biecht, en dergelijke ging. Zowel Leonie Blomme als Jacobus Destickere waren aanwezig in de vroegmis om 6 u. Na de vroegmis gingen ze samen een glas bier drinken bij Pieter Peere. Verschillende getuigen zagen hen stilletjes tegen elkaar praten in de herberg van Peere, als een koppel verliefden. Vervolgens vergezelde hij haar naar de hofstede van Beausaert, en wandelden ze wat langs de Siphon, over Oostkerke-brug naar Oostkerke en terug naar Dudzele.

rdp201602p035 066 page32 image8In de namiddag ging Leonie naar de vespers, en toen ze rond 16 u de kerk uitkwam stond Destickere haar op te wachten. Ze gingen dan nog een glas bier drinken in de herberg van Pieter Snauwaert[43], waarna hij haar opnieuw vergezelde tot aan de hofstede van Beausaert. Onderweg zou hij haar gezegd hebben dat hij die avond naar Brugge wou gaan, volgens zijn eigen verklaring zonder duidelijke reden: “Ik was inderdaad van gedacht uit plezier alleen naar Brugge te gaan, doch ik wist niet wat te Brugge te doen" Leonie zou aangegeven hebben dat ze mee wou gaan, en dat ze toestemming aan boerin Beausaert zou vragen onder het voorwendsel voor haar moeder te moeten zorgen.

Op het assisenproces verklaarde Destickere dat hij die namiddag tegen Leonie zei dat hij die avond naar Brugge wou gaan om van daaruit naar Frankrijk te vertrekken; Leonie zei dat ze zou meegaan met hem.

Rond 17.00 ging Leonie even langs bij haar stiefvader Louis Vandewaeter, die thuis zat met zijn zoon Joseph. Ze vroeg de sleutel van de kast om haar zwarte rok te nemen. Hierop antwoordde haar stiefvader dat ze die rok deze week niet meer nodig had, en dat ze er zondag wel kon omkomen. Ze antwoordde kort “Ja vader1’, en ging onverricht ter zake weg.

Rond 17.30 u kwam Leonie thuis van de vespers, en vroeg ze aan de vrouw van Beausaert (haar bazin) of ze nog die avond haar moeder in Brugge mocht opzoeken, die zogezegd op dat moment opgenomen was in het ‘ooglijdersgesticht’ te Brugge. Dit onder het voorwendsel dat haar moeder ernstig ziek was, en dat ze over haar wilde waken. De boerin stemde in, op voorwaarde dat ze in de vroege morgen tegen 4 u terug op post zou zijn om de koeien te helpen melken. De boerin gaf haar een mandje met peren mee voor haar zieke moeder.

Rond 19 u vertrok Leonie in haar zondagse kledij richting Brugge. Rond 19.30 u ging ze in haar eentje even binnen in de herberg van Johanna Vercruysse[44], aan wie ze het mandje peren gaf met de vraag het terug te dragen naar de hofstede van Beausaert. Ze zei Vercruysse dat ze diezelfde avond met haar lief naar Brugge ging, om van daaruit met de trein van 6 u te vertrekken, zonder te zeggen naar waar. Vercruysse bazuinde het rond. Zo had ze diezelfde avond de moeder van Leonie hiervan ingelicht. Pieter Peere verklaarde dat Vercruysse hem de volgende morgen om 8 u en passant zei: “Wilt gij het laatste nieuws weten. Lee Tiste (Leonie Blomme) is vertrokken met Jacobus Destickere. Zij is hier gisteren avond gekomen met een mandje peeren, welk zij hier gelaten heeft, en heeft het mij gezegd, er bijvoegende dat zij binnen veertien dagen wanneer zij ter bestemming zou gekomen zijn , aan de weduwe Vlaemynck ging schrijven."

Volgens de verklaring van Destickere ging hij die avond nog wat biljart spelen in de herberg met Zenobie Bulcke, dronk daarna een serieuze hoeveelheid bier en jenever in de kelder van zijn vader, en rond 20.30 a 21 u ontmoette hij Leonie, en wandelden ze zoals afgesproken naar Brugge.

Zenobie Bulcke bevestigde dat Destickere die avond met haar gebiljart had; ze is zeker dat hij niet dronken was toen hij haar herberg verliet. Hiermee geconfronteerd bevestigt Destickere dit, en stelt dat het vlak daarna was dat hij zich thuis bezatte met jenever.

Woensdaq 12 sept.

In de nacht van dinsdag op woensdag werd Leonie Blomme vermoord.

Tussen 3.30 en 4 u ’s nachts was Jacobus thuis gekomen, en zijn vader had hem binnengelaten. Hij was tot aan zijn middel doorweekt, en begaf zich naar zijn slaapkamer. Zijn vader volgde hem om te vragen waar hij uitgehangen had en wat hij nu van plan was “omdat hij nu gedurende eenigte dagen niet gewrocht en rondgezwierd had (aldus zijn stiefmoeder). Jacobus gaf weinig uitleg, en antwoordde dat hij van Oostkerke kwam ...

Woensdagmorgen ging de moeder Leonie Blomme naar het ‘ooglijdersgesticht’ van Dr. Plettinck in de Hertsbergestraat te Brugge, omdat ze al een tijdje pijn aan haar ogen had. Ze ging eerst om 5.45 u langs bij haar twee zonen die als knecht inwoonden bij Deschepper[45]. Ze vertelde hen dat Leonie een grap had uitgehaald, al wat het voor de zonen niet duidelijk wat ze daar precies mee bedoelde: “Ik moet u spreken, er is een grap gebeurd. Lee is vertrokken met Ko Destickere. Ik moet naar het gasthuis en gij zult moeten voor de zaak zorgen”, aldus Henri Blomme. Op 25 sept. was de moeder nog steeds opgenomen in het ‘ooglijdersgesticht’, waar ze herstelde van een operatie. Ze werd er pas op 24 sept. ingelicht van de dood van haar dochter.

rdp201602p035 066 page32 image9Briefhoofd van Dr. Plettinck’s instelling te Brugge

