Oorlogsverslagen. Westkapelle. Parochie van Sint- Niklaas
Bisdom Brugge / Diocese de Bruges
Westkapelle (Knokke-Heist), Parochie van Sint-Niklaas
Parochiaal verslag
00/00/1919-00/00/1919
P1.
Verslag over de toestand van de parochie Westkapelle voor de jaren 1914-1918.
De gemeente en parochie Westkapelle ligt met Ramskapelle, Heist en Knokke geheel in het noorden van de provincie West-Vlaanderen, maakt deel van het rechterlijk en bestuurlijk arrondissement Brugge, van het derde kanton Brugge en van de dekenij Brugge-Noord. De grond is er, bijzonderlijk noordwaarts van het dorp, zwaar en moerasachtig: ook de naam van de parochie werd vroeger, zelfs tot ver in de jaren 1700 Waescapelle geschreven, kapel in waas of modder.
Met het begin van augustus 1914 werden de gewezen soldaten, de een na de andere weer onder de wapens geroepen, maar niet een persoon van de parochie nam als vrijwilliger dienst in het leger.
Tijdens de eerste dagen van de oorlog de burgerlijke bevolking toonde naarstigheid en vurigheid om de kerkelijke diensten bij te wonen en ter H. Tafel te naderen, en in het bijzonder om in de H.H. missen tegenwoordig te zijn die voor het welzijn van ons vaderland opgedragen werden.
Op 25 augustus 1914 had plaats de plechtige mis pro tempore belli door Z.H. de bisschop voorgeschreven, en op 28 van dezelfde maand (augustus) de eerste gezongen mis van Libera voor onze Belgische gesneuvelde soldaten.
Kort nadat het vijandig leger in oktober 1914 binnen Brugge gekomen was, zag men door Westkapelle een kleine bende Duitse soldaten te paard voorbijtrekken. Zij kwamen van Knokke en reden naar Dudzele. De vreemde indringer is als meester en baas ook tot op ons grondgebied verschenen: wat zal er ons te wachten staan? Niets dat goed is, men kan het voorzien. En, eilaas op 2 november 1914 .../...
P2.
./.pas had de geestelijkheid met de gelovigen gelijk naar gewoonte na de dienst voor de overledenen de ommegang naar het kerkhof gedaan, of enige minuten daarna krijgen wij te Westkapelle de eerste Duitse commandant en zullen niet meer zonder zijn tot de 18 oktober 1918.
Tijdens (binst) al die tijd van de Duitse bezetting - bijna 4 volle jaren - hebben de inwoners veel te lijden van opeisingen, somtijds heel lastig, en hetgeen nog erger is, van stelen en roven. Bijna al de huizen, tenminste in en rond het dorp en op kleine afstand van de Hollandse grens staande, hebben min of meer soldaten in kwartier, zo niet gedurig tenminste nu en dan: in de pastorij is men gedurende 3 jaar en 9 maanden omtrent nooit zonder overheden (in de slaapkamers boven) of manschappen (in de grote kamer beneden) en wat nog ongemakkelijker en slechter is, meer dan eens zijn de scholen, hetzij van de knechten hetzij van de meisjes, hetzij ook beide terzelfder tijd door de soldaten ingenomen geweest. De kapellen van de congregatie van O.-L.-V. en van het gesticht van de ouderlingen zijn ook dikwijls voor hetzelfde doel gebezigd geweest.
Altijd nochtans is de kerk vrij kunnen blijven: nooit hebben er soldaten ingelegen, en zo kon het onderwijs der christelijke lering regelmatig, ten alle tijd in de kerk gegeven worden. Het is ook om een weinig in het onderwijs te voorzien dat er een zekere tijd voor de grootste meisjes school gehouden werd in de pastorij en voor de grootste knechtjes in een zaal afhankelijk van het gemeentehuis. In het jaar 1915 was het door die ellendige omstandigheden van de schoolbijwoning onmogelijk de plechtige communie te doen op de gewone tijd d.i. op passiezondag: dat jaar heeft zij plaats gehad op 6 juni (plechtigheid van allerheiligste sacrament van het altaar).
