De 2 Vanhalewijns
André Desmidt
Te gast bij frère Urbain en brandweercommandant Abel
In Heist kent iedereen wel een Vanhalewyn. Sommigen zaten bij een Vanhalewyn in klas, anderen dansten bij een Vanhalewyn, nog anderen gingen er hun groenten en fruit kopen, en nog anderen werden door een Vanhalewyn geholpen, bij brand of ontij...
En toch zijn ze geen rasechte Heistenaars... maar het zijn ook al lang geen aangespoelden meer.
Nieuwsgierig als we zijn, klopten we even aan bij de frères in de Sportlaan te Knokke waar frère Urbain (Michel Vanhalewyn) verblijft, en ook in de Vlamingstraat, waar Abel ons reeds stond op te wachten in zijn deurgat.
Veel uitleg over de betekenis van de naam moet niet gegeven worden, omdat ze eigenlijk voor zichzelf spreekt: van Halewijn, of komende van het Frans-Vlaamse stadje Halewijn (Halluin), gelegen aan de Leie in het kanton Tourcoing.
Momenteel wonen er zowat 13.000 mensen in de deelgemeenten Halewijn-stad, Halewijn-berg en Coolbras. Niettegenstaande het Franse onderdanen zijn, spreken ze nog behoorlijk “Vlamsch”, wellicht ook onder invloed van de vele grensarbeiders, de frontaliers uit België.
Een eerste document waarin we de naam Van Halewyn tegenkomen is de zeer gekende ballade van Heer Halewyn, van een ongekende dichter. Verder is er ook het document van de Pacificatie van Gent, getekend op 8 november 1576. Gent kon bevrijd worden van de Spaanse bezetter dank zij een verdrag getekend door afgevaardigden van de voornaamste graafschappen en heerlijkheden. Zo worden in het document vermeld: de heren van Brabant, Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Valenciennes, Rijsel, Douai, Orchies, Namen, Doornik, Utrecht, Mechelen, de prins van Oranje, Holland en Zeeland.
Eén van de ondertekenaars was Jacques Vanhalewijn.
De stamouders zijn Vanhalewijn Henricus Desiderius, geboren te Moorslede op 8 juni 1872, zoon van Bruno en Plancke Barbara. Vader Henri overleed te Heist op 17 mei 1946, amper veertien dagen na de trouw van zoon Abel. Hij was gehuwd met Clinckemaille Maria Emma, geboren te Gheluvelt op 2 september 1875 als dochter van Pieter en van Lemahieu Sophia. Zij overleed in de Sint-Jozefskliniek te Brugge op 1 juli 1958.
In het gezin van Henri Vanhalewyn werden 11 kinderen geboren:
- Maurice geboren te Gheluvelt op 7 februari 1902
- Alice geboren te Gheluvelt op 10 oktober 1906
- Abel geboren te Gheluvelt op 7 juni 1908
- Bertha geboren te Gheluvelt op 8 augustus 1909
- Julia geboren te Gheluvelt op 8 augustus 1909
- Jeanne geboren te Gheluvelt op 17 juli 1911
- Michel geboren te Gheluvelt op 25 februari 1913
- Lea geboren te Steenvoorde op 10 maart 1915
- Abel geboren te Steenvoorde op 18 augustus 1916
- Lea geboren te Angoul~me op 24 april 1918
- Robert geboren te Heyst op 14 mei 1922
Nog voor de oorlog werd dit groot gezin zwaar op de proef gesteld. Door een geheimzinnige ziekte in die tijd (vermoedelijk hersenvliesontsteking) stierven in één week tijd drie kinderen uit dit gezin. Vandaar dat men dus ziet dat er twee maal een Abel geboren werd en tweemaal een Lea. Bertha stierf op 17 juli, Julia stierf op 20 juli en Abel stierf op 22 juli 1910.
Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog moest het gezin evacueren naar Steenvoorde, om later in te trekken bij familie in het Franse Angoulême. Vader verdiende de kost met de verkoop van kolen, en allerhande karweitjes. Na de oorlog in 1918 was Gheluvelt zodanig geteisterd dat er van de vroegere ouderlijke woning niets meer overgebleven was. Het gezin had geen dak meer boven het hoofd.
Een tante was getrouwd met een rijkswachter (Naert) die toen zijn standplaats had in Heist. Zij ontfermden zich over dit gezin en zorgden voor woonst.
