De vijftien burgemeesters van Dudzele
De zelfstandige gemeente Dudzele vanaf 1800
Andries Van den Abeele
Toen de Franse republiek de Oostenrijkse Nederlanden in juni-juli 1794 inpalmde, werd nog een tijd doorgewerkt met de bestaande lokale overheden. In 1795 werden onze gewesten volledig in de republiek geïntegreerd, maar pas in 1796 werd werk gemaakt van een nieuwe organisatie. De departementen werden opgericht. Het departement van de Leie behelsde ongeveer de huidige provincie West-Vlaanderen. Dit departement werd in 40 kantons ingedeeld. De vroegere parochie Dudzele viel, samen met Koolkerke, Dudzele, Lissewege, Moerkerke, Oostkerke en Sint-Kruis onder het kanton Damme.
Het bestuur van een kanton werd toevertrouwd aan een voorzitter. In Damme was dat Pierre Dullaert en na hem Jacques Van Zandweghe. Per aangesloten parochie, nu gemeente geworden, was er een ‘officier municipal’ met onder zich een ‘agent municipal’. Voor Dudzele waren dat respectievelijk Cornelius E. Hubert en Leonard Geyle. Hubert was een Dudzelenaar. Sinds 1790 was hij klerk van de Dudzeelse Sint-Sebastiaansgilde.
De akten van de burgerlijke stand, die de parochieboeken vervingen, werden door de officier municipal ingevuld voor wat betreft de geboorten en sterfgevallen. De huwelijken vonden plaats in de Tempel van de Wet in Damme en werden daar voorgezeten door de voorzitter van het kanton.
In 1800, onder het Consulaat, kwam er wijziging. De indeling in kantons werd afgeschaft en iedere gemeente kreeg nu een eigen bestuur. Het stond nu rechtreeks onder de voogdij van de prefect, via zijn onderprefect [2]
De burgemeesters van 1800 tot 1970 [3]
Franciscus Johannes Malefason (Dudzele 6 juli 1763 - 18 april 1839) was burgemeester van 1800 tot 1817.
Malefason, ook soms Malefaison geschreven, was de zoon van Philippe Malefason en Rosa Van Ouderyve. Philippe Malefason was kerkmeester van de parochiekerk en sluismeester. Franciscus trouwde met Francisca Van Daele (1767-1796) met wie hij 9 kinderen had. Zijn zoon Jan was herbergier in Dudzele.
Toen binnen het kanton Damme, bij de herindeling van het territorium, de poldergemeente Dudzele werd opgericht, was Malefason er vanaf 1 juli 1800 de eerste burgemeester van[4]. Naast hem bestond de gemeenteraad uit 'adjoint' Vanzandweghe en de negen raadsleden Frans Demaecker, Frans Vandewater, Hubrecht Laethem, Godfried Pypers, Jan Blommaert, Pieter Lievens, Jan Verheye, Frans Vandenbussche en Pieter Mispelon.
Als eerste beslissing werd de opdracht gegeven aan landmeter Louis Gilliodts (1764-1851)[5] om een register van landerijen op te stellen, die als basis zou dienen voor het opmaken van een kadaster. De gemeente telde toen circa 1250 inwoners[6].
In 1804 (Jaar XII) bestond de gemeenteraad, naast Malefason, uit Thomas Vanden Bussche, Pieter Mispelon, Hubrecht Laethem, Cornelis Deneve, Domien Devliegher, Pieter Lievens en Pieter Doens.
In 1814 moest Malefason in opdracht van de geallieerde mogendheden een volkstelling houden. Het bevolkingscijfer bedroeg 1403 personen, verdeeld over 245 gezinnen.
Thomas Vanden Bussche (Dudzele 1 februari 1760 - 13 september 1841) was burgemeester van 1818 tot 1830.
Thomas Franciscus Vandenbussche of Vanden Bussche, die op officiële akten als 'werkman' werd vermeld, was de zoon van Johannes Van den Bussche en Johanna Maertens. Hij was getrouwd met Maria Debruycker, van wie hij minstens een dochter had, die met een landbouwer Fevery trouwde.
Hij trad in tweede huwelijk met Cecilia Vermael, die veertig jaar jonger was. In januari 1834 bracht ze een zoontje ter wereld, Franciscus. Zeven weken later moest de drie en zeventigjarige vader het overlijden van het kind aangeven op het gemeentehuis.
Hij was vanaf augustus 1818, na verkiezing, burgemeester van de gemeente, in opvolging van Franciscus Malefason, van wie hij vanaf 1804 de adjunct was geweest. De gemeenteraad bestond verder uit Philippus Vanzandweghe en G. Pypers als schepenen en Frans Devisch, Jakob Fevery, Filip Lievens, Jakob Verheye, Frans Deneve en Pieter Lievens als raadsleden.
