Kunstschilders te Heist en te Knokke

ing. Georges Devent

A. De School van Knokke-Heist 1885-1895

Alhoewel de Oostkust reeds vroeger de kunstenaars moet gelokt hebben, is het slechts in het begin van de tweede helft van de negentiende eeuw dat Heist de volle aandacht der artiesten kreeg.

Toeval of niet, maar het aanspoelen van talrijke kunstenaars, meestal West-Vlaamse schilders, rond 1860 valt samen met de opgang van Heist als badstad en de bouw van het eerste hotel: Hôtel du Phare.

Onder deze kunstenaars bevonden zich de Brugse zeeschilder Paul Jean Clays (1), welke te Westkapelle had gewoond, en de Kortrijkse advocaat-dierenschilder Louis Robbe (2), leermeester van Alfred Verwee. Beide kunstschilders behoorden nog tot de laatste vertegenwoordigers van het Realisme, welke rond die tijd de baan ruimde voor het Impressionisme (na 1870).

Twee voorname Belgische impressionisten verbleven in 1871-1872 te Blankenberge. Het waren de twee vrienden Felicien Rops (3), welke te Blankenberge voornamelijk innerlijke rust kwam zoeken (4) en later afzakte naar Heist en Knokke, en Louis Artan (5), die na gans de kust afgezworven te hebben zich te De Panne en te Oostduinkerke vestigde. Deze laatste artiest was verantwoordelijk voor het lokken van talrijke kunstenaars naar de Belgische kust.

Rond het jaar 1880 dan, kent de kunstwereld beroering; nieuwe ideeën gisten. De vroegere overtuigingen, die nog gevoelig nawerken, zijn niet in staat te verhinderen dat nieuwe toestanden zwellen. De Belgische politiek werd onrustiger, de economie onzekerder.

De literatuur van Franse uitdrukking kent de pogingen der “Jeune Belgique”, de Vlaamse letterkunde valt onder de invloed der mannen van “Nu en Straks”, de schilderkunst, na het Impressionisme te hebben doorworsteld, staat in het teken van het Neo-impressionisme.

De schilderkunst verlaat de zorgvuldig doorgedreven versmelting der kleuren en de kunstenaars worden meegesleept door de kracht van het licht dat inwerkt op de vormen.

Daar de artiesten dat licht niet vonden in de steden, trokken de meest begadigden naar het buitenland; de minderbedeelden zochten een toevlucht in de voorsteden en langs de kust. Het mondaine Oostende en Blankenberge konden ook niet de nodige levensruimte bieden aan de artiesten en deze zochten een toevlucht in het kalme Heist en in de woeste duinen rond De Panne.

Inderdaad, het plaatsje waar Leopold I zijn eerste stappen op Belgisch grondgebied had gezet, was reeds sinds 1830 het trefpunt van Belgische en Franse marineschilders en letterkundigen. Hendrik Conscience schreef er rond 1860 zijn “Bella Stock”, taferelen uit het leven van de Vlaamse vissers. Dit vissersdorpje, toen nog een gehucht van Adinkerke, werd vlug overspoeld door kunstschilders (6).

Andere schilders, zoals Jan Verhas (7), Alfons Cogen (8) en Ghisbert Combaz (9), zochten licht en inspiratie te Heist.

De dierenschilder Verhas, waarvan Edgard Augain getuigt in zijn “Plages belges” (10), schept te Heist de hoogste punten van zijn welgevulde loopbaan. Hij bleef het badstadje trouw, kocht een villa op de dijk en nog het jaar van zijn dood 1894, borstelde hij één van zijn meesterwerken “La procession à Heyst” (11).

Ook de Gentenaar Alfons Cogen en de Antwerpenaar Combaz zouden een groot gedeelte van hun oeuvre aan Heist wijden en zij brachten er vooral de zee en de boten op doek.

Talrijk waren de schilders die het vissersleven en het strand met de boten op doek vastlegden, en die een onderkomen vonden in het gemeubeld kamertje dat kunstschilder Louis Bellis (12) hun ter beschikking stelde (13).

Deze marineschilder, geboren te Heist en broer van de bekende stillevenschilder Hubert Bellis, bewoonde een grote witte villa met een enorm terras, nabij de Sluizen. Eigenlijk stond die villa bij een houten barak, Châlet des Ecluses genaamd, waarin de fransman Vassevière café hield. Onder druk van het toenemend aantal kunstenaars veranderde de villa al vlug in een taveerne “La Taverne Royale” welke de joviale Louis Bellis zelf uitbaatte.

In die tijd stamden echter de meeste kunstschilders af van begoede families en ze gingen inspiratie zoeken in het buitenland.

Zo vinden we Van Rijsselberghe (14) en Frans Chalet (15) in 1882 te Tanger, die zelfde Theo Van Rysselberghe met Constant Meunier (16) in Spanje; Rodolphe Wytsman (17) in 1882 in Zwitserland en Italië Anna Boch in Griekenland en Algerije; anderen, zoals Courtens en Henri Cassiers (18) in Nederland. 

