Het volkslied te Heist
Jan De Corte
In het voorgaand nummer van "Rond de Poldertorens" werd een Heists visserslied besproken. In deze bijdrage willen we het licht richten op de contouren van het volkslied te Heist. Omtrent vragen als "waar en wanneer werd er gezongen" hebben we te Heist een enquête gehouden. We zijn er onze medewerkers dankbaar voor: Mr. en Mevr. E. Vlietinck(+)-Couwyzer, Mr. en Mevr. A. Vandierendonck-De Groote, Mr. en Mevr. M. Desmidt-Latruwe, Mr. en Mevr. L. Martony-Elias; Mevr. P. Vlietinck en Mevr. L. Ackx.
De gegevens die onze informanten verstrekten, hebben betrekking op een periode die begint na de eerste wereldoorlog. Het Heistse volkslied is beslist ouder: de meeste ondervraagden refereren immers zelf naar hun ouders die zongen. Wellicht gaat het hier om een ander repertorium. In dit verband stipt D.R. Moser het volgende aan: "Repertoriumonderzoekingen hebben aangetoond dat iedere generatie zijn eigen liederenrepertorium had, dat zich van dat der ouders en der grootouders onderscheidde"(1).
Het einde van de volksliedfurore te Heist valt echter min of meer te omschrijven. De tweede wereldoorlog betekent ongetwijfeld een enorme breuk in het volksleven: er werd toen meestal niet gezongen. Vele Heistenaars waren bovendien met de vissersvloot naar de Zuidkust van Engeland (Penzance, Brixham) gevlucht. Een andere oorzaak van het verdwijnen van het volkslied is de radio, die volgens onze zegslieden in de dertiger jaren her en der aangeschaft werd.
De visnetbreimachine werd in het begin van de dertiger jaren uitgevonden (Frankrijk). Reeds vóór, maar zeker na W.O.II verdween het netten breien op straat en daarmee het begeleidende gezang.
Thans komt het volkslied nog slechts sporadisch aan bod: bv. op een gouden bruiloft of als mijmering van mensen die veel gezongen hebben. (2)
Vroeger onderscheidde men enkele belangrijke situaties waarin het volkslied te Heist voorkwam: bij het werk en in de café ’s (hoe kon het ook anders). "Een arbeidsgroep heeft nood aan arbeidsliederen" stelt E. Klusen (3) en hij maakt een onderscheid tussen liederen die als functie hebben de werkbewegingen van de groep ritmisch te coördineren, en liederen die zorgen voor de "Unterhaltung" tijdens het werk. Die tweede functie laat zich gelden in de diverse werksituaties te Heist vroeger.
Het breien en boeten van de netten was meestal een familiale aangelegenheid en gebeurde ’s winters binnenshuis en ’s zomers op straat voor de deur. De liederen die bij dit werk gezongen werden, zorgden voor "Unterhaltung". Vermoedelijk is hier een zeker automatisme aan de gang: bij het werk wordt gezongen. Men zou zich kunnen afvragen of de onderhoudende functie van het zingen niet gaat primeren, m.a.w. werkten sommige leden van het gezelschap niet precies omdat er gezongen werd?
Omdat daarbij meestal slechts door een persoon (zowel man als vrouw) gezongen werd, betekent dit niet dat dit geen gemeenschappelijke aangelegenheid was. Klusen schrijft i.v. hiermee: "Laat ons omwille van de duidelijkheid en de volledigheid stellen, dat ook het lied dat door de enkeling aan de groep gezongen wordt, tot het groepslied behoort"(4).
Ook het beeld dat Klusen van de groep schetst, stemt volledig overeen met de Heistse situatie: "Hoewel de groep het haar voorgezongene meestal passief benadert, toch zijn ook deze liederen berekend op de werking in de groep zelf, en worden ze door de groep als geheel opgenomen" (5).
Het zingen in twee andere werksituaties te Heist tussen de wereldoorlogen kunnen we het best karakteriseren als "Alleingesang". Veel vrouwen zongen op maandag volksliederen bij de was, duidelijk een individueel gebeuren, maar toch gehoord door andere vrouwen die op aanpalende "achterkoeren" hun was deden.