Bij de raadsverkiezingen van einde 1822 werden Jacob Baeteman en Frans Demaecker verkozen tot raadslid, in plaats van Deneve en Devisch. De overige raadsleden bleven dezelfde. In 1824 bleven er maar zes raadsleden over, van wie twee schepenen. Het waren de schepenen Godfried Pypers en Philippus Vanzandweghe en de raadsleden Frans Demaecker, Valentijn Vanaudenaerde, P. Goethals en Pieter Devlaeminck. Baeteman was er niet meer bij.
Regelmatig werd Dudzele geteisterd door overstromingen. Dit was zowat de belangrijkste zorg voor het gemeentebestuur, want soms stond de helft van de gemeente onder water[7]
Einde 1830, na de Belgische revolutie, werden gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Vandenbussche werd in het burgemeestersambt opgevolgd door Jacob Baeteman.
Jacob Frans Baeteman (Oostkerke 13 februari 1782 - Dudzele 13 november 1831) was burgemeester in 1830-1831.
Baeteman was de tweede van de zes kinderen van de Oostkerkse landbouwers Pieter Baeteman en Johanna Blommaert. Zijn verhuizing naar Dudzele had te maken met zijn huwelijk in januari 1806 met de daar wonende Marie-Jeanne De Jaegher (Waarschoot 13 november 1767 - Brugge 2 januari 1858) die de weduwe was van Charles Demuynck (1764-1805) en vijftien jaar ouder was dan Baeteman.
De ongelijke leeftijd wijst op een verstandshuwelijk, waarbij een vrouw een activiteit uitoefende die ze van haar overleden echtgenoot had geërfd en waar een man bij nodig was. Op het ogenblik van het huwelijk werd Baeteman vermeld als 'domestique' wat veel betekenissen kon hebben. Het meest waarschijnlijk is dat hij werkte bij een landbouwer (misschien bij de weduwe Demuynck?). Later werd hij zelf als landbouwer vermeld.
De echtgenote was 42 toen hun enige dochter, Johanna Baeteman (Dudzele 2 juni 1809 - Zuienkerke 21 april 1893) geboren werd. Enkele maanden na de dood van haar vader trouwde Johanna met Franciscus Monbaliu (1799-1873), zoon van schepen Jacob Monbaliu. Ze kregen dertien kinderen.
Tijdens de Nederlandse periode was Baeteman in 1822-1824 gemeenteraadslid in Dudzele. De Belgische revolutie van oktober 1830 had gevolgen tot in de kleine gemeenten. In Dudzele vond een bijna volledige personeelswissel plaats. Na verkiezingen volgde Baeteman begin december 1830 Tomas Vandenbussche op. Er kwamen twee nieuwe schepenen, Jacob Cadron en Jacob Monbaliu, en twee van de vier raadsleden waren nieuw. Ze heetten Jan Vanrolleghem, Filiep Demaecker, Jacob Devliegher en P. Goethals. Men koos ook nieuwe personen als gemeentesecretaris, gemeenteontvanger en veldwachter.
Dudzele bevond zich in 1831 in de gevechtszone met Zeeuws-Vlaanderen en de weerbare mannen werden regelmatig opgeroepen. Er kwamen ook soldaten langs van het partizanenleger dat werd aangevoerd door kolonel Louis-Adolphe de Pontecoulant (1794-1882) en die gedroegen zich zo onbehoorlijk dat het gemeentebestuur bij de Belgische overheid klacht neerlegde. Verschillende vorderingen werden ingediend voor opeisingen van logement en voedsel en voor het leveren van diensten, die door de legerbenden waren opgelegd, zonder dat ze de vereiste documenten opmaakten voor de terugbetaling.
Baeteman was nog geen jaar burgemeester toen hij, amper negen en veertig, overleed[8]. Hij had een laatste maal een officiële akte ondertekend op 8 oktober en een maand later was hij dood. Jacob Cadron werd dienstdoende burgemeester.
Zijn weduwe overleefde hem en stierf op haar 92ste, in Boeveriestraat 38, het adres van het Sint-Juliaangesticht. Ze was dus wellicht seniel geworden. De aangifte gebeurde door haar schoonzoon Frans Monbaliu en door notaris Pieter Proot, die zich hiervoor naar Brugge hadden verplaatst.
Jacob Cadron (Dudzele, 16 november 1791 - 6 maart 1867) was dienstdoende burgemeester van 1831 tot 1837 en burgemeester van 1838 -tot 1861.
