Coupe de Nice
Rita Vandewalle en Marie-Christine Dezutter
Het was weer zover!
Op een mooie zomerdag, reden Marie-Christine en ik met onze brommers richting Knokke, waar de Heer en Mevrouw Marcel Coppens ons verwachtten voor een interview. Nog maar net hadden we het leven van Joseph De Groote opgetekend, of we belandden alweer bij een patissier uit Heist, de voormalige eigenaar van de Coupe de Nice.
In plaats van mij te concentreren op de vragen die ik wou stellen, kon ik aan niets anders denken dan aan ijsjes, taartjes, chocoladesaus en meer van dat lekkers. Waarom?
Wel, mijn grootmoeder langs moeders zijde “metje” geboren Marie Morbee drukte een zoete stempel op mijn kinderjaren, ’s Avonds wilde ze altijd gaan wandelen, en het liefst met een van haar kleinkinderen. Ik zei nooit nee, want op het eind van de wandeling kreeg ik altijd een ijsje... jawel in de Coupe de Nice. Niet dat we pronkerig aan een tafeltje zaten met zicht op zee, en van een grote coupe smulden... Nee, het was een lik-ijs, een hoorntje, en we zaten samen op een bank en genoten van elkaar en van de avond.
Ik hield zielsveel van haar, wij spraken zonder woorden. Ik at mijn ijsje op en begreep toen nog niet waarom ze zelf niets nam. Nu wel. Ze was niet rijk, diepchristelijk, en leefde om te geven...
In die tijd was er nog geen overvloed, maar haar eerlijke invloed zal mij altijd bijblijven. Maar nu terzake!
De Heer Marcel Coppens werd geboren in Lendelede op 29 juli 1933. Zijn echtgenote Mevrouw Godelieve Van Houcke werd geboren in St. Eloois Vijve op 5 juli 1939. Marcel belandde in Heist-aan-zee in de zomer van 1956. Voorheen werkte hij als patissier o.m. in Brussel en in Antwerpen. Daar werd hem aangeraden naar Heist te trekken, want zei zijn werkgever:
“ze zoeken een patissier in de Coupe de Nice. Ik ken die mensen, en je zult er goed zijn.”
Het was een grote stap voor Marcel, want in een grootstad kun je terugvallen op je werkmakkers, op een gans team. In Heist zou hij er alleen voorstaan, hij zou zelfstandig moeten werken, zijn plan trekken, en dit voor de eerste keer in zijn leven. Hij was toen 23 jaar en greep die kans.
Zijn nieuwe baas was een “bazin” een zekere Mevrouw Ginette Lacroix (zij leeft nog en woont nu in Knokke), ze had geen kinderen maar wel een mooie villa aan de golf. Het was een Française en wist te vertellen dat de naam “Coupe de Nice” reeds bestond van vóór de oorlog, en dat ze bij de overname dezelfde naam behouden had.
Zij stelde voor aan Marcel dat hij bij hen zou logeren in de villa gelegen in het Vlaams Pad in Knokke, en dagelijks met zijn fiets richting Heist zou pendelen. Tijdens de wintermaanden trok hij dan terug naar zijn ouders in Menen.
Marcel had een zus die tijdens de zomermaanden meewerkte in de Coupe de Nice. Na het seizoen had zij nog recht op vakantiegeld, en Marcel trok naar Desselgem in opdracht van zijn bazin om haar die cheque te bezorgen. In Desselgem had zijn zus een vriendinnenclubje, waar ook Godelieve - zijn toekomstige vrouw - bijhoorde.
Net die avond was er een bal in hun dorp. Godelieve had absoluut geen zin om naar dat bal te gaan, en ook Marcel moest aangespoord worden om te gaan dansen. Voor beiden viel het héél erg mee, ze maakten er kennis met elkaar, en dit was het begin van hun leven “samen”. In september 1959 kreeg Marcel de kans om de Coupe de Nice over te nemen en in 1960 startte hij zijn seizoen als nieuwe zaakvoerder met de hulp van zijn ouders broer en zus. De eigenaar van het gebouw was de Heer René DAIX wiens zoon Roger een fotowinkel had op de hoek van de Zeedijk en de Parkstraat.
