Ziekten, kwaaltjes, volksremedies, dokters en patronen
Johan Ballegeer
Wat zou ‘t vliegend fleursien zijn, vroeg ik mij onlangs af. Over dit kwaaltje en de vele andere waarover ik de klanten van achter ‘t Reitje tussen 1932 en 1942 hoorde klagen in mijn moeders winkel, soms zacht fluisterend als het over vanonder ging, had ik zo mijn bedenkingen. Mijn moeder niet. En vaak had zij een middeltje bij de hand. Stinkende gouwe of lelieblaadjes, olie van kasiedstenen (kamferolie) of weegaorsbloaren (grote weegbree) en had ze geen middeltje, dan wist ze welke patroon moest aanroepen worden of bij wie moest gediend worden. Ik werd meegesleept naar Cornelius in Zuienkerke om te dienen tegen de exsessen van de kleine Joris Boddin en door de gietende regen om de ommegang naar ter Doest te doen voor de kleine Noël Compernolle die op sterven na dood was.
Want naast alle patronen had onze Lieve Vrouw van Lissewege nog de grootste macht, getuige de talrijke ex-voto’s die nu nog bij het beeld liggen. Die middeltjes werden vaak oekde wuve remedies genoemd. Maar tegen wratten krijg je nu bij de apotheker aporil op basis van Chelidoine. Dus stinkende gouwe. Maar men haalde zelden komedementen (medicamenten) bij de apotheker.. Ons bestuurslid Jan Kamoen legde mij uit wat het vliegend flerecijn was en een andere arts uit ons bestuur Marc Demeester las voor ons deze tekst na. Ik dank hen allebei van harte.
1. Kwalen en remedies
Akelei:
Tuinbloem bij de Germanen aan Freya, bij de katholieken aan Maria gewijd. Bittere plant gebruikt tegen de geelzucht.
Alant:
Inol Helenocum, De alant bestrijdt het gift en de zieke borst.
AIoë:
sterk purgeermiddel.
Alruin:
Mandragora Officinarum (Ook boerenjoenk genoemd).. Wortel in de vorm van een mannetje. Talrijke giften. Wordt bij volle maan geoogst door een hond een koord aan de staart te binden en zo te laten uittrekken. De heksen maakten er zalf uit. Zo konden ze vliegen.
‘t Sint Antoniusvuur:
Paarse huiduitslag bij de varkens. Men stak een vierwortel, een gedroogd stengeltje van de Helleboris viridis (de vierwortel) in een sneetje in de oor van het varken. En als het niet hielp ging men dienen bij Sint Antonius. Bij de mens gordelroos of zona, een door het virus van de waterpokken veroorzaakte ontsteking van de uiteinden van de ruggenmergzenuwen.
Aronskelk:
Tegen verslijming en maagklachten werd de wortel gebruikt.
Astma:
Zie kort van borst, korten asem. Hysop werd ook ademkruid genoemd. Van de jonge toppen maakt men thee; Het helpt ook vettige spijs verteren. Niet aan jonge moeders! Het is menstruatie opwekkend.
Balzeer:
Pijnlijke gezwollen voeten van te lang te gaan of te veel te dansen. Insmeren met katervet. En hoe kom je aan katervet? Vang een kater... Ik deed het onder de oorlog op verzoek van mijn moeder. Maar om dat beest dood te krijgen! Het vel hebben we gereed gemaakt met blauwe aluin. Netjes alle vet er uit gesneden. Gesmolten. In een snuifdoos weg gezet tot er een maand later groen haar opstond. De kater? Ja, die hebben we opgegeten. Nee mijn vader en onze kat wilden er niet van proeven.
Baordziekte:
Ook wel rozijnenbaard. Meestal gewoon acne. Kon ook wel een vorm van eczema zijn of empetigo, een besmettelijke ziekte (van het Latijn impetus = snelle vaart) met plots opkomende etterblaasjes. Ook acne werd soms zo genoemd. Knoflook zou er goed voor zijn. Het is trouwens een antibioticum en een echte oude -wijven-remedie... Als men wil weten of een vrouw zwanger kan worden plaatst men ‘s avonds een teentje knoflook in de schede; ruikt haar adem de volgende morgen naar look, dan is alles in orde. Volgens een oude dokter zou er waarheid in zitten. Knoflook zou verstopte eileiders vrij maken (!).