De Vanhalewientjes woonden dan eerst een tijd lang op de hoek van de Vuurtorenstraat met de Vlamingstraat (waar ooit de beenhouwerij Van Laere was). Later verhuisden ze naar de woning van Opsomer in de Vuurtorenstraat, om uiteindelijk terug te keren naar de Vlamingstraat, waar Abel nu nog woont.
Het was een woning van groentenhandelaar Lameire. Ondertussen was Henri geen koolmarchand meer, maar deed hij wel in groenten en fruit.
Op een fotootje zagen we de voorgevel van de winkel met opschrift:
A l’Orangerie, Maison Vanhalewijn. Ten behoeve van de toeristen stond dan nog op het venster geschilderd: links: “Fruits et Légumes” en rechts: “On porte à domicile”.
Abel Vanhalewijn en zijn Moeder voor de "vitrine" van de kruidenierszaak in de Vlamingstraat
Als kleine middenstander trok hij elke dag met paard en kar naar Brugge om er in Assebroeke verse groenten en fruit te gaan halen voor de winkel en voor de markten. Want Henri deed ook de markten in Blankenberge, Heist, Duinbergen en Knokke.
Het was dus elke morgen zeer vroeg opstaan, aanzetten met paard en kar terwijl moeder de vrouw alles in gereedheid bracht voor de winkel. Het was pas in 1932 dat men een auto kon kopen, waardoor men dan naar Gent kon rijden om aardbeien te halen. Noteren we wel dan Henri een auto had maar op zijn zoons aangewezen was om ermee te rijden, want zelf kon hij dat niet. In de late namiddag reed Henri dan achter “versche marchandise”. Tijdens de oorlog werd de auto opgeëist. Op 6 december 1940 kon Abel hem terughalen in Hasselt. De ruiten waren stuk en buiten vroor het. Abel reed met zijn “kapote” tot over zijn oren naar Heist, en kwam er verkleumd maar tevreden aan.
In de Vlamingstraat stonden nog vele kleine huisjes. Het was wel een veilige straat, want schuin over de winkel lagen de gendarmes gekazerneerd (waar tot voor kort schepen Parez zijn meubelgalerij had). Er was een grote inrijpoort met kazerne, dat uitliep tot in de Kerkstraat. De markt van Heist was toen het klein marktje (later Canadezenplein en nog later De Bolle).
Het groentenkraam stond op de hoek van de Vlamingstraat en de Kardinaal Mercierstraat. Naast het kraam stond een orgelman, en stond de begeleidende dame te zingen. De kinderen van Henri kenden dus al de liedjes en zongen af en toe wel eens mee.
Had de zangeres een “droge kele”, dan vroeg zij aan de groentenman een “karote”.
Belangrijk om te noteren is ook dat de achteruit van de woning in de Vlamingstraat (bij Abel) uitloopt tot in de Nicolas Mengélaan, waar een cafeetje was. Het was een zeer oud huisje, en tot op heden zijn daar sporen gebleven van dit horecabedrijfje (o.a. op het koertje een oude pomp en wat tegels).
Terwijl vader en moeder in de “commerce” zaten, liepen de kinderen school. Eerst enkele jaren naar de gemeenteschool en dan naar de Frères. Dat was toen een school waar men steeds frans moest praten, met veel leerlingen uit het binnen1and die in het internaat verbleven. De frères hadden een “goede clientèle”.
Als ontspanning werd er veel gevoetbald op een eigen aangelegd plein naast de school.... met goals gemaakt van planken van de schrijnwerkerij van Dyserincks.
Abel Vanhalewyn, Brandweercommandant
Hoewel zeer bescheiden heeft Abel toch echt carrière gemaakt.
Toch was het een moeilijke start, want toen hij in 1946 trouwde en verder in de winkel bleef werken, stierf vader veertien dagen na de trouw. Voordien was er de oorlog geweest met heel wat narigheden, te beginnen met de algemene mobilisatie. Abel moest op 25 augustus 1939 naar Beernem, dan naar Oostende en naar het Albertkanaal. Eens terug was hij werkzoekende en hielp wat in de garage van Lonneville. Daar vernam hij dat hij opgeschreven stond om naar Duitsland te moeten... droevig verhaal dat thuis verteld werd in het bijzijn van Sylvain Bulcke, de toenmalige brandweercommandant. Deze had wellicht medelijden en stelde Abel voor om ‘s avons nog een langs te komen in het brandweerarsenaal met Georges Everaert.
