Onze wegen en het barrièrerecht
René (†) en Margriet De Keyser
Wie nu op grote wegen komt moet veelal tol betalen, dit is geen uitvinding van onze tijd. Dank zij het innen van barrière- of tolrechten was het onder het Oostenrijkse en Franse bewind mogelijk het wegennet te onderhouden.
Bij besluit van 13 februari 1815 werden enkele voorwaarden gesteld; zo mocht enkel het barrièregeld worden gevraagd bij het voorbijrijden van het kantoor dat moest aangeduid zijn door een paal, die overal dezelfde moest zijn en geplaatst worden op de kant van de straatweg, en vanaf de duisternis van een licht voorzien zijn.
Krachtens de wetten van 18 maart 1833 en 25 mei 1850 werden het vervoer van meststoffen, hout-as en kolen, schouwroet, inlandse pleister, mergel, kalk en andere producten nuttig voor de landbouw van het barrièrerecht ontslagen.
Op 5 april 1851 geeft de watering subsidie aan de gemeente voor de steenweg Koolkerke Eienbroecke. De toenmalige burgemeester Callewaert protesteerde omdat die weg de beesten in de weiden zou storen. 14 april 1856: bij K.B. geeft men toelating om barrièregeld te innen op de steenweg Koolkerke-Eienbroecke.
19 mei 1866: bij KB. komen er twee barrières op die weg.
Op 9 juli 1870 ligt het plan voor de steenweg Eienbroecke-Westkapelle ter inzage op het gemeentehuis.
Op 18 april 1871, ter zitting van de gemeenteraad, wordt herinnerd aan het KB. van 14 april 1856 tot ontvangen van barrièregeld op de steenwegen.
Op 17 juni 1872 beslist de raad nergens beplantingen te laten doen langs de wegen omdat de banen beter zouden opdrogen.
Op 3 september 1872 wordt een werkgroep gevormd die bestaat uit de besturende commissie van de steenweg, een lid van de gemeenteraden van Brugge, Koolkerke, Oostkerke en Westkapelle. De vier laatstgenoemden moeten alles ontvangen en uitgeven wat betreft de steenwegen, alsook beslissen over het geschil met de watering over bomen.
18 mei 1876 : er komt een barrière bij Koolkerke en een bij de Zelzatevaart.
26 maart 1879: de gemeenteraad beslist achtkante bomen te planten om ongelukken langs het vaartje op Eienbroecke te voorkomen. De provincie verbiedt tronken.
17 november 1880: door onteigening wordt de steenweg Koolkerke-Westkapelle overal 9 m breed (weg en grachten). Er is nogmaals een geschil met de watering over het planten van bomen en over het herstel van de duiker op Eienbroecke.
In 1887 wordt de besturende commissie der steenwegen ontbonden. Oostkerke heeft jaarlijks 1.300 fr. herstellingskosten aan de 9.620 m steenwegen. Dit vormt een zware last voor de gemeente.
Op 7 september 1888 beslist de gemeente het totale bedrag van het barrièrerecht te gebruiken voor herstellingen en de gemeenteraad besluit een verzoekschrift te richten aan de koning om zijn tussenkomst te vragen in het herstellen van de steenwegen, wat de deputatie had opgelegd aan de gemeente.
Op 16 juni 1890 vraagt de gemeente Oostkerke een toelage aan de Provincie voor herstel van de steenwegen die door inwoners van andere gemeenten kapot worden gereden bij het halen van koopwaar naar schepen op de Damse vaart.
Op 28 juli 1890 vraagt het gemeentebestuur aan de staat om de steenwegen over te nemen omdat de aanpalende gemeenten weigerden bij het herstel en omdat het barrièregeld was vervallen door de wet van 15 november 1886.
Op Oostkerke was er een barrière aan de Heule te Eienbroecke, waaronder de ader komende langs de Heytegem straat in het oude Zwin liep. De houten paal stond aan de westzijde van de brug op de kant naast het oud Zwin. Hoe het barrièregeld ontvangen werd weten we niet.
Indien het ter plaatse moest betaald worden, wat bijna zeker is, woonde de ontvanger wellicht in het huis dat daar stond en afgebroken werd bij de aanleg van de betonbaan.
De dooibarrières
Na de opheffing van het barrièrerecht bleven de dooibarrières nog bestaan aangezien de wegen gedurende de dooitijd waren verboden voor het vervoer. Dan werd aan een vlaggenstok op de kerktoren een vierkant stuk licht metaal bevestigd als teken dat de dooibarrières waren gesloten.
Op 23 juni 1927 besliste de gemeenteraad van Oostkerke om 50 fr. per jaar te betalen voor de dooibarrières en om de vlag uit te steken op de toren.
Op 11 januari 1928 wordt het maximum gewicht op de steenwegen vastgesteld op 3.000 kg.
Op 2 juni 1936 bericht men aan de gouverneur dat Oostkerke een verbodssignaal heeft voor het sluiten van de dooibarrières.
Kort nadien waren ook die barrières verleden tijd.
Bronnen:
- J. Van der Vaeren: een eeuw Belgische landbouw
- Gemeentearchief Oostkerke
- Eigen nota's van René en Margriet De Keyser