Een Brief uit Amerika

Johan Ballegeer

Iedereen heeft wel een oom in Amerika waarvan hij een erfenis verwacht. Dat er ginderachter ook mensen zijn die zich met heemkunde en plaatselijke geschiedenis bezig houden - geschiedenis van bij ons! - is even waar.

Dat Amerikanen (in onze ogen althans) soms zeer eigenaardige gedachten hebben, bewijst navolgende brief.

Let wel: sommige van die ideeën, bv. deze over de relatie tussen het Onze-Lieve-Vrouwebeeld van Lissewege en de Keltische Nehallenia zijn nog zo gek niet! Is het immers niet opvallend dat de Mariadevotie juist het sterkst verbreid is waar de Kelten Nehallenia, de moedergodin, vereerden? Het is immers algemeen geweten dat de vroegste missionarissen de oude heidense gebruiken niet poogden af te schaffen, doch ze probeerden door gelijkaardige Christelijke te vervangen. Het is dus goed mogelijk dat ze de moedergodin Nehallenia door de Moeder Gods Maria probeerden te vervangen.

Onze vriend die van Lisseweegse voorouders afstamt, schrijft het volgende; wij vertalen:

Geachte Heer Ballegeer,

onlangs herlas ik één en ander over Lissewege, wat diverse vragen bij mij deed oprijzen; vragen waarin jij als toponimist (!) van Lissewege, wel zou kunnen belangstellen.

1. Jouw artikel over HEEMKUNDE EN GENEALOGIE VOOR MEN ERVAN SPRAK (Vlaamse Stam, dec 1972) citeert op verschillende plaatsen jaarzerken met de naam Nicolaas Bollin, rond 1400. Is het mogelijk dat deze man de stichter (of familie) zou kunnen zijn van de Bolein-familie in het middeleeuwse Engeland, waarvan Queen Elizabeth I een machtig lid was? Ik meen dat de stichter een handelaar was op een ogenblik dat de handel tussen Engeland en Vlaanderen zeer intens was.

Commentaar van J.B.: Of Bollin iets met Boleyn te maken heeft, laten we hier in het midden. Dat er echter wel degelijk Lissewegenaars handel dreven met Engeland omstreeks 1275, kan men lezen in mijn boek DE MARULLE VAN KRIS DE LANGHE. Wouter Coppens van Lissewege zat er zelfs een tijdje in de kerker!

2. Over Lissewege kerk en zijn waterput: Ik herinner mij gelezen te hebben over de ontdekking in de vroege 70-er jaren, van een beeld van een Keltische godin Nehallenia (die in oude tijden in uw streek vereerd werd) in Zeeland of Zeeuws-Vlaanderen. Het is mogelijk dat een gelijkaardig beeld werd opgevist in de lisput door de Heistse vissers, die meenden met een beeld van de maagd Maria te doen te hebben. Ik geloof dat het origineel beeld verloren ging en misschien werd vervangen door een niet al te gelijkende copy.

Zou er geen beschrijving bestaan van het oude beeld in de archieven, wat zou kunnen vergeleken worden met het huidige beeld? Commentaar JB.: 1° Zie hierboven. 2° Het is haast zeker dat het originele beeld verwoest werd; tijdens de Geuzenberoerten in 1586 .

Zie mijn boek VAN EEN WONDER BEELD (uitverkocht). Michiel English meent dat het huidige beeld (romaans van uitzicht in de renaissancejaren van 1625) een kopie zou zijn naar een toen nog bestaande bedevaartvaantje of medailles.

3. Nog over de lisput, nu liggend onder de kerk. Moderne technologie kan ons meer leren over deze put. Radar of sonar kan de diepte en de constructie aantonen. Een of andere diepzeeduikers- of speleologenclub zou kunnen geïnteresseerd worden in de ontdekking of exploratie. Zo zou de kwestie kunnen opgelost worden of de put in verbinding staat met de zee. Deze vraag kan eveneens opgelost worden door fosfor in de put te gieten en te zien of deze aan het zeeoppervlak zou verschijnen. Verder kan men vaststellen of er vis in de put leeft; deze vis moet men vangen en van merktekens voorzien. Terug in de put gegooid zullen ze hopelijk in de Noordzee terug gevangen worden.

Ter Doest: Werden elektronische middelen (mijn- en metaaldetectors, echo-sounding, zoals men deze gebruikt in de olie industrie) reeds aangewend om in een kring rond Ter Dost te pogen de vermoede ondergrondse tunnel van de Tempeliers terug te ontdekken? Zijn er ergens centrale archieven, bv. in Parijs, die een licht kunnen werpen op hun activiteiten te Lissewege?

