Heist en het Kanton Westkapelle in de Franse Tijd (2 van 2)
Jacques Larbouillat
7. De monetaire toestand (Vervolg van Deel 1 van 2)
Het muntstelsel was in het “Ancien Regime” en tot het einde van de 18de eeuw een ingewikkelde zaak. Kort samengevat: in 1526 werd de gulden (f1.) als munteenheid ingevoerd. Een gulden was onderverdeeld in 20 stuivers, 1 stuiver was gelijk aan 4 oorden. Wegens de devaluatie sprak men van de gulden courant en de gulden wisselgeld. Een gulden wisselgeld = 1,666 gulden courant.
In officiële en private boekhoudingen rekende en boekte men echter in oude muntwaarden n.l. het pond groten Vlaams die onderverdeeld was in 20 schellingen., 1 schelling was onderverdeeld in 12 penningen. 38
In de Zuidelijke Nederlanden waren er verschillende soorten ponden met een andere waardeverhouding in gebruik, namelijk het pond parisis, het pond artois, het pond tournois, e.a.. Het pond parisis was twaalf maal minder waard dan het pond groot Vlaams. De muntstukken waren echter niet meer in gebruik. Zes gulden was één pond grote Vlaams waard. De boekhouders waren ook verplicht om een omrekentabel bij de hand te hebben om de waarde tussen de gulden en het pond te kunnen inboeken. De regering had in 1701 het pond grote Vlaams gedevalueerd. De muntstukken in omloop waren zo divers dat handelaars, renteniers, notarissen en mensen met geld verplicht waren een omrekenboekje op zak te hebben, om de meer dan 20 soorten muntstukken te evalueren op de werkelijke waarde. De gangbare muntstukken bevatten een bepaald gewicht aan zilver of goud. De metaalwaarde van de Zuid-Nederlandse munten was, in zilver tussen A°1755-1796: gulden=8,22 gram, £ grt.Vl.= 49,32 gram, £ parisis= 4,11 gram. In goud tussen A° 1749-1785: gulden=0,524 gram, £ grt.Vl.=3,144 gram, £ parisis=0,262 gram. 1 pond groten Vlaams= 12 pond parisis. 39
7.1 Het mislukte assignatenexperiment
Met de komst van de Franse revolutionaire troepen ging men het Franse “pond tournois” hanteren. Het pond tournois was maar 0,1333 pond grote Vlaams waard. Dat stond tegenover de gulden courant in de verhouding 49 gulden = 90 pond. Niet alleen hanteerden de Fransen een ander rekensysteem, terwijl daar naast ook de traditionele stelsels werden gebruikt, maar zij introduceerden ook het papiergeld in de vorm van assignaten. De bevolking stond van het begin af aan uiterst wantrouwig tegenover deze nieuwigheid. Als dubieuze waarborg voor de assignaten gebruikten de Franse revolutionairen immers de kerkelijke bezittingen en de geconfisqueerde goederen van de emigranten. De Franse staat zelf was nagenoeg bankroet.
Een assignaat van 50 livres
(Bastille, Boerenknjg en Tricolore, p. 204)
De bevolking in de Zuid-Nederlandse gewesten kende al de assignaten “bij naam” en wist dat ze in Frankrijk sterk gedeprecieerd waren. Assignaten geraakten niet op een natuurlijke en ongedwongen wijze ‘in omloop. Tezelfdertijd verdwenen gouden en zilveren munten uit de omloop zodat het normale handelsverkeer werd belemmerd. Op talrijke plaatsen ontstonden moeilijkheden bij de betalingen. Na de slag van Neerwinden in 1793 werden de Franse troepen met hun assignaten terug over de grens gedreven en leken de monetaire problemen van de baan.
Bij de tweede verovering van de Zuidelijke Nederlanden gingen de Fransen radicaler te werk. De bevolking moest de assignaten tegen hun nominale waarde aanvaarden, hoewel de reële koers tot minder dan de helft was gedaald. Wie weigerde of een dubbele koers probeerde toe te passen, riskeerde zeer zware geld boetes en gevangenisstraffen. In maart 1796 lanceerde de Franse overheid een nieuw soort papieren geld, de “mandat territorial” dat al snel het jammerlijk lot van het assignaat zou delen.
Vanaf 1796 ging de overheid weer geleidelijk over op het gebruik van muntgeld voor overheidsbetalingen, zodat na 1798 munten opnieuw algemeen werden gebruikt. Dit ging des te gemakkelijker omdat na een onderbreking sinds 1792 vanaf juli 1795 terug Amerikaans goud en zilver langs Spanje Frankrijk binnenstroomde.
Inmiddels was het pond in het kader van de hervorming van maten en gewichten als rekeneenheid vervangen door de decimale frank bij decreet van 18 germinal Jaar III (7 april 1795). Bij wet van 28 thermidor jaar 1H (15 augustus 1795) kreeg deze frank een waarde van 5 gram zilver met een gehalte van negen tienden fijn.
Tussen 1796 en 1801 werden 17.200.000 zilveren 5 frankstukken geslagen waardoor het geldverkeer geleidelijk normaliseerde. 40 Er werden ook stukken van 1 décime, 2 décimes en 5 centimes in omloop gebracht. Vanaf 1802 kwamen er ook stukken van 20 francs, demi francs ,40 francs, e.a. in omloop. 41
8. De gedwongen lening van 1795
De Franse republikeinse regering vaardigde in december 1795 een “gedwongen lening” uit van 600 miljoen fr., te voldoen in contanten. Het vijftiende deel of 40 miljoen fr. (later tot 30 miljoen fr. verminderd) moest door “België” worden gedragen. De vermogende lening plichtigen werden verdeeld in 16 “classes” of categorieën. Het was de bedoeling de lening te delgen door toe te staan de coupons voor het kwijten van de belasting te gebruiken. Deze gunst werd opgeschort zodat de lening in feite een nieuwe belasting werd. 42
In de municipale vergadering van het kanton Westkapelle van 29 april 1796 werd de voorzitter belast met de uitvoering van de concrete invordering van de “gedwongen lening”.
