Dorpsverhalen uit Westkapelle...
De historie van de grote klok
Guido Gheldof
Op 19 december 1942 vaardigde de Duitse bezetter voor Noord-Frankrijk en België een verordening uit betreffende het aanmelden van alle metalen voorwerpen. In het voorjaar van 1943 verzocht de bezettende overheid om de lijst te bekomen van de klokken die zich in kerken en kapellen bevonden
De Sint-Niklaaskerk van Westkapelle bezat drie klokken, namelijk de Niklaasklok uit 1791 (gewicht : 430kg.), de Mariaklok uit 1842 (gewicht: 330kg.) en de Jozefklok uit 1842 (gewicht: 220kg.).
De Duitse bezetter die dringend brons en koper nodig had voor oorlogsdoeleinden, loerde dus begerig naar die vele kilo’s brons in onze toren Zo ontving het kerkbestuur op 3 augustus 1943 een opeisingbrief en daarin lazen we: “Op grond van de verordening van 19 december 1942 betreffende het aanmelden van metalen voorwerpen wordt hierbij de inlevering van alle bronzen klokken aan uw kerkbestuur bevolen. Moest niet worden ingeleverd: de Laüte glocke”. De kleinste klok, de Jozefklok die gebruikt werd als oproepklok (laüte glocke) ontsnapte op die manier aan het opeisingbevel Er volgde aan het einde van de brief nog een bedreiging aan het adres van hen die het afnemen van de klokken zouden verhinderen of bemoeilijken.
De Firma Vancampenhout uit Haren was belast met het afnemen van de opgeëiste klokken. De toenmalige pastoor EM. Vanderstichele was er het hart van in dat zijn twee grootste klokken en vooral de Niklaasklok uit 1791 in de Duitse smeltovens zouden verdwijnen. Hij bedacht een plan en belegde in alle discretie een avondbijeenkomst in de pastorij. Hij nodigde enkele betrouwbare, gespierde Westkapellenaars uit om zijn plan uiteen te zetten. Het waren Stanislas Lierman, Oscar Meseure en Maurits Seurinck. Het plan was eenvoudig: men zou de 430 kg. wegende klok onder de grond laten verdwijnen...
Enkele dagen later bij valavond werd het plan uitgevoerd. Zonder veel ruchtbaarheid liet men de zware kanjer aan een dikke streng (heden nog te bewonderen op de laagste torenzolder) via de speciale klokopeningen in de verschillende torenzolders langzaam met verenigde krachten naar de begane grond in het midden van het kerkschip zakken. Na de eerste fase waarin men de loodzware klok liet zakken tot op de begane grond en na het drinken van een paar stevige borrels begon men aan fase twee.
Maurits Seurinck vertelde mij het verhaal. Het moeilijkste werk was het verplaatsen van de klok door de kerk, over de trede van de communiebank, (de nieuwe vloer lag er toen nog niet) door de deuropening van de sacristie naar de buitendeur en via het achterpoortje naar de tuin van de pastoor. Dat allemaal zo stil mogelijk in de donkere nacht want van enige buitenverlichting was er toen en zeker in oorlogstijd helemaal geen sprake. De klok werd op houten rollen (geluiddempend) versleurd. In de kerk is er aan de trede van de communie bank nu nog een kerf te zien van toen de klok een niet voorziene beweging maakte en Oscar Meseure zijn voet er bijna onder zat. Een grote vloek zomaar in de kerk was daar het gevolg van maar zelfs de pastoor had hier enig begrip voor.
Achter de muur van de pastoorstuin lag er in de hoek met het kaarsenkot (later “de Keirse” genoemd) een hoop tuinafval. De Sint-Niklaasklok werd daar in de grond begraven en de omwoelde aarde met takken en tuinafval bedekt. Opdracht volbracht en de drie musketiers verdwenen in het nachtelijk duister zoals ze gekomen waren.
In het archief van de kerkfabriek vonden we nog de rekening van Stanislas Lierman:
Stanislas Lierman : Aannemer van bouw-en betonwerken, Sluissche Steenweg, Westcapelle.
Aan de Kerkfabriekke Westcapelle Oorlog Schade: 5.7.43
Voor het wegnemen van de grootte Klokke ,tijdens de bezetting om te onttrekken van den vijand gedaan door: Lierman Stanislas, Meseure Oscar en Seurinck Maurits.
De som van Drie honderd fr. 300.00 , taks 4,5% 0.30
Totaal: 300.30 Voldaan 16. 7. 1943 (handtekening S. Lierman)
De grote klok zat dus goed en wel onder de grond in de pastoorstuin. Het uur van de waarheid was echter aangebroken en de firma Vancampenhout uit Haren kwam in opdracht van de Duitse bezetter twee van de drie klokken uit de Westkapelse toren weghalen. Groot was hun verbazing toen ze slechts twee klokken aantroffen. De oberfeld-kommandant te Gent werd op de hoogte gebracht. Dit zou nog een staart krijgen!
Op twee september 1943 werd de Mariaklok uit de toren gehaald en weggevoerd. Zij kreeg het nummer Al235-D080-074 en woog volgens het ontvangstbewijs 330 kg. De Mariaklok was geroofd en bestemd voor de smeltovens. De Jozefklok luidde nu heel alleen voor missen, dopen, huwelijken en begrafenissen. Over de verdwenen grote Niklaasklok werd er in het dorp en zeker door de drie musketiers... in alle talen gezwegen. Pastoor Vanderstichele had her en der grote invloed en waarschijnlijk heeft hij de bezetter een rad voor de ogen gedraaid, leugens verteld of niet thuis gegeven als ze verantwoording vroegen. Wie zal het vertellen? In elk geval was hij zowel in staat tot heldendaden als tot lelijke streken, als ‘t maar in zijn kraam paste. Dat wisten de Westkapellenaars van toen maar al te goed. Meer dan twee jaar zat de grote Westkapelse klok onder de grond in de pastoorstuin.
Na de oorlog moest ze echter terug naar de haar vertrouwde klokkenkamer, maar dat zagen de drie stoere helden niet echt zitten. Een loodzware klok laten zakken, dat was nog net te doen, maar datzelfde gewicht omhoog hijsen, dat was een ander paar mouwen. Er werd een beroep gedaan op de gespecialiseerde firma Vandekerckhove uit Ingelmunster om deze karwei op te knappen. Volgens de rekening van 12 november 1945, die we terugvonden, bedroeg de totale kostprijs van deze operatie 2.281 frank inbegrepen een nieuw klokzeel van 30 meter.
Deze som werd later door het ministerie van Justitie als oorlogsschade aan de kerkfabriek teruggestort met de vermelding: “Door het verwijderen en verbergen der klok heeft het kerkbestuur eene daad gesteld van ‘Zeer Groote Vaderlandschliefde’ “, einde citaat!!