Heist en het Kanton Westkapelle in de Franse Tijd.
Bestuurlijke en andere aspecten, van 1795-1800
Jacques Larbouillat
1. Een fusie “avant la Lettre”
Op 1 oktober 1795 werden de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik bij de Franse Republiek ingelijfd. De inwoners van deze gebieden gingen voortaan als Franse “citoyens” door het leven en alle douanekantoren tussen Frankrijk en ons land werden afgeschaft. De oude bestuurinstellingen werden ook afgeschaft. De Zuidelijke Nederlanden werden ingedeeld in negen departementen, die qua grondgebied in grote lijnen overeenkwamen met de huidige Belgische provincies. De huidige provincie West-Vlaanderen kreeg toen de naam van Departement Leie met als hoofdplaats Brugge. Het departement werd bestuurd door vijf administrateurs”, aan wie ter controle een regeringscommissaris werd toegevoegd. Tijdens deze periode werd in onze streken de rijkswacht ingevoerd, met als voornaamste opdracht de ordehandhaving. Het bevel werd gevoerd door Franse officieren. De manschappen moesten voor twee derden Frans zijn vanaf de geboorte. De officieren en onderofficieren werden door het Directoire benoemd. 1 De gemeenten met tenminste 5000 inwoners vormden een onafhankelijk kanton. De minder bevolkte dorpen werden samengevoegd. Ieder kanton werd bestuurd door een “administration municipale” en kreeg een vrederechter indien beschikbaar.
In juli 1796 telde Heist 455 inwoners en werd samengevoegd met Hoeke 95 inwoners, Knokke 397 inwoners, Lapscheure 272 inwoners, Ramskapelle 376 inwoners, Sint-Anna-ter-Muiden 19 inwoners en Westkapelle 736 inwoners. De hoofdplaats van het kanton werd Westkapelle, met een totaal van 2350 inwoners. 2
1.1. De municipale administratie
In het pas opgerichte kanton Westkapelle werd Jean Dominique Verburgh in februari 1796 door de regeringscommissaris Bouteville benoemd tot “commissaris van het uitvoerend directorium bij de municipale administratie”. Hij was een wijnhandelaar en overtuigd republikein. Hij kreeg van zijn overste een heel lovende quotering “hij is zeer exact in zijn correspondentie en actief in zijn plichtsvervulling. Hij heeft talent en karakter en doet de wetten zeer goed naleven”. Zijn eerste opdracht was het inrichten van de administratie van de municipaliteit van het kanton Westkapelle, dat zopas was opgericht door de Franse overheid.
Aanhouding van de dienstweigeraar
(Tekeningen Ed. GeeIhand~ in: De Boerenkrjg, Twee eeuwen feiten en fictie door Luc François e.a., Davidsfonds /Leuven, 1999., p. 163)
Op 20 ventose jaar IV (10 maart 1796), vorderde commissaris J. D. Verburgh alle hoofdmannen, pointers en andere gezagdragers uit boven vernoemde dorpen om 10 uur in de voormiddag op een vergadering in Westkapelle, alsook de kandidaten die het nieuwe bestuur gingen vormen. Na voorlezing van republikeinse verordeningen op het bestuur van de gemeenten, ontsloeg hij op bevel van hogerhand het oud bestuur in al de dorpen van het kanton en verzocht de vroegere gezagdragers de zaal te verlaten.
De nieuwe municipaliteit deed haar intrede. Voor de municipale raad werd aanvankelijk als voorzitter aangesteld: Pierre de Bock, een mede-indijker en grootgrondbezitter van de nieuwe Hazegraspolder. Als adjuncten: Joseph Vlaminck en Adrien Plasschaert, de gewezen hoofdman van “het Roomsche deel van Sint-Anna ter Muyden”. De nieuwe republikeinse raadsleden waren: François Vanhoutte, een landbouwer uit Westkapelle, Sebastiaen Nachtegael, gewezen hoofdman, landbouwer en bewoner van de Witte hoeve in Knokke, Jan Marote, sluismeester van het Hazegras, Joseph Vanhoutte uit Lapscheure, Philippe Bulcke, gewezen hoofdman uit Ramskapelle, J. De Balst, Pierre De Groote (vermoedelijk uit Ramskapelle), Michiel Verstaete (Ramskapelle) en Augustin De Roo uit Heist. 3 De gewezen hoofdman van Heist Joannes Quintens hield zich voorlopig op de vlakte.
2. Wie was Joannes Quintens
Joannes Quintens werd geboren in Heist in 1756. Hij was de zoon van Jan en Pascharsia Vandeweerde. Zijn ouders bewoonden “eene schoone ende wel behuysde hofstede. De 18de eeuwse hoevegebouwen zijn nog grotendeels bewaard. Het woonhuis met hoog-kamer is door gevelankers “1738” gedateerd. De schuur aan de westzijde heeft een gedeeltelijk strooien schilddak. De stal achter de schuur is enkele jaren geleden ingestort en opgeruimd en was door gevelankers “1737” gedateerd. De andere bijgebouwen zijn uit de 19de en 20ste eeuw.
De ouders van Joannes baten twee middelgrote hoeven uit, samen goed voor 205 gemeten (90 ha 68 aren) akkerland, weiden en bos. De hoeve bezit zes paarden en er zijn vier knechten in dienst. De familie is welstellend en behoort tot de notabelen van Heist. Er zijn vier kinderen uit dit huwelijk geboren.
Op 27 december 1775 overlijdt de vader en op 24 juni 1776 overlijdt de moeder van Joannes Quintens. Joannes is de oudste zoon, 20 jaar en nog minderjarig 5 bij het overlijden van zijn moeder. Om de hoeve zelfstandig te kunnen uitbaten.
