Enkele aantekeningen bij het dagboek van "Patje Vos"
Margriet De Keyser
Onder die pittige volksnaam was Leopold De Vos van Knokke best gekend en zo heeft mijn moeder (geboren te Knokke in 1890) hem weten wonen in het, voor die tijd, zeer mooi nieuwe huis (zie blz 42), vooraan in de Lippenslaan nr 10, waar nu “Café De Blauwe Ster” gevestigd is. Daar had Patje Vos een bezienswaardigheid waarover hij fier was: de vier muren van zijn "voorkamer” waren beplakt met een verzameling postzegels! En nog een merkwaardigheid : Hij kweekte ook altijd schildpadden.
Hier volgen nu enige aantekeningen van Dhr. Valeer Cosyn:
“De familie”: Leopold De Vos had een broer Louis, een der echtgenoten van Moeder Siska. Hun zoon Raymond stierf als uitbater van het bekende wafelhuis en van de bijgaande molen. Anna Traen had een broer Pol (blz 41), de vader van wijlen Kamiel Traan, handelaar in de Pierslaan; ook nog 3 zusters: Sofie, huisvrouw van wijlen Burgemeester Declerck; Isabelle (Belle Moeie blz 40) moeder van Louis, Leopold en Maria Vermeire; Blondine, vrouw van Edward Claeys (Patje Vos noemt hem Geus blz 41), hun dochter Eugenie trouwde met Aimé Dhoore, zoon van Burgemeester Theofiel Dhoore en woonde in de Smedenstraat. Het huisgezin De Vos-Traen stierf uit en Kozijn Louis Declerck, zoon van de Burgemeester, werd als bijzonderste erfgenaam aangewezen.
“De eerste brouwerij” (blz 44) was deze van Kamiel Demey-Cloet en ze stond waar nu het Princess Hotel gelegen is,
“De kiosk”: (blz 45) was een ijzeren stel op rollen. Het idee kwam van gemeenteraadslid Jakobus Fincent (Ko Beete). Bij de inhuldiging hadden grappenmakers ze ‘s nachts met bieten versierd. “Ko Fiesent” had immers de reputatie bieten afgehaald te hebben van landerijen die hij zelf niet uitbaatte. Ko zei ten anderen altijd “Koeiosse”.
“De vrouw die als een toorts opbrandde” (blz 47) was de meid van Juffr. Rodier en woonde in het Duinenpark Villa Sparrenhuis, nu onderpastorie.
“Mijn vader zei altijd, dat een beer door de foorreizigers” (blz.47) meegebracht, vluchtte en in de Kerkeboom trachtte te klimmen. De kerkeboom was de grote populier die ieder oude Knokkenaar heeft weten staan in de vroegere Kerkstraat.
“Ik meen dat De Vos zich vergist “(op blz 45): Pol De Vulder, broer van de welgekende Ida en Liete, is de benen afgereden door de Paardentram . Het gebeurde in de Lippenslaan, en in 1904 was er nog de paardentram. Zo beweren tenminste de oude Knokkenaars,
"Bij de verkoop van het schip dat strandde op 16/1/1896 kocht mijn grootvader Pieter Cosyn, een grote balk die hij in 1897 gebruikte hij het vergroten van zijn hotel”. Deze balk is in het huis gebleven tot het onlangs bij het verbreden van de Verheyestraat, werd afgebroken. Mijn mama ging zolang naar de afbraakwerken kijken tot die balk terug bloot was, om ze te zien zoals mijn papa ze zo dikwijls had beschreven.
“Vele mensen uit Knokke weken uit, vooral naar de V. S. in 't land van Detroit” (blz 56). Mijn vader zei dikwijls dat er een half Zoute in Amerika zat. Hij kon zeker een 50 tal mensen opnoemen die uitgeweken waren. Dit geschiedde onder impuls van “agent Bonte”. Louis Bonte die op het postje “de Duivelspit” woonde, was agent van de Red Star Line, die de uitwijkelingen ronselde en ze “ter plaatse” bracht. Louis ontving een “sommetje” per cliënt die hij aanbracht. Hij gaf mij dikwijls “boekjes” van de boten der Red Star Line.
“De komeet in de zomer van 1881” (blz 65): mijn vader, die toen 11 jaar was had ze ook gezien en kende het liedje van de staartster. Ook te Knokke deden de geruchten de ronde dat, als de Staart tegen de aardbol sloeg, de wereld zou vergaan. Vandaar het liedje: “Tiste ‘t is tijd om uw pakske te maken ... “
Tot daar dhr Valeer Cosyn. Verder kan ik daar nog aan toevoegen:
“De kapel aan de balie van C. Bonte” (blz 49) is de welbekende kapel aan de Graaf-Jansdijk, daar gebouwd door de eigenares van de hofstede, Mej. Breydel, ter ere van O.L.V. van Lourdes ter gelegenheid van de 50ste verjaring van de dogmaverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis.
“Nathalie Devulder” (blz 52) was de tante-meter van mijn moeder, die ook gediplomeerde vroedvrouw is. Ik bezit nog haar decoratie en enkele zeer kostbare foto’s van de viering in 1904.
Het fotoarchief van Sint-Guthago bevat een oud portret van “Burgemeester Sebastiaan Nachtegaele” (blz 45) en zijn vrouw, in de typische boerenkledij van 1875.
De “Compagnie” of Congregatie (blz 43) heeft mijn moeder elk jaar tot aan de oorlog van 14-18, met E.H. Van Damme naar Knokke weten komen. Ze logeerden steeds in Hôtel de Bruges bij kozijn Declerck. In de kerk zongen zij een plechtig Lof.
Ja veel mensen uit Knokke trokken begin 1900 naar Amerika, en mijn moeder weet te vertellen: hoe bij zulke gelegenheden de kinderen en de “grote mensen” hele bundels stro naar zee sleepten om die op de rand van de duinen in brand te steken. Dat was het overeengekomen teken met de nieuwe Amerikanen: als zij dan in de avond vóór Knokke vaarden, herkenden zij de afscheidsvuren.