De autoriteiten gebruikten het volgende criterium: beroep, burgerlijke stand, aantal kinderen ten laste, aantal personeelsleden, luxe- en werkpaarden, aantal hoornvee & schapen, huizen, waarde meubilair, landbouwgrond in eigendom, renten & obligaties, jaarinkomen, algemeen vermogen zonder jaarinkomen, landbouwgrond in pacht. Het vermogen omgezet in kapitaal, “classe” of vermogenscategorie = quote in de “gedwongen lening”.
In Heist werden 24 personen gekohierd voor de gedwongen lening: veertien landbouwers, de molenaar, de pastoor, vijf werklieden, twee vissers en één persoon zonder beroep.
Drie grote landbouwers: Jean Quintens “agent voor Heist bij de municipaliteit” werd gekohierd met een vermogen van 55.275 livres in “classe 10” en Jean Bulcke met een vermogen van 58.625 livres ook in “classe 10”. Gillis Terrasse met een vermogen van 66.750 livres stond in “classe 14”. Jean Quintens en Jean Bulcke werden belast met een aandeel van 700 livres in de gedwongen lening en Gillis Terrasse met een quote van 1100 livres. Pastoor Frans Bouckaert werd ingeschreven met een vermogen van 9.600 livres “classe 5” en moest 200 livres opnemen in de lening. Molenaar Joseph Baervoet werd gekohierd met een vermogen van 11.335 “classe 4” en kreeg een quote van 100 livres in de lening. Werkman Jean Pauwels met een vermogen van 3.924 livres “classe 1” kreeg een aandeel van 50 livres.
Twee vissers, vader en zoon Niclaes Gezelle werden in de “rol” ingeschreven. Vader N. Gezelle had nog drie kinderen ten laste, hij bezat een huisje geraamd met een waarde van 300 livres en een totaal vermogen van 3.900 livres. Hij werd niet belast in de gedwongen lening. Zijn gehuwde zoon had geen kinderen en een kleiner vermogen van 3600 livres. Hij werd gekohierd in “classe 2” met een quote in de gedwongen lening van 60 livres.
Robert Huys, werkman met drie kinderen ten laste, bezat twee runderen (geschat op 168 £*) één woning (waarde 320 £*) vier gemeten (1 ha. 76 aren 94 ca.) landbouwgrond (geschat op 720 £*) . 43 en 2400 livres renten en obligaties. Zijn vermogen werd gekohierd op 6.702 livres. Hij viel in “classe 3” van de gedwongen lening met 80 livres.
Robert Huys was geboren in Damme in de parochie Sint-Catharina op 20/03/1759. Hij trouwde in Heist met weduwe Maria-Theresia Demaecker op 27/12/1791. Deze laatste werd geboren in Bredene en was de weduwe van Franciscus Paridaen met wie ze twee kinderen had, een tweeling: Joannes en Joanna, die in Heist geboren werden. Uit het huwelijk met Robert Huys werd een zoon Jozef geboren, die zes jaar jonger was dan zijn halfbroer en zuster. 44
In Heist werden vijftien personen belast, negen niet en zijn er drie personen geschrapt. Deze laatste zijn drie landbouwers met een vermogen tussen 9.950 en 13.500 livres. De reden tot schrapping is niet duidelijk, vermoedelijk hebben zij klacht ingediend of een herziening gekregen bij het kritisch en gemotiveerd onderzoek van de gedwongen lening.
In de andere deelgemeenten van het Kanton werden in Westkapelle 40 personen, in Knokke 21 personen, in Hoeke 11 personen, in Sint-Anna 2 personen, in Lapscheure 33 personen en in Ramskapelle 20 personen ingeschreven op de rol van de gedwongen lening. Niet iedereen op de rol werd belast met de gedwongen lening en in alle gemeenten zijn er schrappingen.
Commissaris J. Verburgh had met veel moeite de naamlijsten van de vermeende lening plichtigen kunnen laten opstellen. Hij beklaagde zich bij “citoyen Kersmaker, administrateur van het Departement Leie”, dat burger Questroy, ontvanger van Sint-Anna geen aanslagrol had ingediend. 45
Een donderslag bij heldere hemel kwam op 6 thermidor (24/07/1796) toen commissaris J. D. Verburgh één departementaal decreet, uitgevaardigd op 3 thermidor (21/07/1 796) voorlas in de raadsvergadering, waarbij 60.000 Franse livres (tournois) werd opgelegd aan het kanton Westkapelle. De raadsleden dachten aan een misverstand vanwege de overheid en beslisten na stemming de uitvoering voorlopig te verdagen en een schrijven te richten aan de “Administrateurs van het Leie Departement”.
8.1 Het bezwaarschrift
De secretaris van dienst scherpte een nieuwe ganzenveer en schreef het hierna volgende rekest:
“Aux administrateurs du Departement de la Lys” Citoyens, (Burgers).
De commissaris van het uitvoerend bestuur hier aanwezig, heeft ons de verordening van 3 thermidor medegedeeld. Wij zullen deze uitvoeren. Alvorens te voldoen aan de uitvoering van deze verordening, achten wij ons gerechtigd Uw aandacht te vestigen op de werkelijke toestand van ons kanton, ook op het overgedreven bedrag waarmee U ons belast. Kent U, burgers, de samenstelling van ons kanton.
Bevolking:
Gehuwde mannen of weduwnaars 557
Gehuwde vrouwen of weduwen 501
Jongens alle leeftijden 687
Meisjes alle leeftijden 605
Dienstboden, huispersoneel 613
Totaal 2963
Het geheel vormt samen 593 huishoudens.
Opmerking: de dienstboden en het personeel zijn geen vaste inwoners. Zij kunnen enkel belast worden met een persoonlijke belasting, niet wettelijk voorzien.
8.2 Oppervlakte:
De oppervlakte van ons kanton is ongeveer 12.000 gemeten 46 (±.5309 ha.), waarvan één twaalfde toebehoort aan de inwoners van het kanton. De rest is voor het merendeel eigendom van inwoners van het kanton Brugge. Volgens de instructies is het 24ste deel van de bevolking belastingplichtig. Het 24ste deel van 2963 personen is ongeveer 123 personen, inbegrepen de dienstboden die de belasting van 60.000 livres moeten opbrengen. De lijst met het vermogen van iedere inwoner werd nauwkeurig opgesteld en overhandigd door onze commissaris op 15 ventose (05/03/1796) laatstleden.
