Een hoofdman met tegenslag te Dudzele in 1777

Johan Ballegeer

Lieven Cattoor had alle tegenslag van de wereld. Gelukkig had hij relaties. Hij loopt naar zijn opvolger Sissen Rotsaert en zelfs naar pastoor Sablé.

Hebben ze hem geld geleend? Geen spoor van te ontdekken. Wel geven ze hem goede raad. Word hotelier. Maar daarvoor moet je in 1777 de keizerlijke en koninklijke toelating hebben. Want hoewel de goede keizerin Maria Theresia nog in naam regeert is het haar zoon Jozef II, de latere keizer-koster die de wet stelt. Een paar jaar eerder was hij incognito door Vlaanderen gereisd en in ieder dorp waar hij kwam waren ze aan ‘t kermis vieren en zaten de herbergen stampvol. Dat was niet naar de zin van de keizer. Dus beveelt hij het magistraat van het Brugse Vrije dat er moet gewerkt worden.

“Schrijf een brief naar de keizerin, Lieven.”

En iemand die nog het gotisch schrift beheerst uit de tijd van Keizer Karel V scherpt zijn ganzenpen en met het puntje van zijn tong uit zijn mond krabbelt hij op een blad folio van vier stuivers waarboven in een gekroonde cartouche een leeuw van Vlaanderen prijkt boven het jaartal 1777 volgende verklaring:

Alsoo een ijder verobligeert is de waerheydt te verclaeren, dies aensocht sijnde soo ist dat wij onderschreven notabele en gebruyckers der prochie van dudzeele verclaeren en attesteren als dat Livinus Cattoorde gewesen hooftman van deselver prochie van dudzeele dat hij is een man van goet ende deughedlick gedrach ende comportement soo in de kerckelijke als wereltlicke affairens en dat wij onderschreven niet het alderminste van hem cattoor en syne huysvrauwe in disreputatie en wten te segghen in teecken der waerheyt hebben wij desen onderteeckent ende bereet al het selve met solemneelen eede te verclaeren dies noodt synde. actum desen 5 meije 1777.

Daaronder prijken schots en scheef de signaturen van deze zelfverklaarde notabelen:

Franciscus Dominicus Rotsaert, hooftman; Pieter Kijndt; P. Verbrugghe; M. van Zandweghe; Carolus Vyveys, 1777, als vleeschhauwer; Laureys van Severen; Frans Vallaert, pointer 1 tot Westcapelle; C. de Beir, negociant; Carolus van Vyve, vetleggher 2 ende coopman, woonende binnen Brugghe: Phillipus Jacobus Lagrand; Al. Hottie (?); Y.A. Cavette, coopman in beesten; M.V. Dheeren, coopman en vetleggher binnen Brugghe; Eloy Carguet (?), marchand de chevaux.

Alsof dit niet zou volstaan trekt Lieven ook naar pastoor Sablé die in fraai latijn schrijft : dat hij ondergetekende laat weten en bevestigt dat Livinus Cattoor en zijn ganse familie van het rechte katholieke geloof zijn en godvruchtig tot de sacramenten naderen. 3

Aldus van deugdelijke burgerlijke en wereldlijke papieren voorzien gaat Lieven zijn cabaret openen.

Minute papillon! Heeft Jozef II (maar nog niet II, pas nadat de keizerin haar hoofd zal neergelegd hebben) niet verordend dat er niet zoveel feestdagen, processies en plezier mogen zijn in Vlaanderen. Werken moet dat volk! En gewerkt hebben ze als je alle paleizen in Wenen beziet. Gebouwd met het zweet van onze voorouders. 4 En als ze dan nog iets wilden mochten ze dit onderdanig vragen.., in het Frans! 5

Het magistraat trekt tegen.

En welke tegenslagen hadden Lieven getroffen?

We lezen het in een rekest van 22 juni 1778, ruim een jaar na de verklaring van de Dudzeelse notabelen, onder een gedrukt zegel (Oostenrijk-Lotharingen) met de Oostenrijks-Hongaarse adelaar uit 1778 en nog eens op gezegeld papier van vier stuivers. maar nu in sierlijke latijns schrift.

A l’lmpératrice 6

“Lieven Cattoor, eerder hoofdman van de parochie Dudzele, territorium het Vrije van Brugge, hoofd van een talrijke familie, samengesteld door een vrouw en negen kinderen, deelt zeer eerbiedig mede, dat tengevolge van onontkoombare ongelukken, verliezen en onvoorziene rampen, bovendien de sterfte onder het hoornvee, hem een bedrag van f 1.2000 hebben gekost, wat hem nooit terugbetaald of schadeloosgesteld werd zoals gebeurd is met meerdere partikulieren in de stad en de omstreken van Brugge, hierbij komt nog dat de verwantschap met een zekere Charles Brede, die hem wel het dubbel en zelfs het drievoudige heeft afgetruggeld, van wat hierboven vermeld is, wat hem veeroorzaakt werd of door zijn goedheid of teloorgang in de familie, maar meestal door dreigementen en boosaardige intriges. Zo werd hij buiten staat gesteld zijn huis te in te richten, gelegen aan de steenweg te Dudzele, zeer geschikt om er volk, paarden en wagens te logeren in een herberg met café.

De klager die een onkreukbaar gedrag heeft, zoals vastgesteld in de twee verklaringen van notabelen, pointers en de pastoor van Dudzele hierbij gevoegd onder nrs. 1 en 2 heeft dit verzoekschrift tot dit doel gericht aan het magistraat van het Vrije van Brugge, maar daar naar het schijnt door zeker bevel, die het getal van de herbergen beperkt in Vlaanderen, heeft het gezegde magistraat beslist zijn vraag niet in te willigen. De aanvrager waagt het zijn zeer nederig verzoek te richten tot Uwe Majesteit.