Bloedarmoede:
Anemie of chlorose. Kinderen die heel bleek zien en jonge meisjes die voor het eerst hun regels krijgen moeten elke dag een glas water drinken waarin men de gloeiende pook heeft afgekoeld. Of je laat enkele nagels in een glas water roesten en drinkt het op. Mijn moeder raadde het iedereen aan, maar zelf kreeg ik het nooit. Water drinken uit de koelbak van Tjeppen Peere, waarin hij de gloeiende hoefijzers had gekoeld.
Brand:
Uitslag waarvoor men niet direct een verklaring heeft. Voor brand kon het nooit kwaad een Onze Vader en een Wees Gegroet te bidden voor de heilige Barbara. Zij was immers de patrones van de pompiers.
Brandwonden:
Daarvoor had mijn moeder een fles klaar met lelieblaadjes op ‘fien olie’ (arachide-olie) of ‘olie van ‘t lief’ (huile d’olive, olijfolie). Of gaan dienen voor Laurentius die op een gloeiende rooster was gemarteld. Pap van lindenschors zou ook helpen of blaadjes van klaverzuring.
Borstvallinq:
Gewoon bronchitis. Je borst insmeren met een vetkaarsje waarin gemalen muskaatnoot was gesmolten. Wat ook goed hielp was ‘slekkesirope’. Men ving op een vochtige morgen zoveel mogelijk bruine slakken (zonder huisje), legde die in een teil met bruine suiker, kookte ‘s anderdaags de slijmerige smurrie en nam daar een paar maal daags een lepel van in. Maar heel wat smakelijker was natuurlijk vliersiroop. Een ander middel was een compres van gekookt lijnzaad op de borst leggen. Ook goed was 50 gram poeder van gedroogde salieblaadjes samen met 80 gr honig te mengen en daarvan ‘s avonds en ‘s morgens een kleine lepel in te nemen. Maar niets is beter dan geraspte stierzwee in melk met honing. Maar waar haal je stierzwee. Wat is stierzwee? Gewoon de keihard gedroogde penis van een stier. De ballen ook leerde mij apotheker Yvan. Maar bieslook, look en bonenkruid zijn hoeststillend en fluim afdrijvend. Ook dille heeft die eigenschap. Bovendien... jonge bruidjes strooiden dillepoeder in de schoen van hun man opdat hij niet vreemd zou gaan. Hysop wordt ook ademkruid genoemd. Tijm zit nu nog in veel hoestmiddeltjes. Tijmhoning is versterkend en wordt aangeprezen voor... biljarters en boogschutters omdat het de krachten doseert.
‘t Buswoater:
Borstwater. Longoedeem. Hier werden alle middeltjes die men had tegen bronchitis toegepast.
Dauw:
Om van zweetvoeten af te geraken moet je door morgenfrisse lentedauw lopen. Geprobeerd en gelukt.
Dauwworm:
Heeft niets met een worm te maken. Gewoon hoofd-of gezichtsuitslag bij kinderen. Dus naar Sint-Job.
De Distel, Zeveniaorse distel:
Hardnekkig eczema. Alleen Sint Job kan je er vanaf helpen.
Distel:
De plant dan weer, helpt bij maagklachten.
Donderbladeren:
Sempervivum tectorum, huislook. Rozetvormige vetplant die op het lage dak van een hok of stal groeide als bescherming tegen de donder. Uit de dikke blaadjes werd sap in de ogen geprest tegen allerlei oog kwalen.
Engelse ziekte:
Nu gekend als rachitis. Wegens gebrek aan kalk groeien de beenderen krom. Bloeiende haver rauw of als aftreksel. Ook wortelsap is een goed middel. Van zo’n kind fluisterden de buurvrouwen: ‘Da kind ee juste lik den oe(k)e man’. Dus ijzerwater drinken.
d’Excessen:
Stuipen. In sommige streken ook wel de sistjes genoemd. Daarvoor ga je naar Cornelius in Lapscheure of in Zuienkerke.
Fleursel:
Pleuris. Longvliesontsteking. Men dronk thee van kersensteeltjes. Toen zuster Agnes in ‘t kakschooltje ons zei dat we die moesten meebrengen naar school raapten we ze onderweg gewoon van straat op.
Fleursien, ‘t vliegend Fleursien:
Ook flerecijn, pleuris. Jicht of reumatiek. Met t’ vliegend fleurcien werd eigenlijk acuut gewrichtsreuma bedoeld. Tegen reuma ging men dienen bij Sint Livinus in Westkapelle. Thee van pemen (kweekgras, triticum repens) helpt ook.
