Duinbergen 100

Een bijdrage van ons lid Charles Claeys Eredeken van de Arbeid

Onze oproep om ook eens iets te schrijven voor het boekje van Heyst Leeft, heeft vruchten afgeworpen.

Recent hadden wij contact met de heer Charles Claeys, die ons met genoegen een bijdrage bezorgde over zijn ervaring om een halve eeuw in Duinbergen te wonen. Met veel interesse lees ik elk exemplaar van de mooie uitgave met tal van interessante artikels.

Ik wil ook mijn steentje bijdragen en hier gaat het dan:

In 2002 zal ik een halve eeuw Duinbergenaar zijn. Inderdaad, in oktober 1952 belandde ik er... en nog steeds op hetzelfde adres.

Ondertussen is het huisnummer wel veranderd van 85 naar 77 onder de gemeente Heist aan Zee en van 245 naar 257 onder de fusiegemeente Knokke-Heist. Iemand zegde mij ooit dat ze me speciaal dat nummer gegeven hadden opdat ik in moeilijke momenten toch nog mijn huis zou terugvinden. 257 is namelijk 2 + 5 = 7 Hij zou wel eens kunnen gelijk hebben.

Maar reeds eerder verbleef ik in Duinbergen in de Engelse straat in Villa Les Mésanges. Dit was in die bange oorlogsdagen en maanden van de Tweede Wereld­oorlog vanaf einde mei tot augustus 1940.

Wij woonden in Zeebrugge en niet alleen de haven maar ook het goederenstation, de cokes- en glasfabriek, maar bijzonderlijk de munitiefabriek werden dagelijks bestookt met bommen.

Mijn vader, die de verantwoordelijke was bij de politie en ook de leiding had over brandweer en Luchtbescherming, moest ter plaatse blijven met onze grootvader Charles Claeys.

Mijn moeder en twee broers en ik belandden in Duinbergen in de genoemde mooie gemeubelde villa.

Wij leefden als in een ‘paleis’ en wij voelden ons gerustgesteld, met toch altijd in het achterhoofd de positie van onze vader Marcel.

Hij had beslist moeilijke dagen om alles in de best mogelijke banen te leiden en tussen te komen, bij de zovele families waarvan de man/vader gevlucht was naar Engeland. Zoals die zovele vissers, die hun geliefden slechts in 1945 terugvonden, na bijna vijf jaar scheiding.

Te Duinbergen had ik alras vele vriendjes gevonden, die net als ik haantje de voorste waren. Mijn beide broers waren respectievelijk zes en acht jaar jonger en daardoor was ik wel verplicht mij op pad te begeven.

Wij speelden in de half verwoeste kapel waar nu de Kapellaan is. Want de toenmalige bisschop wilde niet horen van deze kapel daar die gebouwd en geschonken werd om de omliggende gronden in prijs te doen stijgen.

Had deze Eminentie toendertijd die kapel aanvaard, dan zou het centrum van het mooie Duinbergen wel in die buurt opgebouwd zijn.

Wat voor kattenkwaad wij aldaar met onze vrienden maar ook vriendinnen uitgespookt hebben: het blijft voor ons een geheim!

Eén ding was zéker: die kapel werd nooit gewijd en wij pleegden dus geen heiligschennis. De huidige kapel ook in de Elizabetlaan, werd door de toenmalige kerkfabriek opgericht en niet door een groep grondspeculanten!

In ‘onze’ kapel hielden wij vele bijeenkomsten en zelfs vergaderingen om te weten wat ons spelprogramma zou zijn en ons volgend oorlogsplan.

Hoe het echter mogelijk was dat wij nagenoeg in alle villa’s binnen konden, blijft voor mij een raadsel. Maar ja, de meeste van de vrienden hadden wel voor de talrijke toeristen van voor de oorlog boodschappen aan huis gebracht. Voor zover mij bekend is, hebben wij nooit ofte nooit schade aangericht.

Wij dronken wel van de beste ‘gevonden’ wijnen, waarbij wij de vele flessen met ‘zilveren’ bekers tot op de bodem hebben geledigd.

Het gebeurde ook wel eens dat wij in ‘kleinere zilveren bekers’ sterke drank naar binnen werkten, met het gevolg dat wij wel eens in elkaars armen onze roes moesten uitslapen... eer wij wisten waar we ons precies bevonden.

Na de oorlog vernamen wij dat ook de Duitsers niet vies waren van vele goede achtergebleven wijnen en wij beschouwden ons in deze dagen als ‘jonge saboteurs’. Wij beschouwden ons allen als de ‘rijkste’ jongens van de wereld.

Echter, wij waren nog maar snotapen van tussen de tien en twaalf jaar oud...

Maar wij hadden onze eigen kamer en zelfs een badkamer voor ons alleen. De bidet was voor wij het eigenlijk wisten, de geschikste plaats om onze voeten te wassen, vooraleer wij in ons mooi bed te rusten kwamen !

Bij de aanvang van het nieuwe schooljaar zijn wij dan in september 1940 naar onze eigen woning te Zeebrugge teruggekeerd, al die mooie luxe achter ons latend en ook de vele vriendjes, die wij er gekend hadden.

Zo is mijn hart voort blijven tikken met het verlangen om toch éénmaal naar mijn geliefd Duinbergen terug te keren. Mijn professioneel leven lag uiteraard in de haven van Zeebrugge, waar ik meer dan 43 jaar alle wel en wee meegemaakt heb. Ik heb voor vele uitdagingen gestaan, maar steeds was ik er mij van bewust dat ik met mijn twee voeten op de grond moest blijven staan.

Ik was bekend als een geboren optimist en de haven was mijn leven. De zee was iets van mij!

Maar toch heb ik Duinbergen goed gekend, bijvoorbeeld door de overstromingen van 1 februari 1953.

De gouden jaren van Léo Briels en Park 58 met zijn dansende fonteinen en de mooiste klassieke muziek.

De eigenlijke kermis van Duinbergen was niet veel zaaks... toch heb ik er mij zeker éénmaal kostelijk geamuseerd. Het bleef bij die ene keer... er kwam nooit geen kermis weer in Duinbergen.

Ons geliefd oord tussen het mondaine Knokke en het volkse Heist was de plaats waar vele vooraanstaanden verbleven.

Bij de perikelen met wijlen Eerste Minister Theo Lefèvre, zie ik hem nog altijd: heel discreet en al wegduikend in zijn jas, verdween hij na de Middernachtsmis.

Minister Moyersoen was ook een regelmatige kerkganger en zovele anderen.

Onze pastoors hielden zich altijd op afstand en bekommerden zich weinig met ons dagelijks leven.

Eénmaal heb ik een Zending geweten en wij hebben ons met velen ‘zot’ gelachen bij de bruine pater, die allerhande kluchten vertelde.

Maar ja, na hem kwam de bruine pater met gestreken gezicht die met forse stem alleen maar sprak over de HEL... een beetje over het Vagevuur en nooit over de Hemel.

De ‘Hof van Eden’ was blijkbaar voor ons niet weggelegd.

Wij slopen dan ook stilletjes naar huis en droomden van de hellebrand en soortgelijke!

Onze koster Lucien Duponcheel mocht er meer dan 60 jaar de dienst uitmaken, terwijl hij ook al vele kinderen op de goede weg had geholpen.

Duinbergen, geliefd oord van zovelen, wij zijn terecht fier er zolang te kunnen wonen in peis en vrede.

Charles Claeys

Duinbergen 100 jaar

Charles Claeys

Heyst Leeft
2001
02
007-009
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22