Ruzie over de "Barm" te Sint-Kruis en Vijve Kapelle

René De Keyser

Wij hebben in Rond de Poldertorens reeds dikwijls gelezen over dijken die de wateringen moesten beschermen tegen overstromingen van de zee of van het Zwin. Er waren echter ook wateringen die zich beschermden tegen het water dat uit het binnenland kon komen.

De Watering van den Broek en die van Zuid- en Noord over de Lieve paalden aan de zandstreek en ze hadden op hun grens met de zandstreek zijdelingen of barmen liggen om te beletten dat het wa­ter uit de zandstreek in bun respectieve watering zou terechtkomen. Dit feit komt voort uit het oude gewoonterecht waarbij elke watering voor de afvoer van zijn overtollig water moest zorgen; waaruit volgt dat ze ook niet verplicht waren het water van ander gebieden te aanvaarden.

De Watering van den Broek, gelegen tussen de Reie van Brug­ge naar Damme enerzijds, en Sint-Kruis, Male en Vijve Kapelle anderzijds, had op haar zuidelijke grens tegenover de zandstreek een dergelijke "Barm" aangelegd in 1416. Die barm volgde van aan St.- Kruis kerk de Hoogweg of Hoge Wegel tot aan de Doornhut; en van de Doornhut langs de Moerkerkse steenweg, voor bij Lettenburg, langs de oude weg naar Vijve Kapelle, waar hij zuidwaarts afdraaide naar het Veld.

Het water van het gebied ten zuiden van deze barm, dit wil zeggen van Male en gedeeltelijk van Sijsele, moest door de Male Leie naar Damme en het Zwin afgeleid worden, zonder contact te hebben met de Watering van den Broek of deze van Zuid over de Lieve.

Om dezelfde reden was de Male Leie op beide zijden voorzien van dijken vanaf de steenweg van St.-Kruis naar Vijve Kapelle tot aan Damme, dus voor zover ze paalde aan de Watering van den Broek. Want de Male Leie mocht geen water opnemen noch van de Watering van den Broek noch van deze van "Zuid over de Lieve”, die op de oostzijde aan de Male Leie grensde.

De Watering van den Broek waakte angstvallig op het in goede staat houden van haar barm; bij zover dat deze watering in de periode 1764-1767 hierover een jarenlang proces voerde.

Het goed Avignon was in die periode in het bezit van de heer François du Hamel, die in de omgeving meerdere bezittingen had. Daardoor steunden op 20 augustus 1764 een groep landbouwers uit de omgeving Seigneur du Hamel door te getuigen dat het Barmke geen schade had geleden en dat er geen gevaar bestond voor doorbraak of overstroming. Uit andere documenten uit hetzelfde dossier blijkt dat Seigneur du Hamel grond van de Barm had ingepalmd en dat hij ook enkele bomen had afgekapt die er op geplant waren door de watering; en dat hij van andere bomen de wortels had afgekapt, waarschijnlijk in de hoop deze bomen op die wijze rapper aan hun einde te helpen.

Fr. du Hamel verweerde zich en verdraaide de zaak door te zeggen dat hij geen aanspraak miek op het eigendomsrecht van de Barm.

De sluismeesters van de Watering van de Broek lieten zich echter niet bepraten en dienden op 15 december 1764 een klacht in bij de Kamer van het Brugse Vrije, en dit voor de tweede keer, en gericht tegen Seigneur du Hamel. De eerst klacht ging over het afgraven van de Zijdeling of Barm, en de tweede, die de eerste herhaalde, voegde er bij dat du Hamel nu ook bomen had afgekapt. De zaak was voor goed aan het rollen en zowel de Watering van den Broek als Fr. du Hamel lieten hun zaak door een advocaat verdedigen.

Op 8 maart 1765 lieten de sluismeesters van den Broek de schade door du Hamel aangebracht vaststellen door de gezworen landmeters Maelstaf en Gilliodts. Het jaar 1766 ging voorbij met schriften en verweerschriften tussen de advocaten. Op 13 januari echter maakten de Burgemeester en Schepenen van de heerlijkheid van Male hun advies over aan de Raad van Vlaanderen, die hen daarom gevraagd had.

Op 9 augustus 1767 volde de uitspraak van de Kamer van de Raad van Vlaanderen te Gent: Seigneur François du Hamel werd veroordeeld tot het betalen van 1.400 gulden vergoeding wegens de schade die hij had toegebracht aan "de boerendyck ofte soo ghenaemt sydelinck". (*)

(*) Stadsarch Brugge 6, Nr 347, Bundel Watering van den Broek.

 

Bijlage (uit hetzelfde bundel):

Ten versoecke van Dheeren sluysmeesters der waeteringhe vanden Broucke verclaeren d’onderschrevene geswooren lantmeters sLands vanden Vrijen ter plaetse geexamineert te hebben den barme ofte sydelinghe vande selve waeteringhe geleit ten jaere 1416 tot bevrydinghe vande vremde waeteren van Maele, Sysele en andere, ende bevonden te hebben dat het selve sydelinck recht over het goet Avignon, competerende Sn. Fr. du Hamel met consoorten, ende soo verre de landen van het selve goet zijn gaende merckelijck op den suytcant ter straetewaert nieuwelynckx is afgheschroeyt, dat al aldaer drye boomen daer gestaen hebbende afgecapt syn ende veele wortelen van de boomen staende op het voorschreven sydelynck afgecort ende beschaedigt syn, alles te meer den selvenbarme ofte sydelinck  conforme seker originele caerte van de gemelde waeteringhe vanden Broucke ten jaere 1574 gemaeckt by Jr Pieter Pourbus daer by geseyt staet breedt te syn tot twee roeden in dien tydt, den selven alsnu nauwelyckx breedt bevonden hebben tot eene roede en alf. Aldus bevonden toirconden in daten achtsten maerte 1765.

(get.) Maelstaf Gilliodts.

Ruzie over de "Barm" te Sint-Kruis en Vijve Kapelle

René De Keyser

Rond de poldertorens
1976
01
041-043
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26