Hennebloed:
Volgens de antieke heelkunde kon hennebloed de geslachtsdrift intomen; Niet geprobeerd. Hennestront op een kale schedel geeft dan weer mooi krulhaar.
Hondenbeet:
"Syt ghy ghebeten van een hondt of van een dulle beet ghewondt compt tot Sint Hubrecht terstondt aenroept hem uyt hertegrondt". De Sint Hubrecht kapel staat op de hoek van de Oostendse steenweg en de Sint Pietersmolenstraat. Hoewel men ook bij Sint Rochus in Blankenberge terecht kan tegen razende honden. Rochus werd ook aanroepen tegen alle mogelijke besmettelijke ziekten. Bij de wijding van het zaaigraan werd ook brood mee gewijd waarvan men een stuk aan de hond gaf, maar wij thuis gaven ook de geit, de konijnen en de kippen hun deel.
Geranium:
Eigenlijk pelargonium. De proper gespoelde blaadje op een steenpuist doen deze rijpen en vlugger uitbreken. Ook preiblaadjes.
Graveel:
Nier-, blaas en galstenen verdrijf je met jodenkers. Het rode bolletje in de oranje chinese lampionplant. Vijfentwintig gram bessen koken in een liter water en opdrinken. Of tien bessen rauw opeten. In de zomer kook je eerst een papje van de bladeren om op pijnlijke benen te leggen.
Den Hoenderjacht. Hartkloppingen:
Kunnen bedaard worden met lindenthee. Pap van lindenschors geneest brandwonden en voorkomt haaruitval. Ook thee van marjolein is hier aangewezen.
Hoofpiene:
Als het om verteringsmigraine gaat is thee van marjolein aangewezen.
Kalmoes:
Van het latijn calamus = riet. Als kind zag ik voor de smisse van Jan Peere een groepje mannen ruzie maken om een groot stuk ‘kallemoes’ dat ze opvisten uit het Reitje. Kalmoes (Acorus Calamus) was immers een geprezen middel tegen tandpijn.
Katrienewiel:
Een door schimmels veroorzaakte huidziekte, moet je afdraaien met een gouden ring. Of naar St.-Job ermee.
Kattesnerte:
Pijnlijke irritatie tussen dikste van de dijen bij corpulente dames, vooral bij transpireren en lang wandelen.
Keelpijn, een rauwziqe kele:
Gaan dienen voor Blasius. De priester sprak een gebed uit en hield twee brandende kaarsen kruiselings onder de keel van de patiënt. Men ging ook dienen naar Godelieve in Gistel. Die was immers de keel toegesnoerd. Tegen heesheid en keelpijn werd ook tijm gebruikt. Het is niet lekker, maar een blaadje van de palm (buxus) helpt wonderwel. Thee van marjolein was aangewezen als ontsmettend voor keel en neus. Een levende kikker inslikken zou ook helpen...
Kieste:
Eigenlijk cyste. Van het Grieks kusis = blaas. Gezwel vol verse of hard geworden etter.
De klem:
Of ‘t vier. Eigenlijk zijn de klem en ‘t vier twee verschillende aandoeningen. ‘t vier beschrijft een wondbesmetting die zich via de lymfevaten uitbreidt. Men ging ervoor dienen naar de koorts -en krampkapel te Zuienkerke. Anderen weer naar Sint Job bij Uitkerke. Afbinden met en palingvel. Waar haalden ze dat zo maar op stel en sprong? De klem is een vergiftiging ten gevolge van een wondbesmetting met de tetanus bacil. Het eerste teken is een kramp van de kauwspieren waardoor de zieke de mond niet meer kan openen.
Klimop:
Werkt ontnuchterend.
Klein Hoefblad:
De gedroogde bladeren in een pijp gerookt verlichten astma. Zaten vroeger ook in Escouflaire sigaretten.
Konvulsies:
Hetzelfde als excessen.
Korsepusten:
Meestal op de lippen. Aanraken met een gouden trouwring.
Kort van bost:
Gewoon astma. Men rookte ertegen de jonge gedroogde bladeren van klein hoefblad (Tussilago farfara) of saliebladeren. Ook in anti-astmasigaretten. Minder bekend is bilzen kruid (Hyoscyamus niger) zeer giftig! Doornappel (Datura stramonium), kaasjeskruid malva sylvestrum (ook gebruikt tegen sproeten). Tegen hoest gebruikte men wilde tijm.