De administratie heeft op 26 ventose (16/03/1796) bevestigd dat hij zijn taak goed heeft uitgevoerd. Op 29 germinal (18/04/1796) werden ons “de rollen” voor het invorderen toegestuurd. Wij hebben jullie medegedeeld dat verschillende belastingaanslagen verkeerd werden ingekohierd. Volgens de gegeven instructies van 28 floreal (17/05/1796) hebben wij een kritisch en gemotiveerd onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek geeft bij benadering een bedrag van 33.610 livres, bedrag ongeveer overeenstemmend met de “rollen” van invordering, waarmee jullie ons kanton hebben belast.
Indien tegen onze verwachtingen in, de bijdrage van ons kanton bepaald blijft op 60.000 livres zien wij ons verplicht ons te wenden tot de minister en vervolgens tot de wetgevende vergadering.
Wij kennen geen wetten die jullie toelaten een tweede aanslag te vestigen, zonder raadpleging van het ondergeschikte bestuur. Deze laatste alleen kent het vermogen van zijn ingezetenen. Wij hebben voorlopig de uitvoering van het besluit van 3 thermidor opgeschort tot na ontvangst van Uw antwoord. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, tot na beslissing van één hogere overheid. 47
Het rekest werd ondertekend door: François Gheyle, president (Westkapelle), François Van Houtte (Westkapelle), Jean Cavey (Hoeke), Adrien Plasschaert (Sint-Anna), Sebastien Nachtegael (Knokke), Jean Quintens (Heist), Philippe Bulck (Ramskapelle), Joseph Van Houtte (Lapscheure), “agents municipaux” en J. D. Verburgh “commissaire du directoire executief”.
9. Traditionele gebruiken worden gewijzigd
In de 18de eeuw leefden de mensen op het ritme van de wisseling van de seizoenen. Dag en nacht waren ingepast in een christelijk geïnspireerde kalender van maanden, weken, dagen, verweven met de liturgische perioden van zon- en feestdagen van het kerkelijk jaar (Kerst, vasten, Pasen e.a.). Die eeuwenoude cyclus werd doorbroken met de invoering van de republikeinse kalender met zijn tiendaagse weken gewijd aan deugd, vernuft, werkzaamheid en andere republikeinse waarden. Met het invoeren van de tiende dag gingen 16 rustdagen verloren en werden zon- en kerkelijke hoogdagen ontheiligd.
Diepgaander werd door de nieuwe kalender het eeuwenoude levenspatroon van mens en samenleving ontregeld. De naleving van de republikeinse kalender werd door de gewone volksmens geboycot. Men bleef zich aan de traditionele kalender houden, zeker op het platteland. De naleving van de godsdienstplichten en zelfs het houden van processies en allerhande devotiepraktijken werden in ere gehouden, hoewel ze officieel waren verboden.
Onder Keizer Napoleon 1 werden de religieuze feesten opnieuw ingevoerd, zij het in beperkter aantal en door het concordaat ten dele herschikt, wat samen met de afschaffing van de republikeinse kalender een normalisatie betekende van het levensritme van mens en maatschappij. 48
Begin augustus 1796, kreeg de republikeinse ijver van commissaris J. D. Verburgh terug een opstoot. Hij diepte een verordening op van 20 september 1792 en beval de municipaliteit om de geboorte-, huwelijk- en overlijdensregisters op te halen bij al de pastoors van het kanton. Voor de uitvoering vorderde hij om hem te vergezellen, de voorzitter, de adjunct van de municipaliteit, de secretaris en de “agenten van de betrokken parochies”. De registers moesten vooraan berusten bij de secretaris van het kanton. De municipaliteit benoemde in dezelfde periode J. B. Neirinckx tot “chef-secretaris” met de wedde bepaald door de Centrale Administratie van het Departement.
Molen in Knokke waar molenaar François Devos woonde.
(Museum Sincfala, Knokke-Heist)
Molenaar François Devos uit Knokke eiste de betaling voor zijn leveringen van rogge aan de “Armendis” van Knokke tot onderhoud van de behoeftigen. De administratie beval de betaling van 67.17.10. pond grt. uit de inkomsten van de kerk van Knokke. 49
10. De inning van de “Geforceerde Lening”
De inning van de gedwongen lening verliep niet zonder slag of stoot. De Centrale Administratie in Brugge veegde de bezwaren van het kanton Westkapelle onder tafel. De Administratie beval de benoeming van zes jury’s, bestaande uit vijf burgers in elke deelgemeente, om de aanslag van de gedwongen lening onmiddellijk uit te voeren.
Om het groeiende misnoegen te temperen en de republikeinse burgerzin aan te wakkeren organiseerde de municipaliteit op 17 augustus 1796 een openbaar feest.
De autoriteiten gingen in een plechtige optocht naar de “Vrijheidsboom” waar de voorzitter een vurige redevoering hield. Daarna hing hij aan de “Vrijheidsboom” een opschrift: “Honneurs aux braves qui renversent le trône, les Français ne reconnaissent plus d’autres maîtres que les leurs”. 50
Op dat ogenblik waren de landbouwers met hun volk druk aan het oogsten, dat viel de lokale overheid maar achteraf op. Of de eenvoudige dorpelingen en passanten in Westkapelle het Franse opschrift begrepen blijft een open vraag!
De “Geforceerde Lening” bleef als een zwaard van Damocles boven het kanton Westkapelle hangen.
De Centrale Administratie van het Departement bleef halsstarrig bij haar besluit en beval de onmiddellijke verdeling en uitvoering over de verschillende gemeenten van het kanton:
Westkapelle 19.640 livres
Lapscheure 13.250 livres
Knokke 8.480 livres
Heist 6.490 livres
Ramskapelle 7.430 livres
Hoeke 3.610 livres
St.Anna ter Muiden 1.100 livres
Totaal: 60.000 livres
Commissaris J. D. Verburgh zond op 16 fructidor (2/09/1796) een dienstnota aan “Citoyen Joret”, commissaris bij het uitvoerend directorium van het Leie Departement. Daarin stelde hij dat de repartitie door de jury van de gemeente Westkapelle voor de geëiste 19.640 livres op onwil was onthaald. De reden was dat er in het kanton geen “republikeinen” zijn, maar mannen die zorgeloos of onwetend zijn en niet bekwaam voor dergelijke taak. “Koningsgezinden” hopen enkel op een opstand om hun bloeddorstig doel te bereiken.