Jacob Cadron, die boerde op het Westnederhof, was de zoon van Pieter Cadron (1736-1796) en Isabella Verheye (1758-1835). Op 1 maart 1821 trouwde hij met de landbouwersdochter Anne-Marie Vandenbussche (Brugge 4 november 1793 - Dudzele 9 februari 1859), dochter van Willem Van den Bussche. Ze hadden allebei voor getuige de tweede echtgenoot van hun moeder. Voor hem was dat Philippus Van Zandweghe (54 jaar) en voor haar Philippus Lievens (80 jaar). Het echtpaar kreeg zeven kinderen.
Bij de verkiezingen van einde 1830 werd hij schepen. Na de dood van Baeteman in november 1831 trad hij op als dienstdoende burgemeester. Jacob Monbaliu was zijn schepen.
Hij bleef niet minder dan zeven jaar dienstdoende, om pas in januari 1838, als gevolg aan de verkiezingen van 14 juli 1836 tot volwaardig burgemeester te worden benoemd. Jacob Monbaliu bleef zijn eerste schepen. De tweede schepen was Pieter Proot en de raadsleden waren Jacob Devlieger, Filip Deprez, Hendrik Demaeschalck, Jan Dedecker, Filip Brusselle en Jacob Lannoye.
De gemeente had nog steeds aanzienlijke last van een gebrekkige afwatering, met regelmatige overstromingen tot gevolg. Toen op het einde van de jaren dertig gesproken werd over het graven van een afleidingsvaart, was men daar in Dudzele dan ook zeer voor te vinden. Een petitie hieromtrent, die door ongeveer het ganse dorp werd ondertekend, werd in december 1841 naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers gestuurd. In het voorjaar van 1843 begonnen de graafwerken voor de vaart en de verwachting was dat Dudzele nu niet meer onder overstromingen zou lijden. Anderzijds verstoorde het ruwe volkje dat de graafwerken kwam uitvoeren nogal eens de rust in de gemeente.
Tijdens het burgemeesterschap van Cadron, werd de wet van 12 maart 1848 gestemd die de kiescijns verminderde tot het grondwettelijke minimum van 20 florijn. Dit resulteerde in een verhoging met 70 procent van het aantal kiezers voor de wetgevende verkiezingen. Niet dat dit al een grote doorbraak betekende van het aantal kiezers, want dat waren er voor het ganse land nog maar 79.000. Voor de Brugse randgemeenten betekende dit voor elk ongeveer 20 kiezers. Het is opmerkelijk dat er in het landelijke dorp Dudzele 41 waren.
Zoals in alle gemeenten bevonden zich onder hen nogal wat herbergiers, negen in totaal. Om hen was het vanwege het liberale kabinet onder meer te doen, omdat men er van uitging dat ze eerder voor de liberale kandidaten zouden stemmen.
Er waren heel wat landbouwers, zeventien in totaal, die de cijnsdrempel overschreden: Jan Blommaert, Frans Braems, Frans Bulcke-Monbaliu, Jozef Constant, Pieter De Backer-Wentum, Frans De Coussemaecker, Jacob De Maecker, Jacob Fevery, Pieter Goethals, Jacob Lannoye, Livinus Maenhoudt, Pieter Maenhoudt, Frans Malefason, Casimir Monbaliu, Jan Monbaliu, Sebastiaan Pleysier, Valentin Van Audenaerde. Er waren ook drie molenaars bij: Frans De Maecker-Naeyaert, Frans Lievens en Frans Van Kersschaever.
Onder de zelfstandige beroepen waren er verder de smeden Jacques Van Beveren en August Vermeulen, de timmerman Jacques Hoemacker en bij de vrije beroepen de artsen Hendrik De Maesschalck en Karel Ollivier, de landmeter Pieter Mabesoone, de notaris Pieter-Jozef Proot en de pastoor Frans Wulleman. Ten slotte waren er nog de renteniers Bernard De Vlamynck, Jacob Monbaliu, Hendrik Van Houtte en Philippe Van Zandweghe, De burgemeester en verschillende raadsleden betaalden onvoldoende belastingen om bij de kiezers te worden opgenomen[9].
Cadron bleef burgemeester tot begin januari 1861[10] Hij was toen zeventig. Tijdens zijn ambtsperiode was de bevolking tot boven de 2.000 inwoners aangegroeid.
Pieter Proot (Koekelare 13 oktober 1809 - Dudzele 20 december 1884) was burgemeester in 1861-1862.
Pieter Jozef Proot was een zoon van de welvarende Koekelaarse landbouwer Ferdinandus Benedictus Proot (1784-1864) en van Francisca Rosalia Verduyn (1784-1843). Drie zoons in het gezin met zes kinderen, werden notaris. Laurentius Proot (1826-1899) werd notaris in Woumen en Carolus Proot in Dudzele. Hij trouwde er in september 1852 met Stephania Francisca Schouteeten, dochter van de landbouwer Simon Schouteeten, die burgemeester was van Heist. De maand daarop, pas 35 geworden, stierf Carolus. Zijn oudere broer Pieter trouwde enkele maanden later met de weduwe en nam ook het notariaat over.