Koude ka(n)teirens:
Dat kind werkt op mijn zenuwen. Je zoudt er de koude kanteirens van krijgen. Gewoon rinitis met een lopende neus (cathaar), door verkoudheid of hooikoorts. Vandaar dat men waarschuwde voor... kattenhaar. De kat had in haar staart zeven duivelsharen, die zeven verschillende ziekten kon veroorzaken.
Koude pisse:
Chaud-de-pis. Ontsteking van de pisbuis met als gevolg pijnlijke lozing. Tegen pisopstopping gebruikte men laurier dat diuretisch is. Hoewel veel karnemelk drinken ook kan helpen. Men raad ook zurkel aan, maar het eerste kookwatermoet men weggieten om het oxaalzuur te verwijderen. Hoe je het kreeg? Van in de trek te staan praten tegen een boom.
De kozienties:
Hetzelfde als ‘t potje. Podagra. Hier zou rozemarijn kunnen helpen, dat evengoed aangewezen is bij astma, maar het versterkt de zenuwen, helpt bij duizeligheid. Wordt gebruikt in eau de la reine en eau de cologne.
De krowte:
Een vorm van schurft, waarvoor men ook al naar Sint Job ging. ‘t Stoa geschreven en gedrukt, daj moe scharten woa da’tjukt. Olie uit jeneverbessen werd gebruikt tegen psoriasis, schurft en als haarverzorging. Een stok van jeneverbessenstruik om te karnen zorgde ervoor dat de boter niet sterk werd. Een goeie dreupel zal dus wel niet slecht zijn.
Kuuschinge:
Curettage van de baarmoeder. Werd wel eens door een oude dokter gewoon op de keukentafel uitgevoerd! Maar soms wel eens eufemisme voor een abortus. Peterselie dat meer vitamine C bevat dan een sinaasappel werd gebruikt tegen vrouwenkwaaltjes maar is ook aborterend. Ook salie werd aanbevolen tegen vrouwen kwaaltjes. En tegen zoveel andere malajen dat men er voorzichtig mee moet omspringen.
Linde:
Thee van lindebloesem werd geschonken om de koorts te doen dalen en te doen zweten.
‘t Lendegeschot:
Spit of ischias. Heupjicht. Thee van kweekgras (pemen, triticum repens).
Maag:
Vervuulde moage, ook wel uitgesproken aan moagd. Stelt men vast aan de beslagen tong.Thee van alsem (absint) 7 gr ge droogde bladeren op 250 gr kokend water. Helpt ook tegen maagkrampen en is tevens worm afdrijvend. Ook bonenkruid helpt tegen een overladen maag. Aftreksel van drie koffielepels op twee kopjes kokend water. Ook rabarber kan helpen.
Martelie:
Daar bedoelt men etter mee. ‘Die wonde is martelie-achtig’
Mistel of Maretak:
Is bloeddrukverlagend en urine afdrijvend.
Nagelkoppen:
Hardnekkige steenpuisten, vaak met een gele pook en een zwart puntje in en zevenogen. Ga naar de ijzerwinkel. Zeg niet waarvoor je komt. Zeg alleen dat ge naar Sint Job gaat. De winkelierster zal je een greepje geroeste kloefnagels geven. Niet betalen. Die ga je bij Sint Job leggen in ‘t kapelletje. Of bij het beeldje van Job in de schoenmakerskapel in Sint Salvators te Brugge. Om zweren en steenpuisten te doen openbreken smeerde men er een zalfje op van lavas gekookt in ongezouten smout. Lavas bevordert zowel de vertering als de menstruatie.
De Noorderse stier:
Ook wel moeraskoorts genoemd. Een goedaardige vorm van malaria. Vooral de zuderlingen (oogstarbeiders uit het zuiden van Brugge) hadden er last van als ze in polders kwamen werken. In Moerkerke ging men dienen bij O.L.V. ter Koortsen in de kapel van O.L.V. ter Ruisscher.
Oor, lopend oor-:
Laat er een lek vers gemolken melk indruppelen. Of wat Haarlemse olie. Nog beter: prei-sap. Dat het kind er achteraf doof van werd was een bijverschijnsel. Ik ken een geval van een enige zoon uit een adellijke familie die het gewoon niet overleefde.
Oplopinge van bloed:
Plotse en tijdelijke roodheid van de huid. Wijst op een allergie, maar voor de volksmens een teken dat je bloed niet zuiver was. Bloedzuiverende thee gebruiken. Deze kruiden waren bij de apothekers toen algemeen te verkrijgen.