In de namiddag wandelden enkele Engelse juffrouwen langs de Dudzeelse Steenweg in de richting van Dudzele: Hilda Robinson[46], haar zuster Florence Robinson[47], Florence Bury & Miny Semein. Ze hadden een zwart hondje bij zich. Deze straat was toen een kalsijde (verhard met kasseistenen), waarlangs een tramlijn liep die Dudzele met Brugge verbond. Tussen het gehucht Kruisabele en Dudzele zette Hilda zich te rusten op een hoop stenen langs de linker berm, terwijl haar gezellinnen wilde braambessen plukten in een veld. Het was rond 17 u (ze had op haar horloge gekeken) toen Hilda, daar zittend, een hand en een stuk rode stof zag uitsteken uit de beek (‘gracht’). Tegelijk zag ze drie mannen, elk een paard geleidend, afkomen uit de richting van Brugge, die ze verwittigde van de akelige vondst: Pieter Tavernier[48], Firmin Goormachtigh[49] en Henri Desmet[50] (komend van de markt in Brugge). Ze gingen wat dichterbij kijken en merkten een lijk, waarvan een hand en een knie uit het water staken. Tavernier riep naar Karel Gardin[51] (die al van ’s morgens aan de overkant van de straat zijn land beploegde) die ook kwam kijken. Hierop gingen Tavernier, Goormachtigh en Desmet verder richting Dudzele. Ze merkten dat het hoofd in het slijk gedrongen was, en bedekt met een grote platte schaliesteen. Het water

in de beek stond zo’n 30 cm hoog. Beide handen waren verkrampt, wat gras vasthoudend, niet het soort gras dat in het water groeit maar gras zoals op de droge berm. Een van de mannen wees op een ‘trappeling’ (waar de begroeiing of aarde platgetrapt was) bij de vlakbij staande boom: er waren voetsporen zichtbaar van twee personen, als van een man en een vrouw, die daar hadden staan trappelen, mogelijks in een gevecht of zo. Dichtbij, op een hoop borduurstenen, werden op twee stenen rode vlekken aangetroffen. De vlekken werden onderzocht door een chemicus uit Brugge die vaststelde dat het wel degelijk om bloed ging.

rdp201602p035 066 page32 image10Petrus Tavernier, die op 12 sept. 1894 een van de eerste getuigen was bij de ontdekking van het stoffelijk overschot van Leonie Blomme

Tussen ongeveer 17 u en 17.30 u kwamen er nog diverse andere personen bij de plaats van het lijk: Louis Blommaert[52], Jan Costers[53] die in de omgeving op zijn land werkte, Charles Van Cleven[54], Melanie Casier[55], Henri Gardin[56] die werkte op zijn rapenveld dat paalde aan de locatie van het lijk, de twee kinderen van Karel Gardin, Theophiel Casier, Auguste Demets[57] die draf loste met Frederic Rotsaert[58], Bernard Degroote[59] die met zijn rijtuig passeerde, Theophiel Casier[60], ... Frederic Englebert[61] was op weg met zijn fiets (‘wielpeerd’) van Dudzele naar Brugge; hij reed door naar Brugge om het gerecht te verwittigen.

Rotsaert haalde de steen van het hoofd, hief het lijk uit het water, vroeg of iemand haar kende, en liet het dan terug in het water zinken. Daarna trokken Henri Gardin en Jan Costers het lijk uit de beek.

rdp201602p035 066 page32 image11Rond 18.30 u werd onderzoeksrechter Louis Halleux te Brugge ingelicht. Hij begaf zich dadelijk naar het gemeentehuis van Dudzele, vergezeld door zijn griffier, procureur des konings Smeesters, en wetsdokter Van Caneghem. Te Dudzele kwam ook de gendarmerie erbij.

Het lijk werd overgebracht naar een kamer in het gemeentehuis van Dudzele, waar het officieel gei'dentificeerd werd door timmerman Jan Schotte, en koster Hendrik Scherpereel. Dr. Van Caneghem deed zijn eerste vaststellingen. Na enkele getuigen gehoord te hebben in het gemeentehuis, begaf de onderzoeksrechter zich naar het huis van Destickere, waar ze zijn vader en stiefmoeder ontmoetten, en o.a. zijn natte kledij in beslag namen. Zijn broek en schoenen waren volledig nat, terwijl zijn vest enkel onderaan nat was. In de avond gingen ze nog (met een lantaarn) de plaats bekijken waar het lijk gevonden was, waarna ze terug naar Brugge trokken. Om 23 u kwam de onderzoeksrechter in Brugge aan.

Dezelfde dag werd de zoektocht ingezet naar Jacobus Destickere. Volgens de gemeentesecretaris61 [62] kon hij zich bij zijn zuster te Oostkerke schuilhouden, gezien hij daar wel vaker zou langsgaan na iets mispeuterd te hebben. Een huiszoeking in Oostkerke leverde niets op. Onderzoekrechter Halleux zond een telegram naar de politiecommissaris van Sluis om de verdachte aan te houden; men hield er blijkbaar rekening mee dat hij over de grens kon gevlucht zijn.

Jacob liep die avond even langs bij zijn zuster Louise te Dudzele. Volgens haar was hij aangedaan, en zei niet veel: “Hij snakte mij vast gelijk niet meer wetende wat hij deed. Ik vroeg hem: “Broeder wat hebt gij toch nu gedaan”, doch hij kon niet spreken en stak zijne schouders omhoog. Daar ik vernomen had dat Leonie Blomme versmoord was, vroeg ik hem: “Hebt gij misschien het gedacht gehad van u te samen te versmooren”. Hij antwoordde: ‘Ja’. (...) Ik geloof dat hij gezeid heeft dat zij hem zou gevraagd hebben van hun leven te laten voor elkander, waardoor ik verstond dat zij zich te samen hadden willen versmooren".

In het dossier steken enkele schetsen om de plaats van het delict te verduidelijken:

rdp201602p035 066 page32 image13

1

Ligging van het lijk van Leonie Blomme volgens de verklaringen van getuigen Charles Gardeyn en jonkvrouw Hilda Robinson

2

Borduursteen waarmee het hoofd bedekt was en onder water gehouden werd

3

Muts van het slachtoffer, door de gendarmerie onder het water ontdekt

4

‘Glets’ die vastgesteld werd door getuigen Henri Gardeyn en Charles Van Cleven

5, 12

Twee canadapopulieren die zich op 7,60 meter van elkaar bevonden

6

Hoop met borduurstenen waarop getuige jonkvrouw Hilda Robinson zich bevond toen ze het lijk voor het eerst opmerkte

7

Voetstappen van ongelijke voeten en slijkplekken volgens de verklaring van getuige Charles Gardeyn

8

Hoop met borduurstenen

 

9, 10

Bloedvlekken op de borduurstenen, opgemerkt door getuige Charles Van Cleven

11

Voetstappen en slijkplekken volgens de verklaring van getuige Charles Gardeyn

13

Hoop met kalsijdestenen

14

Grasborduur die 90 cm breed is

rdp201602p035 066 page32 image12Een detail uit het bovenstaande

 rdp201602p035 066 page32 image14

A

Plaats waar het lijk van Leonie Blomme ontdekt werd.

AB

Afstand tussen de plaats A, waar het lijk ontdekt werd, en het huis bewoond door de weduwe Philippe Costers = 209 meter

AC

Afstand tussen plaats A en de tweewoonst bewoond door Theophiel Casier en Joseph Vercruysse = 347 meter

AD

Afstand tussen plaats A en het huis bewoond door Louis Booe = 238 meter

AF

Afstand tussen plaats A en de hofstede bewoond door de kinderen Demets = 330 meter

AE

Afstand tussen plaats A en het huis bewoond door Amandus Claeys = 237 meter

H

Plaats waar Charles Gardeyn met de paarden werkte op het moment van de ontdekking van het lijk

AH

Afstand tussen plaats A en die waar Charles Gardeyn werkte = ongeveer 120 meter

I

Huis bewoond door de weduwe Vlaeminck

K

Huis bewoond door Beausaert

 rdp201602p035 066 page32 image16

rdp201602p035 066 page32 image15

L

Huis bewoond door Pieter Peere

M

Huis J. Desteckere

N

De kerk

rdp201602p035 066 page32 image18rdp201602p035 066 page32 image19Aanduiding van de delictplaats op de Poppkaart (ca. 1842) en op Google Maps (ca. 2010).

rdp201602p035 066 page32 image17Wat verderop, richting Dudzele, stond en staat nog steeds de historische hoeve “De Twee Poorten”.