Voor Godelieve werd het een hele aanpassing. Aanvankelijk was zij bankbediende, maar in de weekends kwam zij naar Heist, naar de Coupe de Nice om zich vertrouwd te maken met haar nieuwe werkomgeving. Toen ging alles in stroomversnelling! Zij huwden op 22 februari 1961 en besloten hun kinderwens nog uit te stellen. Ze wilden eerst nog sparen, want ze hadden net een zaak overgenomen. Maar de natuur besliste er anders over. 11 maanden na hun huwelijk werd Mieke geboren (29.12.61) dan Anneke (19.2.63) dan Jan (13.5.66) Piet (5.2.70) en Jo op 27.3.73.
Pateetjes en ijsjes
In die tijd kwamen toeristen in de namiddag afzakken naar de Coupe de Nice voor een ijscoupe, of een “pateetje” met een filter. Van pannenkoeken of wafels was er toen nog geen sprake, dat werd bij de mensen nog thuis gebakken. Denk maar aan Carnaval bij ons...
Al het ijs en gebak werd bereid in de Coupe de Nice door de Meester zelf, en reken maar dat er veel volk op afkwam! 1In 1962 begonnen ze al uit te breiden... In de Parkstraat palmden ze een vroegere snoepwinkel in die doorgang had tot hun zaak op de Zeedijk. Er werd een muur afgebroken en in die ruimte kwam een (afhaal)winkel voor patisserie en ijs. De likijsjes gingen vlot van de hand door het strandtoerisme.
Marcel en Godelieve vertelden ons dat zij de trotse eigenaars waren van de eerste frigo-toonbank van Knokke-Heist. Voor die tijd was dat revolutionair, zelfs de concurrentie kwam stiekem kijken. Voortaan zou hun gebak met slagroom of boterroom niet langer meer smelten onder de zomerhitte. Godelieve klinkt nog altijd nerveus als ze vertelt dat sommige klanten verlekkerd waren op gegrild koekenbrood met thé. Er bestond nog geen automatische toaster en zij moest de broodsneetjes van die kramiek constant bewaken om ze er tenslotte “goudbruin” uit te halen.
De Coupe de Nice had een terras op de zeedijk. Windschermen kende men nog niet, en er werd een lijn getrokken tussen hun eigen zaak en die van de “Coupe de Bruxelles.” Die scheidingslijn moest strikt nageleefd worden, anders kwam de politie vaststellen dat hun klanten “over de schreef zaten” in en op het (na)deel van de buren Ze werkten overwegend met eigen volk maar over hun personeel uit Heist spreken ze nog altijd vol lof en respect. Er was één familie die drie generaties lang gewerkt heeft in de Coupe de Nice, nl. de familie Gheselle waaronder Hubert, Gilbert, Franpine en Nadine, allen broers en zussen. Maar ook de familie Vlietinck: Moeder Irène (Bekaert) uit de Polderstraat en dochter.
Ook de zonen en dochter van Omer Vlietinck uit de Westkapellestraat (kachelwinkel) o.a. Michel, (9 jaar trouwe dienst) Filip en 1 zus.
De grote ommekeer
In 1966 verhuisden ze naar de Laurierstraat aan de Lac van Heist. Ze hadden daar gebouwd en verhuurden hun appartement in de Coupe de Nice voor de zomermaanden.
Nog een geluk dat ze op tijd vertrokken waren want in 1967 werd de Coupe de Nice afgebroken; zij hadden toen al twee kinderen en een derde op komst.
Aan de Lac vonden ze privacy, rust en ruimte, het nadeel was dan weer dat ze veel moesten heen en weer rijden.
Begin 1968 verrees het nieuwe gebouw en hebben Marcel en Godelieve dan het gelijkvloers aangekocht om er “hun” zaak verder te zetten.
Godelieve mijmert verder en vertelt ons: “Het vorige gebouw was echt verouderd. Toen we pas gehuwd waren en ter plaatse woonden op de eerste verdieping, was er geen verwarming. In feite was het zelfs niet geschikt om er te wonen, ook niet qua indeling. In die harde winter van ‘62/63 waren de waterleidingen in alle appartementen bevroren. We zijn toen tijdelijk naar onze ouders gegaan.”