Over sermoenen en voorlezen van de bisschoppelijke brieven is nooit vanwege de bezettende macht een verbod gekomen: daarom werden sermoenen
P 3.
.../... en onderwijzingen regelmatig zoveel mogelijk gedaan.
Binst al die tijd is in onze handen alleenlijk een bisschoppelijke brief gekomen die o.a. handelde over het afkondigen van de h.h. missen volgens het uur van Midden-Europa.- De twee grote jaarlijkse processies (plechtigheid van het Allerheiligste Sacrament en O.-L.-Vr. half oogst) en ook de twee ommegangen ter ere van de H. Livinus werden buiten de kerk niet gehouden.
De berechtingen werden zonder bel en licht gedaan in nigris. Alleenlijk de processies van S [M...dag] en de 3 kruisdagen hadden altijd plaats langs de gewone weg buiten de kerk. Het Dominie sacrem [...] is op zondag na de hoogmis altijd gezongen geweest.
Gedurende de bezettingsjaren is het bijwonen van de diensten en naderen tot de sacramenten niet merkelijk maar toch iets of wat verllauwd: dat moet ten grote dele hieraan geweten worden dat sommige mensen bij wie soldaten in kwartier lagen, hun huis moeilijk of zelfs onmogelijk konden verlaten.
Voor de plechtige communie der kinderen volgen hier de getallen van de jaren 1913-1918
1913 |
1914 |
1915 |
1916 |
1917 |
1918 |
26 |
40 |
22 |
28 |
40 |
21 |
Hetgeen aan geestelijke en burgerlijke overheden en ook aan alle treffelijke mensen zeer lastig viel tijdens de Duitse bezetting het wat het betrek en gemeens te zien dat sommige mensen en namelijk enige vrouwspersonen met Duitse soldaten hadden: om die Duitse invloed te keer te gaan die naarmate de bezetting langer duurde, gedurig toenam en moest toenemen en om de gelovigen te doen gedenken hoe onze Belgische soldaten voor de verdediging van het vaderland leden en streden en stierven, werd zolang het mogelijk was, d. i. tot op het einde van juli 1916 de bevolen
p4.
.../...wekelijkse gezongen mis met Libera voor onze gesneuvelde soldaten regelmatig aan God opgedragen; daarenboven met hetzelfde inzicht werd op zon- en afgestelde heilige dagen de oefening van de H. Kruisweg in het gemene gedaan tussen de vespers en het lof, gewoonte die op einde van augustus 1914 tot stand kwam en in voege bleef tot in het begin van het jaar 1919.
Gedurende de jaren 1915-1918 heeft de kerk heel dikwijls gebruikt geweest om er voor Duitse soldaten katholieke of protestantse dienst de doen, en ook somtijds om een voordracht te houden: daarvoor verwittigde men gemeenlijk op voorhand en bij geschrift; maar nu en dan deed men dat niet, hetgeen nogal moeilijkheden en stoornissen veroorzaakte.
Aangezien in onze parochie op weinig uitzonderingen na al de huisgezinnen, de een meer, de andere min, land gebruiken en bewerken, zo was er gedurende de oorlog, nu en dan van het een of ander wel wat schaarsheid, maar toch geen nijpende armoede te bespeuren, en de volkssoep die hier na veel andere plaatsen ingericht werd, heeft enige tijd wat bijval gehad en heeft nog binst de vijandelijkheden bij gebrek aan klanten opgehouden te bestaan. In 1916 was men van gedacht ook de schoolsoep te stichten maar op verzoek van de bestuursleden van het provinciaal comiteit heeft men ervan afgezien.
Gedurende de oorlog zijn twee burgers van Westkapelle, Casimir Monbaliu en Victor Hongenaert naar Duitsland gevoerd geweest en beide zijn er in een gevang gestorven.
Op 1 oktober 1918 zijn, op weinig uitzonderingen na, al de manspersonen van 16 tot 40 jaar te Westkapelle verblijvende , op bevel van de Duitse overheid weggedreven geworden, en ’s anderendaags al deze van 40 tot 45 jaar. Het is nu dat het waarlijk begint te nijpen. Voedsel, gerijd, dier in massa moeten afgeven, het is zeker pijnlijk en lastig, maar wat al de opeisingen in belang ver overtreft, het is ons eigen .../...
p5.