Op aanraden van de dichter Emile Verhaeren (19), vriend van Theo Van Rysselberghe, die geruime tijd te Heist en te Knokke werkte (o.a. Guirlandes des dunes), strijken Van Rysselberghe en Franz Chalet als eersten in het rustige Knokke neer, om er hun indrukken te borstelen. Wij schrijven 1883. Ze nemen hun intrek in een klein cabaret “Prince Baudouin”, waar ze voor 100 F per jaar, zich volledig kunnen thuisvoelen (20).

Het duo wordt al vlug vervoegd (21), eerst door R. Wytsman, H. Cassiers en Willy Schlobach (22), later door Omer Coppens (23) en Guillaume Vogels (24). Onder indruk van het landschap dat hen hier geboden werd, schilderden ze niet wat ze op reis opgedaan hadden, maar ze brachten de streek zelf op doek (20), 

Ondertussen waren er te Schaarbeek een groep jonge kunstschilders bijeen. Inspiratieloos, en in het artiestencafé te Schaarbeek meer schulden hebbende dan hun lief was, zochten ze naar een nieuw onderkomen. Onder hen: Alfred Verwee, zijn vriend Paul Parmentier (25), zijn volgeling Géo Bernier (26), Leon Frederic (27) en Franz Bingé (28).

Zij vervoegden nog in 1883 de bent Van Rysselberghe te Knokke. Deze groep was ondertussen aangegroeid met Teo’s leerlinge Anna Boch (29) en twee oud-leerlingen van het atelier Portaels, waarvan ook Van Rysselberghe een leerling was, namelijk Isidore Verheyden (30) en de Franse kunstschilder Blanc-Garin.

De Schaarbekenaars, die nu ook hun intrek namen in het kleine Prince Baudouin, verdreven er min of meer hun voorgangers.

Van Rysselberghe kocht de villa “Duivekot” en ging er wonen met zijn vrouw Maria, Blanc-Garin kocht een groot stuk duin en liet op een heuvel de villa Blanc-Garin oprichten.

Het was in die tijd dat de kunstschilders onder leiding van de Schaarbekenaars en voornamelijk van Verwee, Knokke waarlijk op zijn kop zetten. De bewoners van het toen nog rustige dorp Knokke noemden hen “de gekken” (31).

De roem van Knokke kwam meer en meer kunstschilders ter ore.

Franz Courtens (32), Florimond Van Caillie, Jean-A. Claessens (33), Paul Heimanus (34), Leon Dardenne (35) e.a., namen hun intrek bij Verwee en consoorten. “Prince Baudouin” werd allengs te eng, en in 1889 maakte men er een klein hotel van. De artiesten brachten er een opschrift aan: “Pension de familie, maison tranquille jusqu’à dix heures du soir”.

Ondertussen had Alfred Verwee echter langs de Lippenslaan de eerste villa laten oprichten, die de schilderachtige naam “Fleur de Dunes” meekreeg. Met enkele vrienden artiesten nam hij er in 1888 zijn intrek. Paul Parmentier betrok een kleine villa van Coppieters in een zijstraat van de Smedenstraat.

Met de kunstschilders waren ook schrijvers en journalisten overgekomen. De Oostendse schilder journalist A. Henri Mussin (35) bleef zelfs een tijdje te Knokke werken. Anderen zoals Jean d’Ardenne met H. Cassiers en de gebroeders M. en Armand Heins (36), trokken de kust langs om de eerste reisgidsen samen te stellen en te illustreren.

Ook het schildersleven te Heist bleef actief en breidde zich uit. Schilders als Mevr. Marie Collart (37), die één der voornaamste leerlingen van Verwee zou worden, Fernand Toussaint (38), Louis de Burbure, Leon Philippet, Hoorickx, Carpentier (39), kwamen naar Heist; en sommigen onder hen trokken van daar naar Knokke. Frederic kwam daarentegen van Knokke naar Heist en installeerde zich op de dijk in villa “Le nid d’été”,

Dat de kunstenaars ook onderling probeerden de banden dichter te halen, laat geen twijfel. Zo huwde Willy Schlobach met de dochter van Alfred Verwee. De oudste dochter van Marie Collart verkeerde met een vriend van Verwee, de Franse schilder Léonce Chabry, welke Verwee naar Knokke gelokt had. Het bleef echter niet bij het vrolijke. Zo had Emile Verhaeren iets aan de hand met Maria Van Rysselberghe, Theo’s vrouw (40).

Dat de Knokse omgeving inspirerend moet gewerkt hebben, bewijst het feit dat er onder de twintig artiesten welke in 1884 de “Cercle des Vingt” vormden, 5 “Knokkenaars” waren. Inderdaad, Van Rysselberghe, Schlobach, I. Verheyden, Franz Courtens en Vogels maakten deel uit van de Twintig, samen met mannen als Baertsoen, Emile Claus, James Ensor, Oleffe, Evenepoel, e.a. Op het eerste salon van de XX, in februari 1884, stelde Van Rysselberghe zelfs tentoonmet een doek dat Knokke voorstelde “En West-Flandre”, 

Naar die expositie kwam ook de beroemde Franse impressionist Pissaro kijken. Hij kwam met Van Rysselberghe naar Knokke en schilderde er een werkje dat nu in het Louvre hangt en het kerkje van Knokke voorstelt.