De lokale administrateurs worden voortdurend bedreigd door tegenwerkende weerspannelingen. Zij durven niet krachtdadig optreden met het gezag waarmee zij door de Constitutie zijn bekleed en voor hun republikeinse principes opkomen. Velen hopen in stilte ontslagen te worden uit hun functie. Zij vrezen voor hun leven en dat van hun familie.
Gelieve, Citoyen, de Centrale Administratie te wijzen tot welk dieptepunt het decreet van drie thermidor (21/07/1 796) heeft geleid en gevaarlijk is voor haar magistraten die bedreigd worden door haatdragende individuen, die bekwaam zijn tot moord in een aanval van woede.
Voor de goede zaak ,hebben wij Uw bevelen uitgevoerd. Saluut en broederlijkheid, J. Verburgh. 51 De municipaliteit besliste een aanmaning te zenden aan al de lening- en belastingplichtigen om ze aan te zetten hun burgerplichten te vervullen en ze te verwittigen voor de gevolgen indien ze achterbleven met hun betalingen.
De municipaliteit van het kanton klaagde over de opzettelijke traagheid van het merendeel van de belasting plichtigen in het betalen van hun belastingen. De regering zou strenge maatregelen nemen tegen de achterblijvers. Het was een laatste verwittiging.
Een stokpaardje van de republikeinse overheid was het acteren van de namen van de mandatarissen, ambtenaren en pastoors die “de eed van haat tegen het koningschap” hadden afgelegd.
Op 23 augustus had het “Feest van de ouden van dagen” plaats, dat besloten werd met een baL 52
Inmiddels registreerde de Centrale Administratie van het Leie Departement de gekohierde bijdragen van de “Geforceerde lening”: het kanton Westkapelle met 3014 inwoners noteerde 34.390 livres en bleef ver beneden het geëiste bedrag van 60.000 livres. De klerk schreef in de opmerkingen: de bevolking kent grote werkloosheid en armoede. Het kanton Damme met 5.405 inwoners noteerde 46.330 livres en bleef onder de geëiste 100.000 livres, opmerking: weinig eigenaars. Het kanton Brugge met 35.000 inwoners noteerde 1.104.465 livres i.p.v. 382.500 livres in de gedwongen lening. De klerk schreef geen commentaar in de opmerkingen. 53
In het kanton Westkapelle met 137 leningplichtigen, betaalden velen in schijven hun bijdrage en 22 personen betaalden niet tijdig en kregen een dwangbevel. Opzettelijke traagheid of weerspannigheid. Heist had één wanbetaler: Pierre De Boote, een landbouwer met een middengroot bedrijf. Hij pachtte zijn hoeve en 40 gemeten grond (17 ha 69 aren 47 ca.) en werkte met twee knechten en twee paarden. Hij was ingekohierd met een totaal vermogen van 5.000 livres ,“classe 3” leningplichtig voor “80 Franse livres”.54
De Centrale Administratie schreef voor Knokke vier dwangbevelen, voor Ramskapelle één dwangbevel, voor Westkapelle negen en voor Lapscheure zeven dwangbevelen uit. Onder de laattijdige betalers Frans gezinde burgers: Sebastiaen Nachtegael, “agent Constant Semein uit Westkapelle.
Dwangbevel tot betaling “Praeming”
(RaB., Archief Frans Hoofdbestuur West-Vlaanderen, nr. 579)
De Franse autoriteit was niet mals voor de weerspannige. Zij dreigde met verbeurd verklaring en verkoping binnen de 24 uren zonder verder formaliteiten van alle meubels en effecten volgens de wet van 22 nivose laatstleden (12/01/1 796). 55
Ondanks de dreigementen bleven de belasting- en lening plichtige opzettelijk traag en weerspannig in het betalen van hun aanslagen. Het misnoegen t.o.v. de overheid nam toe. De klachten kwamen toe bij de municipaliteit. Nicolaes Mengé vroeg vermindering van zijn aandeel in de gedwongen lening. Guillaume Constant diende een petitie in om geschrapt te worden. Geneesheer Michel Mayer betwiste zijn aanslag van 50 livres in de gedwongen lening, gezien de aanslag zijn middelen overtrof en anderen die rijker waren slechts een lagere bijdrage moesten betalen. Bernard D’hondt uit Lapscheure betwiste ook zijn aandeel.
Half november kwamen nog een aantal aanvragen binnen om vermindering te bekomen van hun quote in de aanslag: Jean De Leyn, Jean Mabesoone, Pierre Minnaert en André Dezutter, allen uit Lapscheure. Piere Rotsaert uit Westkapelle en Frans Beyne uit Ramskapelle vroegen ook vermindering aan. Commissaris Verburgh zond na advies van de municipaliteit de aanslagen terug naar de Centrale Administratie tot herziening. Hij noteerde in marge dat vermindering niet mogelijk was, om het nadien te verhalen op de andere lening plichtigen.
De ontvanger-generaal was niet opgezet met de gang van zaken in het kanton Westkapelle. 56 Om de onwilligen uit het kanton Westkapelle onder druk te zetten, kwam: “Citoyen Joret, commissaris bij het uitvoerende directorium van het Leie Departement” met een detachement soldaten naar Westkapelle. Het militair machtsvertoon deed sommige burgers vlugger betalen. 57
11. Joannes Quintens wordt "Loco-commissaris"
In de laatste helft van 1796 werd Joannes Quintens “agent municipaal voor Heist” aangesteld als plaatsvervangend “commissaris van het uitvoerende directorium van het kanton Westkapelle”. Deze politieke bevordering had de Heistenaar te danken aan zijn politieke schranderheid en opportunisme.