In 1954 werd de hofstede verlaten door Emiel Goormachtigh, eigenaar en landbouwer. De landbouwuitbating werd gestaakt. In 1954 werd het woonhuis ingericht als restaurant en de schuur als feestzaal. De uitbating kreeg toen de naam “Boerenhof”. Op 27 mei 1971 werd het “Boerenhof” als monument geklasseerd. (In de 18de eeuw werd men op 25-jarige leeftijd meerderjarig.) wordt hij “geëmancipeerd ende uyt den brode ghedaen”, meerderjarig verklaard door het Schepencollege van het Brugse Vrije en “ten dien effecte ghepresenteert tot bedrijf ende ghebruyck van de hofstede”. 6
Schuur van de hoeve (nu Boerenhof) waar Joannes Quintens woonde
(tekening door L. Vande Kerckhove)
Joannes Quintens huwde in 1782 met Mary Francesca Dewitte uit Zuienkerke. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren. Joannes Quintens werkte zich op tot de meest vooraanstaande boer in Heist. In 1792 werd hij door de lokale overheid belast voor het bewerken van 156 gemeten 10 lijnen en 125 roeden akkerland (69 ha 34 aren). 7
In het openbaar leven van Heist had Joannes een uitmuntende staat van dienst: O.L.-Vrouw- kerk- en dismeester. In 1774 werd hij aangesteld als “pointer” en vanaf 1787 tot 1795 hoofdman van de “prochie Heyst” 8
Joannes Quintens kon lezen en schrijven. Hij had een duidelijk en vast handschrift. Zijn brieven getuigen van een zekere schoolse vorming in het 18de eeuwse Vlaams taalgebruik wat spelling en stijl betreft.
Aan de wisselende politieke regimes wist J. Quintens zich goed aan te passen.
In het Oostenrijks tijdperk was hij acht jaar hoofdman. Gedurende de Franse tijd in de periode van het “Directoire” (1795-1 800), vijf jaar “agent municipale” voor Heist in de administratieraad van het kanton Westkapelle. In 1800 werd hij “meier” of “maire” (burgemeester) van het “conseil municipale van Heyst”.(gemeenteraad).
In 1805 besliste Joannes Quintens gemeenteontvanger te worden. J. Diericx Visschers volgde hem op als meier. 9
2. 1. Joannes Quintens wordt aanvankelijk geen republikeins agent.
Jean Dominique Verburgh “commissaris van het uitvoerend directorium bij de municipaliteit van het kanton Westkapelle”, zocht voor de nieuwe municipaliteit bij voorkeur republikeins gezinde leden maar ook mensen die bekwaam waren. Hij wist dat sommige kandidaten op het platteland amper konden lezen en schrijven. Hij verzocht schriftelijk op 2 ventose van het jaar IV (21-02-1796) Joannes Quintens om deel te nemen aan een vergadering te Westkapelle, met het verzoek om de taak van “agent municipale” voor Heist op te nemen.
Joannes Quintens was aanvankelijk wantrouwig tegenover het nieuwe regime. Op 4 maart schreef hij een brief aan J. D. Verburgh en bevestigde op de uitnodiging van de “commissaris” te zullen ingaan om aan de vergadering deel te nemen, maar herhaalde zijn verklaring daar afgelegd: dat hij de taak van “agent municipale” niet kon aanvaarden. Hij herhaalde geen openbaar ambt te aanvaarden omwille van de “onpasselijkheid” waarmede hij van tijd tot tijd te kampen had. Zo was hij verleden jaar (1795) genoodzaakt zijn ambt van hoofdman neer te leggen om de “publiqken dienst niet te doen lijden”. Hij verzocht de commissaris deze taak aan een ander bekwaam persoon toe te wijzen.
Commissaris J. D. Verburgh legde dit schrijven naast zich neer en verzocht terug Joannes Quintens op de vergadering van 10 maart aanwezig te zijn om de eed af te leggen als “agent municipale”. J. Quintens weigerde nogmaals het ambt te aanvaarden omwille van de “ongemacken” waarvan hij te lijden had.
Commissaris Verburgh had niet alleen J. Quintens aangeschreven voor het ambt van “agent” voor Heist, maar ook André De Bruyne, schoolmeester en koster in Heist.
Op 19 ventose van het jaar IV van de Republiek (9 maart 1796) beantwoordde André De Bruyne in een zeer onderdanige en in een gebrekkig geschreven Franse brief het verzoek van de commissaris.
Hij voerde aan dat zijn functie als onderwijzer hem niet toeliet om een andere betrekking te aanvaarden omdat hij geen vervanger had voor zijn school. A. De Bruyne suggereerde de commissaris zich te vergewissen bij de inwoners of het wel waar is dat “citoyen Quintens” niet in staat is om het ambt van “agent” uit te oefenen, want J. Quintens is sluw en wanneer hem iets niet uitkomt, wil hij zich er van ontdoen. Hij wil gewoon mij in zijn plaats zetten, Ik ben geen landbouwer vervolgde De Bruyne maar ben bereid U te dienen waar u wilt, hier zijn andere landbouwers die het ambt aankunnen, zoals Jan Bulcke, hij is op de parochie “pointer” en kan goed lezen en schrijven. Op 10 maart 1796 bij de installatievergadering van de nieuwe municipaliteit, tekende geen enkel van boven vernoemde Heistenaars het proces-verbaal. Het was Augustin De Roo, die Heist vertegenwoordigde in de cantonale municipaliteit. Tot nu toe een onopvallende Heistse landbouwer, hij werd door de lokale overheid in 1792 belast voor het bewerken van ongeveer 96 gemeten 2 lijnen 28 roeden (42 ha 80 aren 34 ca) akkerland. 10
3. De cantonale administratie, een moeizaam begin
Commissaris J. D. Verburgh was een fanatiek en ambitieus republikein. Hij had met moeite een municipale raad voor het kanton Westkapelle weten samen te stellen en wilde zijn opdrachtgever de regeringscommissaris Bouteville niet teleurstellen.