Donderdaq 13 sept.

Die morgen om 4 u klopte Jacobus aan bij zijn zuster Louise; haar man was al naar zijn werk vertrokken. Hij had helemaal koud. Hij zei dat hij ging vertrekken en nooit meer terugkeren. Op het verzoek van zijn zuster ging hij dan wat liggen op haar bed, tot de gendarmen aanklopten rond 4.45 u. De rijkswachters in kwestie waren D’haene[63] en Breidenbach[64]. Louise Destickere opende de voordeur, waar D’haene stond. Hierop sprong Jacob recht, en wilde wegvluchten langs de achterdeur, maar daar hield Breidenbach de wacht. Hij sprong terug naar binnen, nam het broodmes dat hij bij zich droeg, en sneed hiermee zichzelf in de hals. Bloedend liep hij dan naar de zolder, waar hij zich neerlegde op een hoop stro. De voor- en achterdeur stonden open, maar Louise gaf de rijkswachters niet onmiddellijk toestemming om binnen te komen, waarop ze verder de wacht hielden. Intussen zonden ze Adolf Heyde naar politieofficier Demuynck om hem te verwittigen. Heyde was nog maar net vertrokken toen Louise naar haar broer riep: “Kootje, koom maar af jongen, want het kan toch niet helpen" Zo’n vijf minuten later ging ze de zolder op en riep: “Och Heere, koomt zeere want hij ligt hier met den hals afgesneeden". Dadelijk kwamen de gendarmen aangelopen, alsook twee buurmannen die ondertussen opgestaan waren en kwamen kijken. Hij lag op het stro met zijn gezicht naar beneden, badend in het bloed. Ze draaiden hem om, en de dokter en pastoor werden verwittigd en kwamen langs. In zijn zakken troffen de gendarmen een schietklare revolver met cartouches (‘kardoezen) aan, en wat verderop lag het broodmes. Terwijl haar broer daar zo lag zei Louise tegen de rijkswachters: “Ik heb nog veel liever hem hier te zien sterven, dan hem naar het gevang te zien leiden”. Jacob werd beneden, in het bed van zijn zuster en schoonbroer gelegd. Volgens Dr. Debrauwere mocht hij niet vervoerd of weggedragen worden gezien zijn precaire medische toestand. Louise vertelde Breidenbach dat haar broer haar gezegd had dat hij en Leonie Blomme samen zelfmoord wilden plegen door verdrinking in de beek, maar op het moment dat zij hem losliet (m.a.w. verdronken was) had hij de moed niet meer om verder te gaan. Terwijl hij daar lag vertelde hij tegen Breidenbach een ander verhaal: dat hij en Leonie onderweg aangerand werden door een onbekende, dat hij gevochten had met de aanrander, dat de vreemde daarop wegliep en hij hem volgde en twee of driemaal op hem schoot ...

Ten huize Destickere, in de kamer van Jacob, werd nog een strop aangetroffen.

Onderzoeksrechter Halleux begaf zich terug naar Dudzele om het onderzoek verder te zetten. Hij ging langs in de woning van Louise Destickere, waar de verdachte beneden in bed lag. De onderzoeksrechter ging naar de verdachte, en stak van wal met: “Gij hebt dit meisje vermoord?’, waarop hij ‘Ja’ antwoordde. Hij verklaarde dat hij dinsdagavond met Leonie Blomme naar Brugge trok. Ze doolden wat rond in de stad zonder ergens binnen te gaan. Hij was dronken toen ze terug naar Dudzele vertrokken. Onderweg pakte een onbekende haar vast, waarop hij vocht met die onbekende. Hierbij sukkelden ze alle drie in de beek. Hij is dan rechtgestaan, terwijl Leonie en de onbekende nog in de beek lagen, en heeft twee- of driemaal met zijn revolver geschoten, waarbij hij per ongeluk Leonie trof. Hij had de revolver maandag gekocht met de bedoeling er zelfmoord mee te plegen: “Het was reeds lang dat het niet meer ging in mijn huis en overaf’. Toen hij die maandagavond rond 22 a 23 u thuiskwam probeerde hij een eerste maal zichzelf dood te schieten, maar het lukte niet: “Ik legde de revolver tegen mijne borst, maar hij trok niet af.” Toen hij woensdagmorgen bij zijn vader thuiskwam probeerde hij opnieuw zelfmoord te plegen, de revolver tegen zijn linker zijde houdend, maar het lukte opnieuw niet: “omdat ik niet zeer genoeg kon lossen, omdat het tegen mijn hand was.” Hij had toen ook een strop gemaakt, maar het lukte hem evenmin om zich op te hangen. Bij het verlaten van zijn vader’s huis nam hij het broodmes mee, met de bedoeling zich de keel over te snijden. Hij ging dan even bij zijn zuster langs, aan wie hij zei dat hij geen zelfmoord zou plegen, maar dat hij zou vertrekken. De rest van de dag verstopte hij zich in een haag en zo. Toen de morgen daarna de gendarmen aanklopten sneed hij zich de keel over; hiervoor geeft hij twee redenen op: “Ik heb mij dan willen de keel afsnijden omdat de gendarmen om mij kwamen. Ik vreesde omdat er geene getuigen waren van het ongeluk. Overigens wil ik nooit met de gendarmen klappen; maandag ben ik ook weggelopen wanneer de brigadier mij kwam ondervragen.”

Louis Destickere bezorgde de onderzoeksrechter een afscheidsbriefje dat hij in de zakken van de kleren van zijn zoon vond:

rdp201602p035 066 page32 image20Vader u verlaat ik in droefheid
Als ik begin ik zou gaarne Mijnheer Schepper
en Van Hove Agust De Garde en
(en) M Boogaert ook aan mijn riemen
hangen als het maar zijn kan
Vader tot later en
Ik ben naar de eeuwigheid
Jacob Destickere

Het Burgerwelzijn biedt volgende verduidelijking bij dit eerder raadselachtige briefje: “Dezen laatste [vader van de verdachte] heeft in de kleeren van zijnen zoon een schrift gevonden, waaruit volgt dat de misdaad voorbedacht was. De Stecker zegt in dezen brief dat hij er wil mee gedaan maken ! Hij voegt erbij, dat hij ook andere personen zou willen treffen: de heeren D..., voorzitter van het Bureel van Weldadigheid; V.H., gemeenteraadslid; D.L., veldwachter, en B., bediende van het policie-bureel.”

In de avond werd Jacob Destickere overgebracht naar de ziekenboeg van de Brugse gevangenis.

Het verdere gerechtelijk onderzoek vanaf vrijdag 14 sept.

