Een gesprek met Georges Rombout in Duinbergen

André Desmidt - 1 februari 2001

Van Jan Sas en zijn nazaten

Enkele weken terug waren we te gast bij Georges Rombout en zijn vrouw Frieda. Dit in het kader van onze zoektocht naar bijzondere bewoners van Duinbergen.

Het was niet toevallig dat wij bij Georges terecht kwamen... We kennen elkaar al dertig jaar... en even lang ook zijn dochter Marianne !

Verleden jaar kwam Georges andermaal in de actualiteit bij de inhuldiging van de vernieuwde Acacialaan. De oudste inwoner van de straat (Georges) en de jongste inwoner hadden de eer het openingsritueel bij de inhuldiging van de vernieuwde straat te ondersteunen.

Georges woont niet zo ver af van waar ooit het huisje van Jan Sas stond, zijn grootvader. Ooit te midden de duinen, vandaar wellicht dat het mensen zijn die allemaal zeer dicht bij de natuur gebleven zijn en zeer nauw betrokken bleven bij het leven van de vogels... en de mensen.

Grootvader Jan Sas was jachtopziener en kreeg zijn roepnaam als Jan van de Chasse wat vervormd werd tot Jan Sas.

jan sas en mathilde schramJan Sas en zijn vrouw Mathilde Schram bij de watertoren

Zijn echte naam was Jan Rombout, geboren in 1873. In 1880 namen zij met hun ganse familie hun intrek in het Zwart Huis in de Zwinstreek, dicht bij de Nederlandse grens. In een godvergeten gat...

Men vertelt dat in dit huisje vroeger mensen afgezonderd werden die leden aan de zwarte pest... ver weg van de bewoonde wereld.

Jan Rombout was gehuwd met Mathilde Schram en nam zijn intrek in het huisje dat staat in het begin van de Acacialaan (gebouwd in 1860). Dit huisje werd gebouwd door de rijke jachtheer Serweytens de Mercx. Jan en Mathilde namen er hun intrek in 1903... als een van de eerste bewoners van het nieuwe Duinbergen. Het was het huisje van Lange Sissen, de vorige jachtwachter.

Ooit was het een cafeetje... maar daar komen we nog op terug.

Alle grond van aan de Meerlaan tot de Parkstraat in Heist was jachtgebied en menig duinenkonijntje werd er geschoten.

De jeugdjaren

Dat Jan Sas een grote invloed had op de jeugd van Georges zal blijken uit de anekdotes die wij opgetekend hebben. Als kleine jongen vertoefde hij graag in het gezelschap van grootvader die de reputatie had van een natuurmens te zijn, iemand die graag onder de mensen kwam en die graag een druppeltje achterover sloeg...

Als jachtwachter liep hij gewapend rond en dat alleen al was indrukwekkend voor een kind van de lagere school.

Georges ging vaak mee op stap, maar dan wel gewapend met een schietlap. En zeg nu zelf: wat was er heerlijker dan met een schietlap te schieten naar de mussen, onder het goedkeurend oog van je grootvader.

En als deze goed gemutst was, gebeurde het wel eens dat Georges al tienjarige knaap even de 6 mm karabijn mocht hanteren, met alle gevolgen van dien...

Het was de tijd van de eerste film van Tarzan en dat gaf heel wat inspiratie aan de jonge snaken die dan ook graag Tarzan speelden in de Duinbergse natuur, waar er naast duinen ook bosjes waren, en dus hoge bomen...

Regelmatig slingerden de jongens dan ook van de ene boom naar de andere, niet met lianen, maar met aaneengeknoopte afgedankte binnenbanden van fietsen.

Het toppunt was dat zij zich vanuit de hoge bomen naast de tramsporen over de voorbijrijdende tram slingerden naar de overkant... Gelukkig is het nooit tot ongevallen gekomen... maar nu zouden ze daar zeker de frontpagina van de krant mee halen !