Met het succes van de XX verdwenen dan ook enkele van de pioniers uit Knokke, Franz Courtens, Charlet, Wytsman en Vogels bleven in het binnenland en kwamen nog bij uitzondering naar Knokke.

Deze artiesten, welke op hun buitenlandse reizen kennis hadden gemaakt met de Franse impressionisten zoals Monet, Seurat, Pissaro, Gauguin, en welke als eersten naar Knokke waren overgekomen, schilderden min of meer in de stijl van deze Franse meesters. De stijl leunde nauw aan bij het pointillisme (Seurat) of het Luminisme. Ze hadden dus in feite te Knokke geen nieuwe stijl opgedaan, maar de gepaste atmosfeer gevonden om hun kunst te bedrijven.

Anders was het gesteld met de groep Verwee, die onder invloed van de Polders, een eigen stijl ontwikkelden die veel “forser” was dan deze van de groep Van Rysselberghe. Het is deze stijl, naar de natuur, ongebonden aan stijve kunstregels, vol licht, fors en polders, die de schilders welke tussen 1885 en 1895 te Knokke werkten, kenmerkt. Het is de stijl van de “School van Knokke" met als hoofdfiguur Alfred Verwee.

Het was in die jaren dat nog talrijke kunstenaars naar Knokke trokken om de reeds aanwezige artiesten te vervoegen: Firmin Baes (42), Henri Van der Hecht (43), Marguerite Verboeckhoven (44), Richard Baseleer (45), Maurice Wagemans (46), Emile Duyvewaart, Dolf Van Roy, Paul Verdussen, Ferdinand Coenraets, Jan Gallant, Fritz De Brouckère, Toscano, Mevr. Joseph Mommen-Ithier (47) en zoveel anderen.

Naast deze Belgische kunstenaars waren er de Duitse: de karikaturist Herman Schlirtgen die te Knokke verbleef van 1884 tot 1890, Max Arthur Stremel van 1885 tot 1895 en Paul Baum van 1890 tot 1894; Westendorf en de Engelsman Harry James (48). 

Maar niet alleen de kunstschilders kwamen er. Door hun aanwezigheid kwamen er etsers zoals Brockman en Danse (49), kunstcritici zoals Arthur Stevens (50) die in 1890 te Heist overleed en... de toeristen!

Dit spoorde Verwee aan om samen met de Brusselaar Van Bunnen in 1891 de maatschappij “Knocke-Attractions” te stichten. Wat aan de basis ligt van de opgang van Knokke als badstad.

Paul Parmentier leverde het bewijs dat de kunstenaars door de plaatselijke bevolking geacht werden: hij bracht het in oktober 1890 tot gemeenteraadslid en in 1891 werd hij zelfs schepen van Knokke.

Te Heist was de taverne van Bellis te klein geworden en te ver af van het toeristisch centrum rond de Kursaal. De kunstenaars kwamen nu bijeen in een klein etablissement “Café Français” dat ingesloten was in het centrale deel van de Kursaal en dat bestuurd was door Madame Camille en haar serveuse Joséphine.

Doch reeds in 1897 volgde het trouwe cliënteel Madame Camille naar een nieuwe “Café Français” op de dijk te Heist (51). Helaas was ondertussen Alfred Verwee komen te overlijden (1895) welke altijd voor de nodige “ambiance” had gezorgd.

Er was steeds een zekere na ijver geweest tussen de artiesten die rond Verwee te Knokke verbleven, en deze welke rond het duo Bellis - Verhas in het Café Français bijeenkwamen. Het pleit werd beslecht door hardnekkige “piquet”-partijen tussen Knokke en Heist in de jaren 1891-94, welke tenslotte gewonnen werden door het Knokse duo Verwee-Bastin (52), 

De aanwezigheid van de vele kunstenaars moet zeker aanstekelijk gewerkt hebben op talrijke inwoners van Knokke en van Heist. 

Zo zette de Heistse postmeester Dumonceau zich ook aan het schilderen.

De dood van Alfred Verwee en voornamelijk de komst van steeds meer toeristen, betekende het einde voor de schildersgemeenschap te Knokke en te Heist. Weliswaar kwamen nog veel kunstenaars naar beide badplaatsen, maar tot een groepsactiviteit welke leidde tot een eigen stijl, kwam het niet meer.

Rond 1930 dacht men aan een heropflakkering toe te zijn, toen de bekende kunstschilder René De Pauw en zijn dochter Jeanne, kunstschilderes, zich te Heist kwamen vestigen (53) en toen het aantal schilders te Knokke van twee (Bayaux en Deleval) tot zeven uitgroeide (54), Deze groep kwam echter niet tot een gemeenschappelijk werken met een eigen stijl. En buiten misschien René De Pauw bereikten geen het peil van de groep Verwee.

De schilders van oud-Knokke mogen terecht aanspraak maken op een eigen school, welke zeker naast de school van Tervuren en de school van Dendermonde mag staan.

B. Alfred Verwee

Geboren te Sint-Joost-ten-Node op 23 april 1838, als zoon van Lodewijk-Pieter die te Kortrijk geboren was, en van Clara Van der Smissen, dochter van generaal Van der Smissen. Hij had nog twee broers en een zuster.