Onderzoeksrechter Halleux kwam op 14 sept. langs in de ziekenboeg van de gevangenis, maar Destickere lag in zijn bed en was niet wakker te krijgen, al had iedereen de indruk dat hij komedie speelde:  bedlegerig en slapende of schijnende te slapen; de heer eerste bediende verklaart ons niet te kunnen zeggen indien het een geveinsde of echte slaap is en zegt dat sedert eenigen tijd alle mogelijke pogingen zijn gedaan geweest om hem wakker te maken, doch vruchteloos. Wij doen zijne oogen openen en zijn aangezicht wasschen maar hij blijft in den zelfden toestand. Ons indruk en dit van den heer bediende en van den bewaker is dan dat hij schijnt te slapen en niet slaapt. Wij kunnen van hem geen woord verkrijgen"

Tijdens latere verhoren hield Destickere zijn verklaring vol dat hij van Brugge terugkerend met Leonie dronken was, dat ze aangerand werd, dat daarop gevochten werd, ze in de beek belandden, en hij wist recht te komen en schoot .: “Het was donker en ik weet niet wie ik getroffen heb. Ik was dronke en ik wist niet wat ik deed.” De onbekende aanrander was zwaarder dan hij en droeg een muts.

In een verhoor op 17 okt. lijkt Destickere even van de wijs, en lijkt te gaan toegeven, maar lijkt zich dan bedacht te hebben en blijft bij zijn eerdere verklaringen:

“Vr. Gij waart jaloers van het meisje, meenende dat zij met een andere vrijdde, gij sloegt ze en eindelijk hebt gij ze vermoord. Is het zoo niet?

De betichte antwoordt niet, maar wenkt ligtelijk van ja.

Vr. Zijt gij niet tristig van hetgeen gij gedaan hebt?

Antw. Ja.

Vr. Wanneer hebt gij het gedacht gehad van ze dood te schieten?

Antw. Ik weet het niet. (...) Ik was niet jaloers van haar, nooit heb ik ze geslegen of bedreigd.

Vr. waarom hebt gij ze dood geschoten?

Antw. Ik weet het niet.

Vr. Vertel ons hoe het gegaan is?

Antw. Ik heb het u al dikwijls genoeg gezegd en houde mijne eerste verklaringen staan.

Vr. Waarom hebt gij die pistool gekocht den maandag?

Geen antwoord.

Wij dringen verder aan, de betichte antwoordt alleenelijk: ik heb de waarheid gezeid."

Het proces

Op het proces bekende Destickere het slachtoffer vermoord te hebben:

“V. Wanneer is het gedacht gekomen om Leonie te vermoorden? Was het den zondag niet, als wanneer de jongelingen die bij u waren, zeiden dat het ook hun lief was? - A. Ik had in mijn hoofd gekregen van Leonie dood te schieten en ik daar achter.

  1. Waar zijt gij’s avonds gegaan? - A. Naar Brugge, in’t Genthof. Leonie was mee. Na een uur of twee uren in Brugge rondgegaan te zijn, zijn wij weergekeerd langs de kalsijde.
  2. Vertel nu wat er dan gebeurd is. - A. Van Brugge gekomen zijn wij gaan slapen op een hoop steenen.
  3. Van wat hebt gij gesproken? - A. Van niets.
  4. En waar was Leonie? - A. Zij lag nevens mij te slapen.
  5. En wat is er dan gebeurd? - A. Ik sliep nog al diep in, maar werd al met eens wakker. Ik heb mijn revolver genomen en op haar geschoten. Zij is dan in den gracht gevallen.
  6. Hoeveel keeren hebt gij op haar geschoten? - Twee of drie keeren.
  7. Wat hebt gij dan gedaan? - A. Ik heb eenige steenen op haar geleid. ”

Over het motief verklaart hij:

“V. Uit welke reden hebt gij dit meisje vermoord. Gij moest niet jaloersch zijn, daar het een braaf meisje was, met geen ander liep, en zeer veel aan u verkleefd was. - A. omdat ze met geen ander zou geleefd hebben.

V. Daarna hebt gij u willen zelfmoorden. - A. Ja.”

Volgens de wetsdokter leefde het slachtoffer na het schot in de hersenen nog een half uur tot drie kwartier. De verdachte bevestigt dat ze na het schot lag te spartelen. Op de vraag of ze zich verweerde toen hij haar dan in de beek wierp antwoordt hij niet en kijkt naar beneden ...

Over de persoonlijkheid en het gedrag van de verdachte op het proces schrijft het Burgerwelzijn:

“Hij is klein van gestalte en ziet er zeer boos uit. Wij hooren rond ons zeggen: ’t is een muiker. En inderdaad, wij zijn genoeg geneigd dit te gelooven. Hij durft niet opkijken, zeker omdat hij beschaamd is !”

“De antwoorden van den beschuldigde geschiedden koud weg. Hij toont niet het minste medelijden voor zijn slachtoffer. Hij spreekt van de moord, juist lijk hij van het slachten van een zwijn zou spreken. Zulke koelbloedigheid hebben wij nog nooit gezien. ”

“Niemand kent het karakter van De Stickere; hij klapt niet veel; hij is jaloersch voor nietigheden. Hij had verboden aan Leonie van tegen iemand te spreken. Hij was bekend voor een meisjesverleider. ”

“De beschuldigde roert niet. Hij houdt zijne blikken op den grond gericht, van tijd tot tijd gram opkijkende als hij eene getuigenis hoort die hem niet wel aanstaat, of als de heer voorzitter hem eenige vragen toestuurt. ”

Het Burgerwelzijn geeft volgend relaas van de slotpleidooien en de uitspraak op de laatste dag, 6 feb. 1895:

“De zaal is proppensvol. Veel inwoners van Dudzeele zijn van den vroegen morgend gekomen om de laatste zitting dier droeve zaak bij te wonen.

De achtbare voorzitter verleent het woord aan den heer Smeesters, substituut van den prokureur des konings.

Met eene vaste en helderklinkende stemme en de blikken gericht op den beschuldigde, die ook het oog niet afwijkt van zijn beschuldiger, spreekt hij zijn rekwisitorium uit.

Sedert lange jaren, zegt het openbaar ministerie, heeft er zulk geen schrikkelijke moord plaats gegrepen. De Stickere die daar zit heeft zijn slachtoffer, een braaf en weerloos meisje, op eene laffelijke, ongehoorde wreede wijze vermoord, na deze misdaad koud berekend te hebben. De achtbare substituut doet het verhaal der zaak volgens den akt van beschuldiging en de getuigenissen. Hij brengt ook hulde aan den brigadier der gendarmerie D’Haene, die door zijnen iever uitgemunt heeft.

De heer Smeesters stelt vast dat gedurende gansch het onderzoek dat vijf maanden geduurd heeft, De Stickere verschillige stelsels van verdediging heeft voorgebracht. Zijn laatste verhaal was dat alswanneer hij en Leonie Blomme van Brugge terugkwamen, zij aangerand geweest waren van een vreemden persoon en dat hij, om zijn lief te beschermen, op den aanrander geschoten had. Dit was niet waar, lijk al’t geen hij vertelt. Nu eindelijk, in’t nauw gebracht heeft hij bekend dat hij het arm meisje die hem zoo lief had, vermoord heeft.