Een aantal Duinbergse jongeren had zich verenigd in een clubje met de naam De Leeuw. De duinen en de bosjes waren hun terrein. Daar wisten ze de konijnen zitten en kenden ze alle vogelnesten. Indringers waren niet gewenst. Af en toe trokken zij dan ook wel eens ten strijde tegen de Franssprekende vreemdelingen, die hun ‘rust’ kwamen verstoren.

Maar keren we terug naar grootvader Jan Sas. Een van de geliefde bezigheden was op jacht gaan met de fretjes om konijnen uit de pijpen te verjagen.

De kunst bestond er in om de konijnen met een net op te vangen wanneer zij vluchtend uit de konijnenpijp sprongen, op de vlucht voor de indringende fret. Regelmatig kwamen ze met een tiental ‘dunekeuntjes’ thuis.

Het jachtinstinct van de kinderen Rombout kon ook gebotvierd worden bij het vangen van spreeuwen.

jan sas en serweytens de mercxJachttafereel met onder meer rechts Jan Sas en mijnheer Serweytens de Mercx

Met smaak vertelt Georges een anekdote van tijdens de oorlog.

Eind oktober was alles klaar om spreeuwen te vangen en tot grote tevredenheid kwamen een aantal kooien spreeuwen naar beneden, uitgerekend in de netten van Georges en zijn kompanen.

De spreeuwen die onder de toegeklapte netten zaten, fladderden in paniek in de netten waar ze in verstrikt raakten... en dan was het maar een koud kunstje om ze te pakken.

Maar uitgerekend op dat moment kwam een Duitse wachtpost voorbij en toen we opkeken zagen we eerst de zwarte lederen laarzen en dan het Duitse uniform.

Nu moet je weten dat het gebruikelijk was om onmiddellijk de spreeuwen die uit het net gehaald werden, dood te knijpen. Dat vond de Duitser maar niets en blijkbaar onder de indruk van die brutale praktijk riep hij tegen de jongens: Du bisst Barbaren !

Maar Georges, die nu lid is van de vaderlandse verenigingen van Knokke-Heist, voegt er genoegzaam aan toe: Voor die Duitser waren wij op dat moment barbaren, maar dan wisten wij nog niet wat de Duitsers met onze mensen zouden doen. Wie waren de echte barbaren dan wel?

Grootvader was ook imker, en Georges likt nog steeds de lippen en een deel van zijn snor als hij het heeft over de heerlijke doordringende zoete smaak van de zelfgemaakte honing of zeem.

Georges en zijn broer René staken graag een handje toe en ondanks de bijensteken was het een aangename bezigheid. Vooral de zoete beloning: een lepel zeem!

Jan Sas was een man van de wereld. Hij was een fervent schutter en een echte meester op het schietplein in Duinbergen. Elk schot moest doorgespoeld worden... en er werd veel geschoten. Vandaar dat Jan Sas regelmatig ‘aangeschoten’ thuis kwam.

Aan de kinderen die hem vergezelden beloofde hij dan een koppeltje witte duiven of een klein hondje voor de jacht... Maar ‘s anderendaags was hij dat vergeten en moesten zij hem met rust laten want zijn haar deed pijn...

Indien de muren van het café konden vertellen, dan hadden we zeker nog een aantal artikels voor ons boekje.

Naast het gewone volk kwamen er ook heel wat mensen in uniform een druppeltje stekken. Politie en rijkswacht kwamen er zich opwarmen (en Georges vertelt mij heimelijk dat mijn vader ‘smidje’ daar ook de weg wist...).

Het was de tijd dat omwille van de wet Vandevelde er geen ‘kortendrank’ mocht geschonken worden. Maar de jeneverfles was nooit ver weg.

Ooit lag de jeneverfles verstopt in de maïsbak... en toeval of niet, de kinderen hadden die gevonden.

Het hoeft geen betoog dat er van dat geestrijk water geproefd werd, met alle gevolgen van dien. Eerlijkheidshalve hebben de jongens de fles dan wel opnieuw gevuld... met water. Ook de kinderen kwamen wel eens rond het café, maar meestal niet binnen.