Pieter Proot, die al in 1836 schepen was, werd tot burgemeester van Dudzele benoemd op 23 februari 1861. Kwam hij tot de vaststelling dat het burgemeestersambt en de notarisfunctie moeilijk te verenigen waren? Feit is dat hij, zeventien maanden later, ontslag nam als burgemeester. Op 9 juli 1862 om 15 uur tekende hij voor de laatste maal een akte van de burgerlijke stand. Twee uur later zette zijn opvolger, August Notterdam zijn eerste handtekening onder de volgende akte.
August Notterdam (Dudzele 19 december 1834 - Brugge 16 September 1879) was burgemeester van 1862 tot 1879.
August (ook Augustin) Notterdam was boer op de hoeve Keereman. Hij had ook een kleine steenbakkerij. Hij was de zoon van Pieter Jacob Notterdam (17881855) en Isabelle Malefason (°1798), een van de negen kinderen van burgemeester François Malefason. Augustin trouwde met Amelie Bulcke (°1835) en het echtpaar kreeg negen kinderen. De grootmoeder van Amelie was Cecilia Malefason (1770-1838), zus van burgemeester François Malefason. Haar grootvader Joannes-Jacobus Monbaliu (1774-1837) behoorde tot de uitgebreide familie met die naam.
Op 9 juli 1862 werd hij burgemeester, in opvolging van Pieter Proot. Zijn leeftijd, 28 jaar, contrasteerde met de gevorderde leeftijd van veel van zijn voorgangers. De gemeenteraad bestond verder uit de schepenen Pieter Lannoye en Pieter Devliegher en de raadsleden Frans Proot, Frans Jaxcsens en Filip Dejaegher. Bij de gedeeltelijke vernieuwing van 1863 verdwenen Frans Proot en Frans Jaxcsens en kwamen in vervanging, schepen Pieter Debree en de raadsleden Pieter Maenhoudt, Joseph Constant en Adolf Demaerschalck. Pieter Lannoye was nu gewoon raadslid.
Notterdam was pas benoemd of een eerste grote gebeurtenis vond plaats: een spoorweg Brugge-Blankenberge trok door de gemeente en werd op 6 augustus 1863 in gebruik genomen. Dudzele kreeg een klein stationsgebouw[11].
Vanaf 1 januari 1864 nam het gemeentebestuur zijn intrek in het Hof van Commercie[12]. Na de verkiezingen van 1868 zag de gemeenteraad er als volgt uit: burgemeester A. Notterdam, schepen Pieter Verheye, raadsleden Frans Proot, Pieter Maenhoudt, Frans Demaecker, Jan Dendooven en Jacob Jacxsens. Na de verkiezingen van juli 1872 was de samenstelling: burgemeester A. Notterdam, schepenen Pieter Maenhoudt en Pieter Debree, leden Frans Proot, Jan Dendooven, Frans Demaecker, Lodewijk Brusselle, Pieter Wentein en J. Jacxsens.
Notterdam overleed plots op dinsdag 16 september 1879 in een woning op de Vrijdagmarkt in Brugge. Het is zeer waarschijnlijk dat hij naar de veemarkt was gekomen en er een beroerte kreeg. Pieter Maenhoudt werd dienstdoende burgemeester.
Frans Demaecker (Dudzele 16 april 1822 - 10 augustus 1884) was burgemeester van 1 januari tot 31 december 1881.
Demaecker was de oudste van de tien kinderen van landbouwer Jozef-Frans Demaecker (Dudzele 1789-1856) en van Helena Cadron (°Dudzele 1795), zus van burgemeester Jacob Cadron. Hij trouwde in 1849 met de twintig jaar oudere Maria-Theresia Naeyaert (°1801) uit Sint-Michiels, huwelijk dat uiteraard kinderloos bleef. Zij was de enige dochter van de het jaar voordien overleden molenaar Franciscus Naeyaert (Assebroek 1775 - Brugge 1848) en van Coleta Strubbe (Sint-Kruis 1773 - Brugge 1817)
Het burgemeesterschap van Frans Demaecker duurde slechts een volledig jaar: van 1 januari tot 31 december 1881. Hij was voordien schepen geweest. In de gemeente Koolkerke was in dezelfde tijd een Frans Demaecker schepen. Wellicht een familielid.