De vergaderingen van de municipaliteit gingen door in het “Cabaret” 11 van Pierre Obin. Dit gebouw was een herberg met een bijhorende zaal. De commissaris wilde een meer prestigieus gebouw. De pastorie van Westkapelle beantwoordde het best aan zijn verwachtingen. De pas opgerichte Nationale Gendarmerie zocht ook een kazerne voor één brigade in Westkapelle. Zij had een onderzoekscommissie, onder leiding van kapitein Fabre, naar Westkapelle gestuurd. Commissaris Verburgh moest aan hen de genationaliseerde eigendommen aanwijzen die zouden kunnen dienen voor de kazernering van de brigade. Na heel wat gepalaver stelde de commissie voor om een deel van het huis van Pierre Obin én de Sint-Sebastiaangilde én een deel van de pastorie in te nemen voor de lokale brigade van de gendarmerie. 12
De pastorie was een ruim bakstenen gebouw, herbouwd volgens een plan opgemaakt in 1770. Het hoofdgebouw had twee bouwlagen en was aan weerszijden geflankeerd door een lagere aanbouw. Het beschikte op de gelijksvloer over een zevental kamers, waarvan een viertal vrij ruim waren. Op de eerste verdieping waren ook een viertal ruime plaatsen een overloop en, twee zolderkamers. Het hoofdgebouw mat Ga. 67 x Ga. 23 voet (18,37 m x 6,30. 13
In de zitting van 10 germinal jaar IV van de Republiek (30.03.1796) beslist de municipale raad eenparig om de pastorie op te eisen voor het kantonbestuur en het secretariaat. Het verslag is ondertekend door: Philippe Bulcke (Ramskapelle) dienstdoende voorzitter, François Van Houtte (Westkapelle), Sebastiaen Nachtegael (Knokke), Adrien Plasschaert (Sint-Anna-ter Muiden), Joseph Van Houtte (Lapscheure), François Bonny (Heist) en Jean Quintens (Heist) “municipaux”. J. Verburgh “commissaire du Directoire executif” en André Hennau “secretaire provisoire” tekenen eveneens. 14
Wat doet Joannes Quintens op deze vergadering na zijn herhaalde schriftelijke, weigeringen om een openbaar ambt te aanvaarden, enkele weken voordien? Is het een vergissing van de secretaris bij het overschrijven van het origineel verslag ? Of is het een verwarring in de identiteit van de personen? Of werd het verslag vooraf geschreven in opdracht van de ambitieuze commissaris?
De dorpspolitiekers
(Schilderij door J. B. Madou, Koninklijke Musea Schone kunsten, Brussel)
Vier dagen daarna op 14 germinal jaar IV (03.04.1796)is er een nieuwe zitting. De municipaliteit overweegt dringend de ontslagnemende leden te vervangen. Zij mogen volgens het artikel 188 van de constitutie. vervangen worden door de overblijvende leden.
De voorzitter Pierre De Bock wordt voorlopig vervangen door François Gheyle (gewezen hoofdman van Westkapelle). De “adjoints municipaux” Joseph Vlaminck en Augustin De Roo, de eerste voor Westkapelle, de tweede voor Heist, worden voorlopig vervangen door Constantin Semein voor Westkapelle en François Bonny voor Heist. Mathieu De Bruyne van “Sint-Anna-ter Muyden”, is een ingezetene van het Departement van de Schelde en “agent municipale” voor de gemeente “Sint-Anna-ter Muyden” kanton Sluis, hij kan om die reden niet in functie worden gesteld. De municipaliteit stelt voor hem te vervangen door Jean Voscamp van “Sint-Anna ten Vrije”.
De benoemingen zullen medegedeeld worden aan het Departement met kopie aan “citoyen Bouteville”, regeringscommissaris, voor goedkeuring. Het verslag werd ondertekend door: François Gheyle, voorzitter, François Van Houtte (Westkapelle), Sebastiaen Nachtegael (Knokke), A. Plasschaert (Sint Anna-ter Muiden), Joseph Van Houtte (Lapscheure), Frans Bonny (Heist), en Philippe Bulcke (Ramskapelle), “agents municipeaux”
Ook J. Verburgh, commissaris voor het kanton en André Hennau, voorlopig secretaris ondertekenen het verslag. Van Joannes Quintens uit Heist geen spoor!
In de zitting van 22 germinal jaar IV (11.04.1796) vraagt Pierre Sabbe uit Heist schriftelijk de toelating om een “cabaret” te openen in Heist. Dat wordt toegestaan als gevolg van een gunstig getuigschrift van de inwoners van Heist.
De commissaris van het kanton deelt het benoemingsbesluit mee van regeringscommissaris Bouteville, waarbij wordt aangesteld als vrederechter voor het kanton Westkapelle: Bruno D’hert en als bijzitters Cracke, Mayr, Allaert en Gheyle.
Vrederechter
(De erfenis van de Franse Revolutie, p. 105, Dienst Cultuur A.S.L.K., Brussel)
Dit verslag wordt ondertekend door dezelfde raadsleden als op het voorgaande verslag, behalve door Frans Bonny uit Heist. Het is Jean Quintens uit Heist die tekent!
De republikeinse geestdrift is blijkbaar aangewakkerd. Alle voornamen worden in de verslagen in het Frans geschreven. Het eerste half jaar is er gemiddeld om de week een vergadering, vanaf de maand juli zal het terug vallen op twee maal per maand, behalve in de maand november waar vijfmaal vergaderd wordt. Op 29 germinal van het jaar IV (18 04 1796) is er terug een zitting van de municipaliteit. De voorzitter leest een besluit voor van 21 germinal (10 04 1796) in verband met de inrichting van de lokalen voor de secretariaat. De door de wet verplichte levering van het dertigste paard per kanton staat ook op de agenda. Het voorafgaande akkoord afgesloten met Constantin Semein en Jean Bik die voor de levering van de paarden door het kanton zullen instaan, moet bekrachtigd worden. De levering moet zo vlug mogelijk uitgevoerd worden.