Zij keken dan naar de dronkaards die naar buiten strompelden en hun behoefte deden tegen de muur of een of andere boom. Een van de kunstjes bestond er in om de klak van een plassende dronkaard met een stokje van achteraan van zijn hoofd te gooien.

Die klak viel dan voor de voeten van de plassende dronkaard die meestal niet reageerde en zijn klak dan ook vol piste... en af en toe was de cafébezoeker zo poepeloere dat hij gewoon de beplaste klak opraapte en terug op zijn hoofd plaatste. Tot groot jolijt van de kwajongens natuurlijk !

Af en toe werd het vredige natuurgebied Duinbergen opgeschrikt door voor- en najaarsstormen.

En hier kunnen wij dan wel iets heel speciaals vermelden: Duinbergen was een kleine schuilhaven voor de platbodems van de lokale vissers. Wat wij nu nog kennen als de put van Duinbergen, was eigenlijk ruim honderd jaar terug een kleine inham omringd door duinen. Wanneer het erg stormde konden de vissers hun boten niet tegen de duinenflank van het Heistse strand leggen, want ze riskeerden dat hun bootjes zouden meegesleurd worden in zee door de hoge baren. Daarom trachtten zij Duinbergen te bereiken waar ze schuil gingen in die inham aan de put van Duinbergen.

Maar wat deden de kinderen tijdens die stormen? Sommigen zaten bang thuis, anderen trotseerden weer en wind en gingen naar de Vossenhul (hoogste duin van Duinbergen). Bovenaan stond een bunker. Niets was leuker dan gebruik te maken van een soort parachute (een groot zeil met vier touwen) om dan naar beneden te springen en een stukje gedragen te worden door de wind.

Maar men had niet altijd een goede inschatting van de kracht van de wind. Ooit gebeurde het dat Germain Dhooghe (de latere badkarhouder van Albertstrand) opgepakt werd door de wind en met zeil en al vele meters verder in de struiken belandde. En als ge weet dat de duindoorn een typische struik is in de duinen, dan kunt u wel vermoeden hoe Germain er uit zag na zo’n onvoorziene landing...

Een ander aangenaam tijdverdrijf bestond er in om zich te verplaatsen in een sinaasappelkistje dat gemonteerd werd op een onderstel van een afgedankte kinderwagen. Bijsturen was quasi onmogelijk wanneer er naar beneden gereden werd, van op de top van de Vossenhul, alover de Nellenslaan...

Er werd afgeremd met een betonijzer dat we over de macadam sleepten. Wanneer het donker was dan zag men goed de wegspringende vonken en dat maakte het allemaal nog veel spectaculairder. Gelukkig reden er toen praktisch nog geen auto’s...

Het leven vroeger was niet allemaal rozengeur en maneschijn. Met het opkomend toerisme konden een aantal mensen gedurende twee seizoensmaanden hun geld verdienen...voor de rest van het jaar.

Buiten die twee seizoensmaanden was Duinbergen dood. Overal krantenpapier aan de vensters en aan de hotelramen hingen grote lakens. En binnen rook het er naar mottenbollen.

Maar het toerisme had zijn positieve kantjes. Wanneer een tennisbal over de draad vloog dan gingen wij die steeds zoeken...maar zegden steeds aan de spelers dat wij de bal helaas niet teruggevonden hadden...

De rijken vroegen de kinderen mee op het tennisplein om hun ballen op te rapen. Daarvoor werd twee frank betaald.

In de kleine huisjes in de duinen was er weinig comfort. Water moest gepompt worden... en in de zomer stond de put leeg. Dan was het de taak van de kinderen om water te halen.

Naast een bunker was er een diepe put waar er wel altijd water in stond. Het water dat de kinderen eruit konden halen werd overgegoten in de kuip die vervoerd werd in een kruiwagen. Om het waterverlies te beperken bij het rijden met de ‘kortwagen’ door de duinen, werd er een zeil over gelegd. Maar meestal kwamen de kinderen thuis met slechts een halve kuip water.

wie kan het zich nu nog inbeelden in onze moderne tijd dat er zoveel inspanning nodig was om aan water te geraken?