De Stickere, die daar zit, is een moordenaar, ’t is een schijnheilige. Sedert de twee dagen dat hij hier zit heeft hij niet durven opkijken; maar nu kijkt hij op, voor de eerste maal.

Volgens de substituut zou de moord op die manier gepleegd zijn geweest: ’s nachts zouden De Stickere en het slachtoffer door landingen en binnenwegen rondgedwaald hebben. Leonie zal gezeid hebben, maar indien wij gaan vluchten of naar Brugge trekken, wanneer gaan wij vooruit. Men zal aan het twisten gerocht zijn en daar ... De Stickere had eene reden om het arme meisje dood te schieten!

Zij is niet in den gracht gevallen. De Stickere heeft ze erin gesmeten en om te beletten dat zijn slachtoffer eruit zou gekomen hebben, heeft hij er op gelegen en alsdan drie zware borduurstenen op haar gelegd, die men daar ziet liggen. Afschuwelijk! (De Stickere verliest geen woord, zijne blikken zijn gericht op deze van den heer substituut).

Wanneer heeft De Stickere gemeend Leonie te vermoorden? Den zondag als wanneer er eenige jonkheden tegen hem zeiden: alswanneer gij zult soldaat zijn, zal Leonie voor drie jaren voor ons zijn. Van dan af is eene groote jaloerscheid diep in zijn hert gedrukt, tot zooverre dat hij dan besloot het meisje te vermoorden. En nogtans hij moest niet jaloersch zijn aangezien zij van geen ander wilde, en dat hij, de valschaard, wel eens de ongelukkige liet staan om met andere te loopen.

Hij heeft aan de zelfmoord van hun beiden doen gelooven. Maar het meisje, dat altijd blij en neerstig was, heeft nooit het gedacht uitgedrukt van zich te zelfmoorden. En hij? maar hij evenmin. Waarom zou hij het gedaan hebben? Hij had er geen reden toe, ’t doet toch, ’t is waar. De gendarmen gingen komen voor het nachtgeraas dat hij gemaakt had den maandag avond. Flauw uitvluchtsel. Hij was zoo benauwd niet van de gendarmen, dat hij zich daarvoor zou moeten zelfmoorden hebben, aangezien hij reeds twee veroordelingen had ondergaan en daarbij nog verscheidene processen-verbaal op den hals getrokken heeft van de gendarmerie. Met die kwestie van zelfmoord, heeft De

Stickere, voor en na de moord, op eene leelijke wijze, komedie gespeeld! Maar de jury zal dat al niet gelooven.

Komedie ook, dat spel van soldaat te worden. Hij ging soldaat worden zei hij, maar als hij hoorde van zijne kameraden hoe lastig het was in de manoeuvers, hij wilde van soldaat zijn niet meer hooren. Als het was om feestpartijen en schietingen bij te wonen, in d’herbergen te zitten, zijne ouders te bestelen en meisjes te verleiden, dat kon zijn, dat was wel. Maar voor te werken, iets goeds te verrichten en soldaat worden, dat niet, daarvoor was hij te lui en te laf (De Stickere glimlacht).

Ik aanveerd geen verschooning en vraag aan de jury dat hij recht zou doen; want er zou geen justicie gedaan worden indien gij niet ja moest antwoorden op de twee vragen die u zullen gesteld worden.

Mter Priem, van ambtswege aangesteld voor de verdediging, tracht te bewijzen dat De Stickere met geen voorbedachten raad gehandeld heeft. Leonie Blomme en De Stickere waren zinnens zich te zelfmoorden omdat het niet ging in hun huis. De Stickere was ongelukkig in zijn huis en Leonie ook. Zij hadden het voornemen genomen van te sterven.

De achtbare advokaat steunt er op dat Leonie Blomme niet zwanger was van De Stickere, maar van een ander.

Om te eindigen zegt Mter priem dat De Stickere gehandeld heeft in een oogenblik van waanzin en dronkenschap, want korten tijd voor de moord had hij een halve flesch genever gedronken.

Hij twijfelt niet dat de jury De Stickere zal plichtig verklaren van de moord, maar neen zal antwoorden op de kwestie van voorbedachtheid.

De voorzitter. De Stickere hebt gij nog iets te zeggen? - A. Neen.

De voorzitter stelt aan de jury de twee volgende vragen voor: 1e vraag. Is Jacob De Stickere plichtig van in den nacht van 11 op 12 september 1894, Leonie Blomme een vrijwilligen doodslag toegebracht te hebben en dit met inzicht van ter dood te brengen.

2e vraag. Is dezen doodslag met voorbedachten raad gepleegd geweest?

Na 5 minuten komt de jury weer binnen met het volgende vonnis: op de 1e vraag: ja; op de 2e vraag; ja.

De Stickere wordt binnengeleid. Hij komt in al lachen. De antwoorden worden gelezen. Hij glimlacht.

Mter Priem beveelt de beschuldigde in de meedoogendheid van het hof, gezien zijne jonge jaren.

Het Hof verwijdert zich om te beraadslagen.

Middelerwijl zit De Stickere hertelijk te lachen met de gendarmen die hem bewaken. Grooter onbeschaamde booswicht hebben wij nog nooit gezien. ’t Is oprecht schandalig.

Het hof komt weer binnen en de Heer Voorzitter spreekt de veroordeeling uit, dewelke Jacobus De Stickere tot de DOODSTRAF verwezen wordt.

De veroordeelde lacht opnieuw.

De achtbare voorzitter voegt erbij: De Stickere zooals gij hoort, gij zijt tot de dood veroordeeld. Het hof heeft, alhoewel uwe bittere jonge jaren, niets willen inzien, aangezien de afschuwelijkheid van uwe misdaad en uw onbeschaamd gedrag gedurende de debatten.

Tracht, alswanneer gij in’t gevang zult zijn, een goed gedrag te hebben, opdat gij eens later, weer in de maatschappij zoudt mogen komen.

De Stickere leent maar een halve oor naar de goede raadgevingen van den Heer Voorzitter en trekt al lachen weg met de gendarmen, zijne onbeschaamde houding tot het einde behoudende. Het volk was algemeen verontweerdigd.

Het vonnis meldt ook nog dat de halsrechting zal geschieden op eene der openbare plaatsen van Brugge en dat de veroordeeling in die stad en in de gemeente Dudzeele zal aangeplakt worden.

Zooals men weet, heeft er geen halsrechting meer plaats, sedert de dood van de moeder van Koning Leopold II die heeft moeten belooven nooit geene doodstraf meer te doen uitvoeren.

Deze straf wordt in levensdurenden dwangarbeid veranderd. ”

Op 07-02-1895 tekende Destickere cassatie aan tegen dit arrest, maar dit werd op 22-04-1895 verworpen door het Hof van Cassatie.