Alhoewel hij eerst wilde ingenieur worden en tenslotte expert-landmeter werd, volgde hij toch in zijn jeugd schilderlessen bij zijn vader en in het atelier van F. Ch. Deweirdt. Later op de academie volgde hij het spoor van zijn leermeesters Louis Robbe en Eugène Verboeckhoven. 

Hij exposeert voor het eerst op het Salon van Brussel van 1857. Bij een verblijf te Parijs geraakte hij sterk onder de invloed van de dierenschilder Troyon.

Alhoewel hij in 1880 zijn meesterwerk “De Scheldemonding” schilderde, en in 1881 enkele goede werken in Vlaanderen o.a. te Gistel (St.-Sebastiaansgilde), voelde hij zich ouderwets en inspiratieloos. Het was pas toen hij in 1883 in aanraking kwam met de kust en met het landschap te Knokke, dat deze kunstenaar zichzelf vond en kracht verwierf om, in de laatste jaren van zijn leven, de drift van zijn ziel oprecht en krachtig uit te drukken.

Het is te Knokke dat hij inzicht kreeg in de kleurenrijkheid van de teergroene weiden en van de vruchtbare bruine aarde van de Polders, waarvan zijn stoere dieren als de natuurlijke producten schijnen.

Na een vruchtbare loopbaan, overleed hij te Brussel in 1895.

Werken van Alfred Verwee over Knokke (uit de catalogus van zijn werk - 1896):

Génisse au bord de la mer à Knocke
Trois chevaux à l’abreuvoir à Knocke
Le village de Knocke, paysage et animaux
Vache en paturage, Knocke 1877
Deux vaches dans un paysage - Knocke
Vache paissant, vue de Knocke
La Flandre près de Knocke 1884
Vaches couchées dans une praie, dans le fond le village de Knocke
Le meunier de Knocke dans la dune
Vaches dans les dunes de Knocke - 1888.

Werken van Verwee in 1896 in het bezit van Knokkenaars:

Weduwe Nachtegaele - Taureau maigre - 0,58 X 0,44
0 Roosen (Hofstede Hazegras) Taureau hollandais - 0,40 x 0,28
J. Stockx (Westkapelle) Taureau au paturage - 0,40 x 0,32
L. Van Steene (Onderwijzer) - Taureau noir
Dokter Wallays (Burgemeester Westkapelle) - Vache dans la dune à Knocke - 0,41 x 0,31

Werken van Verwee in 1938 in het bezit van Knokkenaars:

Verzameling Thys (Het Zoute) De grote rust van de ossen (1894) 1,24 x 1,59
Verz. Louis De Klerck - Twee herten - 0,20 x 0,20
Dr. C. Jacxsens -Wallays - Koe in het duin (zie hoger)
A. Thierens (Westkapelle) - Stieren in de weide - 0,40 x 0,35
Mevr. L. Van Steene - Stier - 0,30 x 0,60
Marcel van den Broucke - Gezicht op de duinen – O,45 x 0,25
Stadhuis van Knokke - Jonge koe - 0,64 x 0,75
Landschap - 1,70 x 1,26

Werken van Verwee in private collectie:

Verz. Kamiel Devent - Studie met bomen - 0,20 x 0,20
Verz. G. Devent - Koeien en Molen te Heist - 0,35 x 0,40.109.