Uiteraard moesten de kinderen ook naar school. De klas werd ingericht in het gebouwtje juist naast de eerste kapel in Duinbergen (gebouwd in 1905), aan de overkant van villa ‘t Zonneke van de familie Van Caillie.

Later werd een schooltje ingericht in het gebouwtje op het pleintje waar ooit nog de politie was en de post.

De natuur

Zoals reeds gezegd zijn de Rombouts echte natuurmensen. Grootgebracht temidden de natuur, en dankzij grootvader ook permanent geconfronteerd met die natuur.

De liefde voor de vogels is bij Georges dan ook zeer groot.

Het begon allemaal met het verzamelen van zelf gevangen vlinders. We prikten die op een naald en bewaarden ze. Maar we wilden natuurlijk ook de naam weten... en zo leerden wij spelenderwijs.

Later werd het gefladder van de vlinders vervangen door het observeren van de vogels. De strandplevier woonde en broedde in het schelpenzand... en we wisten ze zitten tussen de Eeuwfeestlaan en de Meerlaan (waar toen nog geen huizen stonden). Ook de klauwier woonde in de duinen en het was machtig om te zien hoe hij zijn prooi op de doornen spitste van de duindoorn om dan op zijn gemak aan de maaltijd te beginnen. Kleinigheden die de kinderen nu niet meer kennen.

Wat was het zalig om de leeuwerik hoog in de lucht te horen zingen. Veelal hoorden wij eerst het vogeltje om het dan pas hoog in de lucht te ontwaren om het dan te volgen in zijn duikvlucht.

Het duinengebied was een echt aards paradijs. Maar natuurlijk trokken wij ook in de polders. En er werd ook wel eens een eitje geroofd. De smaak van een kievitsei streelt nog steeds mijn papillen.

Met de spreeuwen werden ook zangvogeltjes gevangen. Vinken en tiertjes. Georges was dan ook vinkenier, hij was ook ringer.

Hij herinnert zich nog levendig de wedstrijden in de Parkstraat aan het bosje van Heist, in de café van Knaeps.

georges romboutGeorges met zijn Afrikaanse zeearend (18 j) - ooit weggevlogen, gedragen door de thermiek, tot in Denemarken, en 2 maanden spoorloos. Teruggekregen van een visser dank zij naamplaatje aan de poot.

Sinds vele jaren is Georges samen met schoonzoon Alex valkenier.

Vader Jules

Ook Jules Rombout, conciërge in het casino, heb ik nog goed gekend. Meer nog, in het Casino heeft hij me leren whiskey drinken toen ik daar een bijverdienste had. Jules had een prachtige collectie opgezette vogels en op de schoorsteen hing een schilderijtje van Felicien Rops.

Als zoon van Jan Sas zat Jules ook niet verveeld met een slokje jenever en was hij zeker niet te verlegen om eens een streek uit te halen... zelfs niet met zijn vader.

Als jonge man had Jules een moto en daarop als verlichting een carbure-lamp. En hiermee zou hij vader eens een poets bakken. Ge moet weten dat vader Jan als jachtopziener steeds op zoek was naar stropers...

Jan Sas was naar de ‘schietinge’ en de familie wist dat hij redelijk beschonken thuis zou komen.

De jongens hadden zich in de struiken verdoken opgesteld met brandend carbure-licht. Eerst hadden zij wel gevraagd aan moeder Tille of Jan zijn revolver op zak had, want de garde chasse was tot veel in staat... Jan Sas keerde langs het duinenpad naar huis en ontwaarde het licht in de struiken en dacht onmiddellijk dat er stropers bezig waren.

Met zijn boog, en de pijlen in de pijlenbak, naderde hij... tot hij plots weer verdween. Hoe hij het gedaan heeft is tot op heden niet duidelijk maar op een gegeven ogenblik stond hij achter de vermeende stropers... met getrokken pijl als bedreiging van de indringers in het jachtgebied.