De vervulling van een reeks openbare functies in het “Ancien Regime” en later in de Franse Tijd, schragen deze vaststelling. Hij zal het vertrouwen van commissaris J. D. Verburgh hebben genoten, hoewel deze laatste wantrouwig stond t.o.v. sommige plaatselijke mandatarissen. Bij het arrestatieteam van de onbeëdigde pastoor van Heist Jan Lebeke op 19 november 1798 bevond zich ook Joannes Quintens. 58
De gezondheidstoestand van J. D. Verburgh wettigde de aanstelling van Joannes Quintens. Jean Dominique Verburgh, 34 jaar, getrouwd met Catherine Schaaf was eind 1795 begin 1796 in Westkapelle komen wonen na zijn benoeming tot “commissaris van het uitvoerende directorium bij de municipale administratie van het kanton”. Hij was een ingeweken bewoner in de Zwinstreek.
Op 15 thermidor van het jaar 4 (2/08/1796) richt hij een verzoekschrift aan “citoyen Joret, commissaris bij het Leie Departement”, waarin hij aandacht vraagt voor zijn gezondheidstoestand en een overplaatsing naar een ander kanton. Hij schrijft dat hij al tien maanden ondermijnd is door moeraskoorts 59 en dat hij wegkwijnt in deze streek. Het “kwaad bloed” dat ik zet bij de uitoefening van mijn functies verhoogt ook de vermindering van mijn krachten. Hij vroeg een overplaatsing naar het zuiden van het Departement, anders zag hij zich genoodzaakt om ziekteverlof aan te vragen. 60
J. D. Verburgh had het zichzelf gedeeltelijk moeilijk gemaakt om de republikeinse ideeën van “Vrijheid en Gelijkheid aan de bevolking over te brengen. Hij verloor al in april 1796 de sympathie van een deel van de bevolking door pastoor J.V. De Neve te beschuldigen van diefstal. De strijd om het in bezit nemen van de pastorie in Westkapelle, was in het landelijke dorp en erbuiten door veel mensen geweten. Zijn openlijke kritiek aan het adres van de municipale agenten “over hun gebrek aan initiatief en inzet om de belastingen van allerlei aard vlugger te doen betalen” bezorgden hem zeker vijanden onder zijn medestanders van het eerste uur. 61 Later zal zijn jacht op de geestelijkheid hem niet geliefd maken in het kanton. In 1798 vraagt Verburgh terug overplaatsing aan. Hoe het hem na het Directoire verging vraagt een verder onderzoek en is het onderwerp van een andere studie.
In 1800 werd het municipaal kanton afgeschaft en kreeg iedere gemeente zijn eigen “maire” (meyer of burgemeester) en gemeenteraad. Brugge werd het gerechtelijk arrondissement. Het Leie Departement werd in 1815 de Provincie West-Vlaanderen. 62
Joannes Quintens werd de eerste “maire” (meyer) van Heist, “adjoint”, nu is dat een schepen, was J. Dierick -Visschers. De leden van het “conseil municipal” of de gemeenteraad waren: J. Galle, P. Allemeersch, F. Bonny, Lenaart Cuyle, Frans Desmidt en And ries Debruyne. 63
12. De Conscriptie
De inlijving van onze gewesten door Frankrijk op 1 oktober 1795, maakte een einde aan de status van bezet gebied, dat onze gewesten na de Oostenrijkse nederlaag bij Fleurus op 26 juni 1794 te beurt was gevallen. De militaire bezetting, gekenmerkt door een zeer streng regime, waarbij het land door de vele confiscaties, extra heffingen en oorlogsleningen, financieel en economisch geplunderd werd, had de Fransen in onze gewesten weinig geliefd gemaakt. In de Nederlandstalige en Duitse regio’s kwam daarbij het algemene gebruik van de Franse taal door de overheid, dat slechts voor een minderheid verstaanbaar was. De communicatie tussen gezagdragers en ingezetenen werd nog bemoeilijkt door de vreemde, haast onverstaanbare bewoording waar de officiële publicaties in uitblonken.
Op het militair vlak brak men onaangekondigd met een lange lokale traditie. Drie jaar na het Directoire werd op 19 fructidor an VI (5 september 1798) de wet op de rekrutering ingevoerd. De militaire dienst werd een algemene en persoonlijke plicht voor iedere mannelijke Franse staatsburger die de leeftijd van 20 jaar had bereikt. De wet op de “conscriptie” -zo genoemd omdat de jongeren tussen de 20 en 25 jaar oud en van het mannelijk geslacht zich op een lijst moesten laten inschrijven-, paste wellicht in de toen uitgeholde filosofie van “Broederlijkheid en Gelijkheid”, doch was te modern om in onze landstreken te worden aanvaard. V66r 1798 werden de legers samengesteld uit vrijwilligers, mannen die uit vrije wil voor een militaire loopbaan kozen.
De wet van 19 fructidor an VI, op een moment dat het klimaat van algemene ontevredenheid een hoogtepunt had bereikt, was voldoende voor het uitbreken van een gewapend verzet. Na een eerste incident te Overmere (bij Dendermonde) op 12 oktober 1798, overspoelde een vloed van opstanden het platteland. In West- en Oost -Vlaanderen werd de opstand spoedig gebroken. In Brabant en Limburg werd de rebellie na het inzetten van een overweldigende troepenmacht bedwongen (Slag bij Hasselt, 5 december 1798). In de steden vond de opstand nauwelijks aanhang van enig belang en in de Waalse dorpen vond ze bijna geen weerklank.
De wet van 19 fructidor an VI aanvaarde twee rekruteringsprincipes: de vrijwillige indienstneming en de conscriptie. Het eerste vormde de kern van een beroepsleger, het tweede leidde tot de invoering van de persoonlijke dienstplicht voor iedere Franse onderdaan. Alle jonge mannen tussen 20 en 25 jaar waren verplicht zich te laten inschrijven op de conscriptielijsten bij hun lokaal bestuur. De jongeren werden in leeftijdscategorieën opgedeeld, waarbij degenen die in hetzelfde jaar geboren waren telkens één klasse vormden. De eerste omvatte alle jongens die op 1 vendémiaire (22 september) van het lopende jaar de leeftijd van 20 jaar hadden bereikt, praktisch gezien zij die geboren waren tussen 22 september 1777 en 21 september 1778. In klasse 2 werden al de 21 jarigen ondergebracht, klasse 3 omvatte zij die 22 jaar oud waren, enz. De jongeren van ten volle 25 jaar, werden niet meer als “conscrit” ingeschreven en bekwamen hun definitief verlof. De duur van de legerdienst was in vredestijd vijf jaar en in oorlogstijd onbepaald.