Het duurde anderhalf jaar alvorens hij na de dood van zijn voorganger Notterdam werd benoemd en het duurde twee jaar alvorens zijn opvolger Pieter Maenhoudt werd aangesteld.
De overlijdensaangifte van Demaecker, waarop hij als rentenier werd vermeld, werd gedaan door zijn broer Adolf Demaecker, die handelaar en herbergier was in Dudzele. Bij de broers en zussen Demaecker waren er twee huwelijken met een Cadron, twee met een Debree en twee met een Maenhoudt: enkele van de Dudzeelse boerenfamilies die nauw bij elkaar aansloten.
Pieter Adriaan Joseph Maenhoudt (Dudzele 18 december 1810 - 27 november 1889) was burgemeester van 1884 tot 1889.
Maenhoudt was de zoon van Pieter-Joseph Maenhoudt en Isabelle De Jonghe. Hij was getrouwd met Francisca Monbaliu, dochter van Jacob Monbaliu en Isabelle Malefason (Dudzele 26 december 1810 - 1 maart 1885).
In juli 1880 werd Pieter Maenhoudt, in opvolging van August Notterdam dienstdoende burgemeester. In 1882 was hij het opnieuw, na het korte burgemeesterschap van de schoonbroer van zijn zoon, Frans Demaecker, tot in mei van dat jaar Pieter Debree dienstdoende werd.
In juli 1884 werd Pieter Maenhoudt dan toch tot burgemeester benoemd. Op 13 november 1889 tekende hij voor het laatst een akte en twee weken later was hij overleden. Hij werd, na een lange interimperiode, met weerom Pieter Debree als dienstdoende burgemeester, opgevolgd door schepen Frans Proot.
Pieter Debree (Koolkerke 1812 - Dudzele 2 maart 1903) was dienstdoende burgemeester in 1882-1884, 1889-1890 en 1894-1896.
Pieter Jacob Debree was een zoon van de Koolkerkse landbouwers Franciscus Debree en Isabella Debel, die beiden jong stierven. Hij trouwde met Christina Van Hollebeke. Waarschijnlijk bleef het gezin kinderloos.
Hij was een aantal jaren bij het bestuur van de gemeente betrokken, als raadslid, voorzitter van het Bureau voor armenzorg, schepen en dienstdoende burgemeester.
Hij is zelf nooit burgemeester geworden, maar is zo vaak dienstdoende geweest, voor langere perioden, dat hij zijn plaats in de rij van burgemeesters verdient. De perioden waren: van mei 1882 tot 5 augustus 1884, tussen dienstdoende burgemeester Pieter Maenhoudt en burgemeester Pieter Maenhoudt; van december 1889 tot 31 december 1890, tussen Pieter Maenhoudt en Frans Proot; van mei 1894 tot januari 1896, tussen Frans Proot en Jan Monbaliu.
In de tussenperioden, wanneer er wel een benoemde burgemeester was, fungeerde Debree als schepen.
Hij was de negentig voorbij toen hij stierf.
Frans Proot (Dudzele 14 oktober 1814 - Ramskapelle 7 maart 1913) was burgemeester van 1891 tot 1894.
Frans (Franciscus Xaverius) Proot, geboren in het gezin van landbouwer Joannes-Baptista Proot (1760-1822) en van Anna Theresia Goethals, trouwde in 1843 met Francisca Verplancke (1816-1871). Ze boerden in Dudzele en hadden acht kinderen. Dochter Leonia Proot (1847-1895) trouwde met Casimir Cadron (°1831), zoon van de vroegere burgemeester Jacob Cadron.
Proot was enkele jaren gemeenteraadslid en schepen van Dudzele, ook na de verkiezingen van 2 februari 1889. Toen burgemeester Pieter Maenhoudt datzelfde jaar in november overleed, werd Pieter Debree het ganse jaar 1890 dienstdoende burgemeester. In januari 1891 werd Proot tot burgemeester benoemd. Hij was toen 75, maar dit was geen beletsel. Hij was ook al weduwnaar en had zeer waarschijnlijk zijn hof aan een of meer van zijn kinderen overgelaten, zodat hij tijd had. Hij had als schepenen Pieter Debree en K. Demuynck en als raadsleden L. Vermeire, F. Claeys, Gustaaf Ketele, August Vanhove, Konstant Deschepper en Casimir Maenhoudt.
In Mei 1894 was hij ontslagnemend en was eerste schepen Pieter Debree opnieuw dienstdoende.
Frans Proot werd bijna honderd jaar. Hij stierf bij zijn zoon Casimir (1858-1923), die boerde in Ramskapelle.
Jan Frans Monbaliu (Dudzele 9 januari 1856 - Damme 1937) was burgemeester van 1896 tot 1904.