De volgende dag werd Abel aanvaard als brandweerman en kreeg het stamnummer 42. De pompiers waren toen met 37 en kregen later tijdens de oorlog ook nog de taken van burgerwacht en spoorwacht, wacht op de toren van het stadhuis voor de vliegers, en controle van de luchtdemping ‘s avonds. Uiteraard was er de hulpverlening en moest er ook geholpen worden op het strand bij “pit en stake” en het planten van de “aspergebommen”.
Regelmatig moesten villa’s leeg gemaakt worden langs de dijk, die volledig afgesloten was (enige doorgang langs de Parkstraat). Er werd ook eten gehaald voor de schoolkinderen en men verzekerde het ziekenvervoer.
Ook het bergen van aangespoelde lijken was een sinistere opdracht. Abel herinnert zich als brandweerman nog levendig de brand van het Kursaal, aangestoken door de Duitsers en met verbod aan de pompiers om te blussen. De laatste actie van de vluchtende Duitsers, die er met fiets en moto’s vanonder trokken.
Abel was beroepsbrandweerman tot in 1946, toen het korps ontbonden werd. Hij bleef evenwel lid van het vrijwilligerskorps. In 1953 was er de overstroming. De commandant Sylvain Bulcke was in Blankenberge en kon in Heist niet geraken. Abel nam toen de leiding van de hulpverlening, na een oproep rond 1.30 uur ‘s nachts. De dijk was verboden gebied, maar toch was er een Gentse rijkswachtofficier die de zee onderschatte en een kijkje ging nemen bij de reling. . . .hij kreeg een “zeetje” en dreef enkele seconden later in de put van het latere Heldenplein... waar inmiddels ook reeds het hoofddeksel van schepen Parez aan het drijven was.
Voortdurend werden kelders leeggepompt, en was er hulp van de korpsen van Torhout en Menen en ook van het Belgisch Leger, die zandzakjes plaatsten. Gelukkig vielen in Heist geen doden te betreuren. Abel ontfermde zich ook over twee oude vrouwen die zich tijdens de overstroming van geen kwaad bewust waren, hoewel hun huis onder water stond en ze niet meer buiten konden langs de kant van de zeedijk. Tijdens deze ramp bewees Abel zijn deskundigheid, wat zeker invloed had op zijn latere benoeming als commandant.
Verder was er ook nog de grote brand in het apekot aan de Lac van Heist waar toentertijd een dierentuin en pretpark gevestigd was. Enkele apen konden nog gered worden.
Toen Georges Drappier nog het Boerenhof openhield was er op een bepaald moment brand in de keuken. De zeer vlugge tussenkomst van de brandweer vrijwaarde dit historisch gebouw toen van volledige vernieling. De brandblussing verliep in zeer moeilijke omstandigheid, in het putje van de winter toen het water in de “persen” vervroos. Dr. Gobert, de korpsarts, stond klaar met een cognac om de pompiers weer op temperatuur te brengen.
In Heist was het voor de vrijwilligers een eer steeds de eerste te zijn in het arsenaal wanneer de sirène beide. De kleren hingen steeds klaar en moeder de vrouw zette de fiets reeds rijklaar in de greppel.
Ooit moest er in Duinbergen een keuken geblust worden tijdens het Barbarafeest. De pompiers verschenen in gala-uniformen tot grote verbazing van de oproeper.
Op beroepsvlak kwam Abel in 1949 in dienst van de gemeente als chauffeur van de reinigingsdienst, in 1955 belandde hij in het waterbedrijf, waar hij er in 1960 “Pol van ‘t water” opvolgde - de eminente collega van Gust van den elektriek.
Uiteindelijk werkte hij voor fin de carrière in de stadsontvangerij om in 1980 op rust te gaan.
In zijn vrije tijd is Abel spelend bestuurslid van de Koninklijke Harmonie St. Cecilia Heist.
Maurice de cafébaas
Maurice was de oudste, en was dus de eerste om te helpen in de winkel van het ouderlijke huis. Hij woonde in de Kardinaal Mercierstraat na zijn huwelijk met Helena Vandierendonck.