Na François Gheyle voorzitter, ondertekenen Jean Quintens (Heist) het verslag met Philippe Bulcke (Ramskapelle), Joseph Van Houtte (Lapscheure) en Sebastien Nachtegael (Knokke) als de “agents municipaux”. Commissaris van het kanton J.D. Verburgh controleert en tekent ieder verslag samen met André Hennau, de voorlopige secretaris.
3.1. De Republikeinse politieke kern
Nadat Pierre De Bock, grootgrondbezitter en eerste voorzitter, na 20 dagen vervangen wordt door François Gheyle, gewezen hoofdman van Westkapelle, worden ook de “adjoints” Joseph Vlaminck en Adrien Plasschaert uit Sint-Anna ter Muiden vervangen. Beiden worden respectievelijk vervangen door Constantin Semein uit Westkapelle en François Bonny uit Heist. Van dan af komt de municipaliteit stilaan op dreef.
Van de achttien eerste raadsleden haken er een zestal af, die na enkele zittingen de verslagen niet meer mee ondertekenen. Er ontstaat een actieve kern van “agents municipaux” die steeds aanwezig zijn op de zittingen althans in 1796.
Lid van de gemeentelijke administratie
(De erfenis van de Franse Revolutie, p. 235)
Jean Quintens, gewezen hoofdman uit Heist, ontpopt zich tot plichtsgetrouwe republikein. Zijn eveneens meestal aanwezig: François Van Houtte (Westkapelle), Sebastien Nachtegael (gewezen hoofdman uit Knokke), Joseph Van Houtte (Lapscheure), Philip Bulcke (gewezen hoofdman uit Ramskapelle) en François Gheyle (gewezen hoofdman uit Westkapelle). Adrien Plasschaert (gewezen hoofdman van het Roomsche deel van Sint-Anna ter Muiden) en Jean Cavey zijn zelden aanwezig of onder tekenden de verslagen niet.
3.2. Politieke beslissingen
Wij beschikken tot nu toe slechts over een kopie van de verslagen van de “municipaliteit van het kanton” van 10 maart tot december 1796. In de zitting van 29.04.1796 belast J. D. Verburgh, “commissaire du directoire executief”, voorzitter en “agent municipale” voor Westkapelle François Gheyle met het innen van de “gedwongen lening”.
Op verzoek van de commissaris wordt de afzetting geëist van Michel Verstraete “adjoint voor Ramskapelle” wegens zijn onbekwaamheid en wangedrag. Michel Verstraete is drankverslaafd, indiscreet en loslippig. De commissaris beslist de Centrale Administratie van het Departement te verzoeken om deze “citoyen” 15 te ontslaan en hem te vervangen.
3.3. Het feest van de echtgenoten
Dezelfde dag heeft het feest van de echtgenoten plaats. De opdracht van het “directoire executief” werd stipt uitgevoerd. Alle echtparen uit gans het kanton zijn uitgenodigd door de “agent municipale” van hun gemeente om deel te nemen aan het feest in de hoofdplaats Westkapelle.
Lauwerkransen worden uitgereikt aan “citoyen” François Gheyle voor het kroostrijkste gezin, aan Constantin Semein voor de adoptie van een weeskind, hoewel hij een groot gezin heeft. Joseph Vlaminck werd als voorbeeld gesteld, voor de eenheid, spaar- en werkzaamheid met zijn gezin. Deze drie dorpspolitiekers uit Westkapelle, dienden duidelijk de Franse propaganda, om de republikeinse ideologie ingang te doen vinden bij de lokale bevolking. 16
Het Republikeins huwelijk.
(Gravure Legrand, Musée Carnavalet Parijs, in: De erfenis van de Franse Revolutie p. 106)
De “citoyens” en jong gehuwden Jean Lamote, Louis Meysman, Pierre Hobin, Antoine Meysman en Fortuné Schram werden geprezen om in het kanton als eersten een burgerlijk huwelijk te hebben gesloten op de “eerste germinal van het jaar 4” (21.03.1796).
De plechtigheid werd besloten met een dansfeest, waarop alle echtparen waren uitgenodigd. 17
3.4. De municipaliteit kraakt harde noten
Op 16 floreal (05.05.1796) zitting van de municipaliteit. De tijdelijke ontvanger van het kanton legt de rekeningen voor van de inkomsten en uitgaven. De uitgaven overstijgen de inkomsten met 269 livres 2 sols en 8 deniers. Het besluit van 26 ventose laatstleden (16. 03.1796) geeft aan de municipaliteiten toestemming om bijkomende belastingen te heffen om de tekorten in de uitgaven te dekken. De dringende noodzaak om zo snel mogelijk de bedienden, arbeiders e.a. in dienst van het kanton te betalen, dwingt de “commissaris van het uitvoerende directorium” tot de volgende beslissing: 984 gulden 4 sols courant geld bijkomende belasting te heffen op de binnen kosten van het financiële jaar 1795. Dat bedrag zal verdeeld worden over de verschillende gemeenten van het kanton aan 6 stuivers per gemet.
De municipale administratie benoemt de “citoyens” J. D. Verburgh en Jean Quintens uit Heist tot commissarissen om de kerk- en Disrekeningen van Ramskapelle na te zien.
In de volgende zitting van 27 floreal (16.05.1796) worden François Gheyle, voorzitter en Joseph Van Houtte “agent municipale voor Lapscheure” benoemd tot commissarissen om de buurtwegen te inspecteren.