De Oude Man:
Zie Engelse ziekte. Da kiend ee lik e sperke van den oekde man.
Palingvel:
Een palingvel gebruikte men niet alleen om een vlei (dorsviegel) samen te binden maar ook om bloedende polsen af te binden.
Patentmiddelen:
Op wonden die slecht genazen legde men koeienstront of vers spinrag. Dat werd in elk geval aangeraden. Of men het ook deed betwijfel ik. Wat ik wel heb meegemaakt is dat men er blaadjes van stinkende gouwe, seliadone (chelidoine) oplegde. Wondklaver (Anthyllis Vulneraria) werd dan weer gebruikt als bloedstelpend middel.
Perels op de ogen:
Voor alle mogelijke oogziekten ging men dienen voor Godelieve in Gistel. Maar toen mijn moeder negen jaar oud was en te Gent bij haar zuster woonde zou men die perels (een vorm van staar?) wegbranden door kaarsvet op bruinpapier te branden en de olie daarvan op haar ogen te laten druppen. Geen wonder dat ze blind bleef aan dat oog.
Pioen:
In de volksgeneeskunde werden de erwtgrote zaden van deze giftige plant, als ketting bij zuigelingen om de hals gehangen als amulet tegen de pijn bij het tanden krijgen. De bloemen en de bladen helpen tegen astma, jicht en epilepsie.
‘t Potie:
Podagra of voetjicht. Komt van te drinken, zei mijn moeder.
Reuma:
Om reuma in knie of elleboog te verzachten, deed je er goed aan een katervel op de pijnlijke plaats te binden. Zo’n katervel heb ik onder de oorlog steeds zien liggen in het uitstalraam van apotheek Vogels te Blankenberge. Het lag over een intrigerende bol blauwe vloeistof gedrapeerd.
Reuveties:
Korstjes op wonden. Kon ook een vorm van huidkanker zijn.
‘t Ro joenk:
Rubella of rode hond, een op mazelen gelijkende licht besmettelijke ziekte.
Robiin of karbonkel:
Deze rode edelsteen verdrijft volgens antieke schrijvers het gif uit de lucht en helpt tegen alle ziekten.
De Rooze:
Wondroos : een zich snel uitbreidende huidinfectie, meestal op één van de ledematen. Veroorzaakt door de streptokok bacterie. Voor het tijdperk van de antibiotica was soms amputatie noodzakelijk.
Scheurbuuk:
Hoewel dit op de buiten weinig voorkwam gebruikte men daartegen mierikswortel (vit. C) (Cochlearia Aemoracia), dat evengoed tegen bronchiet werd gebruikt.
Slak:
Verpulverde slakkenhuisjes dienen als wormenkuur schrijft de heilige Hildegard van Bingen.. Zie ook borstvalling. Terwijl naaktslakken en regenwormen kunnen gebruikt worden tegen zweren. Geraniumblaadjes vind ik properder.
Slapeloosheid:
En overdreven huilen bij baby’s werd bestreden met siroop van slaapkoppen (papavers) waarbij men natuurlijk suffe kinderen kweekte. De fokke of fopspeen werd in de siroop gedoopt. Maar voor slapeloosheid bij volwassenen helpt niets beter dan een oorkussen opgevuld met gedoogde hop. Lievevrouwbedstro is eveneens slaap bevorderend.
De schiete:
Ook wel de spetter, de Spoansche spetter of den ofgang, den ofloop. Gewoon diarree. Baby’s die de ‘groene’ schiete hadden gaf je sap van gekookte rijst. Ook thee van heelbliaadjes hielp. (Pulicari dysenterica)
‘t Sint Markoen:
In Lissewege had Maine Poep bijna geen neus en geen bovenlip meer. Door een slechte sigaret te roken, zei mijn moeder. Het was gewoon een gevolg van siphylis. Men verwarde het Sint Markoen wel eens met ‘t koningszeer, een gezwel-of klierziekte die kon genezen door de koning aan te raken. Tegen ‘t markoen en eigenlijk tegen alle ziekten, pijnen en kwalen ging men dienen bij Sint-Marcoen te Wingene. ‘s Avonds om tien uur vertrokken ze met zes man uit Oostkerke, de voeten ingesmeerd met kaarsvet om tegen vier uur in de morgen in Wingene aan te landen. Daar werd Marculfus vereerd. (RDP IV, 153)
Seters:
Ook wel ringvuur. Schimmelinfectie veroorzaakt door de trichophyton schimmel. Veel bij koeien en daar vang je het. Gekenmerkt door witte huidschilfertjes.