Vrijstelling werd slechts verleend aan weduwnaars, gescheiden mannen met kinderlast en gehuwden, op voorwaarde dat de echtverbintenis was aangegaan voordat het uitvoeringsbesluit dat de lichting bepaalde gepubliceerd was.
Het opstellen van de lijsten viel onder de bevoegdheid van het plaatselijk bestuur, gecontroleerd door de departementale administratie en het Ministerie van Oorlog. Omwille van de verwachte weerstand voorzag de wet de nodige repressieve maatregelen voor degenen die zich aan de conscriptieformaliteiten weigerden te onderwerpen. Zo verloor de weerspannige een deel van zijn politieke en sociale rechten. Hij werd aanzien en behandeld als een deserteur. 64
De rekrutering en de dienstweigeraars.
Commissaris Jean-Dominique Verburgh nam van zodra hij de instructies had ontvangen van de Centrale Administratie, maatregelen tot het opstellen van de lijsten van de dienstplichtigen in zijn kanton. Hij was van mening dat niets heilzamer was vanwege een oprechte republikein, dan gewapenderhand het vaderland en de republiek verdedigen.
Hij belegde op 11 vendemiaire jaar 7 van de Republiek (2 oktober 1798) een vergadering tot uitvoering van de conscriptiewet, waarop hij alle agenten met hun “adjuncten” van de deelgemeenten uitnodigde om de maatregelen die hij genomen had goed te keuren.
De volgende “citoyens” waren aanwezig: ondervoorzitter Pierre Minnaert (Lapscheure), Jean Quintens (Heist), Jean Cavey (Hoeke), J. Devos (Knokke), Pierre Bentein (Knokke). Dat waren de toenmalige “agents municipaux” uit de voornoemde deelgemeenten. Zij waren vergezeld door de “adjoints” Jean Baptiste D’hondt (Knokke), Corneil Billemaecker (Knokke), Pierre Deboodt (Heist), Jacques Persyn (Westkapelle). Ambtshalve waren ook aanwezig: Frans De Cruenaere “opper-secretaris” en J. D. Verburgh “commissaire du Directoire Exécutif”, beiden wonende in Westkapelle.
De municipale agent van Ramskapelle weigerde deel te nemen en mee te werken aan de uitvoering van de wet en dit besluit. Ook de voorzitter van de municipale raad kwam niet naar de vergadering, dit tot ontstemming van commissaris Verburgh.
De commissaris had een besluit opgesteld in zeven punten, die hij aan de vergadering voorlegde en die door de aanwezigen werd goedgekeurd:
- De municipale administratie zal bestendig open zijn tot de lijsten zijn opgesteld.
- Twee leden van de municipale raad zullen dagelijks in de zaal van de municipaliteit aanwezig zijn, vanaf negen uur ‘s morgens tot twaalf uur ‘s middags en vanaf twee uur tot vier uur in de namiddag. Zij zullen zich laten bijstaan door een bediende van de administratie, die de persoonsbeschrijvingen van de jongelingen zal noteren en hun lengte zal meten.
- Iedere dag om vier uur in de namiddag zal de bediende de lijst met de persoonsbeschrijvingen van de dienstplichtigen overhandigen aan de “commissaris van het uitvoerende directorium”. De lijst zal door de commissaris dezelfde dag overhandigd worden aan de “opper-secretaris”, die verantwoordelijk is de anom (burgerlijke staat) te noteren, voorschreven in de algemene instructies van de lijsten “Minister op te stellen, zoals in de Centrale Administratie”.
- In al de gemeenten van het kanton zullen plechtig drie aankondigingen voorgelezen worden door of in aanwezigheid van de “agent van de municipaliteit of zijn adjunct”:
Ten eerste: de proclamatie van het Departement.
Ten tweede: het cantonaal besluit.
Ten derde: de lijsten die door de municipale administratie overhandigd zijn aan de municipale agent. - De voorlezingen zullen gegeven worden na het luiden van de klok en in aanwezigheid van het verzamelde volk. De eerste lezing zal gebeuren op twaalf, de tweede op vijftien en de derde lezing op achtien vendemiaire. (03, 06, en 09 oktober 1798) Bij de laatste lezing zal aan alle dienstplichtigen de volgende waarschuwing gegeven worden, dat wie zich niet binnen de gestelde termijn meldt, de municipale administratie overeenkomstig de wet, hun namen als eersten op de lijsten zal plaatsen en zij als eersten zullen opgeroepen worden voor de militaire dienst.
- De ouders, voogden en curatoren worden verzocht hun kinderen, pleegkinderen, dienstpersoneel of werklieden te wijzen op de gevolgen bij ongehoorzaamheid aan de wet. Zij zullen bij dienstweigering hun rechten tot opvolging van hun ouders verliezen en als vreemdelingen beschouwd worden in hun eigen vaderland.
- De municipale agenten en hun adjuncten zullen instaan voor de stipte uitvoering van deze verordening. 65
Het verzet tegen de conscriptiewet was groter dan wat J. D. Verburgh had ingeschat. Zijn ergernis uitte hij in een dienstnota op 14 vendemiaire 7de jaar van de Republiek (5/1 0/1 798), aan de commissaris bij de Centrale Administratie van het Leie Departement.
Hij schreef dat na twee dagen permanente aanwezigheid in het gemeentehuis er maar vier inschrijvingen zijn voor de dienstplicht. Ik wijt dit schuldig verzuim aan het gebrek aan ijver vanwege de “municipale agenten”. De voorzitter was niet aanwezig op de dag dat hij dienst had. Hij heeft mij vooraf gezegd niet te willen meewerken aan de uitvoering van de conscriptiewet. Alhoewel ik alle gegevens bezit, zal geen lijst kunnen opgesteld, noch ondertekend worden door de municipale bestuurders, vermits de voorzitter een karakterloos en niet vastberaden persoon is. Met hem aan het hoofd van de administratie is deze laatste aan een lafaard toevertrouwd.