En tussendoor: Zaak opbouwen - beslissingen nemen - seizoenwerk - kinderen grootbrengen - nachtwerk als patissier... en dit alles met hun twee en op eigen kracht!
In het prille begin van de jaren ’60 was er aan de Oostkant van Heist nauwelijks passage in de winter. Als je twee auto’s per dag zag was het veel: logisch als je bedenkt dat alle rolluiken dichtgingen op 31 augustus, het seizoen stopte finaal op die dag. En zeggen dat dit nog geen halve eeuw geleden is....!
De zomersfeer op het strand en de dijk was dan weer uniek. De Coupe de Nice was zeer gunstig gelegen en zelfs al moesten Marcel en Godelieve hard werken, er viel toch het een en ander te beleven. Marcel ging mosselen trekken op de golfbrekers, en had een goed contact met de buurt in het algemeen. De cabine-uitbaters deden nog de was voor de toeristen als dienstverlening. Ze spoelden de badpakken uit in (zee)water en droogden ze aan een geïmproviseerde wasdraad.
Ook de schilder “Emile” hoorde erbij. Hij was afkomstig uit Verviers en logeerde met zijn vrouw in de “Canterburry” naast de “Bristol.” Emile keek naar de zee en
schilderde een sneeuwlandschap. Hij verkocht zijn schilderijen met “loten” en hoe meer hij gedronken had, hoe goedkoper en sneller zijn schilderijen van de hand gingen.
Rechtover de Coupe de Nice herinnert iedereen zich nog de “ramp”. Een betonnen helling die van de dijk naar het strand liep. De paarden van Ryckaert kwamen toe in de Parkstraat om zo via de ramp naar het strand te stappen. De uitwerpselen van de paarden op straat waren een dagelijks beeld, en het gebeurde ook wel eens dat een paard zonder ruiter de weg alleen zocht naar zijn stal.
Ook de amfibieboot was erg in trek.
Op de hoek van het bosje van Heist (huidige De Raan) was er een Rode Kruispost. Marcel en Godelieve stonden altijd paraat om hulp te bieden waar nodig. Zo kwam er tijdens de paasvakantie eens een oudere dame in shock binnengelopen. Ze raakte niet uit haar woorden maar wilde iets duidelijk maken. Wat was er gebeurd? Een heel jong meisje, ze kon niet ouder dan 16 jaar geweest zijn, had toezicht over een vakantiekolonie van een 20-tal kinderen. Heel die groep stond op de brislam en was ingesloten door het water. Tja, dan stond heel de buurt paraat. Jacques, een stranduitbater ging als eerste hulp bieden met zijn jeep. Er waren nog geen gsm.’s noch andere middelen, maar de mensen waren inventief, en vele schakels vormen ook een ketting!
Ook de redders Leon Nobus en Leon Soepe waren regelmatige bezoekers in de Coupe de Nice. Bij koud weer kwamen ze zich warmen aan de kachel of gewoon een pintje drinken.
Gelukkig konden mensen terugvallen op elkaar, had Marcel al eens panne met één van de machines, vb. de ijsblokjesmachine, dan kregen ze onmiddellijk hulp van de collega’s: Joseph De Groote, Hotel Bristol of van de Old Fisher.
De Beau Monde
Heist-aan-zee kende een mooi publiek in beide landstalen.
Zo was er een barones uit Duinbergen die elke morgen met haar dienstmeid naar de Coupe de Nice kwam om 100 gram amandelschilfers op te halen. Die moesten geroosterd worden (lees: niet verbrand!), en de meid moest dan met die hete amandelschilfers naar huis snellen, zodat de kanarievogel van de barones ze nog lauw kon opeten! In de namiddag kwamen die twee dames dan terug om op het terras een thé of dergelijke te nuttigen.
Tot hun cliënteel behoorde ook baron Allard en zijn vrouw Elena (recent overleden.) Verder Madame Le Ghait, zus van prinses Liliane. Madame Le Ghait woonde in Westkapelle in de omgeving van baron Allard.
Ook uit Wallonië vonden directeurs van firma’s hun weg naar de Coupe de Nice. Als Marcel of Godelieve toevallig op de radio luisterden naar de koers van de aandelen, herkenden ze klinkende namen van hun klanten die een topfunctie bekleedden in firma’s zoals: “Cockerill Ougrée”.