Eerbiedig verzoek dat met betrekking op de bovenstaande omstandigheden de verzoeker het aantal café’s en herbergen op de gezegde parochie van Dudzele niet zal verhogen, daar voor het ogenblik er drie waren die niet meer bestaan, te weten het Kuipershuis, het Gouden Hoofd en St.-Lenaard. Het vergewaardige U hem toe te laten om in zijn huis een herberg en een café te openen aan de steenweg te Dudzele voor het groter gemak van de reizigers, die het vaak niet vinden in de andere huizen op de parochie.”

Aanvaard, etc...

Deze 22 juni 1778.

(get.) Germain, agent.

In de linkerbovenhoek lezen we in een ander handschrift in het Frans: Advies van het magistraat te Brugge, Brussel 24 juni 1778. De administratie werkte toen blijkbaar veel sneller dan de huidige met schrijfmachines en computers.

En werd de vraag van Lieven ingewilligd?

In de documenten van Pol Danneels vinden we een Lieven Cattoor, die met zijn huisvrouw Joanna Vermeire van 1760 tot 1816 ‘Het Hof van Commerce’ uitbaat. Zie onze ‘Herbergen in Dudzele’. Dus zat Lieven er al achttien jaar voor zijn smeekschrift. Hij was afkomstig uit Sint Jan-in-Eremo. Sophie was een Dudzeelse. Na hem schonken Franciscus Catoor en Jeanne Monballiu de bekers fris en schuimend tot 1832.

Voetnoten

  1. Pointer: schatter, vaak beëdigd.
  2. Vetlegger: persoon die kalvers of vaarzen opkoopt en ze ‘in de vettebilk steekt’ om ze te mesten.
  3. Ego infrascriptus rector ecclesia parochialis loci Dudzele fidem facio et attestor Livinem Cattoor universâ cum sua familia , profata ecclesia subditum, esse et existere fidel catholicam et orthodoxia culturem , quia cum, pia sacramentum frequenti parfue patrone, tam assiduâecciesia frequentatione, non obscura solida pretates specimina praebuit, seseque ab honesta vita ac morum commendabilem reddidis. Datum hac 4a mensis maji 1777. S.M. Sablé, pastor in Dudzeele. 1777
  4. Waarmee zouden ze hun paleizen gebouwd hebben? Plus de belastingen. le remonstrant ose prendre son très repectueux recours â votre Majesté. Suppliant très repectueusement au quen égare aux circonstances ci-dessus déduites et que le suppléant n’augmentiora pas les cabarets.
  5. Je commets l’agent Germain â l’effet de presenter requête au conseil privé de sa majesté tendant â pouvoir tenir cabaret â Dudzeele dans ma maison située sur la chaussée très commode pour y loger des gens, chevaux et voitures. Fait â Bruxelles le 18 juin 1778. Etait signé: Lieven Cattoor. Coilantioné G.J.L. Ortye. A L’lmpératrice Douariaire et Reine apostolique: Livin Cattoor, ci-devant chef-homme de la paroisse de Dudzeele, territoire du Franc de Bruges, chargée dune nombreuse familie, composée d’une fermme et de neuf enfants, expose très respectueusement que des malheurs inévitables, pertes et désastres imprévues, joints â la mortalité des Bêtes â comes, qui lui a enlevéed por plus de f.2000 de Bétail., dont ii na jamais été remboursé ni idemnisé, comme lont été plusieurs particuliers dans la ville et les environs de Bruges, ceci joint en â la parenté ~ certain Charles Brede, qui lui a fausé une double et même une tripie perte de ce que mentionné ci-dessus, pour avoir cautionné pour lui, tantot par bonté d’ame et égaré pour ia familile mais ie plus souvent par menaces et intrigues maiicieuses, l’ayant mis hors d’Etat de subsister davantage ii aconnue ia dessere de faire de sa maison , située sur la chaussée ~ Dudzeele, très commode pour y loger des gens, chevaux et voitures, une auberge et cabaret.!! Le remontrant qui est d’une conduite irréprochable, comme constatent les deux déciarations des notables, pointres et curé dudit Dudzeele ici jointes sub nrs. 1 et 2, a présenté requête â cette fin au Magistrat dudit Franc de Bruges, mais comme il parait par certaine ordonnance, qui fixe le nombre des cabarets en Fiandre, ledit Magistrat n’a point jugé convenir â lui accorder sa demande, le Remontrant ose prendre son très respectueux recours â Votre Majesté.!! Suppliant très respectueusement, au qu’n égare aux circonstances ci-dessus déduites et que le suppléant naugmentira pas les cabarets ni auberges de la paroisse dudit Dudzeele, puisque de son tans (sic) II en a connu trois, qui n’existent plus, savoir les maisons des cuveliers; ia Tête d’Or et St.-Leonard.. Elle daigne lui permettre de faire de sa maison située sur la chaussée de Dudzeele, une auberge et â tenir cabaret pour le plus grande commodité des voiageurs, qui très souvent ne l’ont pas trouvé dans les autres maisons de la dite paroisse. // C’est la grace &a//I Geermain, agent. // Du 22 juin 1778.

Een hoofdman met tegenslag te Dudzele in 1777

Johan Ballegeer

Rond de Poldertorens
2006
03
105-107
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38