De Slunse:
Z’eet e brokke van de slunse. Gewoon de griep (influenza). Een goede reden om een dreupel te drinken. Maar achteraf als herstellend middel was een thee van korianderzaad, venkel-en selderzaad een uitstekend versterkend middel. Mierikswortel bevat veel vitamine C en is sterk opwekkend. In Midden-Europa beweert men: ‘Eet mierikswortel en je pijp schiet vanzelf in brand.’
Smaragd:
Een kind dat last heeft van boze dromen of nachtmerries laat men een groene smaragd dragen.
De snik:
Tegen de hik zei je gewoon: ‘Snik spriengt over me rik dajje nek en bek brikt.’ Maar kauwen op dragon blaadjes helpt ook.
Speen:
Aambeien kon je inwrijven met ongezouten spek, maar beter nog was een beetje moes van muur (Stellaria media), waarvan een aftreksel het longslijm doet loskomen. Het werkt ook tegen irritatie van de geslachts-delen. Of je ging met je fondament in een teil met warm water met zemelen zitten. Of inwrijven met katervet (zie bij balzeer). Of darm vet. Je kookte vette darmen van een varken. (dikke darm), Liet alles afkoelen. Schepte het vet er af. Katervet en darm vet zijn ook goed om winterhanden en -voeten mee in te wrijven.
Stierzwee:
Gedroogde roede van een stier. Zie borstvalling.
Tanpiene:
Als kind heb ik voor de smisse van Jan Peere een paar mannen vreselijk zien strowieren voor een stuk riet dat uit het vaartje opgevist was: kallemoes (Acorus Calamus ). Het werd in stukken gesneden om op te kauwen. Een brokje gedroogde vliegenzwam of kruidnagel in de holle tand hielp nog beter. Ofwel gaan dienen voor Apolonia.
Taxus:
Kinderen die last hebben van demonische invloeden geeft men een kruisje uit hout van de giftige taxusboom.
Uutslaq:
‘t Is den uutslag van de inslag, zei mijn moeder. Gewone roodheid kan een aanwijzing zijn van een allergie. Tijdelijke roodheid was een teken van oplopinge van bloed.
Valling:
Tegen verkoudheid werd thee van lindenbloesem gedronken daar deze zweet bevorderend is. Ook thee van lievevrouwbedstro is zweet afdrijvend. Muntthee (niet laten koken!) is een panacee dat tegen alle vervelende kwaaltjes werd gebruikt.
Vapeurs:
Opwelling tijdens de menopauze.
Vassche (de-):
Aften en virale ontsteking van het mondslijmvlies bij zuigelingen, Spruw of stomatitis aphtosa. Kan ook bij volwassenen in de keel of op de geslachtsdelen.
Verhitheid:
Hardnekkige zomerverkoudheid. Nog in 1935 brouwde kleermaker Pier van Poep die langs de Hoogstraat (‘t Reitje) woonde een krachtige fles met kruidenaftreksels tegen dit kwaaltje.
Verstopt:
Constipatie. Gewoon als puurze, veel rabarbermoes eten om eens goed te sprezieren.. Wat dr. Voet mijn moeder aanraadde toen ik geelzucht kreeg. Hielp het niet meteen dan stak men een vetkaarsje als suppo. Kervel dat een goed middel zou zijn bij suikerziekte helpt ook tegen verstopping.
Verrokken:
Tegen deze spierpijnen kon je bij de zusters in Lissewege een flesje met groene naar kamferstinkende olie van ‘kassiestenen’ of fossoatieolie (naar kamfer stinkend) krijgen. De vissers gebruikten dan weer pijlstaartolie.
‘t Vier:
Elke vorm van uitslag. Maar vaak ook tetanus of klem. Zie ook Sint Antoniusvier.
Viet:
Fijt, vervorming van ficus, vijgvormig gezwel met etter aan de vingertop. Baden in pap van liza meel (lijnzaadmeel).
Vitusdans:
Zenuwziekte gekenmerkt door het onwillekeurig samentrekken van de spieren. Ook epilepsie. Kind staat toch stil, je hebt precies de Sint Vitusdans (Fieteldans). Hiertegen werd natuurlijk Sint Vitus aangeroepen. Thee van valeriaan.