.../... volk te zien opeisen, het is zijn eigen echtgenoot of vader of broeder of zoon bij het geweld van de Duitse bajonet te zien wegdrijven. Van die manspersonen zijn er hetzij afzonderlijk, hetzij in kleine groepen nu en dan weergekeerd, enigen reeds van Lapscheure of Moerkerke, andere van Eeklo of Gent, andere nog van Eksaarde [Lokeren] of Deinze, zelfs zijn er enige van Deinze teruggekomen dwars door de Duitse en verbonden legers die dan langs de vaart van Schipdonk en de Leie aan het vechten waren, men kan denken ten prijze van welk gevaar - door de band hoort men niets dan goed over het gedrag van de verbannen manspersonen: alzo hebben al of omtrent al deze van onze parochie die te Eksaarde verbleven, aldaar te biecht en te communie geweest.
Ten gevolge van ontberingen, slechte slaapplaatsen, gebrek van oppas, enz. zijn er verscheidene onder hen onpasselijk en ziek geworden: een zelfs is te Eksaarde overleden, namelijk Alfons Stultjes, gehuwd en vader van 2 kleine kinderen. Van Alfons Stultjes schreef de eerwaarde pastor van Eksaarde naar Westkapelle: ‘Hij heeft christelijk, godvruchtig, zelf er gelaten uit mijn handen de laatste hh. Sacramenten ontvangen en een wel bijgewoonde begrafenis met een H. mis genoten”. Ook in de kerk van alhier is op 24 november 1918 een h. mis tot zijn zielelafenis aan God opgedragen geweest namens de bannelingen van Westkapelle - de verbannen Westkapellenaren die langst wegbleven, waren onder het toezicht van Duitse soldat aan het werk te Willebroek bij het tekenen van de wapenstilstand; en vandaar zijn zij vol vreugde naar huis mogen wederkeren.
Hier volgen de namen van de Westkapellenaren die deel makende van het Belgische leger, binst en door de oorlog 1914-1918 gestorven, hetzij op of bij het slagveld, hetzij in een gasthuis, hetzij ook nog elders.
Beyne |
Constant |
|
Hongenaert |
August |
|
Devinck |
Camil |
|
Sobry |
Benoit |
Gendarme |
Bossier |
Cyriel |
|
Bouche |
Jules |
|
Lannoye |
Richard |
|
Fockedey[1] |
Bernard |
|
P6.
Binst de doorbraak in oktober 1918 is een soldaat van Westkapelle verdwenen bij Roeselare, men weet niet hoe noch wanneer.
De ouderlingen van het gesticht hier bestaande en de zuster van Liefde die het besturen, zijn tezamen op 26 januari 1918 op bevel van de Duitse bezettende overheid naar Brussel moeten vertrekken.
|
1913 |
1914 |
1915 |
1916 |
1917 |
1918 |
geboorten |
50 |
43 |
39 |
31 |
22 |
24 |
Sterfgevallen |
46 |
38 |
54 |
41 |
48 |
33 |
Van 12 tot 18 oktober 1918 zijn er overgrote bende Duitse soldaten door Westkapelle het oosten ingetrokken, en op 19 oktober was al dat vijandig was, weg en door: God zij geloofd en gedankt, wij zijn van het vreemd gespuis verlost. ’s Namiddags waren wij verheugd de een en andere Belgische soldaat per rijwiel door het dorp te zien trekken. De eerste soldaat van Westkapelle die afkwam, was Aime Neyts: een prachtige bloementuil werd hem aangeboden. Het was een blijdschap zonder weerga: niemand bleef aan het werk, iedereen was op straat. De Belgische driekleur begon te wapperen, de klokken gingen aan het luiden: het was vol feest: wij zijn verlost.
(Getekend)
L. Kerckhof,
H. Ameye
H. D’hertoghe, pastor
Voetnoot
[1] Fockedey Bernard is als krijgsgevangene in Duitsland gestorven.