Joachim Neyts uit Heist vraagt toestemming om een “cabaret” te openen in zijn huis. De toelating wordt verleend op voorwaarde dat hij de orde bewaart in zijn huis. 18
4. Het feest van de Erkentelijkheid en de Overwinning
J. D. Verburgh stimuleerde de burgerlijke feestvieringen van de Franse Republiek in zijn Kanton. Hij spoorde de leden van de municipaliteit aan, schikkingen te treffen om het feest “de la Reconnaissance et de la Victoire” volgens de bepalingen van het “uitvoerend directorium” te vieren. Op 10 prairial van het jaar 4 (29 05 1796), gaat het feest door. De commandant wordt uitgenodigd om het feest op te luisteren met een detachement van de kustwacht. De militairen werden bij aankomst opgesteld rond het altaar voor het “Vaderland”.
De leden van de municipaliteit, vooraf gegaan door kinderen met palmtakken en vrijwilligers met de Franse driekleur, begaven zich vervolgens naar het plein. Bij hun aankomst vuurde het detachement een salvo af als eerbewijs. Daarop las de commissaris van het uitvoerende directorium J.D. Verburgh de tekst voor van de wet van 18 floreal. Na deze lezing vuurde het detachement terug een salvo af. Daarop hield de commissaris een gelegenheidstoespraak. De toespraak werd beaamd door de toeschouwers met herhaalde uitroepen van “Vive la Republique” en geweersalvo’s door de militairen. Iedere militair kreeg daarop een palmtak van de commissaris als blijk van erkentelijkheid door het vaderland. De plechtigheid werd besloten met gekoelde dranken en een bal, aangeboden door de leden van de municipaliteit aan de militairen die deelnamen aan het feest.
Bovenstaand verslag werd ondertekend door: François Gheyle, voorzitter (Westkapelle), Jean Cavey (Hoeke), Jean Quintens (Heist), Sebastien Nachtegael (Knokke), François Van Houtte (Westkapelle) en Philippe Bulcke (Ramskapelle), “agents municipaux”. Ook door de alom tegenwoordige J. D. Verburgh “, directeur van het uitvoerend directorium”. 19
5. De eisen van de Republiek
Veertien dagen na het feest op 25 praireal (13 06 1796) besliste de municipaliteit de levering van levend vee voor het leger uit te voeren volgens de hierna volgende repartitie.
Te leveren door: Hoornvee (350 livres) Schapen (50 livres) 20
Westkapelle 7 8
Lapscheure 7 17
Knokke 5 17
Heyst 5 8
Ramskapelle 6 9
Sint-Anna 6 10
Hoeke 2 0
De commissaris eiste ook de opstelling van de inwonerslijsten van iedere gemeente van het kanton, volgens de wet van 10 vendemiaire (1 oktober 1795), ook de onmiddellijke uitvoering van de leveringen van graan in de geëiste 50.000 kwintalen, opgelegd aan het kanton door de regering. 21
5.1. Financiële maatregelen
Op 3 messidor 4de jaar van de Franse Republiek (21 06 1796) roept J. D. Verburgh een buitengewone vergadering bijeen, om maatregelen te nemen tot het innen van de belastingen van het jaar 1795.
De commissaris leest eerst een brief voor die gericht was tot alle gemeenteontvangers. Vervolgens belast hij de voorzitter van de municipaliteit om alle gemeenteontvangers te ontbieden met hun registers, om na te gaan welke belastingbedragen al geïnd of nog te innen zijn. In een volgende buitengewone vergadering moeten de ontvangers een lijst overhandigen aan de voorzitter met al de namen van de in gebreke gebleven belastingbetalers van het jaar 1795. Om geen achterstand te hebben in de ontvangsten eist de commissaris dat er zelfs met “dwangmaatregelen” moet gedreigd worden tegen de wanbetalers.
De commissaris beslist de volgende buitengewone vergadering te houden op 5 messidor (2306 1796) in de voormiddag. De commissaris ging over deze zaak verslag uitbrengen bij het departementsbestuur. Hij eiste ook dat de tekst van de brief vertaald in het “Vlaams”, door de “agenten van iedere gemeente” gedurende drie dagen uitgehangen werd op de kerkhoven, zodat de bevolking bij het verlaten van de kerk ingelicht was en achteraf geen onwetendheid kon inroepen betreffende het niet tijdig betalen van hun belastingen.
Deze beslissingen werden ondertekend door François Gheyle, voorzitter (Westkapelle), Joseph Van Houtte (Lapscheure), Adrien Plasschaert (Sint-Anna ter Muiden), François Van Houtte (Westkapelle), Jean Quintens (Heist), Jean Marote (Knokke), Jean Cavey (Hoeke), Michael Verstraete (Ramskapelle) en Sebastien Naechtegael (Knokke), “officiers municipaux” en J.D. Verburgh, commissaris van het uitvoerend directorium. 22
5.2. De belastingontvangers
In de buitengewone vergadering van 5 messidor jaar IV (23. 06. 1796) verzoekt voorzitter François Gheyle de ontvangers van de dorpen in de municipaliteit Westkapelle, om spontaan de gevraagde inlichtingen over de inkomsten en de namen van de wanbetalers te overhandigen. De ontvangers die in deze vergadering wegens tijdsgebrek niet kunnen voldoen aan het gevraagde krijgen drie dagen uitstel.
Tussendoor benoemen de leden van de municipaliteit “citoyen J. Verbeke”, landbouwer in Westkapelle, tot afgevaardigde naar het “Feest van de landbouw” dat plaats heeft in Brugge.
Vervolgens deelt commissaris J. D. Verburgh de nieuwe beslissingen mee tot het innen van de gemeente belastingen (binnen-kosten) voor het jaar 1796. De belasting voor gans het kanton werd bepaald op 24.000 “Franse livres tournois”, en zal naar gewoonte geïnd worden door de ontvangers van iedere gemeente.
De ontvangers mogen geen enkele uitgave doen en ze moeten de geïnde belastingen binnen-kosten storten in de kas van de ontvanger van het kanton. De ontvanger van het kanton mag uitgaven doen, mits machtiging van de municipaliteit. De machtiging moet ondertekend zijn door vier leden van de municipaliteit en de stempel dragen van de cantonale administratie.