De Coupe de Nice telde ook Heistse klanten. Toch waren er enkelen die niet durfden binnenkomen wegens “té chic”. Er was ook kritiek op de Franse naam, die nochtans al bestond van voor de overname.
De zaak ging ’s morgens open om 9 uur en ’s avonds hadden ze geen sluitingsuur.
Het strand lag lager dan de Zeedijk en vanuit de Coupe de Nice had je frontaal zeezicht.
“Er is zoveel veranderd” zegt Godelieve.
Zelf kwam ze praktisch nooit buiten, had er ook de tijd niet voor, maar ze genoot enorm van de vakantiesfeer.
De toeristen verlieten het strand rond vijf, zes uur. Dan gingen ze zich wassen, en kwamen uitgedost terug om te paraderen op de Zeedijk of om terrasjes te doen. Er waren prachtige toiletten bij, en ook de traditionele “hoed” ontbrak niet.
De invoer van het verlofgeld ging van kracht in 1962. Toen veranderde er veel.
Het “verlofgeld” werd in die tijd nog echt besteed aan “verlof dus moest het op.
Zo zag Godelieve op een mooie zomeravond, hoe twee tafels van Walen en Vlamingen met elkaar verbroederden. Al hun geld lag op tafel, kleingeld welteverstaan, want hun verlof zat erop. Ze bestelden “Triple Westmalle” en kwamen centen tekort. Toen hebben ze bijgelegd voor elkaar, en met gepast muntgeld het gelag betaald...
Winterslaap
Die was er niet!
De Coupe de Nice sloot zijn deuren begin september, en Marcel stond zelf in voor het onderhoud van alle machines. De rieten stoelen van het terras moesten geschuurd en vernist worden, en hij ging ook dikwijls bijspringen voor vrienden als ‘hulp’ in de vismijn. Godelieve had een groot gezin. In de winter bracht zij de kinderen naar school, en runde ze haar huishouden.
De kinderen hadden een mooie jeugd vooral in de zomer. Dan kwamen ze te voet van school, Godelieve maakte een gezonde milkshake voor hen klaar, en ze konden spelen op het strand. Maar de tijd tikte verder... vanaf februari was het grote kuis in de zaak: schilderen, zilverwerk poetsen, de ganse inboedel werd onder handen genomen want met Pasen gingen ze weer open. Nog later openden ze al met carnaval en vanaf dan zelfs ieder weekend.
Marcel en Godelieve maakten ook vrienden in Heist. De families Gereels Urbain en kinderen, Madame Grootaert, de Familie Warmoes en het echtpaar Theophiel De Groote. Die laatsten leerden hen vis eten, ze brachten hun “paander” en hun kennis over aan Marcel en Godelieve. Dit was voor hen een grote steun, want in een ver verleden was het wel eens anders geweest. Als jonge vrouw had Godelieve 6 jaar op een bank gewerkt. Toen ze na haar huwelijk in Heist kwam wonen kende zij hier niemand.
Zij hadden nog geen auto, geen T.V., geen sociaal leven want ze werkten ook de weekends. Marcel werkte ’s nachts en ging slapen toen zij opstond, en in het begin voelde ze zich eenzaam. Achter haar toonbank in de Coupe de Nice leerde ze huismoeders kennen uit Heist die af en toe “patisserie” kwamen kopen, maar eenmaal aan de schoolpoort kreeg ze van niemand aanspraak. Later wel. Toen de kinderen groter werden heeft ze zich aangesloten bij het bestuur van grote en jonge gezinnen, en met haar aangeboren optimisme wist ze elke hindernis te overwinnen!
“Ik ken nog een anekdote" zegt Godelieve, en vertelt ons over een Heistse Mevrouw die gebak kwam kopen aan de comptoir. Godelieve rangschikte ze zorgvuldig in een doos, de pateetjes werden opgetild met een speciaal voorziene tang, maar... tot haar grote verbazing zag Godelieve dat die Mevrouw de doos nonchalant en vertikaal in haar fietszak liet glijden. Op haar vraag waarom, antwoordde die Mevrouw: “de buren moeten niet zien dat we taartjes eten op een weekdag.”