Viooltjes:
De eerste drie viooltjes die men aan de rand van het bos vind moet men inslikken. Ze beschermen tegen koude koorts en andere ziekten.
Vloed:
Rode vloed: bloedverlies buiten de menstruatie. Witte vloed (Ieukorrhoea of flux albus) afscheiding van een wit, melkachtig slijm.
Wildvlees:
Meestal wratten. Maar ook poliepen in neus en keel. Niet beter dan een kikker (levend~) met een touwtje aan zijn poot in het kind zijn keel laten zakken.
Wind:
Tegen iemand die last had van flatulentie zei men soms lacherig: ‘Je moe gaan dienen bij Blasius’. Een goed middel was anijszaad dat ook in ‘windolie’ was. Ook Engelwortel (angelica) is wind -en water afdrijvend.
‘t Woater:
Oedeem. En als ‘t aan je hart komt is gedaan met je. Je moet het afbinden met een palingvel. Weer een van die remedies die wel besproken en doorgegeven werden, maar zelden toegepast.
Wormen:
Wormen verdrijf je met valeriaan (kattepiere). Het is een zo krachtig kruid dat het ook gebruikt werd tegen epilepsie, typhus, kramp in de darmen en hoge bloeddruk. Ook alsem is worm afdrijvend, evenals anijszaad. Ook postelein is lintworm afdrijvend. Maar het geeft ook... wellustige dromen.
Worten:
Wratten. Werden behandeld met stinkende gauwe (Chelidonium). Je kon ze ook insmeren met nuchter speeksel of nog ongelooflijker: smeer ze in met een ui. Delf die ui. Als hij rot is zullen ook je wratten weg zijn. Dienen bij Sint Job.
‘t Zeer in de kop:
Te Sint Andries mocht je je op 22 september verwachten aan enkele afwezigen in de klas. Dan gingen de moeders met hun koters dienen naar de heilige Mauritius in Varsenare tegen hoofdpijn.
Zemelachtigheid:
Hiertegen gebruikte men een aftreksel van valeriaanwortel. Ook wel Sint Janskruid. Als anti-aphrodissiacum bereidde de apotheker een tinctuur van hop. Een bad met haver of haverstro in geweekt helpt kleine kinderen van hun zenuwachtigheid af. Ook wat karwijzaad kauwen zou helpen. Men gaf het ook aan duiven om ze hokvast te maken.
Zeur:
Tegen maagzuur kauwde men havervlokken. Hejje ‘t zeur? Je ziet ‘t zoet verwachtende.
Zwaluw:
Mannen die as van een broedende zwaluw tot zich nemen zouden onweerstaanbaar zijn voor vrouwen. Heb ik nooit geprobeerd. Maar zwaluwbloed en zwaluwenstront geven een weelderige haargroei.
Zweetvoeten:
‘s Morgens voor dag en dauw op je blote voeten door ’t dauw nat gras lopen.
Zweren:
Zevenogen en furoenkels. Leg er gewoon een geraniumblaadje of een stukje prei op. Zie ook nagelkoppen. Zweren moest je laten aflikken door een hond dacht men voor honderd jaar nog. Deed Job het ook niet en had Rochus geen hondje bij zich.
Zwienepuuste:
Zweertje op het ooglid. Ook strontje of gerstekorrel. Toen ik dat als kind had, ging mijn moeder naar de winkel bij Firmin Jacxsens, waar nu de Goedendag is (1932). Firmin schudde een bokaal met neute beschaode, (muskaatnoot) en ik moest mijn oog boven dit bokaal houden zodat het witte stof op het zweertje zweefde. Er bestond ook een goudgele zalf die men schuum van goed noemde.
2. ... en patronen
Voor de gekste zaken had je patroonheiligen, beschermers en noodhelpers. Ze werden vereerd in bepaalde parochiekerken of zelfs in kapelletjes dichter bij huis.
Adriaan
Ze is gaan dienen voor Sint Adriaan, waar twee paar schoentjes onder ‘t beddeke staan. Werd aanroepen door meisjes die aan geen vent geraakten. Zijn beeld staat in de Gentpoort te Brugge. Eigenlijk moet hij bovenop een liggende leeuw staan. Maar Michiel Poppe die zijn beeld kapte vond dat men zou denken dat hij de Vlaamse Leeuw temde. De jonge maagden zagen er misschien de man in die moest getemd worden. Ook: ze zit in ‘t klooster van Sint Adriaan (Arjoann), waar twee paar schoenen onder ‘t beddeke taan. Dus... Ze is getrouwd.