Ik vraag U voor de uitvoering van de wet een adjunct uit een ander kanton en stel mijn kandidatuur voor een ander kanton, nadat hier de wet zijn doel heeft bereikt. Ik hou U verder op de hoogte met een bijzonder schrijven.
Saluut en broederlijkheid. J. Verburgh, commissaris. 66
Intussen dienden enkele “municipale agenten” hun ontslag in. De conscriptie wet stuitte tegen hun opvattingen.
Wegvoeren van dienstplichtigen
(Tekeningen Ed. Geelhand~ in: De Boerenkrjjg, Twee eeuwen feiten en fictie door Luc François e.a., Davidsfonds/Leuven, 1999., p. 162)
Op 16 oktober 1798, kon J. D. Verburgh een eerste lijst met dienstplichtigen en weigeraars opsturen naar de Centrale Administratie in Brugge.
In het kanton Westkapelle waren in “klasse 1” op 25 vendemiaire an VII (16 oktober 1798) 23 “conscrits” ingeschreven: zeven uit Westkapelle, vijf uit Lapscheure, drie uit Hoeke, vier uit Knokke ,drie uit Ramskapelle en één uit Heist. De Heistenaar Pieter Wittebolle, werkman was afwezig. Hij woonde op die datum in het kanton Damme.
In het kanton hadden zich 42 dienstplichtigen niet gemeld: zes uit Westkapelle, vier uit Lapscheure, drie uit Hoeke, tien uit Knokke, zeven uit Ramskapelle en twaalf jonge mannen uit Heist. 67
Het openlijk en ondergronds verzet duldde de hogere overheid niet. Deze laatste nam harde maatregelen en enkele dienstweigeraars werden aangehouden. Om een gewapende opstand te verhinderen werden de klepels en touwen van de kerkklokken verwijderd en op veilige plaatsen verborgen. Verburgh meldde aan de commissaris van de Centrale Administratie dat de rust in zijn kanton was hersteld, na het nemen van voornoemde maatregelen. 68
Aanhouding van de dienstweigeraar
(Tekeningen Ed. GeeIhand~ in: De Boerenkrjg, Twee eeuwen feiten en fictie door Luc François e.a., Davidsfonds /Leuven, 1999., p. 163)
In juni 1799 besliste de regering bij wet om vijf “klassen” dienstplichtigen ineens op te roepen. De bekendmaking verwekte paniek onder de jongeren, waarvan velen hun woonplaats verlieten. Enkelen doken onder in de “cabarets” of vluchten uit het kanton.
De “opper-secretaris Decruenaere” schreef in een dienstnota op 16 juli aan de commissaris van het Leie Departement, dat een tiental huisvaders en landbouwers het verdwijnen van hun zonen en huispersoneel hadden gemeld aan de “municipale agent” van hun gemeente. Secretaris Decruenaere was van mening dat dergelijke gevallen weinig goeds voorspelden. Dit kon aanleiding geven tot samenscholingen van de jongeren. Hij had een vertrouwensman belast om de “cabarets” te bezoeken om na te gaan waar de jongeren onderdoken.
Deze voortijdige ontvluchtingen doen ons vermoeden, vervolgde Decruenaere, dat het enkel met het geweld is dat we de bewoners van het platteland zullen dwingen tot het vervullen van hun plicht. Het is dringend nodig een gewapende macht te zenden naar de plattelandsgemeenten om de voornoemde wet uit te voeren. 69
De ontvluchtingen uit het kanton van de dienstplichtigen, bemoeilijkte de opstelling van de registratielijsten van de “conscrits” door de lokale overheid. Dienstplichtigen uit andere kantons doken anderzijds onder in de deelgemeenten van het kanton Westkapelle. De veldwachters kregen opdracht om deze jongeren op te sporen en aan te houden.
In oktober 1799 was vrederechter Bruno D’Hert voorzitter van de “Municipale Administratie van het kanton Westkapelle”. Joseph Grawet (Ramskapelle), Andries D’Hondt (Knokke), Pieter Verlinde (Westkapelle), Pieter Minnaert Lapscheure) waren toen “agenten” voor hun deelgemeente. C.J. Decrourouez was ambtenaar bij de municipale administratie. 70
De “Municipaliteit Westkapelle”, bestaande uit de gemeenten: Heist, Hoeke, Knokke, Lapscheure, Ramskapelle en Westkapelle werd opgeheven bij wet van 17 februari 1800 en bleef als gerechtelijk kanton voortbestaan tot Consulair Besluit van 30 november 1801. 71
Voetnoten
38. RaB., Archief Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen, Copie du registre aux proces verbaux de l’administration du Canton de Westkapelle, nr. 1445, verslag zitting 16 Messidor 4ieme année R.F. (04/07/1796).
39. Paul Vandewalle (dr.) Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg. Oostende 1984, p. 65-70. Specie-Boecxken, Vervattende een kort bondigh Onderwys, Met een uytgherekent TAFELKEN, Hoedanigh ider hem sal reguleren in ‘t ontfangen, uytgeven ende wisselen vande specien van GeIt, soo als die by d’ordonnantie van den 6 october en 7 november 1701 verhooght zijn. Tot Brugge, Gedruckt by Judocus van Pee, Stadts drucker woonende in de Breydel Straete.
40. Karel Veraghtert, Het economisch leven 1789-1814, Het mislukt assignatenexperiment, p. 204-207. in: Bastille, Boerenkrijg en Tricolore, De Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden, deel 4, p. 179-215. Davidsfonds /Leuven 1989, 287 p.(Keurreeks, nr. 178).
41. Eddy Schutyser, De Muntomloop in Vlaanderen, K.M. Numismatica Brugge & Het Vrije,Jasmijnstraat 10, 8020 Oostkamp 2002, p. 179-1 85.