Het feest van de landbouw
(Aquare4 P.A.J. Goetsboets in: De erfenis van de Franse Revolutie, p. 240)
De machtigingen van de municipaliteit zullen ingeschreven worden in een bijzonder register. De ontvanger van het kanton zal iedere maand zijn register met ontvangsten en uitgaven voorleggen aan de municipaliteit ter goedkeuring. De ontvangsten van de belastingen binnen-kosten zullen openbaar bekend gemaakt worden. De functie van ontvanger zal toegewezen worden voor drie jaar aan de minst biedende en zal eindigen op 1 vendemiaire (22 september).
De ontvanger zal een waarborg storten. Het bedrag zal de helft van de ontvangsten bedragen. Het waarborg attest zal ondertekend zijn door vier gekende burgers uit de gemeente. De ontvanger zal een voorschot storten van 800 tot 900 gulden, om de openstaande uitgaven van de administratie te voldoen. Het voorschot zal terugbetaald worden met de eerste inkomsten van 1796. Iedere “agent municipale” zal persoonlijk borg staan voor het evenredig deel van zijn gemeente in het voorschot van de 800 tot 900 gulden.
De opdrachtnemer zal drie dagen na de aanbesteding moeten voldoen aan de gestelde voorwaarden, anders verliest hij zijn recht op de functie en krijgt hij bovendien een boete van 50 gulden.
Wanneer bovenvermelde beslissing werd uitgevoerd blijft een open vraag. Het is een feit dat Pieter-Augustinus Van Heule (de jonge) ontvanger was van Heist en Ramskapelle vanaf 1780 tot in 1797. Hij oefende het ambt van ontvanger ook uit gedurende de eerste twee jaren van de Franse tijd.
In 1797 volgde zijn oudste zoon Louis hem op als ontvanger van Heist en Ramskapelle. Pieter-Augustinus deed met tegenzin afstand van zijn ambt. Tegen Pieter-Augustinus Van Heule werd door enkele landbouwers en grootgrondeigenaars klacht ingediend bij de Centrale Administratie van het Leie Departement. Hij werd beschuldigd van misbruik van vertrouwen en ook dat hij meer grondbelasting eiste en meer dan wettelijk toegestaan. Bovendien maande de Centrale Administratie hem aan om onverwijld het batig saldo van de belastingrekeningen over te maken aan zijn opvolger, zijn zoon Louis Van Heule. De Centrale Administratie zag zich anders verplicht hem rechterlijk te vervolgen wegens onrechtmatig bezit van staatsgeld. 23
Louis Van Heule had zijn kantoor op de “place Nieuwjaarsbrugge”, nu het Jan Van Eyckplein in Brugge.
Op 10 brumaire van het jaar 8 (1 oktober 1799) besliste de municipaliteit van het Kanton Westkapelle opnieuw om de ambten van belastingontvanger uit te besteden. De voorwaarde tot aanvaarding waren streng. De voormalige ontvangers werden enkel toegelaten deel te nemen, indien zij binnen de 24 uur de te innen opcentiemen voor het jaar 7 (1798) hadden betaald, reeds ontvangen of niet. Elke inschrijver moest binnen de “décade” (10 dagen) een voorschot betalen op de opcentiemen voor het jaar 8 (1799): Heist 200 livres,
Hoeke 70 livres, Knokke 150 livres, Lapscheure 250 livres, Ramskapelle 200 livres en Westkapelle 300 livres.
De aanbesteding werd uitgesteld tot 6 november 1799 omdat de lokale agenten bij de municipaliteit van het kanton weigerden de inning van de voorschotten goed te keuren, uit angst “gestenigd” te worden.
Inschrijvers op deze aanbesteding als belastingontvanger waren: De Smuydt, een nieuwe kandidaat als belastingontvanger voor Westkapelle. Louis Van Heule, belastingontvanger voor Heist en Ramskapelle. J.L. Heems, belastingontvanger voor Knokke. Millekamp was een nieuwe belastingontvanger voor Hoeke. De belastingontvanger van Lapscheure schreef terug in op de aanbesteding voor deze gemeente. 24.
5.3. De hervorming van het belastingstelsel.
De economische situatie in de Zuidelijke Nederlanden was op het einde van de l8de eeuw in een neerwaartse spiraal terechtgekomen. De toegenomen bevolkingsdruk had in verscheidene gebieden de landbouw tot aan de grens van haar mogelijkheden gedreven, zodat het belang van aanvullende huisnijverheid was toegenomen, wat zich in de beroepenstructuur weerspiegelde. Een toenemend aantal economisch actieven was dus afhankelijk geworden van inkomsten uit de niet agrarische sector en dus meer van het onzekere evenwicht tussen vraag en aanbod.
In de gemeenten van het kanton Westkapelle, dat toen hoofdzakelijk agrarisch was, was in deze periode enkel Heist met een kleine vissersvloot een alternatief. Bij zwaar stormweder was het ook niet mogelijk om uit te varen. De meeste Heistse vissers waren daarbij kleine landbouwers. In 1792 telde de vloot 10 schuiten en de ontvanger noteerde nominatief in zijn jaarrekening 10 “stiermans” en 29 “maets” of matrozen. 25 De rekening van 1793 vermeldt maar 4 stuurlieden en 12 matrozen. 26 Van een opvallende aanvullende huisnijverheid is in ons werkgebied niets bekend.
