Rechtspraak in het Brugse Vrije
b/ Dranksmokkel langs het strand in 1728. (1)
Germain Vandepitte
We schrijven smokkel in 1728, dat klopt wel en ook weer niet. Er werd toen gesmokkeld, dat wel, maar het was een oude kwaal; eigenlijk uit de tijd van de afscheiding van Noord en Zuid. Toen werden de grenzen gesloten en wederzijds werden taksen geheven op in- en uitvoer, natuurlijk zoals het voordeligst uitviel voor de schatkisten van de beide staten.
Een van de artikelen waarop de meeste lasten werden geheven hier te lande, waren de rechten op bier en dranken. Daar aan de andere zijde van de grens de dranken goedkoper waren en men door illegale invoer de taksen terzake omzeilde, lag de winst hoog. Vandaar dat het voornaamste smokkelproduct de drank was, jenever en brandewijn. Wel was de grenscontrole niet van de poes, maar de hoge winsten deden het risico vergeten.
Zo was in de nacht van 30 op 31 januari 1728 een groep smokkelaars op het pad. Ze waren al met hun waar over de grens en het zag er naar uit dat ze veilig en wel hun huis zouden bereiken. Hun thuis, dat was Blankenberge; en Heist hadden ze al achter de rug.
De twee koplopers echter liepen tegen de lamp, in werkelijkheid dan de garde Pieter Baleyn. Deze lag op de loer en van op het duin zag hij in de bleke maneschijn de kontouren van beide blauwers zich aftekenen tegen de lichtende waterspiegel van de zee. Die twee had hij dan te grazen genomen en op 5 februari werden deze fraudeurs in de gevangenis verhoord door de schepenen van Caloen en Simon.
De beklaagden waren: enerzijds Paulus Samson de zoon van Adriaen, 45 jaar oud en geboren op St-Jan-op-de-Dijk (2), nu wonende te Blankenberge en werkman voor zijn brood; anderzijds hadden we Marcus Demeyne, zoon van Jacob, 20 jaar en geboren te Duinkerke, tot voor 8 weken verbleef hij te Blankenberge bij Geeraert Janssens.
- Waren ze beiden die bepaalde nacht niet om twee uur aangetroffen op het strand tussen Heist en Blankenberge, ter hoogte van de "opdracht van Philippe De Rudder?
S. Ja, daar was ik, maar wist van Marcus Demeyne niets af. Na mij gevangen te hebben genomen, heeft de garde mij geleid naar de plaats waar Marcus was.
D. Ik was daar, maar weet niets af van Samson.
- Waren ze beiden niet beladen met een "basasse of schapelier met brandewijn in blazen?" (3)
S. Ontkende brandewijn te hebben gedragen. Toen hij bij de smokkelwaar werd gebracht heeft hij trouwens onmiddellijk verklaard dat deze niet van hem was.
D. Heb daar niets mee te zien.
- Hebben ze, toen ze van verre de garde zagen, niet hun vracht neergeworpen; en is Samson toen niet naar de garde toegekomen terwijl de tweede zich naast de vracht heeft neergelegd?
S. Loochende dat.
D. Ik liep te wandelen op het strand toen de garde en Samson bij mij kwamen. Van brandewijn weet ik niets af; want pas later heb ik de vracht zien liggen.
- Heeft de garde Samson na zijn gevangenneming niet naar de plaats geleid waar Marcus lag?
S Zei van wel, en dat Marcus een vijf à zes roeden vandaar was.
D. Verwees naar zijn vorig antwoord.
- Heeft Samson niet zijn hand in zijn zak gestoken met de bedoeling zijn mes te trekken; en heeft daarop niet de garde zijn zakpistool getrokken?
S. Ontkende heftig dat inzicht te hebben gehad.
- Hadden beide betichten geen stok bij?
S. Toen ik bij de vrachten kwam heb ik daar een stok "vinden liggen", maar dat was de mijne niet.
D. Ik heb daar nooit een stok in handen gehad.
- Toen ze daar ter plaatse waren, zijn daar toen geen twee andere kerels opgedoken die, toen ze de garde zagen, hun last in het zand gooiden en op de vlucht gingen?
S. Ja, er waren er twee, maar ik ken ze niet.
D. Ik ken deze mannen niet.
- En zijn er even later nog geen koppel gekomen?
S. en D. Beiden zeggen dat niet te hebben gezien.
- Heeft de garde hen beiden dan niet geleid naar Philippe De Rudder en heeft Samson daar niet gezegd dat hij gemakkelijk zijn mes had kunnen steken in de buik van de garde? Dat het hem leed was het niet te hebben gedaan?
S. Ik heb enkel gezegd dat ik dat had kunnen doen indien ik daarvoor schelm genoeg was. De rest ontken ik.
- En wat affairens hadden de heren op het strand op dat hoogst ongewoon uur? "Op een zo onbequaeme heure".
S. Ik moet er wel mijn affairens gehad hebben, anders was ik daar niet.
D. Het was mijn plan naar Ramskapelle te gaan om een zak appelen te halen die lag ten huize van Pieter Verwee.
- Hadden beide verdachten geen mes in de zak, dat hun werd afgenomen door de baljuw van Blankenberge?
S. en D. Bekennen beiden.
- Gij Samson, zijt ge in de maand September van verleden jaar niet met vijf gezellen gekomen langs de landdijk komende van Heist en zijt ge toen allen niet op de vlucht gegaan toen ge de garde in het vizier kreeg, met achterlaten van de smokkelwaar?
S. Ontkent dat.
- Hebt ge zelf niet verteld aan garde Dupont en aan de baljuw dat het grootste part van die brandewijn van u was?
S. Loochende ook dat.
Al deze verklaringen werden ondertekend door de respectieve beklaagden en herhaald en goedgekeurd na voorlezing in de Kamer.
Toch werd beslist de verdachten nog even te confronteren met de garde Baeyn, maar dat werd een maat voor niets.
Uitspraak in deze zaak werd gedaan op 26 febr. 1728. Geresolveerd werd "Paulus Samson en Marcus Demeyne te condemneren inde boete by de lyste vande admodiatie (4) gheinscribeert ende in de costen vanden processe ter tauxatie". Get.: De Blauwe.
Voetnoten
- Rijksarch Brugge, Registers Vrije nr 17012, f° 72v°-74r°.
- Eertijds afzonderlijke gemeente op de Blankenbergse Dijk. Later bij Uitkerke gevoegd.
- Een schapelier was een tweeledige draagzak, over de schouders geworpen, zodat de last op borst en rug hing; wat minder belemmerend was. Dit schapelier bevatte dan de blazen waarin de drank werd gedaan. Of het nu varkensblazen of andere waren in leder, komt hier niet tot uiting.
- Admodiatie: (naar van Dale) heffing van verbruiksbelasting bij een som ineens naar geraamd verbruik over zeker tijdvak.