Commentaar JB.: Ja, dat over die put! Fantastisch! Utopisch! Er zal wel geen enkel mens zijn die nog gelooft dat deze put met de zee in verbinding zou kunnen staan. Wat niet belet dat een onderzoek wel eens interessante bijzonderheden zou kunnen opleveren.

Laten we de goudvisjes echter rustig op hun plaats.

Hetzelfde voor wat betreft de onderaardse gang die naar Ter Doest loopt. Ook hier moeten we niet nog eens herhalen dat die volledig tot het rijk der legenden behoort. In 1908 nog, toen men bomen wilde planten op het Upperhof, verloor een van de delvers zijn spade. Voor zijn ogen zonk ze in de grond weg. De legende van de gang kwam maar nog eens te berde. Later is gebleken dat er zich op deze plaats nog kelders van het vroegere kasteel bevonden.

4. Jozef (Moes) Stijns schijnt in zijn leven veel delfwerk te hebben verricht rond Lissewege. Hij heeft het er voortdurend over (Moes de Metser, Biekorf 1970, 9-10) dat hij op een meter diepte steeds resten uit vroeger eeuwen vond. Op een zeker ogenblik (pp 301-302) vertelt hij:... op ' t Groot Ter Dost hebben wij ook gewerkt. Wij moesten eens een cietern delven, en op een kleine meter diep, kwamen wij op een arduinen zerksteen gelijk op de kerk. Zo, dat is alleszins oud patersgrond van vroeger eeuwen.

In de korte dreve kwamen wij op "kormootjes; alzo gangetjes van 25 cm breed en al in moefen van 30 op 16 cm. Wij moesten er naar  de kerk voeren voor pastor Munte (Pitte) om de nodige herstellingen te doen na de eerste wereldoorlog". Werd er ooit enige poging gedaan om het oude monnikenkerkhof op te graven en de inschriften van de zerken op te tekenen? (Jawel, door lic. Marcel Vermander en ondergetekende. We hielden het zolang vol tot we genoeg blaren op onze handen hadden. Ongeveer twee uur!) Het schijnt dat het verzandingseffect van de zeewinden, die ook het Zwin dichtslibden, het peil van de bodem deed stijgen gedurende de eeuwen. Daarom zal men dieper dan gewoonlijk moeten delven om de artefacten van het verleden te kunnen vinden. Op het eerste gezicht moet dit alles vreselijk veel geld gaan kosten, doch ik geloof niet dat dit noodzakelijk zo moet zijn.

  1. België, meer dan welk ander een land van clubs, kringen en maatschappijen van diverse belangstelling, moet toch genoeg vrijwillige werkkrachten kunnen leveren?
  2. de samenwerking, toelating en verdraagzaamheid van de autoriteiten, zal gemakkelijk te verkrijgen zijn (Ja!!! Dag, broer! J.B.) indien men hen duidelijk maakt, dat dit alles zal resulteren in het voordeel van de streek. (En gij gelooft dat! J.B.) Bijvoorbeeld: een succesvolle ontdekking zal Lissewege in het schijnwerplicht plaatsen, veel toeristen zullen komen helpen de algemene welvaart van de bevolking verbeteren (sic!!!). Vergeet niet dat de Lisseweegse kerk gebouwd werd door de edelmoedigheid van de pelgrims (in de eerste plaats toeristen!). Toeristengeld zou Ter Doest in zijn oude glorie kunnen herstellen, zelfs er een uitgebreid mu­seum van maken, misschien met mannequins van de monniken en de tempeliers in de klederdracht van de periode en met het gereedschap van die tijd. (We leggen dit voorstel ter overweging voor aan de familie Den Dooven. Kelners in monnikenhabijt? Waarom niet!

Er zal veel volk komen kijken! J.B. Ik geloof dat het beter zou zijn voor Lissewege indien het een museumdorp zou worden, eerder dan zijn karakter en levensstijl te veranderen als een industriestreek of een voorstad van Brugge.

Commentaar bij deze laatste alinea: Ik ben er 200 % voor. Maar ik ben wel de enige zonderling.

Ik hoop dat enige van mijn gedachten U zullen interesseren.

Algemeen commentaar: Er zitten ongetwijfeld een paar interessante gedachten in; maar zo ziet men nog maar eens hoe vreemd men kan oordelen (en besluiten trekken) als men niet dagelijks met de harde werkelijkheid ter plaatse geconfronteerd wordt. I

De brief was getekend door Camille Charles de Munter. Een nazaat van Pier Munters uit Lissewege, waarover ons betreurd lid Firmin Roose destijds uitvoerig publiceerde. De heer Munters is, als ik me niet vergis, electronisch ingenieur te Rochester in de States.

Wij wensen hem nog verder veel genoegen aan zijn studie van ons verleden, op afstand.

Een Brief uit Amerika

Johan Ballegeer

Rond de poldertorens
1976
03
053-055
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26