Anna
Gezien ze vereerd werd als Moeder Anna of Onze Lieve Vrouw ten Drieën werd ze aanroepen door zwangere moeders evenals door vrouwen die maar niet zwanger geraakten. Als Onze Lieve Vrouw ten Drieën droeg ze Maria op de arm en die dan weer het Kind Jezus. Kapel te Westkapelle.
Antonius abt
Of Antonius met z’n zwientje. Werd vereerd tegen veeziekten, vooral varkensplagen. Maar ook tegen “zwienepusten”. In de kerk van Heist en de kleine Kerk te Blankenberge en te Hoeke.
Antonius van Padua
Of die met zijn kiendje. Droeg het Jezuskind op zijn boek. De patroon van verloren zaken vond je bijna in elke kerk. En in elke winkel. Tegen ‘t verlies. Werd de winkelier niet rap genoeg verhoord, dan werd Toontje als straf met zijn gezicht naar de muur gekeerd.
Barbara
Een van de veertien noodhelpers. Patrones van de mijnwerkers en al wie met vuur te maken heeft. Dus veel vereerd door de Walen. Toen deze in groten getale naar Zwankendamme (glasovens) kwamen en dit dorp nog geen kerk had, kreeg ze haar beeld in de kerk van Lissewege.
Blasius
Is een van de veertien noodhelpers. Vooral vereerd tegen keelpijn. Zou als bisschop van Sebaste een kind bevrijd hebben van een visgraat in de keel. Feest 3 februari.
Cornelius
Gezien cor hoorn betekent in het Latijn, zal hij wel goed geweest zijn voor het hoornvee. Dus werd hij daarvoor gediend te Lapscheure. Maar te Zuienkerke werd hij aanroepen tegen de stuipen (excessen).
Elooi (Eliqius)
Patroon van de smeden en de boeren. Vereerd te Lissewege tegen paardenziekten.
Georgius of Joris
Werd vereerd te Sint Joris-ten-distel (tegen den distel = exzeem).
Godelieve
Godelieve van Gistel werd aanroepen tegen oogziekten en keelpijn.
Job
Werd te Uitkerke vereerd in de kapel van Sint Job en in de kathedraal te Brugge. Men offerde naast geld, gebeden en een kaars, ook een greep (ongetelde en niet betaalde) kloefnagels
Kruis van Damme
Werd vereerd tegen onvoorziene ongevallen.
Lenaard
Leefde als kluizenaar in de bossen bij Noblac. Toen de koning daar kwam jagen, moest de koningin die hem vergezelde op de jacht (!) bevallen. Door het gebed van Lenaard liep alles goed af. Dus gingen zwangere vrouwen te Dudzele Lenaard vereren voor een goede afloop. Ook aanroepen ten voordele van gevangenen.
Livinus
Werd te Westkapelle vereerd tegen reuma en tal van andere kwaaltjes.
Margareta
Vereerd als noodhelpster tegen alles en nog wat te Knokke.
Maria
Werd praktisch voor alles aanroepen en gediend en had talrijke ommegangen: O.L.V. van Lissewege, O.L.V. der Kranken te Koolkerke, O.LV. van Assebroek, Maria in het koorts- en kramp kapelletje te Zuienkerke.
Rita
Werd te Moerkerke aanroepen als patrones der onmogelijke zaken.
Rochus
Niet alleen tegen hondenbeten maar ook tegen pest vereerd te Blankenberge.
3. Hoe werden ze vereerd?
Men kan natuurlijk gewoon thuis een gebed bidden. Bij ons thuis hing binnen de kleerkastdeur het krachtig gebed van Keizer Karel. Vaak een gebed speciaal voor deze heilige, zelfs een noveen, dat was een gebed dat gedurende negen dagen herhaald werd. Velen vonden dat dit niet volstond en gingen een kaarsje opsteken bij het beeld van de heilige in de kerk. Wat trouwens nog steeds gebeurt. Veel beter was gaan dienen of de ommegang doen. Ik heb als kind beide meegemaakt. Als men verhoord werd hing men bij het beeld een ex-voto, soms in was, soms een wit stenen plaatje met een tekst. Ging men op pelgrimage dan bracht men een medaille, een bedevaartvaantje of een gebedsprentje mee voor de thuisblijvers. Zwangere vrouwen gingen bij de Colettienen om de vole opgelegd te worden.
4. Slotrede
Beter een slechte dokter dan tien goede kwakzalvers.