Alice Colin, schilderes van het sacrale
Johan Ballegeer
Knokke-Heist heeft heel wat straten genoemd naar meer of minder bekende kunstschilders die er werkten of leefden: Paul Parmentier, Blanc-Garin, Theo van Rysselberghe, Felicien Rops, Alfred Verwee en anderen.
Waarom werd Alice Colin niet met een straatnaam of een pleintje geëerd? Het is weer eens zo dat niemand sant in eigen land is. Nochtans heeft Alice Colin, die de eretitel “Le peintre des sanctuaires” kreeg te Knokke en te Heist gewoond, geleefd en gewerkt vanaf 1929 en stierf zij er op 11 juli 1962 en werd alhier begraven.
Volgens de burgerlijke stand heette zij Alice, Nathalie, Marguérite Vander Elst. Ze werd geboren te Sint Jans-Molenbeek op 8 april 1878 als dochter van Pieter Vander EIst, bureelhoofd uit Sint Pieters-Leeuw en Marie van Dooren uit Sint Jans-Molenbeek. Ze trouwde op 12 augustus 1899 met André Colin die afkomstig was uit Dinant.
Ondertussen had Alice reeds haar diploma van onderwijzeres behaald en vanaf 1908 ging zij gedichten-bundels en korte verhalen publiceren in het Frans. Een van haar meest ophefmakende titels was ‘Le Sac de Dinant’ waarvan één van de laatste exemplaren samen met een felicitatiewens van kardinaal Mercier, angstvallig wordt gekoesterd door haar kleindochter Yolande Lammerant, lid onze Heemkundige Kring St.-Guthago.
Niet alleen als dichteres genoot Alice Colin een zekere renommée. Ze schreef ook toneel en gaf voordrachten over kunst en actuele problemen. Reeds in 1914 publiceert zij ‘Contes Bleus’ en in 1916 wordt ‘Le Mal Secret’ opgevoerd met medewerking van Danielle Mayral en Willy Maury. Er volgen er nog meer.
Wat ons echter veel meer interesseert is haar picturaal werk. Hiervan heeft zijzelf een inventaris nagelaten van vierhonderdvijfenvijftig gecatalogeerde werken met de vermelding van de prijs en de persoon aan wie ze werden verkocht of geschonken. Onder andere aan de gemeente Knokke. Er zijn na haar overlijden echter nog heel wat werken opgedoken. Haar eerste grote expositie (waarvan sporen werden teruggevonden) ging in 1925 door in de Galerie Flandria te Gent. Daarop volgen een hele rij meer of minder belangrijke. We citeren enkel: 1926: San Salvator Brugge / 1927: Royal Brussel /1928: La Concorde Antwerpen / 1928: Galeries du Studio (Isy Brachot) Brussel / 1929: Les Beaux Arts Brussel /1929: Galerie A.M. Reitlinger Parijs / 1930: Galerie d’Arts Brussel / 1931: Galerie du Studio Brussel.
Alice Colin oogst overal de meest lovende kritieken in de lokale, nationale en internationale pers: Zo in Le Journal de Bruges van 23 jan. 1925 - J. Basschet in L’lllustration, Paris, 1927 - Le Soir, oct. 1929 - Abel Favre in La Croix, Paris nov. 1929. We lezen in Het Nieuwsblad (?) een heel lovend artikel over haar tentoonstelling in de Stadshallen van Roeselare. Spijtig genoeg is het artikel niet gedateerd maar wel gesigneerd R.D.D.M.
Het meest frappeert ons de lovende kritiek van Roger Dardenne in ‘Le Figaro’ uit 1929. Er zijn niet zoveel Vlamingen die op de altaren van ‘Le Figaro’ prijken. Het artikel is zelfs geïllustreerd met twee reproducties van Lisseweegse werken. Er is natuurlijk het zicht op de toren gezien van uit de Walram Romboudtstraat en dan een interieur van de kerk, dat voor ons niet alleen een grote picturale, maar tevens archivalische waarde heeft. In het zuid-koor heeft het O.L.V.-altaar nog zijn retabel en zien we het miraculeus beeld van Maria op de originele plaats, nl. op het altaar.
Geen wonder dat Alice Colin zowel in de gezaghebbende Bénézit1 als in Vollmer 2 wordt vermeld, zij het met de gebruikelijke fouten. Het Duitse standaardwerk meent dat zij een Française is, terwijl Bénézit beweert dat zij stierf te Brussel. Nee, A. Colin stierf in de Kliniek van Onze Lieve Vrouw ter Linden en ze werd te Knokke-Heist begraven.
Waar woonde A. Colin?
Het spreekt vanzelf dat ze aanvankelijk in Molenbeek woonde waar ze het beroep van onderwijzeres uitoefende. Tot 20 september 1929 woonde ze in Brussel en vanaf die dag verschijnt ze in de registers van de burgerlijke stand te Heist-aan-zee, met als adres Parkstraat 1. Ze woont er tot 1935. Later ontmoeten we haar weer in de Parkstraat in Heist met als tweede verblijfplaats Korte Vulderstraat 31 te Brugge, dan aan de Kustlaan 227 en vervolgens in het Boergoens Cruyce te Brugge. Vanaf 1939 of 1940 woont zij in de Dumortierlaan rechtover de H. Hartkerk. Een ongedurige ziel blijkbaar?