C. Aantekeningen

  1. Paul Jean Claeys. Geboren, Brugge 1817; gestorven, Brussel 1900. Leerling van Horace Vernet en Gudin. Het gezin Claeys vestigde zich in 1817 te Westkapelle, waar vader Claeys ontvanger van belastingen was.
    Werk over Heist: Plage te Blankenberghe (1857) - Souvenir de Heyst (1867) - Tekeningen te Heyst (1864 en 1865).
    Werken in musea: Brussel, Gent, Brugge, Luik, Antwerpen, Mons (Retour de pêche), Roeselare.
    In private collectie ing. G. Devent: Schepen te Heyst.
  2. Louis Robbe, Geboren, Kortrijk 1806; gestorven, Brussel 1887. Dierenschilder, Leerling van Academie van Kortrijk.
    Dokter in de rechten en advocaat bij Ministerie van Financiën,
    Laatste twintig jaar van zijn leven, onderhevig aan zware depressies en nervositeit.
    Werk over Heist: Justitiepaleis Gent, "Paysage avec animaux". Heyst (1857)  Private collectie ing. G. Devent, Village de Heyst(1858).
    Werken in musea: Kortrijk, Luik, Brugge, Brussel, Antwerpen.
  3. Felicien Rops (1833-1898). Schilder van genrestukken, figuren en landschappen. Leerling van Academie te Namen, en Academie St.-Lucas te Brussel waar o.a. Louis Dubois, Degroux, Meunier werkten.
    Werk over Knokke en Heist: La vieille digue de Knocke - Digue de Heyst (1875) - Plage à Heyst - La mer "Heyst, barques et cabines" - Dunes près de Knocke (1877) - Les cabines sur la plage f1890).
    Werken in musea: Brussel (Plage), Antwerpen (Pêche à Blankenberghe) Elsene, Luik.
  4. Uit Blankenberge schreef hij in 1875:”J’entre en religie d’art, je peins et ne regarde plus les femmes”.
  5. Louis Artan de Saint Martin. Den Haag 1837, Oostduinkerke 1890. Nam lessen te Spa van de kunstschilders Edward Delvaux en Henri Marcette. Om zich te perfectioneren trok hij naar Parijs waar hij o.a. Corot en Courbet leerde kennen. Vanaf 1876 werkje hij langs gans de kust van Knokke tot Duinkerke. Tenslotte vestigde hij zich lang te De Panne en te Oostduinkerke, waar hij overleed.
    Werk in musea: Brussel (Mer du Nord), Antwerpen (Vue de la mer), Kortrijk (Dunes à Blankenberghe), Elsene (Dunes, La Panne), Verviers (Mer du Nord).
  6. Artan, de beroemde marineschilder Boudry, Willem Bataille, Bastien, Marcette, Alard d’ Olivier, Eduard Elle, Ponseele, Bartholomé, Bernaerts, Dutrieu, Van de Casteele, Mathieu, Leempoels, Van den Eynde, Bamps, Bakker, Victor Uytterschaut.
  7. Jan Verhas (1834 Schaarbeek 1896). Leerling van zijn vader Francis-Emmanuel en van Nicaise de Keyser aan de academie van Antwerpen. Kwam in 1882 naar Heist.
    Werk in musea: Gent, Luik, Brussel, Doornik, Antwerpen (Anes à Heyst-sur-mer)
    Werk over Heist: Promenade à ânes sur la plage (1884) - Les Martyrs de la plage (Heist 1892) - Enfants dans les dunes (1882) - Les Pêcheurs de crevettes ( 1887) - Le retour de la pêche (1890)- La fille du pêcheur (1891) - La promenade sur la digue (1893) - Apres la tempête - La procession à Heyst.
  8. Alfons Cogen (St.-Niklaas 1842 - Gent 1921). Landschap- en marineschilder. Leerling van zijn broer Felix Cogen. Kwam in 1884 van uit Eeklo naar Blankenberge en vervolgens naar Heist.
    Werk in museum te Gent: Fin du gros temps à Heyst
    Werk over Heist: Bateau de pêche (1908) - Barques échouées à Heyst (1909).
  9. Ghisbert Combaz (Antwerpen 1868 - Brussel 1941). Landschapschilder. Professor aan de Brusselse academie.
    Werk in museum te Elsene: Barques au repos à Heyst.
  10. Edgard Augain: Plages belges, IV De Heyst-sur-mer à la frontière hollandaise, blz 95: J’ai nommé Veyrhas (sic), le peintre éminent...
  11. Museum van Doornik.
  12. Louis Bellis (XIXe eeuw). Marineschilder, geboren en gestorven te Heist. Broer van de bekende stilleven schilder Hubert Bellis.
  13. Schilderden o.a. te Heist: Charles Bougard (Kursaal te Heyst 1881 - Collectie ing. G. Devent) - Henri Rul (Dunes à Heyst -Collectie Kamiel Devent) - Frans Hens (Au remorquage à Heyst - Col. K. Devent) - Alfons Cogen (vertrek der vissers te Heyst - Gent) - Armand Heins (Duinen te Knocke - Gent) - Romain Steppe (De Noordzee, Heist? – Antw.) - Fl. Van Caillée (Een weg in het houtrijke duin te Knocke-aan-zee – Antw.) - Alf. Verwee (In de duinen - Brussel) - Paul Bams (Gestrande boten en Zeegezicht, Heist op het strand, Heist) - Jean Mailly (Na de droogte, omstreken van Knokke - Brussel) - Albert Pioch (Zicht van Heyst-op-zee - Brussel) Henry Seghers (Zeegezicht, Heist – Antw.) - Rodolphe Wytsman (Haan en Zonnebloemen, Knokke - Brussel).
  14. Theo Van Rysselberghe(Gent 1862 - Frankrijk 1926)
    Leerling van Canneel aan de academie van Gent en van Portaels te Brussel. Zeer goed bevriend met de dichter Emile Verhaeren met wie hij naar Parijs gaat en er de grootmeester van het pointillisme, Seurat, ontmoet.
    Werk in musea: Brussel, Elsene, Gent, Luik.
    Werk over Knokke: En West- Flandre (1883) - Moulin en Flandre (1884) dit is de molen van het Kalf.
  15. Frans Charlet (Brussel 1862 - Parijs 1928). Leerling van Portaels. Bezocht Spanje en Tanger met Van Rysselberghe en Meunier; en Nederland met Wistier.
    Werken in musea: Gent, Brussel, Elsene, Antwerpen.
  16. Constantin Meunier (Brussel 1831-1905). Eén der grootste schilders en beeldhouwers van zijn tijd. Een de stichters van de “Société libre des Beaux-Arts” (1868).
    Werken in musea: Brussel, Elsene, Verviers, Gent, Doornik, Dendermonde, en speciaal C. Meunier-museum te Brussel.
  17. Rodolphe Wytsman (1860-1927). Landschapschilder.
    Leerling van de academies van Gent en Brussel. Staat onder invloed van Verwee.