In 1799 telde Heist 467 inwoners: 300 inwoners boven de 12 jaar en 167 kinderen. De beroepsbevolking bestond uit 25 landbouwers, 27 vissers, 48 arbeiders, 7 arbeidsters, 24 dienstmeiden, 12 koewachters, 2 kleermakers, 1 draaier, 1 metselaar, 2 molenaars (vader en zoon), 2 schoenmakers, 1 cabarethouder, 2 bierverkopers (herbergiers), 7 bedienden, 2 wagenmakers, 2 smeden, 1 kuiper, 1 schaapherder en 77 huisvrouwen. 27
De meest opvallende verandering op economisch gebied was de hervorming van het belastingstelsel. Het fiscale systeem van het “Ancien Régime” bleef behouden tot 22 september 1796. Vanaf die datum werd het Franse systeem toegepast, bestaande uit grondbelastingen (een taks op het netto inkomen van de grond) personenbelasting (met de huurwaarde van het bewoonde huis als basis) en het patentrecht (taks op de inkomsten van het bedrijf). De onrechtstreekse belastingen werden gevormd door accijnzen op drank, zout en tabak, het zegelrecht (vanaf november 1798), het registratierecht (vanaf december 1798) en de resterende tolrechten.
Het grote verschil met de fiscale structuur van het “Ancien Régime” was de invoering van eenvormigheid en het afschaffen van persoonlijke en territoriale voorrechten. Doordat het gelijkheidsprincipe niet op de belastingplichtige zelf werd gebaseerd, maar wel op de goederen, zaken en inkomsten, kwam men er niet toe steeds het reële inkomen te belasten. 28
6. Benoeming van veldwachters
In de 18de eeuw, v66r de aanhechting bij Frankrijk op 1 oktober 1795, werd in Heist de politiedienst uitgeoefend door de “berijder van Lisweghe ambacht”. 29
Het ambacht Lissewege bevatte het territorium van het toenmalige Heist, Knokke en Lissewege, dat veel groter was dan nu. Aan het hoofd van een ambacht stond de “amman”. Deze ambtenaar was de vertegenwoordiger van het gerecht en het bestuur van het Brugse Vrije. Hij deed de bekendmakingen van de wetten en besluiten van Burgemeesters en Schepenen. Hij kondigde het tijdstip aan voor het afsluiten en laten controleren van de rekeningen van de kerken, de armbesturen en de wateringen. Hij maakte ook de belastingen bekend. Personen die voor het gerecht moesten verschijnen werden door de “amman” gedagvaard. Hij ontving het “haardgeld” of de belasting op elke woning.
Het ambt werd later in twee gedeeld: Het “ammanschap” van één ambacht werd een leen van het grafelijk leenhof van de Burg van Brugge, dat erfelijk was. Daaraan waren bepaalde rechten en inkomsten verbonden. De werkende “amman” was een aangestelde ambtenaar die het werk deed tegen betaling. 30
In het jaar 1700 betaalden de Heistenaars aan “Joifrouw Anna Trijstram, proprietarighe (eigenares) vande ammanie deser prochie” voor een jaar “ertghelt” (haardgeld) van half maart tot half maart 1701, een bedrag van 1 pond 6 schellingen 8 groten. 31 In 1702 werd hetzelfde bedrag betaald aan Niclays Maiiisbrugghe “amman deser prochie” voor één jaar “ertgelden 1701 170211. 32 In 1703 betaalde Heist terug aan “J° de weduwe van de heer Jacques Trijstram, proprietarighe van de ammanie, ertgelt (haardgeld) over 7 maanden en half” 16 schellingen 8 groten. 33
Anna Trijstram had het “ammanschap” van Lissewege in leen van het grafelijk leenhof en mede er de inkomsten van, Of Niclays Manisbrugghe de “werkende amman” was, is niet duidelijk en vraagt een nader onderzoek. Knokke die ook onder de ammanie van Lissewege ressorteerde betaalde zelfs jaarlijks 2 pond groten haardgeld. 34
Onder het bevel van de amman stond de “berijder”. Deze politieofficier voerde de aanhoudingen uit en waakte over de toepassingen van de landwetten. De eedaflegging van de sluismeesters van de Wateringen gebeurden bij de “berijder”. De “berijder” kreeg soms door de lokale overheid de opdracht om de boedelbeschrijving van de insolvente belastingbetalers uit te voeren. 35
In de 17de en 18de eeuw was er gewoonlijk op elke parochie een officier die ondergeschikt was aan de “berijder” van het ambacht, In de l8de eeuw was er geen officier in Heist.
Het “berijderschap” was in sommige ambachten ook verdeeld in: één erfachtig “berijderschap”, leen van de Burg van Brugge en een “berijder” die een aangestelde en betaalde ambtenaar was. 36 De “effectieve berijder” was aangesteld door het College van Burgemeesters en Schepenen van het Brugse Vrije, na betaling van een waarborg. 37
Met de inlijving van ons land bij Frankrijk op 1 oktober 1795, werden alle feodale voorérfrechten en ambten afgeschaft.
In de municipale vergadering van 16 messidor van het jaar IV (04/07/1796) werden de kandidaturen van zes nieuwe ordehandhavers voorgesteld voor de functie van veldwachter.
De kandidaten waren republikeins gezinde burgers, van goed gedrag en zeden en enkele kandidaten waren zogezegd tweetalig. Voor de gemeente Westkapelle (736 inwoners) werd Corneil Borhem, oud 33 jaar, schoenmaker van beroep voorgesteld met een maandwedde van “40 livres de France”. Voor Ramskapelle (376 inwoners) werd Jacques Van Neste, oud 40 jaar, werkman van beroep, voorgesteld met een maandwedde van “30 livres de France”. In Heist (455 inwoners) was André De Bruyne, 50 jaar, koster-schoolmeester, kandidaat veldwachter met een maandwedde van “30 livres de France”. In Knokke (397 inwoners) werd Marc Bonte, 45 jaar, werkman voorgesteld als veldwachter met een maandwedde van “30 livres de France”. Lapscheure (272 inwoners) met het grootste grondgebied (2700 gemeten) in de zeven gemeenten van het kanton kreeg als kandidaat veldwachter, Pierre Lippens, 51 jaar oud, met een maandwedde van “40 livres de France”. Hoeke (95 inwoners) en Sint-Anna (19 inwoners) werden samengevoegd, Adrien Priester oud 36 jaar was er de kandidaat met een wedde van “30 livres de France”. De twee laatst genoemde kandidaten waren gewezen “politieofficier”.