Ze schilderde evenwel in bijna elke Vlaamse en Waalse plaats, maar evengoed in Frankrijk (77 werken); Engeland (14); Italië (12); Duitsland (10); Oostenrijk (5); Nederland (2); Egypte (1), Joegoslavië(1) en Zwitserland (1).
Het spreekt vanzelf dat ons de werken uit ons werkgebied het meest aanspreken:
Heist:
De Visserskapel, eig. Mtr. Cantille, Heist
H. Maagd der Vissers, eig. Dr. Cornelis, Leuven
Brandvenster O.L.V. Lourdes te Heist. Fam. De Haene, Brugge
Knokke:
Oud Knokke, eig. P. Desmous, Luik
Kalvarie te Knokke, eig. J. Colmant, Doornik
Nederige boogvensters te Knokke, eig. van Reeth, Waterloo
Bebloemd klooster, Het Zoute, eig. L. Wynen, Gent
Arcaden, Het Zoute, eig. dr. Dubois, Brussel
Kapelinterieur, Het Zoute, id.
Koor en transept, St.-Margareta, Knokke. Eig. van haar dochter Simonne.
Transept St.-Margareta, eig. Badstad Knokke (schenking)
Lissewege:
Omloop kerk Lissewege, eig. Mev. J. Derdeyn, Roeselare
Kerktoren van Lissewege, eig. A. Demeure, Brussel
Kapel Lissewege, eig. van haar zuster Adrienne in Frankfort
Refteringang ter Doest, eig. L. Colmant, Doornik
Licht en duisternis, ter Doest, eig. Mev. Hertsens, Heist-aan-zee
Ingang van de abdij Ter Doest, eig. Mr. van Hulle, Heist-aan-zee
De schuur van ter Doest, teruggevonden bij haar zuster Adrienne
Van der Eist in Frankfort, (col. Y Lammerant, haar kleindochter)
Wat schilderde Alice Colin?
Alleen al uit de nauwkeurige inventaris en uit de lovende kritieken leren we dat Alice Colin hoofdzakelijk geïnteresseerd was door gotische kerkinterieurs. Pencil3 noemt haar “Le Peintre de sanctuaires”. Vollmer, o.c. schrijft: “Hauptsâchlich Kirchenintérieurs”. Een ander auteur beweert dat ze eigenlijk evengoed een landschapschilder had kunnen zijn.
Van haar werk werden talrijke foto’s gemaakt die berusten in het A.C.L. te Brussel.
Uit deze kerkinterieurs kan men bijna de geur van wierook opsnuiven en het ritselen der rozenkransen horen. Een getemperd herfstzonnelicht sijpelt door de ramen. Alles spreekt er van rust en ingetogenheid. Het sacrale overstijgt het picturale. De gewijde sfeer van de kathedralen beroert de ziel van de bewonderaar. Dit alles wordt geschilderd in gedempt coloriet, tenzij waar de brandvensters hun warmte laten stralen. De schuur van ter Doest ligt er dreigend onder een sombere hemel alsof mevrouw Colin ermee een spookverhaal wilde illustreren. Alice Colin ontzag haar geen moeite om geladen als een ezel met haar ezel op haar schouder en een zware schilderkoffer de vijf kilometer te voet af te leggen van het station van Lissewege naar ter Doest. Ze was toen eenenvijftig. Een gedreven kunstenares. Heeft men Alice Colin echt vergeten in Knokke-Heist? Zou er echt geen straat haar naam waard zijn?
Of zijn wij Vlamingen niet chauvinistisch genoeg om onze groten te eren?
Alice Colin : De schuur van Ter Doest
Voetnoten
- E. Bénézit. Dictionaire des peintres, scuipteurs, dessinateurs et graveurs. Librairie Gründ, 1976.
- Hans Voilmer. Algemeines Lexicon der Bildenden Künstler. Seemann Verlag, Leipzig. 1953
- Pencil , kunstcriticus van de Neptune d’Anvers in ‘La Renaissance’ Jan. 1929
Bibliografie
- E. Bénézit. Dictionaire des Peintres, etc. Librairie Gründ, Paris 1976. p. 105
- Yolande Lammerant. Alice Colin, Le peintre des sanctuaires. Pro Manuscripto. nov. 2000
- La Renaissance. Les Frères Maumejean, La Sainte Trinité (Morbihan) s.d
- The Art Index. The H.W.Wilson Company. New York, 1933.p. 357
- Hans Volimer. Algemeines Lexicon der Bildenden Künstler, enz. Seemann
- Verlag, Leipzig 1953.
- Interview met Mevr. P. De Cuypere-Lammerant. Waarvoor onze oprechte dank.