Zelfmoordpoging in februari 1895

Op 10-02-1895 richtte de directeur van de gevangenis te Brugge een schijven aan de procureur des konings n.a.v. een zelfmoordpoging van betrokkene. Tijdens de terugkeer van de gedetineerden van de kapel wierp hij zich van de bovenste balustrade in de cellengang naar beneden. De arts werd er dadelijk bij geroepen, maar stelde geen breuken of ontwrichtingen vast. Bij betrokkene werden twee brieven gevonden, de ene gericht aan zijn vader (die hem dezelfde morgen nog bezocht had) waarin hij zijn zelfmoordplannen meedeelt, de andere waarin hij afscheid neemt van zijn ouders, zusters, broer en familie. Hij beëindigt die brief met te zeggen dat het geld dat hij bij zich heeft moet geschonken worden aan de armen, en dat hij bij zijn ooms en tantes te Brugge wil begraven worden.

Het betreft hier de vroegere Brugse gevangenis aan het Pandreitje in Brugge, die begin de jaren 1990 grotendeels gesloopt werd.

rdp201602p035 066 page32 image21Buitenzicht van de vroegere gevangenis ‘t Pandreitje te Brugge in 1991 (foto VIOE)

De afscheidsbrieven in kwestie steken niet in het dossier, wel de volgende brief die mogelijks terzelfdertijd overgemaakt werd:

rdp201602p035 066 page32 image22

Aan den Heer Procureur des Konings Brugge

Mijnheer den procureur, het is voor U een schande, voor alzoo een mensch te doen straffen, voor zaken die hij geen plicht in heeft, dingen verklaren waar er niet van is. De misdaad die ik bedreven hebt mocht gestraft worden, dat betwist
ik niet, maar die straf verdien ik niet. Twintig tot veertig jaren dat kan noch zijn maar voor mijn leven, dit is te vreed. Ik zal dit niet doorstaan. Ik zal een ander leven kiezen die wat beter is. Ik ben gestraft van de wet maar gij zult gestraft worden van God. Ten eerste hij hebt gezeid dat ik een verleider van jonge meisjes was. Ten tweede dat ik een dronkaard ben, dat is ook geen waar. Ten derde dat ik een heiligschender en een luiaard was, ook een bedrieger. Ten vierde dat er twee van mij bevrucht waren, en gij weet zeker wel dat de eene haren Heet gezworen heeft dat er niet van was; en noch Leonnie Blomme, dat zij ook bevrugt was van mij. En gij hebt nu zelfs gehoord van de styfvader en al de getuigen dat ik er maar wederom in liefde gekomen ben den 6e Augusti de kermesmaandag voor den eersten maal, dit is juist vijf weken voor hare dood; en de wetsdoctor verklaarde dat zij in zwangeren toestand verkeerde sedert zeven weken of meer: zij woonde dan in Blankenberghe; God weet wien er dan mede in betrekking leefde, maar ik niet gelijk gij zeg.

rdp201602p035 066 page32 image23Binnenzicht van de vroegere gevangenis ‘t Pandreitje te Brugge in 1991 (foto VIOE)

Mijnheer, de moord is niet gebeurd gelijk gij zegde. Niemand is die het weet dan ik en gij zult het nooit weten; het is zoo zeker of dat er een God bestaat dat wij den avond in Brugge geweest hebben en dat wij zitten slapen hebben, dat is ook waar. Maar niet gelijk gij zeg dat ik met haar in de velden gelopen heb tot dat ik eene goede plaats had. Neen Mijnheer, ik geloof wel dat dit geen goede plaats was langs de kalsijde waar den tram rijd, waar er alle uur van den dag wagens rijden en menschen gaan; geene roeten zij er die meer bewandelt en bereden worden dan de steenweg van Brugge naar Dudzeele, Westcappelle, Sluis en andere parochien ...

Verzoek uit november 1907

In nov. 1907 verbleef Destickere in de centrale gevangenis te Gent. Dit was de gevangenis die in de 18de eeuw gebouwd was aan de Coupure, en die in de jaren 1930 verdween en vervangen werd door de (hulp)gevangenis aan de Nieuwe Wandeling te Gent.

Van daaruit richtte hij een verzoek aan het parket om onderzocht te worden door een wetsdokter:

Centraal gevang te Gent.

Mijnheer den Procureur,

Een veroordeelde smeekt van uwe goedheid af, te mogen onderzocht worden van eenen docteur der wet, ik ben beschuldigd, navolgens ik vernomen heb te Leuven, waar ik een gedeelte van mijnen akte heb hooren aflezen door den onderwijzer; dat ik drij meisjes zou bevrucht hebben: Mijnheer! Ik verzeker u nooit heb ik bekwaam geweest; en nimmer zal ik bekwaam zijn; tot de voortplanting van het menschdom: onlangs vernam ik van eenen geleerde de onbekwaamheid van hetgeen mij ten laste gelegd is; en waardoor ik al verschrikkelijk heb moeten lijden in het gevang: Mijnheer ik moet bekennen, er was op den tribunal eene wulpsche meid die verklaarde een kind gebaard te hebben van mij; indien gij de goedheid wilt hebben mij eenen docteur te zenden die zal u de onwaarheid bevestigen; want nooit heb ik de stoutheid gehad van mij te laten onderzoeken ten opzichte deze beschuldiging. Mijnheer het meisje dat ik het leven benomen heb, was bevrucht van een weduwnaar, het is zij zelf die mij dit bekend heeft, en die bekendmaking is de schuld dat ik mij zulke vreedheid in het hoofd gesteken heb; ik heb een rechtzinig berouw over het geen ik misdaan heb. Mijnheer ik vraag u vergiffenis, maar overdenk eens die meid had mij tegen hare vriendin en eenige lieden plichtig verklaard, dat ik de vader van haar kindje zou zijn: Nu Mijnheer zij bekende mij de ware plichtige, ik moet bekennen ik had haar gesmeekt haar alles te vergeven indien zij mij gansch de waarheid zeide, ik weet zeer wel dat ik daarvoor het recht niet had haar het leven te benemen; maar Mijnheer de schande: de vreede jasloescheid: heeft mij de kracht; de kracht; gegeven; en het hert overmeesterd om het schelmstuk te bedrijven, waarvoor ik al de verschrikkelijkste folteringen heb moeten onderstaan die mij alle moed ontnomen heeft voor alles; ik ben geheel teneer geslagen en zit nu mijn droevig lot te betreuren. Mijnheer ik smeek: heb medelijden met mijne jonge jaren ik was toch zoo bitter jong, en nimmer heb ik den moed gehad mij rechtzinnig te verklaren; ik ben onplichtig aan verscheidene beschuldigingen; die hoorzaak zijn van mijne zware straf, en mijn gedurig lijden. Mijnheer ik zit nu al over de dertien jaren gevangen en juist een keer heb ik laten zien welk een lijdend gebrek ik heb aan mijn lichaam; nimmer heb ik mij laten onderzoeken van eenen docteur. Mijnheer ik verklaar het nog eens ik ben onbekwaam tot de voortplanting van het menschdom: eene mijner zusters is ook onvruchtbaar: zoodus Mijnheer van de drij kinders zijn wij met twee onbekwaam.