De hier boven vernoemde burgers werden voorgesteld aan de Centrale Departementale Administratie voor benoeming als veldwachters in de landelijke gemeenten van het kanton Westkapelle. 38
In dezelfde vergadering legden de municipale agenten van Heist, Ramskapelle en Lapscheure de levering-attesten voor, afkomstig van het magazijn van het kanton Brugge, als bewijs van de uitvoering door hun gemeente van de levering van de opgeëiste 50.000 kwintalen graangewassen.
7. De monetaire toestand (Zie Deel 2 van 2)
Voetnoten
- Pierre Delsaert, Het interim bestuur, p. 104-105, in: Bastille, Boerenkijg en Tricolore. De Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden. Davidsfonds/Leuven, 1989.
- Jos. De Smet (dr.), Inventaris van het archief van de Franse hoofdbesturen in West Vlaanderen 1794-1814, Berg van ‘t Hof 27, Brussel, 1951, p. 8-11.
- Rijksarchief Brugge (afgekort RaB.), Archief Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen,
- Copie du registre aux proces verbaux de I’administration Municipal du Canton de Westkapelle, nr.1445, verslag zitting van 10 03 1796.Jan Lavaert (E.H.), Pastoors uit onze Polderstreek in de Franse Revolutie 1795-1800, Rond de Poldertorens ,jg.41 (1999) nr. 2, p. 39.
- Maurits Coornaert, Westkapelle & Ramskapelle, p. 215, Drukkerij Lannoo, Thielt 1981.
- Maurits Coornaert, Staat van goed van een boer van het Boerenhof (1776), in: Rond de Poldertorens, 26jg. (1984), nr.1, p. 13-21 en nr. 2, p. 67-79.
- RaB., Register Brugse Vrije, nr. 3234, parochierekening Heyst A° 1792, folio 7.
- RaB., Register Brugse Vrije, nr. 3233, parochierekening Heyst A° 1787, folio 26 recto.
- Maurits Coornaert, Rond de Poldertorens, 26jg.,(1984), nr.1, p. 20.
- RaB., Registers Brugse Vrije, nr.3234, parochierekening Heyst A° 1792, folio 7.
- Cabaret (Fr.) zaal of gebouw voor cabaretvoorstellingen. Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal.
- Jan Lavaert (E.H.), Pastoors uit onze Polderstreek in de Franse Revolutie 1795-1 800, Rond de Poldertorens, jg. 41(1999) nr.2, p. 39-42.
- Jan Lavaert (E.H.); a.w., p. 92-94. Luc Devliegher, Pastorieën bouwen en verbouwen in de l8de eeuw, p.l35-l37: in Handelingen van het genootschap voor geschiedenis, jg.143 (1-2), 2006.
- Idem noot 3, verslag van 10 germinal lV.annee républicaine.
- Citoyen= burger.
- Pierre Delsaerdt, Pers en plechtigheden in het teken van de propaganda, deel 2, p. 110, in: Bastille, Boerenkrijg en Tricolore. De Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden. Auteurs: Hugo Van de Voorde, Pierre Delsaerdt, Louis Preneel, Karel Veraghtert , Mark D’hoker. Leuven 1989.
- Idem noot 3, verslag dix floreal , 4ieme année de la Rep. Française.
- Idem noot 3, verslagen van de zittingen , datums in de lopende tekst.
- Idem noot 3, verslag van 10 prairial 4~ jaar van de Franse Republiek.
- Livres= pond= 0,4639 kg. bron: dr.J. Mertens & dr. P. Vandewalle, Metrologisch Vademecum voor Vlaanderen, Brugge 2003, p. 71.
- Kwintaal, syn.=centenaar= 100 oude ponden. (0,4639 k). Thans 50 kg. in Engeland en America, 100 kg in de Romaanse landen.
- Jos. De Smet (dr.) Inventaris van het archief van de Franse Hoofdbesturen in West Vlaanderen 1794-1 814, nr. 1445, verslag zitting 21 06 1796.
- RaB., Archief Frans Hoofdbestuur, nr. 476, map kanton Westkapelle.
- RaB., Archief Frans Hoofdbestuur, nr. 476, map kanton Westkapelle.
- RaB., Register Brugse Vrije, nr. 3234, prochierekening Heyst A° 1792 , folio 9 recto-lO verso.
- RaB., Register Brugse Vrije, nr. 3235, prochierekening Heyst A° 1793, folio 12
- RaB., Archief Frans Hoofdbestuur, nr. 1246, Etat de la population, Canton de Westcapelle.
- Luc François e.a., De Boerenkrijg, Twee eeuwen feiten en fictie, Tweede druk 1999, Davidsfonds / Leuven, p. 21.
- RaB., Register Brugse Vrije nr. 3208, prochierekening Heyst A° 1761, folio 70.
- René De Keyser, Hoe onze buitendorpen bestuurd werden voor de Franse Revolutie in: Rond de Poldertorens, jg. 3(1961) nr. 3, p. 110-111.
- RaB.,Register Brugse Vrije nr. 3171, prochierekening Heyst A° 1700, folio 14 verso-15 recto.
- Idem, nr.3172, prochierekening HeystA° 1702, folio 17 verso.
- Idem, nr.3173, prochierekening Heyst A° 1703, folio 21 recto.
- Maurits Coornaert, Knokke & het Zwin, Lannoo Tielt, 1974, p. 328.
- RaB., Register Brugse Vrije, nr.31 75, prochierekening Heyst A° 1705, folio 65 recto.
- René De Keyser, a.w. noot 30, p. 111.
- RaB., Register Brugse Vrije, nr. 42, Register van Resolutiên ende andere collegiale acten van Burgemeesters en Schepenen Slandts vanden Vrijen, beginnende den lsten october 1698, folio 76 recto-verso