De Batterij Kaiser Wilhelm II
Eddy Lambrecht
In 1915 waren de Duitsers in de overtuiging dat het bouwen van moderne zware kustbatterijen, het beste middel was om lange afstandsbeschietingen door Britse monitors te bestrijden.
Voor de Artillerieabschnitt Ost was dat vooral de batterij Kaiser Wilhelm II, gelegen ten zuiden van de Lispanne in Knokke. De bouw ervan werd aangevat op 30 september 1915 en daarbij werden ook Russische krijgsgevangenen ingeschakeld, de zgn. “Russenkommandos”.
De batterij was uitgerust met vier 30,5 cm kanonnen, type SK (Schnell Lade Kanone) L.50.
De draagwijdte bedroeg 37 km. De eerste vuurmond was ingeschoten op 20 maart 1916. Dezelfde dag werd voor de eerste keer een Britse monitor tot op een afstand van 32 km onder vuur genomen. Op 28 mei 1916 gebeurde dat opnieuw, nu tot op een afstand van 33 km. Het vuur lag goed en telkens had de monitor zich moeten terugtrekken tot buiten het schoot bereik van de batterij Kaiser Wilhelm II.
De Britten hadden voor de Belgische kust een versperring met mijnen en netten aangelegd, om te voorkomen dat Duitse duikboten hun jachtgebied konden bereiken. Duitse torpedoboten en mijnenvegers slaagden er telkens in om toch via openingen in deze defensie in zee te opereren. De versperringen op zee werden bewaakt door Britse monitors en destroyers, die onder meer beschoten werden door de batterij Wilhelm II, wanneer ze de kust te dicht naderden.
In 1916 werden de geruchten steeds hardnekkiger dat de Britten een landing zouden uitvoeren in Zeeuws-Vlaanderen. De batterij lag daarbij in een ideale positie om de toegang tot de Westerschelde en de haven van Vlissingen onder vuur te nemen.
Op 12 mei 1917 ondernamen de Britten een aanval op grote schaal te Zeebrugge en de Oostkust. Vanaf 4.30 u. kruisten meerdere vliegtuigen tussen Knokke en Zeebrugge het luchtruim. Zij waren de voorbode van de Britse monitors die hun komst aanmeldden met granaatinslagen om 6.47 u. nabij de “muur” van Zeebrugge.
De batterij Wilhelm II was reeds paraat in alarmtoestand; de kanonniers popelden van ongeduld om de Britten een lesje te leren. Maar,... er gebeurde niets! Er kwam geen bevel ‘Feuer’, de kanonnen van de Kaiser Wilhelm II batterij braakten geen vuur. Terwijl de Britse schepen de sluis van Zeebrugge onder vuur namen, bleven de meer dan 15m lange lopen van de Knokse batterij onbeweeglijk naar zee gericht.
De Duitse observatieposten kwamen tot de vaststelling dat zij geen doelen op zee konden vastleggen, er waren ook geen flitsen van vijandelijk mondingsvuur te zien.
De Britse marine had met tientallen kleine vaartuigen op zee een kunstmatig nevelgordijn aangelegd dat ondoordringbaar was voor Duitse observatie. De monitors waren op hun beurt ook door boeien met nevel extra beschermd tegen vijandelijke waarnemingen. Ook in de lucht konden de Duitse verkenningsvliegtuigen niets waarnemen; ze werden onophoudelijk aangevallen door Britse vliegtuigen en moesten zelf een strijd op leven en dood leveren.
Een Duitse matroos-kanonnier van het 3de bataljon van het1ste Matrozen Artillerie Regiment
laat zich fotograferen op de loop van één der kanonnen, zoals zovele toeristen na de oorlog dit ook zullen doen.
Kaiser Wilhelm II Batterij De granaten wogen 400 kg, een stuwlading van 123 kg was nodig.
De munitie werd vervoerd per smalspoor en opgeslagen in de bunkers bij de stukken geschut. Er was een verbinding met de tramlijn.
Voor waarnemingen had de batterij een uitkijktoren gebouwd nabij de kanonnen, verder was er een uitkijkpost op het Kursaal hotel op de Zeedijk en in een bunker bij het huidige Casino.
Luchtfoto van de batterij Kaiser Wilhelm II.
De met koepels gepantserde kanonnen staan opgesteld in een betonnen bedding (Kesselbettung).
Terwijl de Britten bij Zeebrugge-sluis en Zeebrugge-dorp, de batterij Friedrichsort en Lissewege onder vuur namen, kwam de Wilhelm II batterij eindelijk tot leven met de juiste coördinaten. Het eerste salvo barstte los in de richting waar men dacht dat de Britse vloot zich bevond. Door een gebrek aan waarnemingen werd na het tweede salvo het vuren gestaakt. De batterij had in de goede richting gevuurd, maar zat fout voor wat de juiste afstand van de doelen betrof.
Pas later ontdekten de Duitsers dat de Britten met verschillende monitors een noordelijke vaarweg hadden gekozen. Daarbij werden zij niet ontdekt door Duitse Vorpostenboten en konden ze ongezien tot op een afstand van 25,6 km van de Belgische kust naderen. Het kunstmatige rookgordijn had zijn nut bewezen.
Op maandag 25 mei 1917 werd de Batterij Kaiser Wilhelm II bezocht door Veldmaarschalk Paul von Hindenburg, die daar zijn inspectietocht van Oostende tot Knokke beëindigde. Op 5 juni 1917 volgde een nieuwe aanval op de Belgische Kust, en dit in ideale omstandigheden: bij volle maan, een rustige zee en een goede zichtbaarheid. Om 5.02 u. had de batterij de afstomende vijand onder vuur genomen, een schip met drie schoorstenen werd op een afstand van 30 km met 5 schoten op de korrel genomen.
Ook op 10 september 1917 nam de batterij Britse schepen onder vuur die op zee een bocht namen om buiten schootsafstand te blijven.
In 1918 bleef de Duitse batterij een geduchte tegenstander voor de Britten. Tijdens de fameuze aanval op de havenmuur van Zeebrugge (St. George’s Day 23.04.1918) beschoot de batterij de muur, zonder rekening te houden met schade en verliezen in eigen rangen.
Wanneer de geallieerden eind september het ‘bevrijdingsoffensief’ lanceerden, moesten de Duitsers terugtrekken, en één na één werden de kustbatterijen onschadelijk gemaakt.
Admiraal von Schröder, bevelhebber van het Marinekorps, bezocht de Ostabschnitt waaronder Knokke, nog één keer op 16 oktober 1918. Op 18 oktober 1918 vuurde de batterij een laatste keer naar Britse schepen die de rede van Oostende naderden, na het opruimen van zeemijnen. Daarna werden de kanonnen van de Kaiser Wilhelm II Batterij onbruikbaar gemaakt.
Bibliografie:
- Korvettenkapitän Schulze, Das Marinekorps in Flandern 1914-1918, Berlin 1923.
- D. Stoelzie, Ehrenrangliste des Kaiserlich Deutschen Marine, Berlin 1930.
- Admiral Jacobsen, Trutzig und Treu, Berlin 1935.