In de hoop dat gij mij eens zult doen onderzoeken van een Wetsdoctor bedank ik u op voorhand.

Uwen onderdanige..

Destickere Jacob, gevangene sedert 12 September 1894 Gent den 17 November 1907

rdp201602p035 066 page32 image24

Uit deze brief blijkt dat hij voordien ook een periode in de gevangenis te Leuven gedetineerd was.

Poging tot persoonliikheidsschets (van de dader) en criminoqenese[65]

Bij wijze van hypothese kan gesteld worden dat Jacob Destickere een persoonlijkheidsstructuur vertoonde met een aantal opvallende psychopathische (antisociale en narcistische) trekken. Zo komt hij over als egocentrisch, iemand met een opgeblazen ego, snel gekrenkt bij tegenstand. Hij liegt gemakkelijk, zoals blijkt uit de uiteenlopende versies die hij opdist van de doding. Hij neemt geen of nauwelijks verantwoordelijkheid voor de feiten. Hij komt koel over, zonder medeleven voor anderen. Hij heeft moeite met autoriteit, zoals onder meer blijkt uit het meermaals wegvluchten van de rijkswacht, of uit zijn beschuldigende brief aan de procureur des konings (nadat hij reeds veroordeeld werd). Hij lijkt seksueel promiscue (zeker naar de normen van die tijd). De vrouwen waarmee hij een relatie heeft wil hij op een dominante, soms agressieve manier overheersen. Hij lijkt opvallend jaloers in zijn relaties. Hij toont weinig verantwoordelijkheidszin, bijv. ten aanzien van de zwangerschappen die hij verwekt, en zijn kind bij Respalie. Hij loopt veroordelingen op voor nachtlawaai, beledigingen, en opzettelijke slagen en verwondingen. De zondagavond voor de moord zorgt hij voor overlast in de omgeving van Vandewaetere. Enkele dagen voor de moord steelt hij geld van zijn vader. Hij genoot een slechte reputatie. Uit de brief uit 1907 blijkt dat hij zich zelfs jaren later nog gekrenkt voelt door bepaalde beschuldigingen, zaken waarvoor hij de verantwoordelijkheid nog steeds niet op zich wil nemen.

Het is moeilijk te bevestigen of Destickere al dan niet zelfmoordplannen had, wat hij nochtans beweerde. Zoals het gerecht aannam kunnen die geveinsd zijn, deel uitmakend van zijn verhaal waarmee hij de verantwoordelijkheid voor de moord wou afschuiven. Zijn zogezegde zelfmoordpogingen komen niet ernstig over, en lijken eerder bedoeld om de aandacht af te leiden van de moord, en zichzelf te profileren als slachtoffer. Bij narcistische persoonlijkheden die vanuit depressieve gedachten denken aan zelfmoord merkt men vaak wraakgevoelens t.a.v. anderen die verantwoordelijk geacht worden voor de problemen. Dit laatste lijken we ook te merken bij Destickere, die in zijn afscheidsbriefje een lijst geeft van geviseerde personen die hij graag met zich zou meenemen in de dood. Dus misschien toch duistere gedachten?

Door zijn gebrekkige medewerking met het gerecht blijft de precieze dynamiek die tot de moord leidde tot op zekere hoogte een raadsel. Waarschijnlijk speelde jaloezie een belangrijke rol, zoals hij uiteindelijk zelf aangeeft. Deze jaloezie kan tot op zekere hoogte ingebeeld zijn. Nam hij haar relatie met Leopold Slabbinck kwalijk, en met eventuele andere (al dan niet ingebeelde) vrijers? Wou hij verhinderen dat Gustaal Delaetere (die meermaals zijn liefde voor haar uitte) haar zou veroveren? Dat het slachtoffer extravert was, en gemakkelijk praatte tegen mannen kan zijn jaloezie versterkt hebben. Of wou hij haar dwingen tot een abortus (zoals hij dronken lijkt aan te geven ten aanzien van Zenobie Bulcke), wat mogelijks botste met haar plannen om met hem te trouwen en een kind te hebben? Mogelijks was hij onder invloed van alcohol; alcohol neemt remmingen (inhibities) weg, wat in het geval van Destickere betekent dat zijn agressie de overhand nam. Of worstelde hij toch met depressieve en suïcidale gedachten, die hem agiteerden en deden broeden op wraak op (al dan niet denkbeeldige) vijanden of obstakels? Op een of andere wijze zal zijn min of meer psychopathische persoonlijkheid bij dit alles een rol gespeeld hebben.

 

41 Het betreft zijn tante Eeckman Rosalie, weduwe Vandenbroucke, 59 jaar, werkster te Brugge; en zijn nicht Vandenbroucke Marie, 21 jaar, dienstmeid te Brugge.

 

[1]  De voornaamste bronnen: (a) Rijksarchief Brugge, Archief van het Hof van Assisen van West-Vlaanderen, doos 762, nr. 86; (b) Berichtgeving in de krant het Burgerwelzijn de dato 13, 14, 15, 17 sept. 1894, en 4, 5, 6 en 7 feb. 1895 (kranten raadpleegbaar in de Brugse Openbare Bibliotheek. Uit het assisendossier werden enkele afbeeldingen overgenomen met toestemming van het Rijksarchief Brugge. De bidprentjes in het artikel komt uit het documentatiecentrum van Familiekunde Vlaanderen, afdeling Oostende.

[2]  Destickere Justina, 26 jaar, huishoudster te Oostkerke. Haar man is Louis Van Hullebusch, 32 jaar, werkman.

[3]  Destickere Louise, 25 jaar, huishoudster te Dudzele. Haar man is Henri Amandels, 35 jaar, werkman te Dudzele.

[4]  Coppens Marie, 30 jaar, huishoudster te Dudzele.

[5]  Lefief Louis, herbergier te Dudzele. Zijn echtgenote is Schram (Schramme) Elise, 27 of 29 jaar, herbergierster te Dudzele.

[6]  Respalie Marie, °07-09-1873 te Westkapelle, 21 j aar, werkster te Westkapelle. Ze woonde te Westkapelle op het gehucht De Vrede. In augustus 1897 beviel zij in Westkapelle van een andere onwettige zoon Jules Medard; deze jongen werd gewettigd bij het huwelijk van zijn moeder in juli 1898 te Oostende met Franciscus Goes.

[7]  De Coster Marie, 19 jaar, werkvrouw, dochter van Bernard & Marie Timmerman, geboren en wonend te Zuienkerke. Ze zou te Zuienkerke wonen nabij de steenoven van Bressier.

[8]  Seghers Louise, weduwe Blomme, echtgenote Vandewaeter, 51 jaar, werkster te Dudzele.

[9]  Blomme Honore, 25 jaar, dienstknecht te Dudzele.

[10] Blomme Henri, 24 jaar, werkman te Dudzele.

[11] Vandewaeter Louis, 48 jaar, werkman te Dudzele. Hij had o.a. een zoon uit een eerder huwelijk: Vandewaeter Joseph, 24 jaar, werkman te Dudzele.