Toen hij bemerkte dat het zijn zoon en kleinkinderen waren, werd er uiteraard hartelijk gelachen.

Jan Sas was ook visgarde. Hij moest erover waken dat men niet in de lac ging vissen zonder permissie. Geregeld kwam hij naar huis met een ‘visperse’ wat hij afgenomen had van jonge toeristen die niet wisten dat zij een visvergunning moesten hebben.

De kinderen Rombout hadden dus eerste kwalliteit vismateriaal, dank zij de actieve visgarde!

De activiteiten van de schutters waren hoogdagen. Telkens weer werd er geschoten voor prijzen, en iedere keer opnieuw waren dat ‘dunekeuntjes’. Maar zo kwam er vlees op de plank en werd de drank in zekere zin vergoed.

Metje was een uitstekende café-bazin. Als de schutters kwamen, dan had zij extra gezouten droogvis. En hoe meer ze aten, hoe meer ze dronken...

Een vaste gast in het café was Edmond Demuynck, de meest gedecoreerde Duinbergenaar. Hij kon in geuren en kleuren vertellen over zijn oorlogsverleden.

Het Casino

Omdat vader Jules Rombout conciërge was in het Casino van Knokke is het duidelijk dat het casino een grote invloed had op het leven van de familie Rombout.

Het zijn eigenlijk monumenten geworden van het casino.

Geroges had pas zijn plechtige communie gedaan of hij mocht al piccolo zijn in het casino. Maar eigenlijk had hij er de pest aan. Er werd rond gegaan met sigaretten en programma’s en de rijke gasten gaven graag een fooi. Soms was de avond zo succesvol dat Georges geen plaats meer had in zijn broekzak om zijn geld op te bergen. Dat ging hij het geld verbergen in de bloempotten, zonder te vergeten dat het moest weggehaald worden. Anders was de kuisvrouw er mee weg.

Georges heeft zowat alles gedaan in het casino wat kon gedaan worden. Maar hij was het best in zijn sas als portier om in uniform de voorname gasten te begroeten. Een zeer galante verschijning.

Georges begroette Koning Boudewijn en Koningin Fabiola bij het bezoek aan de tentoonstelling van Wolvens in het casino. Maar zeer geregeld kwamen er voorname gasten. Denken wij maar aan Tino Rossie of Maurice Chevalier of Prins Bernard uit Nederland.

Een opsomming kunnen we niet opnemen in deze beperkte bijdrage.

Georges was ook af en toe chauffeur van dienst. In een chique wagen moesten dan gasten opgehaald, vooral in de tijd van Gustave Nellens. Zo reed Georges ooit eens naar Brussel onder politiebegeleiding om een Ambassadeur op te halen. Het gaf toch wel een bijzondere indruk om geëscorteerd door de zwaantjes (met flikkerlicht en sirene) overal door te mogen rijden.

 jules rombout voor casinoVader Jules Rombout, huisbewaarder en duivel doet al in het Casino van Knokke, samen met zijn twee zoons René en Georges als portiers in hetzelfde casino.

Ooit moest hij zijn baas Gustave Nellens met een vriendin naar het hotel Memlinc voeren voor een galadiner. Georges reed met een nieuwe limosine van General Motors, maar kende niet goed het remsysteem. Toen er ter hoogte van de Fochlaan een auto te dicht naderde remde Georgs wat bruusk met het gevolg dat de vriendin van mijnheer Gustave van de achterste bank naar voor vloog, met de benen in de lucht. Mijnheer Gustave lag met zijn smoking met anjer in de revers ook te spartelen. Zijn rijstijl werd niet geapprecieerd en hij kreeg dan ook een grote opdoffer. Bij zoverre zelfs dat Georges te voet terug kon keren van hotel Memlinc naar het casino.

Daar werd uitvoerig verteld over de gebeurtenis bij de collega’s.