    Werken in musea: Brussel Museum Charlier, Elsene, Antwerpen, Luik.
    Werken over Knokke: Eglise à Knocke.
  18. Anna Boch (zie 29) - Courtens (zie 32).
    Henry Cassiers (Antwerpen 1858 - Brussel 1944)
    Schilder van stadsgezichten, landschappen en marines. Graveur.
    Leerling van de academie van Antwerpen en van H. Stacquet. Werkte voornamelijk in Holland en Zeeland. Illustreerde veel boeken.
    Werken in musea: Antwerpen, Brussel, Elsene.
  19. Emile Buyse in “De Schilders van Oud-Knokke”: Het was Verhaeren die in 1883 over het landschap en het dorp van Knokke schreef: Geven de Goede God en de Heren Ministers dat er nooit een trein naar Knokke zal rijden, want dit landschap moet wild, schoon en eenzaam blijven.
  20. Le cénacle s’installe dans un ancien cabaret à l’enseigne du “Prince Baudouin” où moyennant la somme, alors exorbitante, surtout pour des rapins insuffisamment lestés de pécune, où, pour cent francs par an, l’on sera tout à fait chez soi. La salle basse se transforme en dortoir à la flamande, tandis que le grenier prend figure d’atelier qu’encombrent de vieux meubles, bricolés à droite et à gauche, les objets et bibelots, tapis et maroquineries rapportés dans la cantine des voyageurs qui les ont, à force de dettes, achetés dans les souks et sur les marchés d’Afrique et d’Espagne.
    Cela compose un intérieur pittoresque à souhait, d’un confort relatif, mais où il est charmant de rappeler ses souvenirs.
    De son seuil les sables des dunes se dorent d’un reflet du désert comme les souffles furieux de la Mer du Nord semblent mêler, par beau temps, de brûlants effluves méditerraniens l’ âpre rumeur septentrionale. (Uit Lucien Gottrand: Rodolphe Wytsman 1860-1927; uitgegeven in 1931)
  21. Volgens Oscar Roelands in “Rodolphe Wytsman”, uitgegeven te Gent op verzoek van de Koninklijke Academie op 500 ex.; niet in de handel.
  22. Willy Schlobach (geb. Brussel 1864). Landschap en stilleven schilder. Leerling van de Academie van Brussel. Eén der stichters van de groep der XX.
    Werken in musea: Elsene, Doornik.
  23. Omer Coppens (Duinkerke 1864 - Elsene 1926). Schildert genrestukken, landschappen, marines en stadszichten. Leerling van de Gentse Academie. Eén de stichters van de kring “Pour l’ Art” (1892).
    Werken in musea: Brussel, Elsene,113.
  24. Guillaume Vogels (Brussel 1836-Elsene 1896). Autodidact. Medestichter der groep XX,
    Werken in musea: Brussel (o.a. Mer du Nord), Musée Charlier, Elsene, Gent.
  25. Paul Parmentier. (Brussel 1854-Knokke 1902) Zoon van de industrieel E. Parmentier van de “Usines cottonières de Belgique”.
    Een der eerste leerlingen van Alfred Verwee. Werd op 19 okt. 1890 gemeenteraadslid en op 12 november 1891 schepen van Knokke . In 1890 bewerkte hij de heropbloei van de zeer oude St.- Sebastiaansgilde, de schuttersgilde van Knokke. Zijn kleinzoon Yves Parmentier is er nog steeds Hoofdman van. Schilderde bijna uitsluitend te Knokke en te Heist.
    Werken in het Stadhuis van Knokke en in privé collectie G. Devent (Barques à Heyst).
    De kunstenaarsfamilie Parmentier is zo belangrijk geweest voor Knokke, dat er wel een afzonderlijk bijdrage in “Rond de Poldertorens” zou moeten aan gewijd worden.
  26. Geo Bernier (Namen 1862-Brussel 1918). Dierenschilder. Leerling van de Academie van Brussel; leerling van Verwee. Eén der stichters van “Le Sillon” in 1893.
    Werken in musea: Brugge( En Flandre), Leuven, Brussel.
    In privé collectie Kamiel Devent: Vaches à Knocke.
  27. Léon Frederic Brussel 1856-Schaarbeek 1940) Leerling van Academie Brussel en van Atelier Portaels. Maakte deel uit van de kring “L’Essor”. Schilderde meestal figuren. Werkte veel te Heist en te Schaarbeek. Werd tot baron verheven door Koning Albert in 1929. Een straat in Schaarbeek draagt zijn naam.
    Werken in musea: Brussel, Antwerpen, Gent, Luik, Elsene, Musée Charlier.
  28. Franz Bingé (Luik 1835-Schaarbeek 1900) Spoorwegbediende welke slechts laat (1873) begon te schilderen. Leerling van Henri van der Hecht en lid van de school van Tervuren. Leefde lang te Schaarbeek, waar een straat zijn naam draagt.
    Werken in musea: Brussel, Verviers, Kortrijk, Antwerpen, Luik.
  29. Anna Boch (La Louvière 1848-Brussel 1933). Landschap- en marineschilder. Leerlinge van Isidore Verheyden en van Van Rys.
    Werk in privé collectie Kamiel Devent: De kerk te Knokke.
  30. Isidore Verheyden (Antwerpen 1846-Elsene 1905). Landschap- en portrettenschilder. Eén der stichters van de groep XX.
    Leerling van Ac. van Brussel en Atelier Portaels. Verbleef van 1873 tot 1883 in Hoeilaart en kwam dan naar Knokke.
    Werken in musea: Brussel, Elsene, Musée Charlier, Oostende, Leuven, Mons, Antwerpen, Gent, Aalst, Luik.
  31. Volgens M. Heins in “Le Littoral Belge (1888).
  32. Franz Courtens (Dendermonde 1854-Brussel 1943). Leerde de stiel samen met o.a. I. Meyers en F. Vinck in zijn geboortestad.
    Schilderde veel in Nederland, langs de Schelde en de Dender, in de Kempen en in Brabant. Hij kwam met de eersten naar Knokke, maar verbleef er maar korte tijd.
    Werk in musea: Brussel, Musée Charlier, Leuven, Antwerpen, Tienen, Doornik, Kortrijk, Luik.
    Werk uit Knokse periode: De Kruiswortels en De Poel in de Duinen (1883); De molen te Knocke (1884).
  33. Paul Hermanus (Brussel 1859-1911). Architect. Zoon en leerling van Alexander Hermanus.
    Werken in musea: Brussel, Elsene. Schilderde veel te Knokke, waaronder veel waterverfschilderijen.
  34. Jean A. E. Claessens (Antwerpen 1879). Landschap- en marineschilder; graveur en waterverfschilder.