[12] Monballiu Pieter, 50 jaar, zonder beroep, wonend te Houtave.

[13] Walgraeve Francois, bader en herbergier aan de Westwijk 11 te Blankenberge. Zijn vrouw is Jacobs Louise.

[14] J. Tanghe. De familie Lefief te Dudzele van ca. 1700 tot op heden. 1978. Ongepubliceerd artikel raadpleegbaar op http://www.degroenetente.be/proiecten/familiegeschiedenissen/ de familie lefief te dudzele.pdf.

[15] M. Coornaert. Dudzele en Sint-Lenaart. 1985, Dudzele.

[16] P. Danneels. De Boudewijnsvrienden. In: Rond de Poldertorens, 1993, blz. 99.

[17] P. Danneels. Dudzeelse herbergen (deel 2). In: Rond de Poldertorens, 2004, blz. 137-162.

[18] Slabbinck Leopold, 25 jaar werkman te Oostkerke.

[19] Demaecker Edmond, 19 jaar, dienstknecht te Dudzele.

[20] Malefason Louise, bijgenaamd “Louise Dheye", 17 jaar, werkster te Dudzele. Haar broer was Louis Malefason, 20 jaar, wagenmaker te Dudzele. De familie Destickere was ruim zes jaar geleden naast het gezin Malefason komen wonen, zodat ze elkaar goed kenden.

[21] Snauwaert Renilde, 19 jaar, werkster te Dudzele.

[22] Westyn Marie, 19 jaar, werkster te Koolkerke.

[23] De moeder was Vandewaetere Mathilde, echtgenote Westyn, 44 jaar, werkster te Koolkerke.

[24] Grenelle Elisa, 19 jaar, werkster te Koolkerke.

[25] Verfaillie Eugenie, 18 jaar, werkster te Koolkerke.

[26] Demuynck Charles, landbouwer, schepen en politieofficier van Dudzele.

[27] Huyghebaert Casimir, 17 jaar, zoon van Louis, werkman te Dudzele.

[28] Driessens Frans, 19 jaar, zoon van Louis, werkman te Dudzele.

[29] Delaetere Gustaaf, 20 jaar, zoon van Constant, werkman te Dudzele.

[30] Booy Teofiel, 16 % jaar, zoon van Hendrik, werkman te Dudzele.

[31] Vincioen Eugenie, 29 jaar, dienstmeid te Oostkerke.

[32] Vandewaeter Juliette (12 ^ jaar) en Marie (10 jaar, scholier).

[33] Peere Pieter, 43 jaar, koopman en herbergier te Dudzele. Zijn vrouw is Debel Louise, 50 jaar, herbergierster. De rijkswacht heeft geen hoge dunk van Peere, die ze omschrijft als een “dronkaard van beroep".

[34] Lodders Marie, 60 jaar, vrouw van Jan Pieters, werkster te Dudzele.

[35] P. Danneels. Dudzeelse herbergen (deel 2). In: Rond de Poldertorens, 2004, blz. 137-162.

[36] Bulcke Zenobie, 20 jaar, zonder beroep, wonend te Dudzele.

[37] Beausaert Auguste, 33 jaar, landbouwer te Dudzele. Zijn vrouw is Tytens Marie, 34 jaar.

[38] Van Zandweghe Arthur, 25 jaar, bediende bij de tram. Merk op: Op zijn bidprentje staat als geboortedatum 03-02-1866 terwijl het 03-02-1869 moet zijn! Hij huwde in januari 1900 te Dudzele met een andere getuige uit dit assisendossier: Snauwaert Renilde.

[39] De uitbaatster was Cammaert Juliette, weduwe Paridaens, 47 jaar, wapenmaakster te Brugge.

[40] De Groote Jules, juwelier aan de Sint-Jacobsstraat 24. Zijn vrouw is Trotteyn Philomina, 41 jaar.

  1. Het betreft zijn tante Eeckman Rosalie, weduwe Vandenbroucke, 59 jaar, werkster te

Brugge; en zijn nicht Vandenbroucke Marie, 21 jaar, dienstmeid te Brugge.

 

[42] Uitbaatster was Dhont Nathalie, echtgenote van Steyaert Leopoldus, 33 jaar, herbergierster te Brugge.

[43] Snauwaert Pieter, 54 jaar, herbergier te Dudzele, gehuwd met Joanna Borrem. Zijn dochter heet Mathilde, 21 jaar. Een andere dochter heet Renilde, 18 % jaar, herbergierster.

[44] Vercruysse Joanna, 52 jaar, weduwe van Bernard De Vlaeminck, herbergierster te Dudzele.

[45] Deschepper Constant, 47 jaar, landbouwer te Dudzele.

[46] Robinson Hilda, 29 jaar, zonder beroep, wonend te Brugge.

[47] Robinson Florence, 27 jaar, zonder beroep, wonend te Brugge.

[48] Tavernier Pieter, 55 jaar, landbouwer te Lissewege. Een andere getuige vermeldt hem als Pieter Tavernier van Ramskapelle. Het betreft met zekerheid Petrus Tavernier, echtgenoot van Julia Blommaert, ° 1839 te Ramskapelle, + 1900 te Lissewege, toevallig een overgrootvader van de schrijver van dit artikel.

[49] Goormachtigh Firmin, 19 jaar, landbouwer te Heist.

[50] Desmet Henri, 34 jaar, landbouwer te Heist.

[51] Gardin Karel (Charles), 36 jaar, landbouwer te Dudzele.

[52] Blommaert Louis, 27 jaar, dienstknecht te Dudzele.

[53] Costers Jan, 36 jaar, werkman te Dudzele.

[54] Van Cleven Charles, 14 jaar, scholier uit Brugge die op dat moment tijdelijk te Dudzele logeerde bij de weduwe van Philip Costers.

[55] Casier Melanie, 28 jaar, dienstmeid te Antwerpen en nu te Dudzele.

[56] Gardin Henri, 32 jaar, landbouwer te Dudzele, broer van bovengenoemde Charles Gardin.

[57] Demets Auguste, 25 jaar, landbouwer te Dudzele.

[58] Rotsaert Frederic, 31 jaar, brouwersknecht bij Degraeve te Dudzele.

[59] Degroote Bernard, 52 jaar, koetsier bij mijnheer Fraeys te Brugge.

[60] Casier Theophiel, 26 jaar, werkman te Dudzele. Melanie Casier is zijn zuster.

[61]  Englebert Frederic, 37 jaar, negociant, wonend in de Vlaminstraat 34 te Brugge. Zijn echtgenote heet Claeys.

[62] Demaesschalck Henri, 31 jaar, gemeentesecretaris te Dudzele.

[63] D’haene Louis, rijkswachter te Brugge.

[64] Breidenbach Andre, 25 jaar, rijkswachter te Brugge.

[65] De auteur is van beroep forensisch psycholoog.

De moord op Leonie Blomme (September 1894, Dudzele)

Geert Tavernier

Rond de poldertorens
2016
02
035-066
BV
2023-06-19 14:48:19