Ook op zee trof je zo'n "Alleingesang" aan, bv. het voor zich uitmijmeren van volksliederen op wacht. Samenzang op zee kwam voor op Kerst- en Nieuwjaarsnacht. Gebruikelijk was toen ook het zingen van een volkswijsje naar het thuisfront via de radio. Interessante anekdote hierbij is dat de vissers die op zondag in zee waren, van de pastoor de toelating kregen om de Gregoriaanse liederen van de H. Mis te zingen als een soort dispensatie voor de zondagsmis! Het zingen op zee moet enigszins anders geweest zijn voor de eerste wereldoorlog, toen er "met de zeilen" gevaren werd. Gezien de stilte, had het individueel zingen er meer zin en kwam het ook meer voor. Getuigen vertellen dat men ‘s zomers het gezang kon horen van vissers die op hun garnaalbootjes heel dicht bij het strand visten. Voor zover wij kunnen achterhalen, is hier evenmin sprake van collectief gezang.
Dezelfde toestand als bij het netten breien (een zanger en het passieve publiek) vindt men weer in de café’s. Dat het daar inderdaad een gemeenschapsaangelegenheid was, bewijst het feit dat wie stoorde prompt aan de deur werd gezet. Hier hadden de liederen een zuivere "Unterhaltungsfunktion". (Daar waar de andere vormen ook als "begeleidend" bestempeld kunnen worden.)
Zonder wellicht volledig te zijn, geven we hier een lijst van cafe's en hun uitbaters, waar veel gezongen werd. (De namen tussen haakjes zijn de lapnamen omdat die meest gebruikt werden om de cafe's aan te duiden.)
- "In de Welkombank", J. Vantorre (Jef Klodde), Knokkestraat
- "Den Anker" Mevr. M. Dogimont, Knokkestraat
- "Schuurleg" J. Vlietinck (Ko Peere), Vlamingstraat
- "De Nieuwe Zeehaven" M. Dierickx (Lis van Dartjes), Vlamingstr.
- "Accordeon", A. Couwyzer (Metje Takkel), Pannestraat
- "Independant", C. Savels (Constant van Kraks), Noordstraat
- “Crosby" A. Vantorre (Aimé van de Zwakkens), Elisabethlaan
- " Navy I", R. Dewaele (René van Braems), Mercierstraat.
In de laatste twee vermelde café’s werd ook nog gezongen na de eerste wereldoorlog, tot rond 1950. Daar waar in de werksituatie de liederen nooit begeleid werden, werd hier al eens een volksliedje met de piano of met de accordeon meegespeeld; alhoewel dit geenszins de gewone regel bleek te zijn.
Men wist meestal wel wie goed kon zingen. De zgn. "zangers" zetten dan de avond in, op aanvraag van één van de cafébezoekers. Gewoonlijk stond de zanger dan op een stoel, desnoods op de biljarttafel, en naargelang van de liedsoort en de geaardheid van de zanger, werd een staaltje mimiek ten beste gegeven. Ook hier kwam zowel man als vrouw aan bod. De toeristen apprecieerden dit zingen en kwamen dikwijls luisteren, aanvankelijk aan de deur, maar later bij het publiek zelf.
Een aparte rol in heel dit volksliedgebeuren speelde de marktzanger op de dinsdagmarkt te Heist, Tamboer (er zijn er ook andere geweest voor hem, maar men kent de namen niet meer) zong op de markt zijn volksliedjes met accordeon begeleiding, terwijl zijn dochter de vliegende bladen verkocht, naar men zegt met succes. Tamboer was daarbij voorzien van een plakkaat waarop de gezongen situaties afgebeeld waren.
Al met al moet men besluiten dat het volkslied een aparte belangrijke rol in het volksleven te Heist innam. Met deze schets hebben wij gepoogd een aspect van het leven van de volksmens te belichten. Door enkel hoge torens in het daglicht te stellen, loopt men immers het risico een verkeerd beeld over de voorbije toestand op te hangen.
Voetnoten
- Moser D.R., Kritk der Oralen Tradition, Folk Narrative Congress,
Helsinki 1974, blz 11. - Volksliedgroepen als "De Snaar", "’t Kliekske" e.a. die op het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig veel succes oogsten met het zingen van volksliederen, schijnen nu enorm aan belangstelling in te boeten bij het publiek.
- Klusen E., Volkslied, Fund und Erfindung, Köln 1969, blz 31.
- Klusen E., o.c. blz 33.
- Klusen E., o.c. blz 33.