    Leon Dardenne (Brussel 1865-1912). Medewerker aan het satirisch blad en het cabater “Le Diable au Corps”. Eén der stichters van de kring “Pour l’ Art” (1892).
    Werk in museum te Tervuren en in privé verzameling Berqueman te Knokke.
  35. A. Henri Mussin (Oostende 1852-Brussel 1920). Zoon van François Mussin die ook te Knokke schilderde vóór 1880 (Vuurtoren - Stadhuis van Knokke). Marineschilder, illustrator, journalist. Hij schilderde naar de trant van zijn vader.
    Werk in musea: Luik, Oostende.
  36. Armand Heins (Gent 1856). Schilder, etser, aquafortist.
    Leerling van Th. Canneel. Deed in Parijs studies is archeologie.
    Werk in museum te Gent.
  37. Marie Collart (Brussel 1848-1911). Landschap- en dierenschilder. Leerlinge van Verwee en van Arthur Stevens. Medestichteres van de “Société libre des Beaux-Arts” (1868).
    Werken in musea: Brussel, Antwerpen.
  38. Fernand Toussaint (Brussel 1873). Figuren- en marineschilder. Leerling van Academie Brussel en Atelier Portaels.
    Werk in het Musée Charlier.
  39. Louis de Burbure. Werkte zeer veel te Heist en te Oostende. Verbleef lang te Heist in de villa van Bellis.
    Leon Philippet (Luik 1843-Brussel 1906). Leerling van Ac. van Luik en van Bouguereau te Parijs. Verbleef lang in Italië.
    Genre- en portrettenschilder.
    Werk in museum te Luik.
    Ernest Hoorinckx (Antw. 1859-1908). Landschapschilder.
    Leerling van Theo Verstraete. Eén der stichters van “Voorwaarts” (1885). Werkte veel te Heist.
    Werk in musea: Doornik, Musée Charlier.
    Evariste Carpentier (Kuurne 1845-Luik 1922). Verbleef van 1871 tot 1886 te Parijs om in dit jaar naar Heist te komen. Verbleef daar tot 1904, jaar waarin hij directeur werd van de Academie van Luik (tot in 1910).
    Werk in Musea: Antwerpen, Luik, Kortrijk, Leuven, Verviers, Brugge, Schaarbeek (Terwaterlating van een boot te Heyst 1890)
  40. L’Art flamand - Marie Collart.
  41. Cercle des Vingt - Groep XX: ontstaan uit de scheiding tussen de officiële kunst en de onafhankelijke kunst. Gesticht eind 1883-begin 1884 onder het patronaat van de Belgische schilder Delvin (1853-1922) directeur van de Academie van Gent. Zij werden gedirigeerd door de journalist O. Mans en gesteund door E. Picard en E. Verhaeren in het tijdschriftje “L’ Art moderne”. De groep viel uiteen in 1893.
  42. Firmin Baes (Brussel 1874-1945). Leerling van Léon Frederic.
    Werk in musea: Brugge, Kortrijk, Antwerpen, Brussel, Elsene.
  43. Henri van der Hecht (Brussel 1841-1901). Leerling van Portaels. Eén der promotoren van het schilderen in open lucht en van het realistisch landschap. Eén der stichters van de Soc. libre des Beaux-Arts.
    Werk in musea: Brussel, Elsene (Les Dunes à Knocke), Antwerpen.
  44. Marguerite Verboeckhoven (Schaarbeek 1865-1949).
    Marineschilder, Kleindochter van Eug. Verboeckhoven. Leerlinge van Blanc-Garin, die haar koos als opzichter van zijn atelier. Ze verbleef voornamelijk te Knokke.
    Werken in musea: Brussel (Mer), Musée Charlier (Marine).
  45. Richard Baseleer (Antwerpen 1867). Marineschilder.
    Leerling van Ac, van Antwerpen. Schilderde rond 1904 te Heist.
    Werken in musea: Antwerpen, Brussel.
  46. Maurice Wagemans (Brussel 1877-Bredene 1927). Leerl. van de Brusselse Academie en van het Atelier Portaels. Niettegenstaande hij ook te Heist en te Knokke werken heeft nagelaten, schilderde hij voornamelijk te Nieuwpoort tijdens de eerste wereldoorlog.
    Werken in musea: Gent, Antwerpen, Brussel.
  47. Werken tentoongesteld in “La Réserve” te Knokke in 1951. Ingericht door Auguste de Burbure de Wesembeek.
  48. Volgens Gaston Van Steene, Le Litoral et Knocke, guide du villégiateur et du touriste, 1932.
  49. Auguste Danse (Brussel 1829-Ukkel 1921). Tekenaar en graveur. Leerling van Navez en van graveur Calamatta. Professor aan de Academie te Mons van 1871 tot 1896. Hij volgde dan Verwee naar Knokke om diens werk te graveren.
  50. Arthur Stevens (gestorven te Heist in 1890). Schilder en kunstcriticus. Broer van de beroemde schilders Alfred en Joseph Stevens. Hij verbleef in het Kursaal te Heist en bezorgde gunstige kritieken op de “Heistse” en de “Knokse” schilders.
  51. Uit “Journal de Bruges”: Heyst en 1895, door Aug. de Burbure de Wesembeek.
  52. Naar een schilderij van Léon Philippet welke lang eigendom was van Louis Bellis en thans hangt in het stadhuis van Knokke.
    Het stelt de twee ploegen Knokke en Heist voor, na de overwinning van de ploeg Knokke in een piquet-wedstrijd. De ploeg Heist bestond uit het duo Louis Bellis - Ernest Quittman (directeur van het Kursaal). De ploeg Knokke: Alfred Verwee en François Bastin (ing. en gemeenteraadslid van Schaarbeek).
  53. René De Pauw (Pittem 1886-Brussel 1946). Studies te Brugge waar hij woonde in de St- Katelijnestr. Na de eerste Wereldoorlog naar Brussel. Vanaf 1930 ging hij geregeld naar Heist en Zeebrugge om er zijn verlofdagen door te brengen, en vestigde zich in 1938 te Heist waar hij op het Albertplein een huis had gekocht.
    In 1943 werd hij door de bezetter verplicht Heist te verlaten en hij keerde naar Brussel terug. Hij schilderde talrijke vissers en visserstaferelen te Heist en te Zeebrugge. Zijn dochter Jeanne De Pauw woonde in villa “Marie-Jeanne” op de dijk nr. 43 te Heist.
  54. In 1930 te Knokke: Bayaux P., Graaf Jansdijk; Deleval F., Maison Blanche, Sparrendreef. In 1933, naast Bayaux en Deleval: Boudrenghien, De Coninck (Elisabethlaan), Louis Gendebien (Westkap.), Alice Collin.