De gouden jaren ‘70
In de Coupe de Nice werd stilaan ook “ontbijt” opgediend. Ze kregen een “vast” cliënteel, Marcel en Godelieve hadden veel werk in het seizoen, maar in het kerstverlof en met carnaval gingen ze skiën met het hele gezin.
In de zomer verbleven de kinderen bij hun grootouders, maar vanaf hun 13de werden ze aangespoord om 1 maand mee te werken in de zaak. Sputterden ze tegen dan zei vader of moeder: “niet meehelpen is niet meegaan op reis gaan...” Godelieve herinnert zich het opdienen van “zilveren filters” als zeer arbeidsintensief. Bij het afwassen moest je eerst de stampers uittrekken, dan het koffiegruis eruit kloppen, alle onderdelen afwassen, afdrogen en oppoetsen.
Marcel heeft zich eens beziggehouden met de ontleding van een filter vóór je ze kon serveren. Wel die ene filter bestond uit 13 stuks, van lepel tot bordje, onderdelen, suikerklontje, schaaltje slagroom, eigen gebakken koekjes erbij enz... Zo’n filter was 22 cm. hoog en daardoor onstabiel. Het is tweemaal voorgevallen dat zo’n pronkstuk bij het opdienen omkipte op een tafel... en leg het dan maar eens uit aan de klant!
In 1968 hebben ze dan platte filters aangekocht; die waren minder hoog. Nog later was er de expressomachine en het koffiezetapparaat. Het geheim achter het succes van de filter was vrij eenvoudig: de klant beschouwde het als een soort ritueel, want het water moest doordruppelen, het oogde “chique”, het zilverwerk glansde, en ja, de klant is koning hé?
Ook Marcel had zijn beroepstrots. Elke ijscoupe bekroonde hij met zijn handelsmerk, nl. een versiering in chocolade met daarop de naam “Coupe de Nice”. Voor die vormpjes gebruikte hij moelen. Het roomijs en de patisserie werden in het huis vervaardigd, alsook “advocaatlikeur” en alle begeleidende sausen voor de ijscoupes. Bestelde je een “Coupe de Nice” dan kreeg je 3 bollen vanille-ijs met verschillende fruitsoorten, en overgoten met een heerlijke saus. Marcel was verlekkerd op zijn eigen “café glacé.”
In de jaren '68-69 kwamen de “cocktails” in trek. De groothandelaar van dranken “Foucroy” parkeerde een old timer in de Parkstraat, het type “Engelse taxi”, en trakteerde de voorbijgangers op een gratis cocktail. Zo werd die nieuwe drank in alle variëteiten gelanceerd en vlot verkocht. In de Coupe de Nice werden ze opgediend in zilveren bekers...
Tezelfdertijd begon een “nieuwe rage”, de zin in taartjes verbleekte in het voordeel van wafels in pannenkoeken. Als kers op de taart gaven Marcel en Godelieve ook operette-avonden die veel volk aantrokken. Op de affiche prijkten klinkende namen zoals: Koen Crucke - Jeanine Marthony e.a.
Ze gaven ook modeshows met collecties van Mariette en Germain Gardyn uit Zeebrugge en Joleen (lingerie.)
Topdag van het seizoen was de zeewijding op 15/8 en de bloemenstoet als afsluiter van de zomer. Op zo’n dagen zag de dijk zwart van het volk en ook de Coupe de Nice draaide op volle toeren...
Terugblik
Het leven ging verder, Marcel werd 62 jaar, samen hadden ze 35 jaar gewerkt, en ze besloten om langzaam uit te bollen... 2 van hun zonen hadden hotelschool gevolgd en kwamen na hun studies in de zaak. In 1998 heeft zoon Jo dan overgenomen, maar sinds vorig jaar is de Coupe de Nice verkocht.
De kinderen van Godelieve en Marcel werken en wonen verspreid, alleen de twee jongste zonen bleven in de buurt. Met 8 kleinkinderen in leven voelen ze zich rijk, spijtig genoeg hebben ze 1 kleinzoon verloren, en zo’n verdriet blijft bij...
De villa aan de Lac hebben ze destijds ook verkocht, en wonen reeds 23 jaar in een rustige buurt in Knokke. Op heden genieten ze van hun familie, van hun hobby’s en van de vele herinneringen...!