Later baatte hij het café “De Windsor” uit, en in de winter werkte hij in de bank. Maurice had evenwel een zwakke gezondheid, wat hem niet belette om in de jaren dertig het Belgisch Hof te openen en er te zorgen voor veel vertier van de Heistenaars. Hij was medestichter van de Zeemeermin en stimuleerde het voetbal. Het gekende en vermaarde orgel van ‘t Belgisch Hof bevindt zich thans in De Haan.
Jeanne de beenhouwerinne
Ook Jeanne heeft veel thuis gewerkt, waar ze trouwens in de winkel een beenhouwersgast uit de Walen leerde kennen. Het hoeft geen betoog dat vader Henri haar na verloop van tijd geen twee maal moest vragen vlees te gaan halen in de beenhouwerij van Demyttenaere (later Demuynck) waar haar “vlamme” werkte naast de hoek van de Nicolas Mengé laan en de kardinaal Mercierstraat.
Na hun huwelijk begonnen ze een eigen beenhouwerij in de Vlamingstraat. Na de oorlog verhuisden ze naar de Boulevard in een burgerwoonst, en Buidin ging dan werken in de cokesfabriek. Hij was tevens vrijwilliger bij de brandweer te Heist.
Michel of frère Urbain
Voor velen is die naam een begrip, omdat ze de broeder gekend hebben als directeur of dirigent. In 1934 legde hij zijn eeuwige geloften af te Brugge bij de broeders Xaverianen. Als onderwijzer werd hij reeds in 1940 schoolhoofd te Brugge. In 1962 werd hij benoemd te Knokke als schoolhoofd tot hij er op 1 januari 1978 op pensioen ging.
Broeder Urbain werd vooral bekend als dirigent van zijn koor en mandoline-ensemble en reisde niet alleen het ganse land door, maar verzorgde ook heel was buitenlandse optredens.
Het SFX-knapenkoor was een begrip en haalde heel regelmatig de pers omwille van de puike optredens. Nu houdt Michel Vanhalewyn zich nog bezig met fotografie en beschikt over een enorme verzameling dia’s onder meer over de mooiste plekjes van onze badstad.
Alice de bakkerinne en patissière
Zij moest als oudste meisje veel meehelpen thuis. Dit belette haar niet af en toe naar Houttem bij leper te gaan, waar ze een bakker-patissier leerde kennen, Antoine Opsomer.
Eens gehuwd vestigden zij zich in de Vuurtorenstraat, waar ze de patisserie van Weber overnamen. Ze richtten er in die tijd het eerste consumptiesalon voor de Engelse toeristen in. Misschien kunnen zij wel in onze streek de uitvinders van de tea-rooms genoemd worden. Later gingen ze naar de Albert-I op de hoek van de Zeedijk en de August Beernaertstraat waar ze met veel inzet en werken een bloeiende zaak hadden.
Lea van de Queenie
Lea was van op het einde van de oorlog, en was thuis de trouwe metgezel van Abel om samen de inkopen van groenten en fruit te doen. Abel was voerder, Lea koper. Het was trouwens zo dat zij in kennis kwam met haar man Joseph Vandenbussche (gezegd Maurice) die groothandelaar was in groenten en fruit.
Eens in Heist gevestigd, hadden ze een zaak in de Nicolas Mengélaan tussen Maytons en de Belgica. Daar hadden ze de winkel van Sander Kokkers overgenomen. Na de oorlog verhuisden ze naar wat men in Heist du square noemt, om tenslotte een horecazaak te steken met filmvoorstellingen op de zeedijk, de Queenie.
Robert de tapitsier en garnisseur
Robert is de jongste telg uit het gezin. Hij trouwde met Marguerite Cloedt en ging werken bij Parez... recht over de deure. Hij was er de trouwe en plichtsbewuste knecht die alle karweitjes kon opknappen, en zeer fijn was in papierplakken en het garnieren van de zetels.
Of het commercantenbloed hem ook teveel stuwingen gaf, weten we niet maar in alle geval was hij ook 5 jaar uitbater van De Gilde te Brugge.
Meteen hebben we ze allemaal gehad, de parels aan de kroon van de Vanhalewijns. Alleen hebben ze op hun eigen manier hun eigen mogelijkheden gebruikt om door het leven te gaan en dus één van de vele Heistse roemrijke families te worden.