Eens werd er een muskusrat gevangen in de nabijheid van het casino. Georges liet zich geamuseerd fotograferen met zijn jachttrofee. In uniform voor de gevel van het casino. Maar Jacques Nellens kon dit niet waarderen, want het was geen reclame voor het casino om te zeggen dat er muskusratten rondliepen...

Op een andere keer had Georges een gewone rat gemonteerd op een rolschaats, en dit om de nachtwaker bang te maken. De waker moest een aantal malen per nacht de ronde van het casino doen, met zaklamp in aanslag. Toen hij in de kelder kwam trok Georges met een touwtje de rolschaats met rat in de richting van de nachtwaker die in de gloed van zijn zaklamp de rat met open muil naar hem zag toekomen. Het heeft toch een tijdje geduurd vooraleer de nachtwaker weer op adem kwam. Achteraf werd de miserie doorgespoeld en kon er hartelijk om gelachen worden.

Een andere anekdote was het bal van de Burgemeester. Er was een massa volk komen opdagen voor het bal van Burgemeester Desutter. Die had als eerste prijs voor de tombola een raspaard. Dat paard stond tentoongesteld op de eerste verdieping.

Het was een hele klus om dat paard langs de trap naar boven te krijgen. Maar na de trekking van de tombola moest dat paard langs dezelfde weg terug naar beneden, en dat was beangstigend voor het paard.

En wat doet een paard dat bang is? Inderdaad de staart gaat omhoog en er valt wat. Juist voor de ingang binnen het casino liet het paard vier grote drollen vallen, terwijl er volop passage was. En George kon zijn post niet verlaten, maar iedereen ergerde zich aan die viezigheid.

In allerlei werd dan toch nog een goede ziel gevonden om het boeltje op te kuisen.

De valkenier

Dat Georges valkenier geworden is, mag niemand verwonderen. Eerder al schreven wij dat hij vergroeid was met de natuur. Een familie van jachtopzieners die de rijke heren vergezelden op jacht, en zelf ook wel een jachtinstinct hadden.

Toen Georges twaalf jaar was kreeg hij van nonkel Pros een torenvalkje. Pros was een fervent spreeuwenvanger.

Veel later kwam dan de echte valk. Samen met schoonzoon Alex speelden zij in de film ‘De Leeuw van Vlaanderen' van Hugo Claus.

Ook in Damme waren ze actief bij de middeleeuwse steekspelen.

Geregeld kan men Georges zien in de weiden langs de Knokkestraat. Dan draait hij met de loer om zijn valk die vrij vliegt een nepprooi te laten vangen. Georges heeft reeds op heel wat locaties zijn valken vrij laten vliegen.

Het is de grootste voldoening van een valkenier wanneer de roofvogel voor het eerst in opdracht een konijn slaat. Een vriendelijke manier van jagen, zonder geweld noch geluid...op natuurlijke wijze en mooi om gade te slaan.

Een havik van Georges zit op pension in het Zwin.

Ooit was zijn havik drie maanden weg. Hij was schuw weggevlogen, opgeschrikt door een voorbijrijdende trein. Drie maanden later kon hij met een net (en veel geduld) terug gevangen worden in Ramskapelle. Het boertje Deklerck uit de Sasstraat weet er alles van, want op onverklaarbare wijze verdwenen zijn kat en drie kipppen.

De oorlog

We schreven al dat Georges thans lid is van de vaderlandslievende vereniging Knokke-Heist. De oorlog heeft indruk op hem gemaakt. Maar weerom stellen wij vast dat er ook uit die periode leuke anekdotes zijn.

Vader Jules was conciërge in het casino. Bij het uitbreken van de oorlog was de casino-directie gevlucht naar Frankrijk. Jules bleef achter met het casino, de résidence Albert en het Pavillon du Lac. Het patrimonium van de familie Nellens.

De wijnkelders waren reeds aangevuld voor het komende seizoen, en de vrees bestond dat de Duitse bezetter die wijnkelders wel eens zou leegroven.

Jules vond het dan ook maar best om alles toe te metselen. Er was geen sprake meer van de wijnkelder.