De Monbalius (oorspronkelijk ook geschreven: Monbailly, Monballiu, Monbailliu) waren in de zestiende en zeventiende eeuw terug te vinden in Oostkamp, Ruddervoorde en Waardamme.
Franciscus Monbaliu (Oostkamp 1691 - Dudzele 1774) vestigde zich in Ruddervoorde. Tegen het einde van zijn leven kwam hij in Dudzele wonen, bij zijn zoon Alexius Monbaliu (Ruddervoorde 1729 - Dudzele 1805) die er zich had gevestigd, na zijn huwelijk met Cecilia Dullaert (Oostkerke 1755 - Dudzele 1829). De overstap van een landbouwer van de zandstreek ten Zuiden van Brugge naar het poldergebied ten Noorden was niet frequent. De twee zonen uit dit huwelijk, Johannes Jacobus (1774-1887) en Jacobus Johannes (17761859), trouwden allebei met Malefasons, dochters van de eerste burgemeester van Dudzele. Het oudste echtpaar had elf kinderen, het jongste veertien. Er stierf uiteraard een aantal onder hen tijdens de kinderjaren, maar niettemin was de familie Monbaliu sindsdien stevig ingeplant in Dudzele en trouwden de nakomelingen met zonen en dochters van personen die tot de notabelen van het dorp behoorden.
Johannes Franciscus Aloisius Leopoldus, kortweg Jan Monbaliu, was een zoon van Joannes Jacobus Monbaliu (1811-1870) en van Rosalie Françoise Lippens (°1817). Hij was de kleinzoon van Johannes-Jacobus Monbaliu, de broer van de schepen Jacobus Johannes Monbaliu. Jan Monbaliu trouwde in Dudzele in 1886 met Rosalie Verheye en ze hadden een zoon, Eugene.
De gemeenteraad van Dudzele was na de verkiezingen van 17 november 1895 als volgt samengesteld: Pieter Debree, F. Claeys, K. Desmedt, K. Demuynck, Konstant Deschepper, Konstant Lefief, Jan Monbaliu, Desideer Plasschaert en Pieter Staelens. Op 27 december 1895 was het de nieuwkomer Jan Monbaliu die tot burgemeester werd benoemd, in opvolging van de dienstdoende Pieter Debree.
Twee jaar later bestond de gemeenteraad uit: burgemeester Jan Monbaliu, schepenen K. Desmidt en Jan Schramme, raadsleden K. Demuynck, Konstant Deschepper, D. Plasschaert, Pieter Staelens en Karel Notterdam.
Leopold Lannoye (Dudzele 1 september 1862 - Knokke 16 mei 1939) was burgemeester van 1905 tot 1921.
Lannoye was de zoon van de vier en zestigjarige Jacobus Lannoye (17981873) en die zijn tweede en dertig jaar jongere vrouw Rosalie Debacker (18281903). Zelf trouwde hij met de zestien jaar oudere Maria-Josepha Monbaliu (1846-1935).
In 1904 bestond de gemeenteraad van Dudzele uit burgemeester Jan Monbaliu, schepenen Joost Van Belleghem en Karel Notterdam, leden August Maenhoudt, Lodewijk Fevery, Jozef Inghelram, Gustaaf Bossier, Leopold Lannoye en Frans Bruselle. Dat jaar werd Lannoye de nieuwe burgemeester.
De gemeenteraad van Dudzele bestond in 1908 uit: burgemeester Leopold Lannoye, schepenen Karel Notterdam en Lodewijk Vanderhaeghen, leden Jan Monbaliu, J. Inghelram, G. Bossier, F. Brusselle, Adolf Claeys en Kamiel Danneels. Dat de vorige burgemeester als raadslid bleef zetelen, doet vermoeden dat hij niet goedschiks zijn zetel had afgestaan en oppositie voerde.
Na de verkiezing van 15 oktober 1911 zag de samenstelling er als volgt uit: burgemeester Leopold Lannoye, schepenen Karel Notterdam en Lodewijk Vanderhaeghen, leden J. Inghelram, F. Brusselle, Kamiel Danneels, August Dendooven, Edmond Maenhoudt en Adolf Claeys.
Lannoye bleef burgemeester tijdens de oorlogstijd en tot aan de eerste naoorlogse verkiezing in 1921. Zijn dood in Knokke in 1939 werd gemeld als 'plots'.
Alphonse De Haene (Haringe, 10 mei 1863 - Dudzele, 20 december 1939) was burgemeester van 1922 tot 1938.
