Mededelingen:
2. Heetbezem
Firmin Roose
In “Rond de Poldertorens” 1971 nr. 4, lieten wij een bijdrage verschijnen over Stevenine Bousse, winkelierster te Blankenberge. Bij de beschrijving van de inboedel plaatsten wij als voetnota 25 (p. 127) “roebesem en heetbesem: nergens gevonden “. Ons trouwe lid Ing. Valeer Cosyn, die een echte oud-Knokkenaar is, maar nu in leper woont, liet ons hierover een uitvoerige nota geworden, die wij hieronder weergeven en waarvoor wij de goede heemkundige heer, V. Cosyn van harte danken.
“... Wat een roebesem is, weet ik evenmin, maar ik kan wel verklappen wat een heetbesem is. Mogelijks weet U dat de Kemmelberg, hier in mijn huidige streek, niet op de gemeente Kemmel alleen ligt, maar wel op de gemeenten Kemmel, Loker en Dranouter. Deze Kemmelberg is tevens geen enkele top, maar bestaat uit een reeks toppen, die allen een afzonderlijke naam dragen. Men kent aldus de Grote Kemmelberg, de Kleine Kemmelberg, de Lettenberg en ook de “Potheedberg”.
Deze borg ligt op Dranouter en geeft de uitleg van de “heutbesem”. Inderdaad, voor de oorlog 1914-1918 was deze Potheedberg, naar geloofwaardige bron, volledig begroeid met “Heidekruid”. Tijdens de winterdagen dingen de arme bewoners van rond deze schrale berg dit heidekruid afsnijden en maakten er “pottenbezems”, van minder kwaliteit weliswaar, van. Deze bezems werden dan aan de man gebracht in de aldaar gelegen, maar thans verdwenen herbergjes met schilderachtige namen, als “In de Koperen Klinke”, een herberg waarvan de ingangsdeur opengemaakt werd met een koperen appel, zoals men die bij ons in Knokke ook wel kende.
U zal zeker het verband met “heetbesem” reeds gevonden hebben: “heet” was hier “heed”, een vervorming van heidekruid”. Potheedberg wilde dus zeggen: de berg waarop de “heed” gevonden werd om bezems te maken, waarmee men de potten schuurde. De heer Roose is dus juist, wanneer hij gewag maakt van zijn vermoeden dat de heetbesem een soort pottenbezem kon zijn. Dit was het wel, zij werden hier in de streek gebruikt.
Ik geloof niet dat de heetbezems van Blankenberge uit het leperse kwamen, daar er bezuiden Brugge ook veel heidekruid was. De pottenbezems, die mijn grootouders in Knokke verkochten, waren toen zoals nu uit berkentakken vervaardigd en werden gekocht bij “Zillegemnaars”. Toch mogen we niet vergeten dat de “marchands”, die naar “De Koperen Klinke” kwamen, uit de streek van Klerken en verder waren ...
Tot daar de heer Valeer Cosyn.