42. H. van Werveke, Vestiging van het nieuwe regime in het Zuiden, 1785-1799. Hoofdstuk II, p. 40. In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Deel IX, McMLVI, Uitgevermaatschappij W. De Haan n.v., Zeist. Hervé Hasquin, Dictionnaire de I’Histoire de Belgique, 2000, 2 Place Baudouin Ier, 5004 Namur, p. 247, Emprunt Forcé.
43. £= pond=Iivres.
44. Met dank aan Eric Huys voor de genealogische informatie.‘
45. RaB., Archief van het Franse hoofdbestuur in West-Vlaanderen, 1794-1814. Gedwongen Lening (Emprunt Forcé) p. 52, Rollen nr. 566, Canton Westkapelle-Zonnebeke. lV-V.
46. Een ander verslag (04/07/1796) vermeldt 13.329 gemeten.
47. RaB., Archief Franse Hoofdbesturen, nr. 1445, verslag zitting 6 thermidorjaar4 (24/07/1 796).
48. Mark D’hoker, Het Socio-Culturele leven in de Franse Tijd, deel 5, 2. Afbraak en vernieuwing in het socio-culturele leven, in: Bastille, Boerenkrijg en Tricolore, De Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden, Deel 5, p. 244. DavidsfondslLeuven 1989, 287 p. (Keurreeks, nr. 178).
49. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur in West-Vlaanderen, nr. 1445, verslag zittingen: 16 en 21 thermidor 4ieme année R.F. (3/08/1796, 8/08/1796).
50. Vrij vertaald: ‘Eer aan de moedigen die de troon(monarchie) omverwerpen, de Fransen erkennen enkel hun eigen meesters”. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur West-Vlaanderen, nr. 1445, verslag zittingen :26 thermidor en 6 fructidor 4ieme année R.F. (13/08/1796, 23/08/1796).
51. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur West-Vlaanderen, nr.583, Emprunt Forcé, map Canton Westkapelle.
52. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur, nr.1445, verslag zitting 11 fructidor 4ieme année R.F. (28/08/1796).
53. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur in West-Vlaanderen, nr. 550, Emprunt Forcé, Administration Centrale du Département de la Lys.Premier bureau, deuxieme section, Registre contenant le relevé par Cantons des roles de l’Emprunt Forcé, folio 3, Westcapelle. Los folio: samenvatting van de kantons. Nr. 566, Canton Westcapelle, Commune de Heyst.
54. Archief Frans Hoofdbestuur, nr. 566, Emprunt Forcé.
56. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur, nr.1445, verslagen zittignen: 12 brumaire année 5 (2/11/1796), 29 brumaire année 5(19/11/1796), 26 brumaire année 5(16/11/1796).
57. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur, nr. 583, Emprunt Forcé. * =loco-commissaris=plaatsvervangend commissaris.
58. Jan Lavaert (E.H.), Pastoors uit onze Polderstreek in de Franse Revolutie 1795-1 800, Rond de Poldertorens, jg: 41(1991) nr. 2, p. 65. Voornoemde studie behandelt een belangrijk en interessant aspect van de geschiedenis in het kanton Westkapelle gedurende de Franse Tijd.
59. Moeraskoorts, Polderkoorts, in de Zwinstreek ook de “Noordsche Stier” genoemd. De mensen leden hier in de winter vaak aan de moeraskoorts, veroorzaakt door de vochtige dampen uit de schoren, de kreken en de zee. Door het graven van de Leopold-en Schipdonkvaarten in 1843 en 1852, met afwatering langs de Heistse sluizen, zakte het grondwater aanzienlijk. De betere behuizing en het gebruik van kachels i.p.v. de open haard, verdreef de moeraskoorts uit onze streek.
60. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur West-Vlaanderen, nr. 583., map Westkapelle.
61. RaB., Archief Frans Hoofdbestuur West-Vlaanderen, nr. 1445, zitting 12 brumaire 5ieme année (2//11/1796).
62. Sven Vrielinck, De territoriale indeling van Belgie (1796-1963), blz. 1169, Leuven 2000, 3 dln.
63. Maurits Coornaert, Heist & de Eiesluis, p.235, Uitgave Drukkerij—Uitgeverij Lannoo, Tielt, 1976.
64. Etienne Hélin & Piet De Gryse, De Conscriptie, p.l99-2O2, in: DE ERFENIS VAN DE FRANSE REVOLUTIE 1794-1814; 249 blz, Dienst Cultuur van de A.S.L.K., Wolvengracht 48, Brussel, 1989.
65. RaB., Archief Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen, nr. 1346, Deserteurs en dienstweigeraars VII, Extrait du Registre aux arrêtés de l’administration Municipale du canton de Westcapelle. Dienstnota van Verburgh, van 12 vendemiaire an 7 met bijlage. (3/1 0/1 798)
66. Idem, nr. 1346, dienstnota van 14 vendemiaire an 7 (05/1 0/1 798).
67. RaB, Archief Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen, nr. 1325, cantonale lijsten van de conscrits.
68. Idem, nr. 1346, dienstnota 8 brumaire an 7 (29/1 0/1 798).
69. Idem, nr. 1346, dienstnota 28 méssidoran 7(16/07/1799).
70. Idem, nr. 1353, dienstnota 5 brumaire an 8 (27/10/1799).
71. Sven Vrielinck, Idem noot 62, p. 442.
Inhoudsopgave
1. Een fusie “avant la lettre”
- De municipale administratie
2. Wie was Joannes Quintens
- Joannes Quintens wordt aanvankelijk geen republikeins agent
3. De kantonale administratie, een moeizaam begin
- De Republikeinse kern
- Politieke beslissingen
- Het feest van de echtgenoten
- De municipaliteit kraakt harde noten
4. Het feest van de Erkentelijkheid en de Overwinning
5. De eisen van de Republiek
- Financiële maatregelen
- De belastingontvangers
- De hervorming van het belastingstelsel
6. Benoeming van veldwachters
7. De monetaire toestand
- Het mislukte assignaten experiment
8. De gedwongen lening van 1795
- Het bezwaarschrift
9. Traditionele gebruiken worden gewijzigd
10. De inning van de “Geforceerde Leening”
11. Joannes Quintens wordt “loco-commissaris”
12. De Conscriptie
- De rekrutering en de dienstweigeraars