Geraadpleegde werken

  • Dictionnaire des peintres, Larcier, Brussel.
  • Jules du Jardin, L’ Art Flamand, Brussel 1898.
  • Au littoral Belge avec P.A. Clays, Berqueman 1948.
  • Salon Brussel 1893 (catalogus)
  • Dictionnaire des peintres flamands et hollandais, Larousse.
  • Oscar Roelats: Rodolphe Wytsmann
  • Lucien Jottrand: Rodolphe Wytsmann, 1931.
  • J. A. Ruttiens en Alf. Lambrecht: Franz Courtens; Die Poorte, Antwerpen 1949.
  • F. Manet, Monographie de L’art belge: Th. Van Rysselberghe.
  • Oeuvres d’ Alfred Verwee; Cataloque salle du Musée Moderne, 1896.
  • Badstad Knokke, Eeuwfeest van Alfred Verwee,
  • Tentoonstelling Kursaal 1938.
  • Edm. Louis de Taeye: Les Artistes Belges contemporains, Jan Verhas
  • Gand artistique Nr. 6, 1922: Alfons Cogen.
  • Maurice Exsteens: Felicien Rops.
  • Maurice Kurel (Collection nationale Nr. 25, 1943): Felicien Rops.
  • Annuaire général des Beaux-Arts de Belgique.
  • M. en A. Heins: Le Littoral belge, 1888.
  • Gaston Van Steene: Guide du villégiateur et du touriste, Knocke 1932.

Aanmerking:

Wij zijn er maar al te wel van bewust dat deze studie noch in de breedte volledig, noch in de diepte afgewerkt is. Maar op herhaald aandringen van onze vrienden van St.-Guthago hebben wij ons laten overhalen om deze aantekeningen neer te pennen, in de hoop dat anderen die over meer vakkennis en meer tijd beschikken, op dit eerste stramien zullen voortwerken. G.D.

Nota:

Het Bestuur van. St.-Guthago houdt eraan om hierbij ing. G. Devent te danken en te feliciteren voor deze degelijke en originele bijdrage.

Kunstschilders te Heist en te Knokke

Georges Devent

Rond de poldertorens
1975
03
101-117
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26