Maar hij had er niet op gerekend dat op een onverwacht moment de heer Nellens aanklopte (samen met de Duitsgezinde advocaat Devlieghe) en zeer dringend een grote voorraad wijn nodig had voor een groot feest.  Vader Jan Sas stond op wacht terwijl Jules de muur openbrak om de wijn uit te halen. Maar na een poos had Jan dorst, kroop hij door het mangat bij de wijnflessen en na een tijdje was hij (hoe kon het ook anders) ladderzat. Naast hem een lege jeneverfles.

Het was een grote klus om Jan Sas terug uit die wijnkelder te krijgen. Maar daarmee was hij nog niet thuis.

Hij werd dan maar in de triporteur gelegd en zo voerden wij hem naar huis... maar we hadden niet gerekend op de Duitsers. Zij hielden ons tegen en zatte Jan Sas begon de Duitsers uit te schelden en te roepen ‘Schwein’.

De Duiters werden kwaad maar wij trachtten duidelijk te maken dat we een geestesgestoorde vervoerden... en zij lieten ons verder rijden.

Jan Sas had tijdens de Eerste Wereldoorlog twee dagen in de bak gezeten bij de Duitsers en ook nog een goede rammeling gekregen, en dat wou hij, ondanks zijn dronkenschap, niet vergeten. Tijdens de oorlog werd het Casino opgeëist door de Duitsers, die er veel feesten gaven.

Jules en de kinderen hadden een kat en die mocht vrij rondlopen in de zaal en de genodigden vonden dat plezant.

Op 21 juli 1943 werd de kat meegenomen achter de scène en versierd met een lint met de Belgische driekleur. Bij het openen van het gordijn kwam de kat in de schijnwerpers. Iedereen kon er hartelijk mee lachen.

Maar ‘s avonds hoorden wij enkele geweerschoten. Twee dagen later kwam de kat naar huis met schotwonden en het lint rond zijn nek fel bebloed. Dezelfde avond stierf de kat.

Hij had zijn Belgisch avontuur bij de Duitsers niet overleefd.

 

georges rombout 1945De magere Georges Rombout op 16 april 1945, pas bevrijd

Wie het ook niet overleefde was het varken.

Jules had er immers niet beter op gevonden om in het geheim een varken vet te mesten in de kelder van het casino. Er waren veel etensresten, en in oorlogstijd mag niets weggesmeten worden.

Toen het beest ruim 80 kg had, en steeds meer lawaai begon te maken, besliste Jules om te slachten.

Georges moest het beest met de hamer een klop op de kop geven, en Jules zou het zwijn dan steken (en het bloed opvangen voor bloedworst).

Maar Georges kon het zenuwachtige varken niet rustig maken en de slag op de kop werd een klop op het oor, waardoor het varken bijna razend werd.

Uiteindelijk kon het toch geslacht worden en was er vlees op de plank.

Een hoogtepunt tijdens de sombere oorlogsperiode.

Eigenlijk zouden we nog eens moeten terugkeren bij Georges. Al was het maar om nog een dreupeltje te stekken en te genieten van de nog steeds deugnietachtige oogjes van de gastheer.

Met smaak heeft hij ons alles verteld. Soms hadden wij het gevoel dat we het zelf meemaakten.

Voldaan verlaten wij villa Kievitsnest in de Acacialaan. Het was plezant en leerrijk en het heeft een nieuwe kijk op de ontstaansgeschiedenis van onze honderdjarige: DUINBERGEN.

watertoren duinbergen

familie romboutDe familie Rombout (telkens van links naar rechts)
bovenste rij: Marcel (die vader opvolgde als jachtopziener) - Lea - Zulma - Jules - Camiel middenrij: Prosper - Jan Sas - Mathilde Schram - Firmin - Cornelius onderaan de drie kinderen Madeieine - Albert (petekind van de Koning) - Rosa

Van Jan Sas en zijn nazaten

André Desmidt

Heyst Leeft
2001
01
003-016
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22