Pastoor Vanden Driessche (1893-1899) schreef ...

René De Keyser

Onze Heer voorzaat, pastoor Rylaard Bolliou, heeft dikwijls geklaagd dat er zoveel jonge meisjes van Oostkerke weg dolen en gingen dienen naar Holland, of in de badsteden het seizoen gingen doen en vandaar den weg vonden naar onze grote steden Gent, Antwerpen en Brussel, en dat er daar zulke “beweenlikke” gevolgen uit voortkwamen. Wij hebben de gegrondheid dezer klachten ondervonden en op zeven onwettige geboorten voor een bevolking van ruim duizend zielen zijn er in 1894 zes gevallen aan deze oorzaak toe te schrijven. De oorzaak om dewelke de jonge dochters hier weg dolen is het gebrek aan werk en geldwinning tijdens een deel van het jaar. De meisjes hebben maar acht maanden werk bij de boer. De vier andere maanden is er langs hier niets te winnen omdat er hoegenaamd geen nijverheid bestaat.

Coleta Van Belleghem, echtgenote van Jacobus Deceuninck, geboren 1868 wonende Braambeierhoek kweekte gedurende haar lang leven meer dan veertig boorlingen op, meest onwettige kinderen van jonge moeders die verder gingen werken. Het was voor Coleta een bijverdienste en voor de jonge moeders een redding dus een dag-moeder van voor onze tijd.

Organisatie van het kerkelijk bestuur

Op kerkelijk organisatorisch vlak behoorde ons gewest oorspronkelijk tot het aartsbisdom Reims.

Het aartsbisdom was ingedeeld in bisdommen. Brugge en het ommeland, waaronder Oostkerke, als onderdeel van het graafschap Vlaanderen, hadden altijd onder de jurisdictie van het bisdom Doornik gestaan. Het bisdom Doornik lag in de veel grotere kerkprovincie of aartsbisdom Reims. Het bisdom Doornik was daarbij vanaf de 7de tot de 12de eeuw in een persoonlijke unie verbonden geweest met het Franse bisdom Noyon, waar de bisschop gewoonlijk verbleef.

Sinds 1146 was Doornik opnieuw een afzonderlijk bisdom geworden dat in twee aarts-diakenijen verdeeld was. Na de trapsgewijze opsplitsing van de aarts-dekenij Vlaanderen in 1228-1279 bestond er een afzonderlijke aarts-dekenij Brugge. Sinds 1331 telde de aarts-dekenij Brugge drie dekenijen. Deze van Brugge, van Oudenburg en van Aardenburg.

Deze indeling bleef bestaan tot op 12 mei 1559 het bisdom Brugge werd opgericht. Deels ten gevolge van de godsdienstoorlogen op het einde van de 16de en begin 17de eeuw werd een nieuwe indeling van de dekenijen ingevoerd in 1618. Damme werd een dekenij waartoe ook Hoeke, Oostkerke en Westkapelle behoorden. Lapscheure, Moerkerke en Middelburg behoorden tot de dekenij van Aardenburg.

Pastoor Vanden Driessche (1893-1899) schreef

René De Keyser

Rond de Poldertorens
1997
03
100-100
Mado Pauwels
2023-06-19 14:44:32