De Haene was de zoon van Serafin De Haene (1817-1892) en van Juliana Patfoort (1829-1902). Hij behaalde zijn diploma van doctor in de genees- heel- en verloskunde op 18 juni 1891 aan de Katholieke Universiteit Leuven. Dokter Gustaaf Ketele was op 12 oktober 1891 in Dudzele overleden en De Haene nam de vrijgekomen plaats van huisarts in. Hij trouwde in oktober 1894 in Brussel met Helena Gielen (1875-1962) en het koppel nam zijn intrek in de woning van Ketele in de Sint-Lenardsstraat, het Goed van Gramez, een 15e- eeuwse kasteelhoeve waarvan de omwalling deels behouden is, nadat er in de jaren 1950 een moderne villa werd gebouwd.
In 1903 bouwde De Haene een klein kasteel langs de Westkapelse Steenweg, Sinte-Barbara genaamd. Hij trok daar in 1904 met zijn gezin in. Zijn zoon
Alphonse (1904-na 1949), toen een maand oud, volgde hem later als arts op. In totaal kreeg het gezin veertien kinderen, van wie de helft de volwassen leeftijd bereikte.
De Haene werd bij de verkiezingen van oktober 1921, de eerste na de Eerste Wereldoorlog, tot gemeenteraadslid verkozen en onmiddellijk tot burgemeester van Dudzele benoemd. Hij bleef die functie uitoefenen tot einde 1938.
Raymond Vande Ryse (Dudzele, 6 november 1896 - 29 september 1981) was burgemeester van 1939 tot 1964.
Vande Ryse behoorde tot een uitgebreide boerenfamilie in de West-Vlaamse polders (Damme, Dudzele, Oostkerke, Koolkerke, enz).
Hij was de zoon van Louis-Camiel Vande Ryse (Koolkerke 1870 - Dudzele 1928) en van Julie Traen (Damme 1872 - Dudzele 1944). Hij boerde in Dudzele en werd ook handelaar in landbouwmachines. In Dudzele bouwde en bewoonde hij (tenzij het zijn zoon was) een villa met een vakwerkgevel, die in het landelijke dorp opviel.
Hij trouwde met Magdalena Notterdam (1900-1963) en ze hadden twee zoons. Hij trad in tweede huwelijk met Maria Zwaenepoel.
In januari 1939 werd hij burgemeester, met als schepenen L. Desmedt en C. Coppens. Na mei 1940 viel hij niet in de smaak bij de bezetter en werd in mei 1942 afgezet. Hij werd opgevolgd door de kaashandelaar Georges Steyaert (VNV). Deze behoorde tot de overtuigde collaborateurs. Hij ronselde leden voor het VNV, maakte propaganda voor de Oostfrontmilities en lag aan de basis van verschillende arrestaties, onder meer die van de onderpastoor van de parochie[13]. Onnodig te zeggen dat hij na de oorlog een veroordeling opliep en uit Dudzele verdween. Nadat hij vrij kwam werd hij kaashandelaar in Blankenberge en op markten.
Vande Ryse nam na de Bevrijding zijn ambt weer op en bestuurde nog twintig jaar de gemeente.
Johan Buytaert (Uden, 31 januari 1919 - Brugge, 24 december 2009) was burgemeester van 1965 tot 1970.
Buytaert was het zesde en jongste kind in het gezin van de uit Temse afkomstige Hendrik Buytaert (Temse 1875 - Dudzele 1953) en Maria-Ludovica Reynaert (Lichtervelde 1875 - Dudzele 1965). Het gezin was tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland uitgeweken, wat de geboorte van de jongste zoon in Uden verklaart. Na de oorlog kwam het gezin zich in Knokke vestigen.
Johan Buytaert liep middelbare school in Nieuwpoort en Oostende en trok toen naar de Katholieke Universiteit Leuven waar hij in 1944 tot doctor in de genees- heel- en verloskunde promoveerde. Van 1938 tot 1944 was hij een actief lid van de studentenclubs 'Moeder Oostendse' en 'Moeder Brugse'. Van de eerste was hij voor de jaren 1940-41 en 1941-42 de preses. Hij vervolgde zijn studies aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, met het vooruitzicht om naar Belgisch Kongo te vertrekken.
In Knokke had hij de Nederlandse Stephanie Verpoort leren kennen (Zevenaar 1923 - Dudzele 2005). Hij trouwde met haar op 9 augustus 1944 in Antwerpen (Knokke lag in die periode in het 'Sperrgebiet') en ze kregen drie zoons en vijf dochters: Ingrid (°1945), Peter-Jan (1947-2006), Ingeborg (°1948), Sigrid (°1949), Jan-Stefaan (°1950), Koenraad (1951-1997), Marie-Lutgarde (°1954) en Beatrix (°1957).
Tegen het einde van de oorlog bevond hij zich, pas getrouwd, in Antwerpen. Zoals hij het heeft verteld, wilde zijn vrouw op 16 december 1944 naar de bioscoop gaan in Cinema Rex, op de dag dat een V2 op de bioscoop terechtkwam, met 561 doden en talrijke gekwetsten tot gevolg. Omdat hij geen zin had, waren ze toen niet naar de film gaan kijken, maar waren in de omgeving aan het wandelen, en konden ter plaatse snellen en meehelpen om de eerste zorgen toe te dienen.
Na zijn legerdienst kreeg Buytaert de gelegenheid om in 1946 een huisartsenpraktijk over te nemen in Dudzele, waar hij met zijn groeiend gezin zijn intrek nam in het vroegere 'Hof van Gramez', dat hij grondig verbouwde, om niet te zeggen herbouwde.
In 1964 nam hij het met een brede CVP-lijst op tegen de zetelende burgemeester en zijn lijst Gemeentebelangen. Hij behaalde de meerderheid en was van 1 januari 1965 tot 31 december 1970 burgemeester van Dudzele, vooraleer de gemeente bij de stad Brugge werd gevoegd. In de fusiegemeente Brugge was hij van 1971 tot 1977 en van 1980 tot 1982 gemeenteraadslid.
In september 2005 werd hem hulde gebracht bij zijn afscheid, na vijfentwintig jaar lidmaatschap van de kerkfabriek van de Sint-Lenaartskerk in Dudzele. Hij was ook gedurende enkele jaren voorzitter van het plaatselijke Davidsfonds.
Toen hij als reserveofficier was afgezwaaid bleef hij de contacten onderhouden met het medisch corps in het Belgisch leger en gaf hij gevolg aan wederoproepingen. Hij bereikte hierdoor de graad van reserve luitenant-kolonel.
Hij werkte in 2008-2009 mee aan het Canvas-programma Meneer Doktoor[14] Een week voor zijn dood op 90-jarige leeftijd werd een speciale aflevering uitgezonden, die volledig aan hem was gewijd.
Doordat het TV-programma van hem een 'Bekende Vlaming' maakte, werd zijn overlijden in alle media gemeld. De laatste weken van zijn leven verbleef hij in het woon- en zorgcentrum Herdershove in Sint-Pieters-Brugge.
Tijdens zijn laatste levensjaren schreef hij zijn herinneringen op, wat resulteerde in het boek Ik heb zoveel u nog te zeggen, dat in beperkte oplage werd gedrukt, voornamelijk bestemd voor zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Voetnoten
[2] Noel GEIRNAERT, Inventaris gemeentearchief Dudzele, in: Inventarissen van gemeentearchieven Dudzele, Koolkerke en Lissewege, Brugge, Stadsarchief 1992
[3] Alle gegevens van burgerlijke stand werden zoveel mogelijk geverifieerd in de registers van burgerlijke stand van Dudzele. Het onderzoek berustte verder op doodsbrieven, gedachtenisprentjes, gegevens op de genealogische website geneanet, enz. Mijn dank aan Frank Monbaliu voor zijn nuttige mededelingen.
[4] Voor de begin- en einddata van de burgemeesterschappen, heb ik me gebaseerd op de ondertekening van de akten van de burgerlijke stand. Hun aanstelling kan natuurlijk iets vroeger zijn gebeurd dan de eerste akte die ze ondertekenden, maar veel zal dat niet schelen. Het zou natuurlijk mogelijk zijn om de heel precieze dag te achterhalen, hetzij door de vermelding van de benoeming in het Belgisch Staatsblad, hetzij door het proces-verbaal van eedaflegging bij de gouverneur, hetzij door de verslagen van de gemeenteraad. Voor de behoeften van dit artikel leek ons de aangewende methode voldoende.
[5] Maurice L. SEBRECHTS, Louis Gilliodts en zijn familiaal milieu, in A. VANDEWALLE (red.), 100 jaar Gilliodts, Brugge, 1980
[6] Maurits COORNAERT, Dudzele en Sint-Lenaart, Dudzele, 1985, blz. 386
[7] Idem, blz. 390
[8] M. COORNAERT, a. w. blz. 393 schreef ten onrechte dat hij in Februari 1832 ontslag nam.
[9] Wet van 12 maart 1848, lijst van kiesgerechtigden voor het arrondissement Brugge.
[10] M. COORNAERT, a. w. blz. 398 vermeldt foutief dat tussen 1851 en 1861 Jacob Devliegher burgemeester was.
[11] M. COORNAERT, a. w., blz. 398
[12] M. COORNAERT, a. w., blz. 399
[13] Nico WOUTERS, Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur en collaborate in Belgie, Tielt, 2004, blz. 234 en 486.
[14] Peter VANDEKERCKHOVE, Meneer Doktoor, uitg. Globe, 2008